Zaterdag 23 Mei. N°. 119 134e Jaargang-. 1891. Arie Smit, J. H. C. Heijse. J. J. van Kerkwijk, Mr P. C- J. Hennequin. Middelburg 22 Mei. Dr KUYPER'S JUBELTOON. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k 8 met uitzondering van Zon- en Feestdagen? Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel? Bij abonnement lager? Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens aüa dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. m. Maar wel valt to wijzen op fouten en LETTEREN EN KUNST. <wma iidmböme (in ham. The vmometer. Middelburg 22 Mei vra. 8 u. 53 gr, m. 12 u. 60 gr., av. 4 n. 58 gr. F. Verwacht W. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenF. v. d. Peul, teZierikzee: A. C. deMooij, teTholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bnreau's van Nijgh Van Ditmak, te Botterdam, de Gebe. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Pnblicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één nnr aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen. Voor de zeer belangrijke verkiezingen, die op D i n s da g 9 Juni moeten plaats hebben voor ieden der Tweede ka mer, bevelen wij ten dringendste bij de kiezers aan in het DISTRICT MIDDELBURG, DISTRICT GOES, DISTRICT ZIERIKZEE, (Aftredend lid.) DISTRICT OOSTBURG, Een eer die den anti-revolutionnairen niet toekomt Wij wezen in onze vorige opstellen onze lezers op de onderlinge verhouding, die er bestaat tusschen de beide mannen, van wie in de laatste drie jaren de grootste invloed op onze regeeringspolitiek uitging. Wij her innerden aan den ondank van den eenen tegenover den ijver van den anderen om de partij van dr Kuyper te steunen en te hel pen wij wezen op de onchristelijke wijze; waarop zij, die den leider der strenge Calvi nisten niet erkennen als hun hoofd en voor hem niet willen buigen, worden bejegend; op den weinig lieflijken toon, waarop over de politieke bondgenooten wordt gesproken, wanneer men in comité is. Dat alles is geen nieuws, al is de her innering eraan ook nuttig, vooral in onze dagen, nu weldra de kiezers weer uitspraak zullen moeten doen, welke richting zij wen- schen dat aan ons bestuur zal worden gegeven. Reeds jaren konden wij dat onzedelijk spel aanschouwen, waarbij de een den hoogsten toon aanslaat en de ander zich verloochent om toch ook een deel van de behaalde winst te verkrijgen en misschien later wel het grootste deel te erven. Want men stelle zich niet voor dat een man als dr. Schaepman niet tegen dr. Kuyper zou opgewassen zijndat hij louter belangeloos zich door deze tot werktuig laat gebruiken. De toekomst is zijn hoopal behoort er voor hem moed toe om in de huidige omstandigheden te blijven hopen. En dr, Kuyper kent zijn Pappenheimers. Terwijl hij binnen Utrecht zijn „Mannen broeders" vleit met een beroep op hun kracht, op hunne zelfstandigheid, op hun eer zucht, en het doet voorkomen of zij alleen de macht hebben op staatkundig gebied, en de hulp der katholieken kunnen derven, ja die bondgenooten quasi van zich stoot, verkon digt hij in de Standaard weer andere stel lingen en lokt hij hen op de bij hem ge bruikelijke wijze. Dag en dag bijna lezen wij daarin verklaringen van den hoofdredac teur, dr. Kuyper, om hetgeen in Utrecht gezegd werd door den leider der Calvinisten, dr. Kuyper, en den bondgenooten ontstemde, goed te maken en te doen vergeten. Zoo ook verscheen in het nommer van heden een opstel om aan te toonen „hoe kortzich tig, hoe ondiep, hoe oppervlakkig het geoor deeld is, zoo Calvinisten op staatkundig gebied elk samengaan met Rome verafschu wen, en ineensmelting met de liberalen durven aanprijzen." Tegenover de grootspraak elders valt deze aandrang om toch de onmisbare hulp niet fif te stooten te meer in het oog. De be wering, in ons vorig opstel geuit, wordt hierdoor ten volle bewaarheid: zonder ka tholieken geen invloed bij de anti-revolution- naire partij op den gang