N°. 35. 134° Jaargang. 1891. Woensdag 11 Februari Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg 10 Februari. De Gouverneur van Suriname. MIDDELBURG Thermometer. Middelburg 10 Febr. vm. 8 u. 32 gr. m. 12 u. 34 gr., av. 4 u. 35 gr. F. Verwacht Z W. wind. Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenF. v. d. Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Niedwenhuijzen en te TeinturenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau'b van Nijgii Van Ditmae, te Eotterdam, de Gebe. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mae Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zpn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen. Het Goesche anti-revolutionnaire blad inte resseert zich natuurlijk zeer voor al wat De Savornin Lohman heet; en doet, van zijn stand punt met recht, alle mogeljjke moeite om den gouverneur van Suriname de handen boven het hoofd te houden. Uit dat oogpunt is het begrppelpk dat dit blad met ingenomenheid plaats verleent aan het ook door ons in 't kort meegedeelde adres van eenige Surinaam sche firma's en plantagehouders, die aan de Eerste kamer hunne ingenomenheid betuigen met, het bestuur van dien veelbesproken gou verneur. Wjj stellen op den voorgrond dat, in ver band met de eigenaardige toestanden in Suri name, oordeelen hoogst moeiljjk isen dat wjj juist daarom nooit nalieten ook het gevoelen der verdedigers van jhr mr M. A. de Savornin Lohman onder de oogen onzer lezers te brengen Doch alles heeft zjjne grenzen. Tegenover het dwaze verwjjt dat »zekere partjj" dat is natuurlpk de liberale »dit adres verborgen houdt en meer houdt van citaten uit de Vaderlander" stellen wjj het onloochenbare feit dat dat adres volstrekt niet geheim is gehouden maar dat daarin hoege naamd geen gronden worden aangevoerd,waarop het daarin uitgeirukt vertrouwen in den gouverneur van Suriname berust. En dan laten wp hier volgen wat eene in Suriname zoo goed bekende persoonlpkheid als de heer mr. Henri Benjamins dezer dagen in het Handelblad schreef over dat adres. Hij merkte daartegenover op dat het weinig moeite kosten zou een gemotiveerd adres in iegenovergestelden zin van even groote belang hebbenden in te zenden. Er is daartegen echter een zeer groot bezwaar, namelpk dat, zoolang mr. Lohman in zpne betrekking wordt gehand haafd, hp hunne belangen in de kolonie in hooge mate zoude kuunen schaden. Verder uit mr Benjamins zjjn gevoelen over dat adres als volgt »Voor den oppervlakkigen beoordeelaar bljjft der Eerste kamer thans derhalve niets anders te doen, dan bp den minister van koloniën aan te dringen op het behoud van den land- voogd, tegen wien door de koloniale vertegen woordiging, den anderen wettigen tak van bestuur, gemotiveerde en gewichtige beschul-, digingen zijn ingebracht. Zelfs het onderzoek naar de juistheid van al die grieven zou voorkomen moeten worden. »Ware een man van zoo groote bekwaam heden als de heer P. N. Muller (een der onder teekenaars) zelf in Suriname geweest, en was 't bedoeld adres het resultaat van zijn ernstig onderzoek, de waarde daarvan zoude niet ge ring zpn. Doch 't adres, dat zonder opgave van gronden vertrouwen uitdrukt in het be heer en het regeeringsbeleid van een gouver neur, is in strjjd met de zienswijze van een veel grooter getal personen, even »onafhanke- ljjke mannen," evenzeer »in geenerlei betrek king tot het bestuur der kolonie" en die niet minder »groote belangen vertegenwoordigen" in strpd ook met de zienswpze van de geheele beschaafde bevolking ter plaatse op enkele weinigen na die toch ook evenzeer als adres santen »groot belang hebben bp den bloei en den vooruitgang der kolonie Suriname". En waarop berust dat vertrouwen Dat adres vermeldt 't zelf»zjj verklaren gaarne, dat sedert zpn optreden in deze hooge betrekking in vele toestanden belangrpke verbetering is ingetreden. Ook door een persoonlpk verbljjf en werkzaamheid van enkelen (ik cursiveer) hunner in Suriname nog kort geleden, vermee- nen zij (ik cursiveer) tot het uitspreken van een oordeel omtrent de toestanden aldaar ge rechtigd te zpn." »En welke zpn de venkelen", die in Suri name zpn geweest De