Een drama op school.
LAATSTE BERICHTEN.
FEUILLETON.
EDMONDO DE AMICIS.
VERKOOPINGEN ENZ.
3227.25 met eene toelage nit de gemeentekas
van 3179.25. Zij wordt goedgekeurd.
Alsnn komt in behandeling het kohier voor
do inkomsten-belasting voor 1891.
Bmg. en weth. stellen voor eene heffing
van 3 pCt. te nemendaardoor zal wel een
kleinigheid te veel geheven worden, doch
het nemen van een lagere percentage, over
eenkomende met de behoefte, nl. 2.88 brengt
moeilijkheden in de praktijk met zich.
Zonder discussie wordt het kohier daarop
vastgesteld en de voorgestelde percentage
aangenomen
Alsnu geschiedt voorlezing van den volgenden
brief van het Burgerlek armbestuur
naar aanleiding van het ten aan
zien van den heer W. J. Jansen in
de vergadering van 8 April ver
handelde.
Middelburg, den 16 April 1891.
Mijne heeren
Het heeft eenigen leden uwer vergadering
goedgedacht in hare zitting van den 8 dezer
een afkeurend oordeel uit te spreken over de
bonding van het burgerlijk armbestuur ten
aanzien van dr Jansen.
Daargelaten of dat votum billijk was zonder
voorafgaand onderzoek en gemotiveerd, waar
de belanghebbende zelf zich niet of althans
niet officieel bij den raad over de behandeling
van het burgerlijk armbestuur heeft beklaagd,
zij het ons vergund langs dezen weg bij uwe
vergadering en bij het publiek ons standpunt
te verdedigen.
Vooraf wenschon wij te erkennen, dat gedu
rende den tijd dat dr Jansen met een gedeelte
der heelkundige armenpraktijk is belast geweest,
nooit eenige klacht ten zijnen aanzien bij ons
is ingekomen.
Wij grijpen deze gelegenheid gaarne aan om
daarvan getuigenis al te leggen, opdat bij
niemand de onjuiste meening zou postvatten, dat
gebrek aan ijver of nauwgezette plichtsbetrach
ting aan de zijde van dr Jansen tot het volgen
der gewraakte gedragslijn zou hebben aanleiding
gegeven.
Zooals reeds meermalen door deskundigen
in en buiten uwe vergadering is beweerd, is
het in het belang der armen, dat zoowel de
genees- als de heelkundige praktijk in éene
hand berust.
Daar de drie heeren Jansen, Berdenis van
Berlekom en Meijers de bevoegdheid bezitten
om de geneeskundige praktijk in haren gehee-
len omvang uit te oefenen, hield onze voor
zitter, op onze uitnoodiging, op 13 November
1890 eene conferentie met die heeren, teneinde
hun gevoelen te vernemen omtrent de uitvoer
baarheid van het voornemen van het burgerlijk
armbestuur om bij de periodieke aftreding van
dr Jansen den dienst zoo te regelen, dat elk
der drie geneeskundigen een derde gedeelte
der armenpraktijk in haren geheelen omvang
zou worden opgedragen.
Toen het bleek dat bij den heer Jansen
tegen die niet geringe uitbreiding van zijnen
diei stkring niet het minste bezwaar bestond,
meende onze voorzitter hem, namens het bur
gerlijk armbestuur, den eisch te moeten [stellen
voor dat geval de spoorweg-practijk te laten
varen.
Die eisch werd door een uwer leden vreemd
en eenzijdig genoemdeen ander lid stelde
de vraag, waaraan het burgerlijk armbestuur
bet recht ontleent om dien eisch te stellen.
De uitspraak van den eene, zoowel als de
vraag van den andere, wekt onze hoogste
verbazing.
Vreemd toch kan die eisch in geen geval
worden genoemd, want, waar het burgerlijk arm
bestuur de vaste overtuiging heeft, dat de
geneeskundige praktijk veel tijd eischt, daar
spreekt bet van zelf, dat de verplichting om
op gezette tg den zich buiten het grondgebied
der gemeente op te houden, de richtige uitoe
fening van de praktijk in den aangewezen
dienstkring menigmaal in gevaar zou kunnen
brengen en aanleiding zou kunnen geven tot
onnoodige opdrachten naar het gasthuis, zeer
ten nadeele der gemeente-financies.