van Nederlands regeeringszaken. En toch verkondigde dr Kuyper in zijne rede tot opening der jongste deputaten- vergadering nog deze stelling„wat men ook aanmerke, dit toch blijft onze onver- iiesbare winste dat we èn „Regiernngsfahig" zijn gebleken, èn dat elk da capo van 1857 en 1866 ons door onwankelbare trouw onzer mannen in het kabinet is gespaard". „Onze mannen"; en dat nog wel zoo klinkt het even te voren uit denzelfden mond„vier onzer mannen tegelijk inden Raad der Kroon, niet om aan de deur van het kabinet hun anti-revolutionaire plunje af te leggen, maar om ook in het kabinet voor de ons heilige beginselen pal te staan en te strijden." Komt de eer, in deze woorden opgesloten, den anti-revolutionnairen toe Wij aarzelen niet die vraag beslist ont kennend te beantwoorden. Waaruit is in de drie jaren, waarin een anti-liberaal ministerie aan het bewind is geweest, gebleken dat de Kuyper-partij Regierungsfdhig is Wij zoeken te vergeefs naar feiten tot bewijs van die redeneering. Wat het kabinet met behulp der liberalen nog wel, die nooit zoo kleingeestig waren als weleer hun t egenstanders,m et den tegen- woord igen minister De Savornin Lohman aan het hoofd, om al te bestrijden wat niet van part ij ge nooten kwam tot stand bracht, het waren meestal zaken van zuiver practischen aard, reeds lang voorbereid door liberale regeeringen, en waarbij van eene bepaalde richting geen sprake was. En zelfs bij de oplossing der kwestie van den dag: de schoolkwestie, moesten de mannen, die dan zoo fier heeten pal te staan en te strijden voor de heilige anti-revoluti- onnaire beginselen, zich zoodanig inbinden en durfde baron Mackay, wiens gematigdheid juist zijn grootste roem was, zoo weinig aan dr. Kuyper's eischen voldoen, uit vrees van totaal fiasco te maken, dat zelfs de leider der Calvinisten in Utrecht zijne teleurstelling niet kon verbergen maar moest verklaren „al kwam onze vlag nog niet voor üe coterie-vlag in stede, toch golft van de steng thans onze wimpel met de leuze „Rechtsgelijkheid" in top." Voor zulk eene winste waarbij slechts een wimpeltje werd veroverd maar de vlag der tegenpartij ongeschonden bleef is het toch niet zaak zoo luide te spreken van groote overwinningen. Laat dr Kuyper onder eigen partijgenooten eens vragen om een eerlijke erkentenis, hij zal ervaren dat ook hierbij teleurstelling ondervonden werd, omdat men meer verwacht had van die mannen met hun anti-revolu- tionnaire plunje" en hoe vooral in deze het knellend juk der katholieke bondgenooten hen dwong tot gematigdheid, niet het minst ten opzichte der vaderlandsche geschiedenis, die men zoo gaarne van protestantsch stand punt zag verhaald, terwijl ook deband, die de vrije school aan de schatkist bindt, velen bezwaart. Waar zijn verder de sporen te vinden van de echte anti-revolutionnaire beginselen, op ons staatsbestuur in den jongsten tijd ge drukt door hen, die zoo zeer geschikt zijn bevonden om te regeeren Een grief, tegen de liberalen herhaaldelijk geuit, was hun streven naar staatsbemoeiing; zij lieten den staat ingrijpen in het huiselijk leven, in de verhoudingen tusschen werk gever en arbeider; en waar niet all Dat mocht niet volgens de anti-revolutionnaire staatsleer. En wat gaf deze regeering trots die beginselen Eene nieuwe wet, niet alleen op den arbeid van kinderen, maar ook van volwassen vrouwen; een voorstel tot loonsuitbetaling volgens bepaalde voor- Bohriften; zjj vereenigde zich met de voort zetting van eene enquête naar den toestand der arbeiders in alleriei takken van hun bedrijf, niettegensCaaasre Üe huidige minister van binnenlandsche zaken zich vroeger tegen zulk een enquête verklaarde. Dit alles waardeeren wij, omdat het geheel ligt in de lijn van een liberaal regeerings- systeem; maar het pleit juist vóór onze beginselen en tegen die der anti-revolution nairen. Dat thans, nn van alle kanten de drang naar sociale