N°. 62. 134e Jaargang. 1891, Zaterdag 14 Maart. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieb' 'ichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 rege; 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden L.-.ekend naar plaatsruimte. Middelburg 13 Maart. rnrmrrr- MIPIELBlMïSCIIE COURANT. Thermometer. Middelburg 13 Maart vm. 8 u. 37 m. 12 u. 47 gr., av. 4 u. 47 gr. Verwacht O. wind. gr F. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W.Bolland, teKruiningen: F. v. d.Peul, teZierikzee: A.C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nleuwenhtjijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bnrean's van Nijgu Van Ditmar, te Botterdam, de Gebb. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie généraie de Publieité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één tiur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonus nog worden opgenome n De persoonlijke dienstplicht beschouwd nit een maatschappelijk oogpunt. Donderdagavond werd in de groote Schut tershofzaal alhier, op uitnoodiging van de libe rale kieBvereeniging Eendracht maakt macht te Middelburg, door. den heer mr H. Smeenge, lid van de Tweede kamer der staten-generaal, eene voor ieder toegankelijke openbare voor dracht gehouden. De zaal was zeer goed bezet; tal van hoorders van allerlei stand en richting waren aanwezig. De heer Smeenge begon met te zeggen dat hjj met genoegen de uitnoodiging om hier te spreken had aangenomen, omdat hij van mee ning is dat bijeenkomsten als deze groot nut kunnen stichten, wijl daardoor de kiezers en belangstellenden op de hoogte kunnen gebracht worden van onderwerpen, die aan de orde van den dag zjjn in 's lands vergaderzaal. Gaarne was spreker ook hierheen gekomen, omdat het zjjn nut hebben kan dat iemand uit eene andere streek hier optreedt, ten eerste omdat een die uit verre streken komt minder hekend is, en tweedens omdat iemand, die voor een ander district als volksvertegenwoordiger optreedt, dan eens door anderen, dan die hem afvaardigden, kan worden beoordeeld en zich tevens ook kan op de hoogte stellen van wen- Bchen, die in eene andere streek worden ge koesterd dan in de zijne. De heer Smeenge stelde zich dan ook disponibel om na zijne voordracht met wenschen, zoo die er zjjn, in kennis te worden gesteld, zoo mogeljjk om zich daarvoor te bekwamer tjjd in de bres te stellen ot bezwaren uit den weg te kunnen ruimen. Daarna zeide spreker tot onderwerp zjjuer voordracht gekozen te hebbende persoonljjke dienstplicht beschouwd uit een maatschappeljjk oogpunt. Hjj achtte het vraagstuk onzer landsverde diging, waarvan de zaak die hjj bespreken wilde een belangrjjk onderdeel is, tegenwoordig in al zjjne volheid aan de orde van den dag, van algemeen belang niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen, niet alleen voor jon gelingen maar ook voor jonge dochters, niet alleen voor rjjken maar ook voor minder ge- fortuneerden, niet alleen voor mindergegoeden maar ook voor armen, niet alleen voor geloo- vigen maar ook voor hen die het met den godsdienst, volgens het oordeel van sommigen, minder nauw nemen. Het geldt toch het voorzien in de behoefte van hetgeen noodig is voor de verdediging van het ons allen zoo dierbaar grondgebied van ons vaderland. Daarop stelde spreker in het licht, hoe met het oog op de verdediging van dat grondgebied en met het oog op de inwendige rust en veilig heid het vraagstuk der dienstplicht-regeling de volle aandacht verdient. Vervolgens zette hjj uiteen, waarom hjj be weerde dat de aanhangige zaak ook voor de leden van het zwakke maar schoone geslacht van groot belang is. Is het bij den men en Vader in den regel een bezwaar van materieelen aard, dat hem ingenomen doet zjjn