Die eisch zou voorts eenzijdig zijn bij ver
gelijking met de twee andere heeren, aan wie
immers zulk eene voorwaarde niet werd gesteld.
Die vergelijking gaat natuurlijk niet op, omdat
de beide andere heeren, voor zooveel ons bekend
is, g< en betrekkingen vervullen, waardoor zij
tot afwezigheid buiten Middelburg op gezette
tijden worden verplicht, zoodat in casu van
vernederende eenzijdigheid geen sprake kan zijn.
Waaraan het burgerlijk armbestuur dan het
recht ontleent om deze voorwaarde te stellen
Wel, mijne heeren, waaraan anders dan aan
het voorschrift van art. 4 der door uwe ver
gadering vastgestelde verordening, regelende de
geneeskundige armverzorging, waarbij aan ons
bestuur is opgedragen het doen der voordracht
ter benoeming.
Hieruit volgt immers van zelf het reebt om
iemand niet voor te dragen, wanneer hij niet
Uit het ltaliaansch.
vau
Men leze eerst het hoofdblad.
De juffrouw viel haar met een smeekend
gebaar in de redewant op dat oogenblik
versoheen Julia; haar vader stond achter in
de zaal en juffrouw Galli zei in allerjjl tot
haar: »Ga gauw naar papa toef" Het kind
liep weg, tonder zich in het gelid te soharen
wil voldoen aan de voorwaarden, die het bur
gerlijk armbestuur in het belang der armen en
der gcmeente-financiën meent te moeten stellen.
Er bestaat dus tnsschen het doen der voor
dracht en het stellen van den eisch een onver
breekbaar verband.
De heer Jansen weigerde evenwel aan dien
eisch te voldoen, waarna het burgerlijk arm
bestuur, uit consideratie voor zijn persoon en
met het oog op bezwaren van de zijde der
twee andere heereo, besloot van zijn voornemen
af te zien.
Bij ons Bchrijven van 14 Nov. 1890 n° 132
droegen wij daarop dr Jansen aan uwe verga
dering ter herbenoeming als heelmeester voor.
Blijkens missive van burg. en wetb. dd. 23
December no 24/25 werd ods bericht dat de
raad de benoeming van dr Jansen had aange
houden met liet oog op de wenschelijk geachte
herziening der verordening, regelende de ge
neeskundige armverzorging.
Mogen wij eene gissing wagen, dan werd die
benoeming aangehouden om de mogelijke ver
onderstelling dat dr Jansen lij die nieuwe
regeling niet meer in aanmerkiDg zou kunnen
komen.
Die gissing vindt te meer grond in de om
standigheid, dat de tegelijkertijd voorgedragen
geneeskundige, de heer Meijers, onmiddellijk
door uwe vergadering is herbenoemd.
Hoe het zij: de raad weigerde de benoeming;
de schuld der niet-berbenoeming ligt dus in
geenen deele bij liet burgerlijk armbestuur,
maar eenig en alleen bij den raad.
Sommige leden uwer vergadering hebben
alzoo het burgerlijk armbestuur in staat van
beschuldiging gesteld wegens eene daad, die de
raad zelf heeft gepleegd.
Tegenover een college als de gemeenteraad
van Middelburg voegt het ons niet, mijne
heereD, die handelwijze te qualiöceerende
appreciatie daarvan meenen wij gerust te mo
gen overlaten aan het oordeel van uwe ver
gadering en van allen, die met belangstelling
kennis nemen van alles, wat in uwe zittingen
behandeld wordt.
Iatusschen moest toch in de bestaande va
cature worden voorzien.
Volgens art. 10 al. 2 der verordening moest
dit geschieden dcor de andere geneeskundigen,
dus door de heeren J. J. Berdenis van Ber
lekom en J. Meijers.
Wanneer de omstandigheden het vorderen,
kunnen burg. en wetb., volgens het derde lid
van dat artikel, de tijdelijke waarneming van
den dienst ook aan andere, niet door den
gemeenteraad aangestelde genees- ot heelkun
digen opdragen, waaronder dr Jansen op dat
oogenblik, tengevolge van het aanhouden der
benoeming, moest worden gerangschikt.
In casu nu vorderden de omstandigheden
het nietde heeren Van Berlekom en Meijers
toch waren volkomen bevoegd en in staat den
heelkundigen dienst waar te nemen.
