N°. 62.
134e Jaargang.
1891,
Zaterdag
14 Maart.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieb' 'ichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 rege; 1.50;
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden L.-.ekend naar plaatsruimte.
Middelburg 13 Maart.
rnrmrrr-
MIPIELBlMïSCIIE COURANT.
Thermometer.
Middelburg 13 Maart vm. 8 u. 37
m. 12 u. 47 gr., av. 4 u. 47 gr.
Verwacht O. wind.
gr
F.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W.Bolland, teKruiningen: F. v. d.Peul, teZierikzee: A.C. de Mooij, te Tholen: W. A.
van Nleuwenhtjijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bnrean's van Nijgu Van Ditmar, te Botterdam, de Gebb. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie généraie de Publieité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één tiur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonus nog worden opgenome n
De persoonlijke dienstplicht beschouwd
nit een maatschappelijk oogpunt.
Donderdagavond werd in de groote Schut
tershofzaal alhier, op uitnoodiging van de libe
rale kieBvereeniging Eendracht maakt macht te
Middelburg, door. den heer mr H. Smeenge,
lid van de Tweede kamer der staten-generaal,
eene voor ieder toegankelijke openbare voor
dracht gehouden.
De zaal was zeer goed bezet; tal van hoorders
van allerlei stand en richting waren aanwezig.
De heer Smeenge begon met te zeggen dat
hjj met genoegen de uitnoodiging om hier te
spreken had aangenomen, omdat hij van mee
ning is dat bijeenkomsten als deze groot nut
kunnen stichten, wijl daardoor de kiezers en
belangstellenden op de hoogte kunnen gebracht
worden van onderwerpen, die aan de orde van
den dag zjjn in 's lands vergaderzaal. Gaarne
was spreker ook hierheen gekomen, omdat het
zjjn nut hebben kan dat iemand uit eene
andere streek hier optreedt, ten eerste omdat
een die uit verre streken komt minder
hekend is, en tweedens omdat iemand, die voor
een ander district als volksvertegenwoordiger
optreedt, dan eens door anderen, dan die hem
afvaardigden, kan worden beoordeeld en zich
tevens ook kan op de hoogte stellen van wen-
Bchen, die in eene andere streek worden ge
koesterd dan in de zijne. De heer Smeenge
stelde zich dan ook disponibel om na zijne
voordracht met wenschen, zoo die er zjjn, in
kennis te worden gesteld, zoo mogeljjk om
zich daarvoor te bekwamer tjjd in de bres te
stellen ot bezwaren uit den weg te kunnen
ruimen.
Daarna zeide spreker tot onderwerp zjjuer
voordracht gekozen te hebbende persoonljjke
dienstplicht beschouwd uit een maatschappeljjk
oogpunt.
Hjj achtte het vraagstuk onzer landsverde
diging, waarvan de zaak die hjj bespreken wilde
een belangrjjk onderdeel is, tegenwoordig in
al zjjne volheid aan de orde van den dag,
van algemeen belang niet alleen voor mannen,
maar ook voor vrouwen, niet alleen voor jon
gelingen maar ook voor jonge dochters, niet
alleen voor rjjken maar ook voor minder ge-
fortuneerden, niet alleen voor mindergegoeden
maar ook voor armen, niet alleen voor geloo-
vigen maar ook voor hen die het met den
godsdienst, volgens het oordeel van sommigen,
minder nauw nemen.
Het geldt toch het voorzien in de behoefte
van hetgeen noodig is voor de verdediging van
het ons allen zoo dierbaar grondgebied van
ons vaderland.
Daarop stelde spreker in het licht, hoe met
het oog op de verdediging van dat grondgebied
en met het oog op de inwendige rust en veilig
heid het vraagstuk der dienstplicht-regeling
de volle aandacht verdient.
Vervolgens zette hjj uiteen, waarom hjj be
weerde dat de aanhangige zaak ook voor de
leden van het zwakke maar schoone geslacht
van groot belang is. Is het bij den men en
Vader in den regel een bezwaar van materieelen
aard, dat hem ingenomen doet zjjn tegen den
persoonljjken dienstplicht, bjj de vrouw treedt
het zedeljjk element op den voorgrond.