hervormingen steeds sterker wordt, ook de leider der Calvinisten zijne deputaten dien weg heen wijst dit is louter politieke berekening, omdat anders de „min ontwikkelde massa", voor wien dr Kuyper zich zoo bijzonder interesseert, hem ontglippen zou. De „christelijk-democrati- sche ontwikkeling van onzen volksstaat" heet thans het symbool waaronder men strijden zal, terwijl vroeger al wat slechts eenigszins zweefde naar staatsbemoeiing sterk werd bestreden. Zoo wijzigen zich ook in dit opzicht, ter wille van eigenbelangzuchtige bedoelingen, de uiterlijke kenteekenen van een partij, die dan nog durft stotfen op de kracht van hare beginselen en op hare Regierungsfühigkeit. Dit is te stouter, omdat de korte loopbaan van dr Kuyper zeiven als lid der Tweede kamer het duidelijkst sprekend bewijs van het tegendeel is geweesten juist in de drie jaren, waarin het huidige kabinet-Mackay aan het roer was, het tegendeel zoo duide lijk bleeken die beginselen totaal schip breuk leden. Een Keuchenius de incarnatie van de zuiver Calvinistische en de onvervalschte anti-revolutionnaire principes; ondervond heltigen tegenstand van de katholieke bond genooten en van eigen vrienden; en toen hij eindelijk moest heengaan kwam als zijn opvolger, zij het ook op een anderen zetel, jbr mr A. F. de Sarvornin Lohman, die bij zijn binnentreden van het kabinet wel dege lijk aan de deur zijn anti-revolutionDaire plunje voor het grootste deel aflegde. De felle Calvinist werd een kalm ministeren stootte hij weleer door zijn feilen haat en al te vurigen strijd zijne tegenstanders van zich, thans zal zijne gematigdheid naar ons gevoelen menig echt Calvinist, die alle hoop op hem had gevestigd in de dagen toen hij nog niet op het kussen zat, van hem ver vreemden. Zijne eenige concessie aan zijne vrienden, de vaccine-wet, ligt daar als een doodgeboren vrucht. Voldoen aan de eischen van de ware anti-vaccine-mannen kan zij nietmaar de oppositie er tegen is toch reeds niet het minst van katholieke zijde zoo sterk dat zij wel rustig zal blijven liggen om stillekens te verdwijnen. Waar blijven nu de vruchten van het anti-revolutionnair regeeringsbeleidstel dat die te wachten waren van een kabinet, dat uit een allegaartje bestond en nog bestaat Gereformeerden vormen de meerderheid maar zij durvan niet hunne beginselen op den voorgrond stellen uit vrees voor verlies van den steun der katholieken, aan wie ook een tweetal zetels zijn afgestaan, die door werkzame en talentvolle mannen van karak ter worden ingenomen. Dan vindt men daarin een conservatief, op wiens beleid menige aanmerking is te maken; en zocht de premier nog steun bij een liberaal, omdat hij onder zijn eigen partijgenooten geen ge schikt persoon voor den restenden zetel scheen te kunnen vinden. Wat blijft er over van de eer, die dr. Kuyper tegenover zijn anti-revolutionnairen broeders hun beginselen zoo kwistig toe zwaaide Waaruit is wij vragen nog eens de Regierungsfühigkeit gebleken van de Cal vinistische beginselen, zooals hij die jaren lang heeft gepredikt en die hij nu, gewij zigd naar de omstandigheden, dagelijks den volke verkondigt Wij laten het oordeel aan ieder onpartij dige hij zal moeten toestemmen dat het opschrift, boven dit gedeelte van onze be- schouwing geplaatst, aan de waarheid niet te kort doet. tekortkomingen, hoofdzakelijk te wijten aan de mannen, die de ultra-anti-revolutionnaire beginselen huldigen en de volgelingen van dr. Kuyper bij uitnemendheid zijn. Dit doen wij in een laatste opstel, te wijden aan zijn jubeltoon. De commissie uit de Tweede kamer, belast geweest met het onderzoek van het verslag eener inspectie over de Militaire acade mie, gehouden naar aanleiding van de in de zitting van 20 December jl. door den heer Goekoop medegedeelde feiten en gedane vragen, heelt daarover rapport uitgebracht. Zg betuigt haren dank aan den minister van oorlog voor den spoed, waarmede