tegen den persoonljjken dienstplicht, bjj de vrouw treedt het zedeljjk element op den voorgrond. Juist de moeder is het, die zoo noode haar met zooveel zorg opgevoeden zoon naar de kazerne ziet gaan, waar zjj, onbekend met al de feiten en toestanden, meent, dat alles w»t door haar met zooveel zorg is opgebouwd wordt afgebroken. Juist de jonge schoone is het, die voor geen geld ter wereld haar beminde den soldatenrok ziet aantrekken, omdat bg de tegenwoordige inrichting het helaas te dikwerf onfatsoenlijk wordt genoemd met een verdediger des vader lands, met iemand die geroepen is een deel van zjjn besten tjjd te besteden aan het be lang van koning, volk en vaderland, te minnen of te kozen. En dat verzet moet worden gebroken wil men komen tot de invoering van den persoon lijken dienstplicht, eene invoering die spreker gelooft dat een einde zal maken aan een toe stand, niet meer passende zoo hjj dat al ooit heeft gedaan in den geest van den tegeDwoordigen tjjdeen toestand die niet anders kan ten gevolge hebben dan dat bjj eventueel gevaar van buiten de verdediging van 't vaderland moet overgelaten worden aan een deel van 't volkeen toestand die bjj ernstige binnenlandsche beroeringen geen zeker heid geeft dat men op dat leger staat kan maken, dus den goedgezinden geen waarborg geeft voor rust en veiligheid. Wjjziging van den bestaanden toestand is noodig. En wanneer men zeggen mochtelke wijziging zai zwaarder lasten opleggen en die zijn niet te dragen en mogen dus niet worden opgelegd, dan antwoordt spreker, lo waarom moet elke wjjziging zwaarder lasten opleggen en 2o indien het algemeen belang, het behoud van 't vaderland een ander stelsel eischt moet men nemen dat, wat in verband is en bljjft met de draagkracht. Spreker wenschte niet in bjjzonderheden te treden over wat de aanhangige legerwet is of worden moet, maar wees er enkel op dat erin is voorgesteld te breken met het stelsel der plaatsvervanging. Spreker ging daarop voort met eraan te her inneren, hoe in het begin der 18e eeuw, tjjdens den koning stadhouder Willem III, in ons land het vestingstelsel in vollen bloei was en hoe de ondervinding geleerd heeft dat met dit stelsel van doode weermiddelen is moeten ge broken worden. Toen heeft de Oud-Hollandsche waterlinie het hart des lands behouden, thans verwacht men hetzelfde van de nieuwe Hol- landsche waterlinie. In het kort besprak de heer Smeenge de legervorming in de laatst voorgaande eeuwen en vergeleek die met de tegenwoordige. Dat het militieleger niet populair is geworden, is een feit, dat door spreker werd geacht het gevolg te zjjn van de door Napoleon ingevoerde zoo gehate conscriptie en omdat door de plaats vervanging de meergegoede inwoners zich den plicht der landsverdediging door plaats vervanging kunnen afkoopen. Yerder toonde spreker aan dat, waar volgens deskundigen bij een eventueelen oorlog ons leger alleen en slechts ternauwernood voldoende is om onze vestingen te bezetten, daaruit volgt dat van een veldleger, niet om in 's vjjands land te dringen, maar onze grenzen zoolang mogeljjk te bewaken, geen sprake is. Evenzoo is het bjj een krachtdadig hand haven der neutraliteit. Weet men dat wjj werkeljjk in staat zjjn zoo noodig onze onzjjdigheid met kracht te hand haven, dan zal men zich wel wachten onze onzjjdigheid te schenden. Weet men daaren tegen dat wjj zwak zjjn, dan komt men er misschien toe haar te schenden en zullen wij alle nadeelige gevolgen daarvan ondervinden. Doch dan ook zjjn alle millioenen, die jaar- ljjks daaraan worden besteed, onnut wegge worpen. In de talrjjkheid van ons leger is eenige verbetering gebracht door den dienattjjd te verlengen eerst tot 6 «n nu het laatst tot 7 jaren. Bjj het nemen van dezen maatregel is