Juist de moeder is het, die zoo noode haar
met zooveel zorg opgevoeden zoon naar de
kazerne ziet gaan, waar zjj, onbekend met al
de feiten en toestanden, meent, dat alles w»t
door haar met zooveel zorg is opgebouwd wordt
afgebroken.
Juist de jonge schoone is het, die voor geen
geld ter wereld haar beminde den soldatenrok
ziet aantrekken, omdat bg de tegenwoordige
inrichting het helaas te dikwerf onfatsoenlijk
wordt genoemd met een verdediger des vader
lands, met iemand die geroepen is een deel
van zjjn besten tjjd te besteden aan het be
lang van koning, volk en vaderland, te minnen
of te kozen.
En dat verzet moet worden gebroken wil
men komen tot de invoering van den persoon
lijken dienstplicht, eene invoering die spreker
gelooft dat een einde zal maken aan een toe
stand, niet meer passende zoo hjj dat al
ooit heeft gedaan in den geest van den
tegeDwoordigen tjjdeen toestand die niet
anders kan ten gevolge hebben dan dat bjj
eventueel gevaar van buiten de verdediging
van 't vaderland moet overgelaten worden aan
een deel van 't volkeen toestand die bjj
ernstige binnenlandsche beroeringen geen zeker
heid geeft dat men op dat leger staat kan
maken, dus den goedgezinden geen waarborg
geeft voor rust en veiligheid.
Wjjziging van den bestaanden toestand is
noodig. En wanneer men zeggen mochtelke
wijziging zai zwaarder lasten opleggen en die
zijn niet te dragen en mogen dus niet worden
opgelegd, dan antwoordt spreker, lo waarom
moet elke wjjziging zwaarder lasten opleggen
en 2o indien het algemeen belang, het behoud
van 't vaderland een ander stelsel eischt moet
men nemen dat, wat in verband is en bljjft
met de draagkracht.
Spreker wenschte niet in bjjzonderheden te
treden over wat de aanhangige legerwet is of
worden moet, maar wees er enkel op dat erin
is voorgesteld te breken met het stelsel der
plaatsvervanging.
Spreker ging daarop voort met eraan te her
inneren, hoe in het begin der 18e eeuw, tjjdens
den koning stadhouder Willem III, in ons land
het vestingstelsel in vollen bloei was en hoe
de ondervinding geleerd heeft dat met dit
stelsel van doode weermiddelen is moeten ge
broken worden. Toen heeft de Oud-Hollandsche
waterlinie het hart des lands behouden, thans
verwacht men hetzelfde van de nieuwe Hol-
landsche waterlinie. In het kort besprak de
heer Smeenge de legervorming in de laatst
voorgaande eeuwen en vergeleek die met de
tegenwoordige.
Dat het militieleger niet populair is geworden,
is een feit, dat door spreker werd geacht het
gevolg te zjjn van de door Napoleon ingevoerde
zoo gehate conscriptie en omdat door de plaats
vervanging de meergegoede inwoners zich
den plicht der landsverdediging door plaats
vervanging kunnen afkoopen.
Yerder toonde spreker aan dat, waar volgens
deskundigen bij een eventueelen oorlog ons
leger alleen en slechts ternauwernood voldoende
is om onze vestingen te bezetten, daaruit volgt
dat van een veldleger, niet om in 's vjjands
land te dringen, maar onze grenzen zoolang
mogeljjk te bewaken, geen sprake is.
Evenzoo is het bjj een krachtdadig hand
haven der neutraliteit.
Weet men dat wjj werkeljjk in staat zjjn zoo
noodig onze onzjjdigheid met kracht te hand
haven, dan zal men zich wel wachten onze
onzjjdigheid te schenden. Weet men daaren
tegen dat wjj zwak zjjn, dan komt men er
misschien toe haar te schenden en zullen wij
alle nadeelige gevolgen daarvan ondervinden.
Doch dan ook zjjn alle millioenen, die jaar-
ljjks daaraan worden besteed, onnut wegge
worpen.
In de talrjjkheid van ons leger is eenige
verbetering gebracht door den dienattjjd te
verlengen eerst tot 6 «n nu het laatst tot 7
jaren.
Bjj het nemen van dezen maatregel is het
in 't oog gevallen, dat de lasten niet goed zjjn
verdeeld en dat die het zwaarst drukken op
hem, die verplicht is zelf zijn dienst te vervullen.