Niettemin hebben wij uit consideratie voor
den heer Jansen hem voor de tijdelijke waar
neming voorgedragen; van onbillijkheid onzer
zijds tegenover dien heer kan dus geen sprake
zijn.
Toen hij echter ook deze tegemoetkoming
onzerzijds met eene weigering, om langer dan
tot 31 Januari 1891 de opdracht te aanvaarden,
beantwoordde, toen achtten wij ons niet ver
antwoord langer de gelegenheid te laten voor
bijgaan om te geraken tot den gewensebten
toestand, waarbij genees- en heelkundige dienst
in eene haud vereeuigd zijn.
Waar nu een der leden uwer vergadering het
denkbeeld beeit geopperd om burgemeester en
wethouders uit te noodigen een voorstel te doen
geneeskundigen te benoemen voor de wijken,
vroeger waargenomen door den heer Haring
man, daar zij het ons vergund te doen opmer
ken, dat geene benoeming kan geschieden zonder
vooraf ingezonden voordracht van ons bestuur,
welke na het hiervoren medegedeelde, in den
geest zooals door dat lid werd gewenschf, van
het tegenwoordige bestuur natuurlijk niet kan
worden gewacht.
Ten slotte moet ons de verklaring van het
hart, dat de scherpe wijze, waarop door som
mige leden uwer vergadering over het burgerlijk
armbestuur, dat meent zijn plicht te hebben
gedaan, is gesproken en waartegen door geen
der leden krachtig is geprotesteerd, ons diep
beeft getroffen en naar ons gevoelen onvermij
delijk wantrouwen in de handelingen van dat
bestuur moet wekken.
Wij zien ons daarom tot ons leedwezen ver
plicht gezamenlijk eervol ontslag uit onze be
trekking aan te vragen, tenzij ons bestuur in
de eerstvolgende vergadering van den gemeen
teraad op de meest voldoende wijze in zijne
eer worde hersteld.
De leden van het burgerlijk armbestuur,
(get.) C. J. J. A. van Teijlingen, J. J. v. d
Harst Az., M. C. Jeras, J. O. Frederiks, J. C.
van den Broecke, J. J, Ceulen, D. J, Dronkers
Aan den gemeenteraad
vau Middelburg.
maar de vrouw begreep haar bedoeling en
riep, terwjjl zjj zich omkeerde, om den vader
na te oogen, die zonder haar gezien te hebben
met zijn dochtertje wegging»0, wees maar
niet hang; ik heb niets tegen het kind of
tegen monsieur. Ik begrjjp wie mij dien poets
gespeeld heelt. Maar weet gjj wel dat ik in
staat ben om die zekere dame in bet byzjjn
der geheele school den mantel uit te vegen,
weet g(j dat wel Ik heb nog een oude
rekening met haar te vereffenen, begrijpt gjj 1
Drommels nog toe!" riep zjj op de tanden
knarsende, met gebalde vuisten, »'t is gelukkig
voor haar dat zij van ochtend niet hier geko
men isZjj heeft er zeker de lucht van gehad
dat ik er zon zjjn."
Juffrouw 'Galli trachtte haar tot bedaren te
brengen en zocht met de oogen angstvallig
uaar de directrice, maar de vrouw ging hoe
Naar aanleiding van dezen brief wordt door
den heer mr A. P. Snouck Hurgronje voorge
steld aan het burgerlijk armbestuur te kennen
te geven dat de raad, kennis genomen heb
bende van het schrijven van 16 April, bet
betreurt dat de discussiëu iu de vorige raads
vergadering aanleiding hebben gegeven tot bet
indienen van het ontslagonder verzekering
dat de raad, wsardeerend hoe dat bestuur de
hem toevertrouwde belangen behartigt, het uit-
noodigt op zijn verzoek terng te komen.
De heer Snouck Hurgronje licht dit voorstel
als volgt nader toe.
De discussiën, in de voorgaande raadszitting
geuit, hebben op het burg. armbestuur den
indruk gemaakt als zou de raad een votum
van wantrouwen hebben willen uitbrengen tegen
dat bestuur.
Spreker acht dat een dwalinghij vindt het
onnoodig en ongewensebt op het vroeger gespro
kene terug te komen, want hij vermoedt dat
het geenszins in de bedoeling van een der
leden heeft gelegen iets te zeggen, waarin een
reden tot wantrouwen zon liggen.