heeren Blaauw, Gul- cher en Vom Eath Jr. Enkel ditzjj zpn er zeer kort geweesthoogstens twee maal, tel kens gedurende eenige maanden, en er is geen reden waarom een oordeel, op hunne inzichten gegrond, zwaarder moet wegen dan het oordeel van hen, die lange jaren in de kolonie hebben doorgebracht; dan bp voorbeeld van een man als den oud-gouverneur Smidt, die zpn gezaghebbende stem ten deze waarljjk niet heeft laten hooren uit welwillendheid jegens de door hem, in meer dan één opzicht zeer te recht, gegeeselde Surinaameche toestanden. »Het is echter waar, dat de opvatting van het bestuurswerk door mr. Lohman overeen stemt met datgene, wat menigeen, uit Neder land komende, in den aanvang zeer goed keurt. •Maar het is niet minder waar, dat na een langer verblpf in de kolonie een ieder tot andere gedachten komt. »Ik meen te kunnen volstaan met te wjjzen op iemand, die door deze regeering zeker niet zal beschouwd worden tot de oppositie te be- hooren, namelpk op den heer Verbeek, referen daris aan het departement van koloniën, afdeeling Westindieche zaken, die gedurende ongeveer 25 jaren in Suriname heeft verblijf gehouden, verscheidene besturen elkaar heeft zien opvolgen en daarmede in nauwe aanraking is geweest. Welnu, diezelfde heer heett in de Koloniale staten met nadruk er op gewezen, dat in Nederland miskenning steeds het deel is geweeBt van de Koloniale staten, waar hunne meeningen verschillen van de heer- schende in het moederland dat men in Neder land hen, die lang fin Suriname zijn, steeds pleegt voor te stellen als tot eene ot andere partjj te behooren. Toen was het de plan terepartij, thans is het de jodenpartij. Het is dan toch een zeer opmerkelijk feit, dat, als men lang in Suriname is ot geweest is, men, bp aanvankeljjk groot verschil van meening, het ten slotte volkomen eens wordt over hetgeen de kolonie voor hare welvaart behoeft, en veel leert begrijpen en op prps stellen, waarmede men zich in de eerste tpden niet kon vereenigen. Het is opmerki-lpk te vens, dat de Btaten, uit hoevele heterogene bestanddeelen ook bestaande, in hun critiek steeds eenstemmig zjjn geweest." Tot zoover wat de heer Benjamins schrpft in verband met dat adres. Hp levert echter nog meer belangrjjke beschouwingen over den hui- digen toestand en de tegenwoordige wjjze van regeeren in Suriname, en noemt daarbij feiten, die alleszins de kennisname overwaard zpn. Natuurlpk zal men zpn betoog trachten te ontzenuwen, iets waarmee de Amst. (D. v. N.) reeds is begonnen, b. v. door te beweren dat mr Benjamins ongenoemde personen, o. a. een katholieken mpnheer X, als getuigen laat op treden. Het blad vergeet echter dat, volgens uitdrukkeljjke verklaring der redactie van het Hbld., de origineele stukken in het Engelsch op haar bureau ter beschikking liggen voor den minister van koloniën en de leden der Staten-generaal. Deze zullen das zeiven kunnen zien, wie die mpnheer X. is en zoodoende voldoenden waar borg kunnen vinden omtrent de waarheidsliefde van mr Benjamins. Maar wp hebben nog een anderen, een geheel onverdachten getuige tegen jhr mr De Savornin Lohman in den correspondent van het JV. v. d. D. te Paramaribo, een man die toch waarlpk geen parti-pris heeft tegen den gouverneur. Hp heeft dezen reeds lang verdedigd of eene onpartijdige houding in deze netelige kwestie aangenomen. Zijn jongste brief is daarom te meer merk waardig en verdient tegenover de opgeschroefde verdediging van het anti-revolutionnaire blad wel de aandacht. Dien brief laten wp daarom in zijn geheel volgen. Hp luidt •De strpd tegen den gouverneur alhier blijft niet alleen voortduren, maar wordt hoe langer hoe ernstiger. •Drie dingen staan hier n. 1. vastlo dat de gouverneur zelt nooit zjjn ontslag zal vragen, 2o dat hp niet van plan schijnt om de tegen hem ingebrachte beschuldigingen te weerleggen of te vervolgen, en 3o dat de Nederlandsche regeering hem niet ontslaan zal. •De gouverneur zal n. 1., volgent hen, die hem goed kennen en dagelpks met hem om gaan, nooit zjjn ontslag vragen om reden hp zich volgens hen op zeer afdoende wpze daar omtrent heeft uitgelaten. Op gevaar af van telkens in herhalingen te treden