Na nog met een enkel woord de schutterjj
besproken te hebben en te hebben aangetoond
dat zjj als reserve ongeschikt is, besprak de
heer Smeenge de nu voorgestelde legerwet, die,
behalve dat ieder tot den dienst geroepene
persoonljjk zjjn dienst moet vervullen, wil een
grooter leger en talrjjker reserve van beter
gehalte dan de schutterjj.
Daarop bracht spreker de plaatsvervanging ter
sprake. In den regel, zeide hjj, plaatst men zich
bjj de bespreking van deze vraag op een verkeerd
Btandpunt. Men vestigt het oog altjjd op tjjden
van vrede en dit moet z. i. niet geschieden; eerst
in oorlogstjjd moet blijken of de bestaande inrich
ting proefhoudend is of niet.
Stel dat het vaderland in gevaar is, wat zal er
dan gebeuren
De zonen der meergegoeden hadden tot heden
het recht zich te doen vervangen en hebben, op
een enkele uitzondering na, daarvan gebruik
gemaakt, zjjn dus niet in het leger, en de kinde
ren der mindergegoeden vormen, omdat zjj zich
niet konden laten vervangen, onze strjjdmaeht.
Als dus hetten strjjde 1 weerklinkt moeten de
weerbare mannen van 20-25 jaren uit de minder-
gegoede klassen naar het oorlogsveld, zjj moeten
dan vermoeienissen en ellende doorstaan, hun
leven wagen, zullen Bneuvelen bij honderden, ja
bij duizenden misschien, en eindeljjk den vjjand
keeren of verjagen.
Eu de meergegoeden, zjj die een plaatsvervan
ger of nummerverwisselaar hebben gekocht,
zullen thuis bljjven, kunnen niet medewerken
tot verdediging van vrjjheid en onafhanke-
ljjkheid; zij mogen lezen van de ontberin
gen die hunne broederen zich getroosten,
van de ellende die ze verduren, den heldenmoed
waarvan ze bljjk geven en eindeljjk bljjft hun
niets anders over dan van schaamte rood zich te
verbergen als Nederland zijn naam behoudt, ter-
wjjl zjj geen vinger hebben uitgestoken.
Mocht men spreker tegenwerpenin tjjden
van gevaar zullen ook de meergegoeden bloed
en goed willen veil hebben ten bate van het
bedreigde vaderland. J-n .-^ijst hij erop dat zij
niet kunnen medewerken, wjjl zjj ongeoefend
zjjn en niet in staat om als strijdbare mannen
op te treden. Vaderlandsliefde en een geweer
toch zijn niet genoeg om een soldaat te maken''
zeide terecht een hooggeplaatst deskundige.
Mocht erop gewezen worden dat sommigen der
meergegoeden als officier en onderofficier in de
gelederen treden, dan stelt de heer Smeenge
daar tegenover dat, waar een aantal personen
vrij willig het beroep van soldaat gekozen heb
ben, dit anderen niet ontheffen kan van den
smaad zich aan de verdediging van het vader
land te hebben onttrokken, terwjjl de bewering
dat het onderofficierskorps voor een groot deel
bestaat uit personen, behoorende tot die krin
gen der maatschappjj, die van dienstvervangiDg
kunnen profiteeren, nog moet bewezen worden,
en voorts het gezamenljjk aantal oificieren niet
zooveel bedraagt als dat van hen, die zich
jaarljjks in den dienst doen vervangen.
In geval van nood dienen alle Klassen der
maatschappjj te zamen, schouder aan schouder,
geljj keljjk geoefend, de verdediging des lands
op zich te nemen.
Maar ook in vredestoestand verdient per
soonlijke dienstplicht aanbeveling. Het ver-
bljjf in de kazerne zou er door verbeteren; voor
hen die thans verplicht zjjn te dienen en voor
hen die daartoe zouden verplicht worden zou
de dienst een uitstekend opvoedingsmiddel zjjn.
Van tjjd tot tijd gaan er stemmen op tegen
de inrichting der kazernes en tegen de wjj ze
van verpleging en voeding der soldaten; ja
er zjjn er die op hoogen toon beweren dat de
gestelde machten weinig zorg besteden aan
het lot der manschappen.