het in 't oog gevallen, dat de lasten niet goed zjjn verdeeld en dat die het zwaarst drukken op hem, die verplicht is zelf zijn dienst te vervullen. Na nog met een enkel woord de schutterjj besproken te hebben en te hebben aangetoond dat zjj als reserve ongeschikt is, besprak de heer Smeenge de nu voorgestelde legerwet, die, behalve dat ieder tot den dienst geroepene persoonljjk zjjn dienst moet vervullen, wil een grooter leger en talrjjker reserve van beter gehalte dan de schutterjj. Daarop bracht spreker de plaatsvervanging ter sprake. In den regel, zeide hjj, plaatst men zich bjj de bespreking van deze vraag op een verkeerd Btandpunt. Men vestigt het oog altjjd op tjjden van vrede en dit moet z. i. niet geschieden; eerst in oorlogstjjd moet blijken of de bestaande inrich ting proefhoudend is of niet. Stel dat het vaderland in gevaar is, wat zal er dan gebeuren De zonen der meergegoeden hadden tot heden het recht zich te doen vervangen en hebben, op een enkele uitzondering na, daarvan gebruik gemaakt, zjjn dus niet in het leger, en de kinde ren der mindergegoeden vormen, omdat zjj zich niet konden laten vervangen, onze strjjdmaeht. Als dus hetten strjjde 1 weerklinkt moeten de weerbare mannen van 20-25 jaren uit de minder- gegoede klassen naar het oorlogsveld, zjj moeten dan vermoeienissen en ellende doorstaan, hun leven wagen, zullen Bneuvelen bij honderden, ja bij duizenden misschien, en eindeljjk den vjjand keeren of verjagen. Eu de meergegoeden, zjj die een plaatsvervan ger of nummerverwisselaar hebben gekocht, zullen thuis bljjven, kunnen niet medewerken tot verdediging van vrjjheid en onafhanke- ljjkheid; zij mogen lezen van de ontberin gen die hunne broederen zich getroosten, van de ellende die ze verduren, den heldenmoed waarvan ze bljjk geven en eindeljjk bljjft hun niets anders over dan van schaamte rood zich te verbergen als Nederland zijn naam behoudt, ter- wjjl zjj geen vinger hebben uitgestoken. Mocht men spreker tegenwerpenin tjjden van gevaar zullen ook de meergegoeden bloed en goed willen veil hebben ten bate van het bedreigde vaderland. J-n .-^ijst hij erop dat zij niet kunnen medewerken, wjjl zjj ongeoefend zjjn en niet in staat om als strijdbare mannen op te treden. Vaderlandsliefde en een geweer toch zijn niet genoeg om een soldaat te maken'' zeide terecht een hooggeplaatst deskundige. Mocht erop gewezen worden dat sommigen der meergegoeden als officier en onderofficier in de gelederen treden, dan stelt de heer Smeenge daar tegenover dat, waar een aantal personen vrij willig het beroep van soldaat gekozen heb ben, dit anderen niet ontheffen kan van den smaad zich aan de verdediging van het vader land te hebben onttrokken, terwjjl de bewering dat het onderofficierskorps voor een groot deel bestaat uit personen, behoorende tot die krin gen der maatschappjj, die van dienstvervangiDg kunnen profiteeren, nog moet bewezen worden, en voorts het gezamenljjk aantal oificieren niet zooveel bedraagt als dat van hen, die zich jaarljjks in den dienst doen vervangen. In geval van nood dienen alle Klassen der maatschappjj te zamen, schouder aan schouder, geljj keljjk geoefend, de verdediging des lands op zich te nemen. Maar ook in vredestoestand verdient per soonlijke dienstplicht aanbeveling. Het ver- bljjf in de kazerne zou er door verbeteren; voor hen die thans verplicht zjjn te dienen en voor hen die daartoe zouden verplicht worden zou de dienst een uitstekend opvoedingsmiddel zjjn. Van tjjd tot tijd gaan er stemmen op tegen de inrichting der kazernes en tegen de wjj ze van verpleging en voeding der soldaten; ja er zjjn er die op hoogen toon beweren dat de gestelde machten weinig zorg besteden aan het lot der manschappen. Onverdiend is zeker