Hij gelooft te spreken naar de meening van
de meeste raadsleden, waar die na het lezen
van den brief tot de overtuiging zuilen gekomen
zijn dat het armbeetuur moest handelen zooals j
het deed.
De heer jhr mr W. H. Snouck Hurgronje kan
volkomen met den vorigen spreker medegaau.
Hij vindt wel dat het armbestuur wat al te licht
op de teenen zich getrapt toont, doch bij wil,
waar bij hem van wantrouwen nooit sprake is
geweest, het voorstel van den vorigen spreker
gaarne aannemen.
Dat wil ook de heer Snijders, maar hij blijft
betreuren dat het burgerlijk armbestuur in de
zaak Jansen heeft gehandeld als het gedaan
heeft. Hij neemt niets terug van de ieiten, die
hij in de vorige zitting heeft gerelateerd en die
hij thans nog door andere zou kunnen staven.
De heer Van der Swalme zal ook medegaan
met het vcorstel-Snouck Hurgronje, omdat hij
van oordeel is dat er eene misvatting bestaan
heeft, die bij een kalme beschouwing het bur
gerlijk armbestuur blijken zal.
De beer Schorer betuigt ook zijne sympathie
met het voorstel en wenscht een verzuim te
herstellen, in de vorige vergadering door hem
begaan. Toen heeft hij vergeten te doen uit
komen dat hij zich vereenigdemet desprekers,
die niet instemmen met de handeling tegenover
den heer Jansen, in het midden latend door
wie die begaan is.
Sprekers grieven waren vooral gericht tegen
het dag. bestuur dezer gemeente. Hij koesterde
daartegen geen wantrouwen maar verschilde
daarmee van opinie over deze zaak. Het advies
van het burg. armbestuur is niet juist geweest,
maar de handeling, die daarop gevolgd is,
drukt nr eer op het dag. bestuur dan op het
armbestuur.
De heer Van Dnuné vraagt of bij de behan
deling van het voorstel-Snonck Hurgronje ook
de brief van het armbestuur kan besprokeD
worden.
De voorzitter meent dat al zeer veel over die
zaak gesproken is en is van oordeel dat alleen
het voorstel moet besproken worden
De heer Van Dunné eerbiedigt de meening
dat in deze zaak al te veel is gesproken maar
wil ook de meening geëerbiedigd-zien van hen,
die over de zaak gesproken hebben.
Naar spreker meent ging het in de vorige
zitting niet aan klakkeloos zich neder te leggen
bij het gedaan voorstel. Feiten zijn aange
voerd, inlichtingen zijn verkregen en men heeft
alles doen neerkomen op het burgerlijk arm
bestuur, terwijl bnrg. en weth. eigenlijk de
schuldigen waren.
In de December-vergadering van den raad
is gezegd dat de raad besloot aan bnrg. en
weth. te verzoeken den heer Jansen opuieuw
te benoemen; dit werd gedaan, wijl de raad
niet voldoende was ingelic'at. In de vorige
vergadering is terecht
Hier roept de voorzitter spreker tot de orde
met verzoek niet terng te komen op de dia-
cussiën in de vorige zitting.
Met betrekking tot den ernst, waarmode het
burgerl. armbestuur zijne taak waarneemt
wijst de heer Van Dunné op de corresponded
tie lusschea het armbestuur en dr. Jansen
waarbij een vergissing begaan is.
Een votum van wantrouwen is niet geuit
en daarom acht spreker het dwaas een motie
van vertrouwen te geven.
Nogmaals herhaalt spreker dat alle misver
stand te wijten is aan gebrek aan inlichtingen
in de raadszitting van 17 Dec.
Wij hebben voor een burger gesproken, die
was mishandeld, en besproken het college, dat
door een verkeerd advies daartoe aanleiding
had gegevenzegt spreker.
De heer Van Dunné blijft ten slotte hand
haven wat hij zeide alleen voegt hjj daarbij
dat hij dit niet zou gedaan hebben, wanneer
hij beter ware voorgelicht geweest.