Onverdiend is zeker die beschuldiging, doeh
stel ze ware verdiend, zou dan de toestand
ongetwijfeld niet verbeteren door de invoering
van den persoonleken dienstplicht, juist door
het feit dat jongelieden, uit alle klassen der
maatschappë het soldatenleven samen hadden
te deelen
Uit den aard der zaak weet ik zeide de
heer Smeenge dat het onwaar is, dat de
volksvertegenwoordiging opzetteljjk uit
een soort van zelfzucht meer let op de belan
gen van de eene dan van de andere klasse
der maatschappp, zooals kwalëk gezinden dik
werf willen doen gelooven.
En toch is het waar dat aller belangen nog
niet goed worden behartigd, doch waardoor
komt dat vroeg spreker, en zën antwoord luidde:
uit gebrek aan bekendheid en zoo is het ook
hiernuttige regelingen, misschien hoogst
gemakkelëk en zonder kosten te maken, blë-
ven misschien achterwege, omdat men niet op
de bestaande toestanden is opmerkzaam ge
maakt.
En gesteld zelfs, wat spreker aanneemt, dat
de grieven tegen kazerneering, voeding, verple
ging en behandeling van den soldaat zën over
dreven, zoodat de toestanden later niet noe
menswaard zullen veranderen, dan zal juist
door dat feit aan kwalëkgezinden de gelegenheid
worden benomen om te beweren dat sommige
militaire toestanden hun grond vinden in gebrek
aan belangstelling omtrent het lot der minder
gegoede dienstplichtigen bë de machtigen der
aarde.
Ook uit een financieel oogpunt is voor persoon-
lëken dienstplicht iets te zeggen. Het kader,
dat thans veel geld kost en in dienst moet
gehouden worden om het leger te oefenen, zal
uitgebreid moeten worden, maar de posten
daarvan zullen niet in evenredigheid stëgen
omdat, wanneer in tëden van nood het leger
wordt opgeroepen, onder de opgeroepenen.vol
doend materiaal aanwezig zën zal om kader
te vormen.
De bezwaren, tegen persoonlëken dienstplicht
aangevoerd, zën vele en naar mate de tëd die
ons ervan scheidt korter wordt zullen die
vermeerderen.
Men zegt o. a. dat door persoonleken dienst
plicht men krëgen zou een lichamelëk minder
geschikt leger. Maar is dat juist Zën de
meerder gegoeden minder goed gevoed, doen
ze minder aan lichaamsoefeningen Neen
immers, denk wat het laatste betreft aan de
roeiers, de gymnasten en de sehaatsenrëders
uit den meergegoeden stand.
Een ander bezwaar is dat de meer onder-
wezenen te hoog zouden staan tegenover het
kader. Maar 't .geldt niet het leeren van
Grieksch en Latën in 't leger maar militaire
kundighedenen geen grond bestaat er dat
daarin het kader niet hooger staan zal dan de
dienstplichtigen.
Nog een bezwaar worden geacht de voor
rechten, die sommigen vreezen dat aan meer
gegoeden zullen worden toegekend. Maar ook
niet in de maatschappë wordt van ieder het
zelfde gevorderdin 't leger moet ieder in de
eerste plaats soldaat en onderworpen zpn, dat
zal zoowel van meer ais van r;in gegoeden ge
vorderd blëven.
Kazernes zën genoemd kweekscholen van
ontucht en onzedelpkheid. Maar is het waar
Hoe velen zën er niet onder den ambachts- en
boerenstand, die den soldatenrok gedragen heb
ben zë zpn daar om dit bezwaar te ontzenuwen.
't Is waar militairen springen wel eens uit den
band. Maar hoe komt dat Men wordt sol
daat op een leeftëd dat men jong is en vioolpk;
en als men dan iets bëzonders doet loopt de
soldatenrok zeker het meest in het oog, maar
wat enkelen doen mag de massa niet toegere
kend worden evenmin als hetgeen een enkel
Leidseh student afkeurenswaardig verricht
het gansche korps zou depreciëeren.