die beschuldiging, doeh stel ze ware verdiend, zou dan de toestand ongetwijfeld niet verbeteren door de invoering van den persoonleken dienstplicht, juist door het feit dat jongelieden, uit alle klassen der maatschappë het soldatenleven samen hadden te deelen Uit den aard der zaak weet ik zeide de heer Smeenge dat het onwaar is, dat de volksvertegenwoordiging opzetteljjk uit een soort van zelfzucht meer let op de belan gen van de eene dan van de andere klasse der maatschappp, zooals kwalëk gezinden dik werf willen doen gelooven. En toch is het waar dat aller belangen nog niet goed worden behartigd, doch waardoor komt dat vroeg spreker, en zën antwoord luidde: uit gebrek aan bekendheid en zoo is het ook hiernuttige regelingen, misschien hoogst gemakkelëk en zonder kosten te maken, blë- ven misschien achterwege, omdat men niet op de bestaande toestanden is opmerkzaam ge maakt. En gesteld zelfs, wat spreker aanneemt, dat de grieven tegen kazerneering, voeding, verple ging en behandeling van den soldaat zën over dreven, zoodat de toestanden later niet noe menswaard zullen veranderen, dan zal juist door dat feit aan kwalëkgezinden de gelegenheid worden benomen om te beweren dat sommige militaire toestanden hun grond vinden in gebrek aan belangstelling omtrent het lot der minder gegoede dienstplichtigen bë de machtigen der aarde. Ook uit een financieel oogpunt is voor persoon- lëken dienstplicht iets te zeggen. Het kader, dat thans veel geld kost en in dienst moet gehouden worden om het leger te oefenen, zal uitgebreid moeten worden, maar de posten daarvan zullen niet in evenredigheid stëgen omdat, wanneer in tëden van nood het leger wordt opgeroepen, onder de opgeroepenen.vol doend materiaal aanwezig zën zal om kader te vormen. De bezwaren, tegen persoonlëken dienstplicht aangevoerd, zën vele en naar mate de tëd die ons ervan scheidt korter wordt zullen die vermeerderen. Men zegt o. a. dat door persoonleken dienst plicht men krëgen zou een lichamelëk minder geschikt leger. Maar is dat juist Zën de meerder gegoeden minder goed gevoed, doen ze minder aan lichaamsoefeningen Neen immers, denk wat het laatste betreft aan de roeiers, de gymnasten en de sehaatsenrëders uit den meergegoeden stand. Een ander bezwaar is dat de meer onder- wezenen te hoog zouden staan tegenover het kader. Maar 't .geldt niet het leeren van Grieksch en Latën in 't leger maar militaire kundighedenen geen grond bestaat er dat daarin het kader niet hooger staan zal dan de dienstplichtigen. Nog een bezwaar worden geacht de voor rechten, die sommigen vreezen dat aan meer gegoeden zullen worden toegekend. Maar ook niet in de maatschappë wordt van ieder het zelfde gevorderdin 't leger moet ieder in de eerste plaats soldaat en onderworpen zpn, dat zal zoowel van meer ais van r;in gegoeden ge vorderd blëven. Kazernes zën genoemd kweekscholen van ontucht en onzedelpkheid. Maar is het waar Hoe velen zën er niet onder den ambachts- en boerenstand, die den soldatenrok gedragen heb ben zë zpn daar om dit bezwaar te ontzenuwen. 't Is waar militairen springen wel eens uit den band. Maar hoe komt dat Men wordt sol daat op een leeftëd dat men jong is en vioolpk; en als men dan iets bëzonders doet loopt de soldatenrok zeker het meest in het oog, maar wat enkelen doen mag de massa niet toegere kend worden evenmin als hetgeen een enkel Leidseh student afkeurenswaardig verricht het gansche korps zou depreciëeren. Maar stel het is waar, zouden dan die meer ontwikkelden geen betere richting aangeven, zouden zë zoo gemakkelyk zën mee te sleepen, of zouden zë een tegenwicht vormen en sommigen van afkeurenswaardige handelingen terughou den Nog een bezwaar wordt het geacht dat jonge lui voor gernimen tëd aan de studie