het onderzoek is ingesteld en voor den ijver om het zoo volledig mogeljjk te deen plaats hebben. De commissie doet opmerken, dat de indruk naar buiten van het door de inspectiecommissie opgemaakt verslag in kracht zou hebben ge wonnen, indien niet enkel militaire maar ook andere autoriteiten, nl. op bouwkundig gebied, er aan hadden kunnen medewerken en indien het burgerljjk element ook in de commissie ware vertegenwoordigd geweest. De commissie uit de Kamer kwam tot eene conclusie, waarvan de inhoud hieronder volgt (waarbjj valt op te merken dat de strekking ervan in de kamerverslagen minder juist was medegedeeld tengevolge van de onduidelijke voorlezing door den rapporteur.) Bedoelde conclusie luidt als volgt Dat de totaal-indruk, dien de .commissie verkreeg bjj nauwgezette overweging van het geen het thans afgeloopen »onderzoek nopens aangelegenheden van inwendigen en huishou- deljjken aard" der koninklgke militaire aca demie heeft aan het licht gebracht, verre van gunstig is, behoeft ongetwijfeld geen nader betoog. Men moge het belang en den omvang der gebleken leiten trachten te verkleinen, ze trachten te vergoelijken en te verontschuldi gen; de feiten, thans geconstateerd, moeten tot ingrgpende maatregelen aanleiding geven, zal de koninklgke militaire academie aanspraak op een goeden naam kunnen doen gelden. De commissie, de aandacht der kamer op dezen minder gunstigen toestand vestigend, spreekt tevens haar vertrouwen uit dat de regeering zich bereid zal toonen om alles in het werk te stellen ten einde in dien toestand verbetering aan te brengen. Zg stelt de kamer voorharén dank aan den minister van oorlog te betuigen voor de overlegging van het verslag der commissie van inspectie en te besluiten dat aan den minister een afschrift van dit verslag zal worden toe gezonden," De correspondent van het Vaderland te Pa ramaribo seint DonderdagHet oproer is be teugeld. Patrouilles waken nog voor het behoud der orde. Bg kon. besluit zjjn benoemdtot lid en voorzitter der commissie, aan welke in 1891 wordt opgedragen het afnemen van het examen, bedoeld in art. 12 der wet tot regeling van het hooger onderwgs, dr C. J. Eggink, inspec teur der gymnasia; tot leden dier commissie dr K. G. P. Schwartz, rector van het gymnasium te Doetinchemdr J. J. Hartman, conrector van het gymnasium te Leidenmr dr J. B. Kan, rector van het gymnasium te RotterdamP. F. H. van Hooflj rector van het gymnasium te Katwjjk; F. J. Kramer, leeraar aan het gymnasium te Utrecht dr W. Evers, directeur der eerste afdeeling van het bisschoppelijk seminarium van Roer mond, gevestigd te Rolduo, gem. Kerkrade dr Th. P. H. van Aalst, leeraar aan het gym nasium te 's Gravenhagedr R. H. van Dorsten, leeraar aan het gymnasium te Rotterdam en dr A. Kettner, leeraar aan het gymnasium te Amsterdam. Yerder wordt de adelborst der le kl. M. C. van ABsendelft de Coningh, wegens in doch niet door den dienst ontstane lichaamsgebreken, den 16en Juni a. voor den tgd van éen jaar op pensioen gesteld ten bedrage van f 400 's jaarswordt de ingenieur der 2e kl. bg de marine K. F. Koning, met ingang van den 31en Mei a., gedetacheerd aan boord van Hr. Ms. pantserdekkorvet Sumatra en is de heer G. van Eijsselstegn, arts, met ingang van 1 Juni a., benoemd tot officier van gezondheid der 2e kl. bij de zeemacht. Nog is lo de kapt. F. A. Egter van den staf der infanterie, adjudant van den inspecteur van dat wapen, met ingang van 1 Juli a., in zjjnen rang overgeplaatst bjj het regiment grenadiers en jagers2o en goedgekeurd dat de kapt, A. J. Gevers Leuven, van het regiment grenadiers en jagers, met ingang van den sub 1° genoemden datum, worde benoemd tot ad judant van den inspecteur der infanterie en, in verband daarmede, gerekend van dien datum worde overgeplaatst bg den staf van gemeld wapen. Bg de bespreking van het bg art. 23 der Legerwet te bepalen contingent trok, in de Donderdag