Met algemeene stemmen wordt alsnu het
voorstel-A. P. Snouck Hurgronje aangenomen
langer hoe opgewondener voort»Dat dit
portret mjj zoo iets durft aandoen 1 Een kind
als het rnjjue, zoo'n engel van een kind. Een
vorstenkind zou het zich tot een eer rekenen
om naast haar te mogen zitten 1"
Juist op dit oogenblik kwam haar dochtertje
naar buiten. Haar moeder zoo woedend en
de juffrouw zoo bedroefd ziende, begreep zjj
wat dat tooneel beduidde en vol berouw dat
zjj iets verteld had, begon zij te schreien.
Haar moeder draaide zich om, gaf haar een
stomp en zei: »Zwjjg, kwade meid! Met
jengelen krjjgt men geen voldoening voor be-
leedigingen 1 En ik wil voldoening hebben 1"
herhaalde zjj tot de juffrouw gewend, en haar
stem verheffende; »ik weet heel goed dat die
mevrouw rnjjn kind heeft laten achteruit
zetten, om mjj een slag in het gezicht te geven
want ik ken haarik heb vjjf maanden bjj
Burg. en weth. doen nu het volgende voorstel:
Ofschoon wij bij onze meening moeten blijven
volharden dat de verordening, regelende het
pensioneeren en het op wachtgeld stellen der
gemeente-ambtenaren en bedienden, het toeken
nen van een wachtgeld aan den heer W. J.
Jansen, gewezen gemeente-heelkundige, niet
toelaat, knnnen wl), nsar aanleiding van de ver
werping van ons voorstel in de vergadering
van den 8en dezer, wel niet anders dan u
voorstellen genoemden beer voor den tijd van
vier jaren, ingaande l Februari jl., een wacht
geld te verleenen van 233.33, zijnde 2/3 van
zijne vroegere jaarwedde (art. 9 der verordening).
Wij hebben mitsdien de eer u een voorstel
n den geest van het vorensUanie te doen.
Da heer Van Hoek stelt voor geen wacht
geld te. verleenen maar eene toelage voor vier
jaren toe te staan van 233.33. Hij licht dit
nader toe, waarop de heer Da Stoppelaar zijne
meening uiteenzet over de aanhangige kwestie.
De heer Jansen was z. i. geen vast ambtenaar en
kan ook niet gepensioneerd worden.
Dit geeft den heer Snijders aanleiding om
de zaak zelve opnieuw ter sprake te brengen
doch op verzoek van den voorzitter ziet hij
van bet woord af.
De heer Tak is ook van meening dat de heer
Jansen geen vast ambtenaar is en er geen kwestie
zijn kan van wachtgeldspreker kan dus niet
medegaan met het voorstel van burg. en weth.
en evenmin met het amendement van den heer
Van Hoek, omdat hier gelukkig geen armoede
te lenigen valt ot ellende te voorkomeu, zooals
bij een vorige gelegenheid, toen spreker voor
een dergelijke toelage stemde, het geval was.
De heer Schorer vraagt of de heer Van
Hoek er geen bezwaar in vindt om bij zijn
amendement te voegen: na verloop van dien
tijd zal in overweging genomen worden of de
toelage al of niet zal blijven voortduren.
Dit acht de heer Van Hoek niet noodig.
Verlaugt de heer Jansen na 4 jaar de toe'age,
dan kan hij dit den raad vragen, terwijl anders
een der raadsleden een daartoe strekkend voor
stel doen kan.
Daarop dient de heer Schorer de door hem
gewenschte aanvulling zelf in
De heer Van Dunné verklaart daarvoor te
zuilen stemmen.
Het sub-amendement van den heer Sehorer
wordt aangenomen met 9 tegen 6 Btemmen.
Vóór stemmen de heeren Van Dunné, A. P.
Snouck Hurgronje, Jeras, Snijders, De Ligny,
Van Berlekom, Van der Swalme, jhr mr W. H.
Snouck Hurgronje en Schorer.
Het amendement van den heer Van Hoek
wordt vervolgens aangenomen met 12 tegen 3
stemmen. Tegen stemmen de heeren Tak, W. J.
Sprenger en De Stoppelaar.
Van W. Groenewoud is een reclame inge
komen tegen zijn aanslag in den hoofd, omslag
over het jaar 1890, omdat hij geen drie maan
den in deze gemeente verbleef; hij verzoekt
royeering.
Burg. en weth. stellen voor dit verzoek
niet voor inwilliging vatbaar te verklaren
Alzoo wordt besloten.