zouden wor den onttrokken. Maar geldt dit ook niet voor de minder gefortuneerden worden ook zë niet nit hun betrekking, hun werkkring genomen en valt het hun somtëds niet zeer moeilëk na vol brachten oefeningstëd weder een nieuwe te zoeken Men ontneemt door afschaffing der plaats vervanging aan de mingegoeden een belang- rëke bron van inkomsten, wordt beweerd, 't Is waar voor sommigen, maar er staat tegenover dat door het remplacantenstelsel sommigen moreel en financieel ten gronde gegaan zën. En bovendien het leger is geen philanthro- piache instelling, in het leven geroepen om op indirecte wëze behoeftige personen aan geld te helpen. Daarvoor is het te kostbaar, en, wat meer zegt, daarvoor is het van te hooge beteekenis. Spreker besloot met te herinneren aan het oude Latënsehe gezegde Etiam tua res agilur, cum parits proximus ardet, wat beteekenthet geldt ook uwe zaak, wanneer het huis van uw buurman in brand staat, en wees er de meergegoeden op dat het ook hunne zaak is, wanneer het vaderland moet worden verde digd, Het geldt, zeide hë, uwe zonen, uwe doehters, uwe broederB en zusters even goed als die van de minder bedeelden en wat het behoud der goederen betreft, zeker meer. De heer Smeenge eirdigdo met den wensch uit te spreken dat wanneer wat God ver hoede onverhoopt gevaar mocht dreigen, wë allen kunnen uitspreken de bede, voorkomende in het tweede couplet van het volkslied, over tuigd van zelf alles te hebben gedaan wat mogelëk was om onze weerbaarheid zoo groot mogelëk te dom zën. Na deze met belangstelling aangehoorde en meermalen vooral bë het einde daverend ge- applaudiseerde rede werd door den voorzitter, den heer mr W. A. van Hoek de gelegenheid tot debat geopend. De heer dr J. O. Bolle maakte van die ge legenheid gebruik om, hulde brengend aan den spreker en zëne sympathie uitsprekend met de legerwet, te vragen welk resultaat het brengen van die wet in de Tweede kamer hebben zal, hoe de verhouding is der partëen in dat wetgevend liehaam en of er uitzicht bestaat dat de wet zal worden aangenomen. Nadat de heer Van Hoek had opgemerkt dat de heer Smeenge hier niet als kamerlid optrad en hë de vraag, hem gesteld, dus onbe antwoord kan laten verklaarde de inleider geen bezwaar te hebben in het geven van eenige inlichtingen. Wat het lot zal zpn der legerwet verklaarde hë niet te kunnen zeggen, wël het niet bekend is, wat in den loop van het debat gebeuren kan, waardoor sommige afgevaardigden op eene deswege gedane verklaring kunnen terugkomen. Wat den stand der partëen in de kamer be treft deelde de spreker mede dat de katholieke partg als zoodanig ten deze in twee groote groepen kan verdeeld worden. De eerste is die der onvexzoenlëken, die onder geen voorwendsel een wet willen met persoonlëken dienstplicht, en die op dien grond grootendeels hunne stem aan het ontwerp zullen onthouden. Met de tweede groep, die zich als niet onverzoenlpk wil doen voorkomen, zou misschien een verge- Ipk te treffen zën, door bëv. de nummerver- wisseling in de wet te laten. De anti revolutionnaire partp schreef in haar verkiezingsprogram van 1888 onder meer af schaffing der plaatsvervanging. Of echter het eenmaal gesprokene zal gestand gedaan worden is niet bekend. Wat de liberale partë betreft, bare leden zp'n allen voor het wetsontwerp, maar bë een deel hunner rqst de vraag: zullen niet te groote offers gevergd worden in verband met de resultaten Het is alzoo moeilëk een bepaald antwoord te geven. Eerst de openbare beraadslaging kan ieder lid tot een vast besluit brengen. Want evenmin als een dokter, boe goed hp zpn diagnose ook gemaakt moge hebben, alle omstandig heden vooruit kan voorzien en van taktiek soms moet veranderenevenmin kon mr. Smeenge verklaren wat