gehouden zitting van de Tweede kamer, de heer Yan der Kaay zjjn amende ment in, de verantwoordelijkheid van een booger percentage overlatende aan de regeering. Dientengevolge verviel ook het sub-amendement- Van Dedem. De heer Rooseboom verklaarde de regeerings- wjjziging van art. 23 te betreuren. Yoor hem was het mooie er nu af. Het oorspronkelgk voorstel was een geheel en goed gemotiveerd. De minister bestreed nader het amendement- Kolkman en verdedigde het stelsel der regee ring Hjj kan noch mag medewerken tot amen- lementen, die onvoldoende zijn om het doel te bereiken, dat hij zich voorstelt. Na bestrjjding van het artikel door den heer Yan Houten stelde de heet A. van Dedem, ook namens de heeren Zyp, Borret, Van der Boren en Glinderman, voor de maxima van het con tingent te bepalen op 12.200 (in plaats van 13.200) voor volledige en 1900 (instede van 2500) voor korte oefening. Hg lichtte dat amendement nader toe en hoopte dat de regee ring die wjjziging niet onaannemelijk zou ver klaren. Bij de bepaling der regeling van de werk zaamheden in die zitting maakte dr Schaepman eene grappige opmerking. Hg wees op psychi sche verschijnselen, die bewjjzen dat het tgd voor de Kamer is de werkzaamheden te eindi gen, en verklaarde er prjjs op te stellen eenigen tgd beschikbaar te hebben om met zjjne kiezers in aanraking te komen. Yoor den heer V. d. Feltz, die vast zit in zgn Assen's burgslot, is dit minder noodig, zeide hjj, maar hjj zelf hechtte er wel degeljjk aan, vilaine als hjj is, zich met zgn vilaines (de kiezers) in aanraking te stellen. Deze opmerking wekte natuurljjk de alge- meene vrooljjkheid. In het hoofdkiesdistriot Alkmaar moet door de verschillende afdeelingen van den bond van liberale kiesvereenigingen eene herstemming voor candidaat plaats hebben tusschen de heeren mr W. van der Kaay, aftredend lid, ea C. Y. Gerritsen. De eerste kreeg 31, de laatste 42 van de 97 uitgebrachte stemmen. Aan de ministers van waterstaat, handel en njjverheid, financiën en koloniën is door het hoofdbestuur der Hollandsche maatschappij van Landbouw een adres gericht, waarin dat mede deelend dat het met belangstelling vernam, dat H. E. het advies eener commissie wensehen bjj het onderzoek der vraag omtrent de door Nederland, in verband met de opzegging van verschillende met vreemde mogendheden gesloten handels- tractaten, in de naaste toekomst te voeren handelspolitiek, verklaart zjjne teleurstelling niet te ontveinzen nu het kennis nam van de samenstelling der commissiën. Daarin toch heeft slechts een protectionistisch gezind landbouwer zitting, zoodat de groote meerderheid der land bouwers, die geene beschermende rechten wenscht, zich in de commissie niet zal doen hooren en het dus niet zal kunnen worden gezegd, dat de landbouw in de commissie vertegenwoor digd is. Het hoofdbestuur gevoelt zich gedrongen om dit reeds nu te constateerentenzjj de ministers zouden kunnen besluiten, om de com missie in den door hen gewenschten geest aan te vullen. In de eerste helft der maand Juni a. s. zal te Rotterdam eene hoogst belangrjjke col lectie moderne schildergen verkocht worden, nagelaten door den heer L. Y. Ledeboer Bz aldaar. Daarin komen stukken voor van de beste Nederlandsche en vreemde meesters als i A. H. Bakker Korff, David J. Bles, B. J. Blommers, J. W. van Borselen, Ch. Brias, X. de Cock, Leon Danseart, Ch. Gira'rdet, J. H. L. de Haas, G. Henkes, J. A. Hejjermans, A. Jacomminni, E, L. G. Isabey, H. F. C. ten Kate, Nicaise de Keyser, Klinkenberg, Jan Kobell, B. C. Koekkoek, H. Koekkoek Sr., YY. Koekkoek, P. M. Molgn, L. Palizzi, W. Roelofs, Mevr. Hear, Ronner, Ch. Rochussen, A. Schelf hout, P. van Sohendel, J. C. Schotel, C. Sprin ger, I. A. B. Stroebei, H. A. (van Trigt, H. Yalkenburg, E. J. Yerboeckhoven, J, H. Ver-; fleyen, 0. Yerlat, S. L- Yervw, W, Verschuur 3rn

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 1