Goedgekeurd wordt een staat van oninbare
posten over 1888 betreffende de hondenbeRs-
ting, ten bedrage van f 76.
Eindelijk komt nog ter tafel het volgende
schrijven:
De commissie van bestuur van de gemeen-
tegasfabriek en der gemeente duinwaterleiding,
gevolg gevende aan het bepaalde bij art. 15
der verordening heeft de eer als directeur voor
de gemeente-gasfabriek en de gemeente-duin
waterleiding aan te bevolen den heer Pieter
Polet, thans directeur der gemeente gasfabriek
alhier.
Aangezien het der commissie wenschelijk
voorkomt dat de directeur zich tijdens den
aanleg geheel op de hoogte stelt van de
ligging der buizen, de plaats der dnikers enz.,
waardoor hij, vooral in den eersten tijd, ge
dwongen zal zijn, dikwijls buiten de gemeente
te vertoeven, acht de commissie de benoeming
van eenen onder-direeteur noodig en heeft zij
daarom de eer u te verzoeken, baar machtiging
te verleenen daartoe sollicitanten op (e roepen
op eene jaarwedde van f 1200.
Zij stelt zich voor dan later voor de benoe
ming eene aanbeveling bij u in te dienen.
Tot de benoeming overgaande wordt de
heer Polet met algemeene stemmen benoemd
een briefje was blanco.
Daarna komt aan de orde de machtiging
aan de commissie voor de gasfabriek tot het
oproepen van sollicitanten voor de betrekking
van onderdirecteur.
De heer Tak vraagt of het niet wenschelijk ie,
alsvorens tot die oproeping over te gaan, eene
instructie vast te stellen, opdat de sollicitanten
hunne verplichtingen kennen.
De heer W. J. Sprenger deelt mede dat de
gascommissie geen instructie wenscht te maken,
wijl zij den onderdirecteur tijdelijk wenscht te
benoemen, bij wijze van proef; als hij voldoet
kan hij later voor eene vaste benoeming in
aanmerking komen.
De heer Tak j nicht dat idee zeer toe, daar
door vervalt zjjn bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt de ge
vraagde machtiging verleend.
Thans zou aan de orde komen de behande
ling der concept-verordening van algemeene
plaatselijke politie; met het oog op het gexor-
derde uur wordt daarmede echter niet aange
vangen en de zitting gesloten.
Sclierpenisse. Heden zijn hier by in
schrijving aanbesteed de gewone onderhouds
werken aan de waterkeering van den ealami-
teusen polder Scherpenisse voor 1891/92. Daarvoor
was door de volgende heeren ingeschreven voor
de achter hnnne namen vermelde sommon
De Groot ad f 10.360Lavoojj ad f 10.990Bo-
lier ad 10.768; Van Popering ad f 10.830;
Bolier ad 10.880Van Strien ad 10.969
De Wilde ad 10.759Moerland te Stavanisae
ad f 10.440; De Rjjke idem ad/ 10.860;Moer
land te St. Annaland ad 10.510Poorvliet
te Walsoorden ad 10.579 en Gelnk te Tholen
ap 10.299.
De raming bedroeg f 10.770.13. Het werk
is nog niet gegund.
Honden. De minister-president van New-
Foundland zal in het hoogerhuis het ontwerp
van lord Knutstord bestrjjden, inhoudende de
dwangwet tegen de kolonie New-Foundland ter
verhindering dat Engelsche visschers zich tegen
de Franschen verzetten.
Honden. Lord Salisbury verklaarde dat
het tyastip der algemeene verkiezingen nabjj is.
Dinsdag werd, door de notarissen K. F.
Koksma te Sluis enJ. A. de Wolff te Vlissingen,
te Sluis eene belangrijke veiling van onroerende
goederen gehouden. Er werd verkocht:
Eene hofstede, staande en gelegen te Sluis,
wijk Heille, in den polder bewesten Eede be
noorden Sint Pietersdjjk, groot 26.07.80 H. A.t
aan den heer J. de Lille te Gent voor den heer
Alfred Brënvart, grondeigenaar en njjveraar te
Armentières, voor 23.600, behalve 4000 voor
overname der gebonwen en boomprys
2.64.10 H. A. bouwland te Cadzand in den
Strydersgatpolder aan den heer Iz. de Hulln Iz.,
landbouwer aldaar, voor f 2705
0.91.10 H. A. bouw- en weiland, aldaar in
gemelden polder, aan denzelfden voor 905
2.83.40 HA. bouwland aldaar, in den Oude-
landschen polder, aan den heer Abr. Brevet Az.,
landbouwer aldaar, voor f 2500
0.29.80 H. A. bonwland aldaar, in gemelden
polder, aan den heer Abr. Kotvis, landbonwer
te Znidzande,, voor mej. de wed' H. vanPeenen
landbouwsteraldaar, voor 240
44.86.32 H. A. wei- en bonwland, tuin, tuin
gronden en erfpachtsgronden te Cadzand, in
den Kievittenpolder, aan den heer mr P. C. J.