de voortdurende hou ding der liberalen tegenover de aanhangige legerwet zën zal. Maar dit staat bë hem vast dat hë, wat hemzelve en de meeste liberalen betreft, alleen aan eene legerwet zën Btem zal geven, waarvan de hoofdbeginselen dezelfde zën als in de thans aanhangige en die bë een minimum draagkracht een maximum van weer kracht ons levert. De heer Bolle dankte voor de gegeven inlich tingen en wilde ten slotte alleen maar opmer ken dat daaruit bleek hoe twee joden weten wat een bril kost. Hierna werd door den heer Oudens van Arnemuiden het woord gevraagd. In het breede meette deze, door voorlezing van een vooraf gesohreven stuk, de zonden- lpst der liberalen nit. Kiesrecht, accënzen, leer plicht, kapitaal in portefeuille, belasting, dat alles werd aan eene critiek onderworpen, ter- wël ten slotte ook de algemeene dienstplicht in het algemeen door dezen spreker onnoodig geacht werd. Invoering van het ZwitserBohe stelsel van landsverdediging was volgens hem het eenige aannemelëke. Dit optreden kwam ons al vrp ongemoti veerd voor. Immers getuigde het niet van eene zonderlinge opvatting om in eene ver gadering, waarin een bepaald onderwerp van niet poiitieken aard was besproken, eene be schouwing over de algemeene politiek ten beste te geven, die geheel buiten de orde was Wjj bewonderden dan ook de lankmoedigheid en vrëgevigheid van den voorzitter, die den heer Oudens niet belette voort te gaan. Misschien deed de heer mr W. A. van Hoek daaraan verstandig, omdat er anders wederom geroepen zou zën over onvrëzinnigheid van den leider, die iemand belette het woord te voeren. Maar ons dunkt de heer Oudens maakte een grof misbruik van de gelegenheid die ge geven was om debat te voeren; wat na- tuurlëk in zich sluit dat men spreekt over het onderwerp dat behandeld is en naar aan leiding van hetgeen in verband daarmee door een spreker is gezegd. Geen wonder dan ook dat de heer Oudens met zëne heftige aanvallen tegen de politiek der liberale partë werd verwezen naar eene gelegenheid, waarbë die politiek aan de orde zou zën. Nadat eerst de heer mr E. Fokker een ernstig woord van protest had geuit tegen het door dezen spreker in het midden gebrachte, trad de heer Smeenge nog in eene korte weerleg ging. De veelheid der onderwerpen) door den heer Oudens aangeroerd dwong, hem daartoe, hoewel hë zich gaarne bereid verklaarde om over algemeene politiek eens een andermaal hier te komen spreken. Voor heden bepaalde hë er zich den spre ker te wëzen op het goede, door de liberalen verricht; o. a. op de vrëheid van spreken die door hen is gewaarborgd en waarvan de heer Oudens toch ook de vruchten plukt. Hë gaf toe dat het vraagstuk der belastingen het allereerst de aandacht vraagt, maar wees erop dat de be handeling daarvan thans niet ligt in de handen der volksvertegenwoordigers. Tevens deed hë da vraag of niet veel in goede richting gedaan zon zpn) indien de liberalen in de kamer vrpheid van handelen gehad hadden. Is o, a. invoering van eene kapitaalbelasting niet afgestuit op den onwil der meerderheid van andersdenkenden? Met betrekking tot leerplicht wees de heer Smeenge erop dat voor de laatste herziening der wet invoering van den leerplicht hoogst moeilëk werd geacht, omdat men hen, die vroeger verplicht waren hun onderwëa te bekostigen, niet noodeloos zwaarder wilde belasten. Zooals men weet heeft de Liberale Unie in haar manifest aan de kiezers erop gewezen dat thans na beëindiging van den schoolstrëd aan de invoering van leerplicht geen beletsel meer in den weg staat. Aangezien geen der aanwezigen verder in debat wensohte te treden sloot de voorzitter) na den spreker nogmaals dank gezegd te hebben) de bpeenkomst.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 1