Maar stel het is waar, zouden dan die meer
ontwikkelden geen betere richting aangeven,
zouden zë zoo gemakkelyk zën mee te sleepen, of
zouden zë een tegenwicht vormen en sommigen
van afkeurenswaardige handelingen terughou
den
Nog een bezwaar wordt het geacht dat jonge
lui voor gernimen tëd aan de studie zouden wor
den onttrokken. Maar geldt dit ook niet voor de
minder gefortuneerden worden ook zë niet nit
hun betrekking, hun werkkring genomen en valt
het hun somtëds niet zeer moeilëk na vol
brachten oefeningstëd weder een nieuwe te
zoeken
Men ontneemt door afschaffing der plaats
vervanging aan de mingegoeden een belang-
rëke bron van inkomsten, wordt beweerd, 't Is
waar voor sommigen, maar er staat tegenover
dat door het remplacantenstelsel sommigen
moreel en financieel ten gronde gegaan zën.
En bovendien het leger is geen philanthro-
piache instelling, in het leven geroepen om op
indirecte wëze behoeftige personen aan geld
te helpen.
Daarvoor is het te kostbaar, en, wat meer
zegt, daarvoor is het van te hooge beteekenis.
Spreker besloot met te herinneren aan het
oude Latënsehe gezegde Etiam tua res agilur,
cum parits proximus ardet, wat beteekenthet
geldt ook uwe zaak, wanneer het huis van
uw buurman in brand staat, en wees er de
meergegoeden op dat het ook hunne zaak is,
wanneer het vaderland moet worden verde
digd,
Het geldt, zeide hë, uwe zonen, uwe doehters,
uwe broederB en zusters even goed als die van
de minder bedeelden en wat het behoud der
goederen betreft, zeker meer.
De heer Smeenge eirdigdo met den wensch
uit te spreken dat wanneer wat God ver
hoede onverhoopt gevaar mocht dreigen, wë
allen kunnen uitspreken de bede, voorkomende
in het tweede couplet van het volkslied, over
tuigd van zelf alles te hebben gedaan wat
mogelëk was om onze weerbaarheid zoo groot
mogelëk te dom zën.
Na deze met belangstelling aangehoorde en
meermalen vooral bë het einde daverend ge-
applaudiseerde rede werd door den voorzitter,
den heer mr W. A. van Hoek de gelegenheid
tot debat geopend.
De heer dr J. O. Bolle maakte van die ge
legenheid gebruik om, hulde brengend aan den
spreker en zëne sympathie uitsprekend met
de legerwet, te vragen welk resultaat het
brengen van die wet in de Tweede kamer
hebben zal, hoe de verhouding is der partëen
in dat wetgevend liehaam en of er uitzicht
bestaat dat de wet zal worden aangenomen.
Nadat de heer Van Hoek had opgemerkt
dat de heer Smeenge hier niet als kamerlid
optrad en hë de vraag, hem gesteld, dus onbe
antwoord kan laten verklaarde de inleider
geen bezwaar te hebben in het geven van
eenige inlichtingen.
Wat het lot zal zpn der legerwet verklaarde
hë niet te kunnen zeggen, wël het niet bekend
is, wat in den loop van het debat gebeuren
kan, waardoor sommige afgevaardigden op eene
deswege gedane verklaring kunnen terugkomen.
Wat den stand der partëen in de kamer be
treft deelde de spreker mede dat de katholieke
partg als zoodanig ten deze in twee groote
groepen kan verdeeld worden. De eerste is die
der onvexzoenlëken, die onder geen voorwendsel
een wet willen met persoonlëken dienstplicht,
en die op dien grond grootendeels hunne stem
aan het ontwerp zullen onthouden. Met de
tweede groep, die zich als niet onverzoenlpk
wil doen voorkomen, zou misschien een verge-
Ipk te treffen zën, door bëv. de nummerver-
wisseling in de wet te laten.
De anti revolutionnaire partp schreef in haar
verkiezingsprogram van 1888 onder meer af
schaffing der plaatsvervanging. Of echter het
eenmaal gesprokene zal gestand gedaan worden
is niet bekend.
Wat de liberale partë betreft, bare leden
zp'n allen voor het wetsontwerp, maar bë een
deel hunner rqst de vraag: zullen niet te groote
offers gevergd worden in verband met de
resultaten
Het is alzoo moeilëk een bepaald antwoord
te geven. Eerst de openbare beraadslaging kan
ieder lid tot een vast besluit brengen. Want
evenmin als een dokter, boe goed hp zpn diagnose
ook gemaakt moge hebben, alle omstandig
heden vooruit kan voorzien en van taktiek
soms moet veranderenevenmin kon mr.