Hennequin, burgemeester te Aardenbnrg, voor
mevrouw de wede J. M. Hennequin-Palesteyn
van Hoek, grondeigenares te Middelburg, voor
f 8700
6.87.80 H. A. bouwland te Retranchement, in
den Verschepolder, aan den heer Abr. van de
Sande, onderwyzer te Retranchement, voor
ƒ4800.
2.86.70 H. A. bouwland en erfpacht sgrond te
Retranchement (Ter Hofstede), aan den heer
Js Maselée, landbouwer te Retranchement, voor
5800;
1.53.33 H. A. weiland, aanwas en watergang
te Znidzande, in den Austerlitzpolder, aan den
heer F. B. de Brujjcken, grondeigenaar te Oost-
bnrg, voor 1620
4.63.80 H. A. bouwland aldaar in gemelden
polder aan den heer Alph. Breydel Poelcking,
grondeigenaar te Gent, voor f 6000
14.01.10 H. A. bouwland te Schoondyke, in
den Prins Willempolder, aan den heer Anth.
Lnteyn, landbonwer aldaar, voor den heer mr
A. P. Snouck Hurgronje, grondeigenaar te
Middelburg, voor f 12700
4.70.00 H.A. bouwland, te Waterlandkerkje,
in den Yan der Bekepolder, aan den heer
Emm. van Hoorebeke, koopman te Langebrngge,
bjj Gent, voor mevrouw de wed. J. P. Carpen- -
tier, grondeigenares aldaar, voor f 4800
0.44.20 H.A. bouwland te Sint Kruis, in den
beooster Eederpolder, aan den heer J. B. Hermie
smid aldaar, voor f 300
1.59.00 H.A. bonwland en rietland aldaar in
genoemden polder, aan den heer A. J. de Brujjne,
landbonwer te St. Kruis, voor 1130.
Alles met de gewone 10 pereent voor wyn-
penningen en 11% verkoopskosten.
Uit bovenstaande koopprijzen valt duidelijk
op te maken dat de waarde der landeryen in
dat district stygende zjjn.
haar gediend en zjj heeft my weggezonden,
omdat ik hare leeljjke streken ontdekt had
En ik zal alles zeggen 1"
De juffrouw, bleek en ontdaan, trachtte haar
naar de deur te dringen, smeekte haar te
zwygen en zeiLater moet gjj alles eens
aan my alleen vertellen, denk aan de kinderen
maak nu geen schandaal."
Maar de kinderen, die er dicht in de buurt
Btonden, hadden alles gehoord en Maria Yinini,
die er ook by was, miste geen woord; de
leerlingen der andere klassen waren midden
jn de zaal blyven staande ouders en dienst
boden kwamen dichterbij. Eindelyk verscheen
de directrice, statig en ontzagwekkend.
»Wat ia dat Hier op deze plaats
Welk een onbeschaamdheid 1"
Zjj wenkte gebiedend tegen de leerlingen,
die all een zwerm musschen nit elkaar stoven I
- »Elke plaats is goed om zich recht te
verschaffenantwoordde de vrouw, nog drif
tiger wordende bjj het verschynen dezer toe-
hoorderes. »Ik zeg dat men mjj gemeen be
handeld heeft. Hier moeten geen rjjken en
geen armen zyn. En nu komt die groote dame
en wil niet dat myn kind naast het hare zit
omdat het hare bederven zal. Hoe durft zjj
van bederven te spreken, met alles wat ieder
een van haar. weet! Neen, ik wil niet zwygen r
mevrouw de directrice, gjj moet nw plicht
doen, in plaats van haar party te nemen 1"
{Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj D. G. Kröber Jr., te Middelburg