Smeenge verklaren wat de voortdurende hou
ding der liberalen tegenover de aanhangige
legerwet zën zal. Maar dit staat bë hem vast
dat hë, wat hemzelve en de meeste liberalen
betreft, alleen aan eene legerwet zën Btem zal
geven, waarvan de hoofdbeginselen dezelfde zën
als in de thans aanhangige en die bë een
minimum draagkracht een maximum van weer
kracht ons levert.
De heer Bolle dankte voor de gegeven inlich
tingen en wilde ten slotte alleen maar opmer
ken dat daaruit bleek hoe twee joden weten
wat een bril kost.
Hierna werd door den heer Oudens van
Arnemuiden het woord gevraagd.
In het breede meette deze, door voorlezing
van een vooraf gesohreven stuk, de zonden-
lpst der liberalen nit. Kiesrecht, accënzen, leer
plicht, kapitaal in portefeuille, belasting, dat
alles werd aan eene critiek onderworpen, ter-
wël ten slotte ook de algemeene dienstplicht
in het algemeen door dezen spreker onnoodig
geacht werd. Invoering van het ZwitserBohe
stelsel van landsverdediging was volgens hem
het eenige aannemelëke.
Dit optreden kwam ons al vrp ongemoti
veerd voor. Immers getuigde het niet van
eene zonderlinge opvatting om in eene ver
gadering, waarin een bepaald onderwerp van
niet poiitieken aard was besproken, eene be
schouwing over de algemeene politiek ten beste
te geven, die geheel buiten de orde was Wjj
bewonderden dan ook de lankmoedigheid en
vrëgevigheid van den voorzitter, die den heer
Oudens niet belette voort te gaan.
Misschien deed de heer mr W. A. van Hoek
daaraan verstandig, omdat er anders wederom
geroepen zou zën over onvrëzinnigheid van
den leider, die iemand belette het woord te
voeren. Maar ons dunkt de heer Oudens maakte
een grof misbruik van de gelegenheid die ge
geven was om debat te voeren; wat na-
tuurlëk in zich sluit dat men spreekt over het
onderwerp dat behandeld is en naar aan
leiding van hetgeen in verband daarmee door
een spreker is gezegd.
Geen wonder dan ook dat de heer Oudens
met zëne heftige aanvallen tegen de politiek
der liberale partë werd verwezen naar eene
gelegenheid, waarbë die politiek aan de orde
zou zën.
Nadat eerst de heer mr E. Fokker een ernstig
woord van protest had geuit tegen het door
dezen spreker in het midden gebrachte, trad
de heer Smeenge nog in eene korte weerleg
ging. De veelheid der onderwerpen) door den
heer Oudens aangeroerd dwong, hem daartoe,
hoewel hë zich gaarne bereid verklaarde om over
algemeene politiek eens een andermaal hier te
komen spreken.
Voor heden bepaalde hë er zich den spre
ker te wëzen op het goede, door de liberalen
verricht; o. a. op de vrëheid van spreken die
door hen is gewaarborgd en waarvan de heer
Oudens toch ook de vruchten plukt. Hë gaf toe
dat het vraagstuk der belastingen het allereerst
de aandacht vraagt, maar wees erop dat de be
handeling daarvan thans niet ligt in de handen
der volksvertegenwoordigers. Tevens deed hë da
vraag of niet veel in goede richting gedaan zon
zpn) indien de liberalen in de kamer vrpheid
van handelen gehad hadden. Is o, a. invoering
van eene kapitaalbelasting niet afgestuit op
den onwil der meerderheid van andersdenkenden?
Met betrekking tot leerplicht wees de heer
Smeenge erop dat voor de laatste herziening
der wet invoering van den leerplicht hoogst
moeilëk werd geacht, omdat men hen, die vroeger
verplicht waren hun onderwëa te bekostigen,
niet noodeloos zwaarder wilde belasten.
Zooals men weet heeft de Liberale Unie in
haar manifest aan de kiezers erop gewezen dat
thans na beëindiging van den schoolstrëd aan
de invoering van leerplicht geen beletsel meer
in den weg staat.
Aangezien geen der aanwezigen verder in
debat wensohte te treden sloot de voorzitter)
na den spreker nogmaals dank gezegd te hebben)
de bpeenkomst.