moet ik opmerken, dat het door hem telkens gedane gezegde bestaat in het volgende: »Zjj denken in Nederland, dat ik fpngevoelig ben, maar zp vergissen zich, want ik heb de huid van een olifant 1" Hp schjjnt niet van plan om de tegen hem ingebrachte beschuldigingen te weerleggen, want het is werkelijk weerzinwek kend wat men in de vjjandige plaatselijke bladen te lezen vindt. Wie zich wil overtuigen, leze de West-Indiër van de laatste twee jaren. De meeste beschuldigingen zpn dan ook au fond volkomen waar, zoo p. a. met die brie- venquaestie. De schriftelijke last tot het niet medenemen van particulier'- rieven is wel degeljjk verstrekt en vele personen, waaronder b. v. de Engelsche consul, zpn afgewezen onder voorwendsel, dat er geen pakket verzonden werd. •Later schijnt toen het zoo goed als te laat was een klein pakketje opgemaakt te zpn om aan de verantwoording den schjjn van waarheid te geven. •Hier is ook nog een vermakelijke geschie denis met de z. g. militaire sociëteit. De zaak is deze De gouverneur heeft door den administrateur van financiën een contract laten opmaken tot het huren enz. van een groot huis voor de som van 1500 's jaars, om hef benedengedeelte daarvan in te richten, niet voor een militair tehuis, maar voor een z. g. sociëteit voor onder officieren en manschappen. Nu dacht ieder, dat de huur enz. van dat gebouw zou bekostigd worden uit particuliere fondsen in Nederland en wisten de Koloniale Staten hoegenaamd niets van een contract. Een vpand, wellicht een grappenmaker, heeft echter dat contract geschoven tusschen de stukken, voor de Kolo niale Staten bestemd. Deze hebben den gou verneur gevraagd waarom van bedoeld contract op de begrooting geen sprake was, waaromtrent hjj niet heeft willen antwoorden. Het is wer- keljjk een vermakelijk geval van despotisme, want al de voor de sociëteit bestemde gelden zijn in het water gesmeten. Van die sociëteit wordt nl. door de landmacht zoo goed als geen gebruik gemaakt, om reden zp elders veel aangenamer zich bewegen kunnen. Ieder soldaat moet 25 en ieder onderofficier 35 cents in de maand betalen om lid van die sociëteit te zjjn, omdat het aantal leden van de landmacht 25 bedraagt en dit getal tel kens nog vermindert. Het bedoelde gebouw heeft groote bovenlokalen, diejgeheel ongebruikt zpn, terwpl de verschillende reparatiën en meubileering schatten van geld gekost hebben. •Behalve dat nu die kleine contributie den deelnemers niet aangenaam is, worden zp naar hunne meening te veel op hun vingers gekeken en bevalt hun de plaats der sociëteit niet. Zoo goed als allen geven de voorkeur aan dekroe gen in de Saramacca en andere Btraten, waar zp geheel vrjj zpn en waar zp hun geld op hun manier aangenamer verteren. •Die societeits-oprichting is dus een der dwaaste streken geweest, die in de laatste jaren bedreven zjjn maar alles zou nog te ver dedigen zjjn geweest, wanneer niet de koloniale gelden in 't spel waren gekomen, zooals dan ook aanvankelijk de meesten hier dachten. Men meende, dat de gelden uit Nederland verstrekt werden door personen, die geloofden dat men hier een Militair Tehuis wilde oprichten. De soldaten behooren hier echter tot een zonderling volkje. Wie er plezier in heeft, behoeft slechts om inlichtingen te vragen be treffende het onmogelpk aantal, dat in het laatste jaar door den krpgsraad gestraft is. Men slaat werkelijk de handen in elkaar, maar behoeft zich daarover niet te verwonderen, wanneer men weet, dat vele soldaten de plaat selijke bladen lezen, waarin hun opperste chef, de gouverneur, van al wat leeljjk is beschul digd is, zonder dat zulks weerlegd wordt. Dit werkt vooral op hunne verschillende misdaden. De zwarte en gekleurde bevolking van Suriname heeft niet het minBte ontzag meer voor Euro peanen, en niets zou toch natuurlpker zpn, daar zp in alle opzichten ten achter staan en het vóór de komst van den tegenwoordigen gouv. ook zoo was. Maar encanailleert men zich met hen, dan gaat het prestige te gronde, en zien de negers, dat hp, die het koninklpk gezag vertegenwoordigt, ongestraft beschuldigd wordt van daden waarvoor zjj op gevoelige wjjze moeten boeten dan is het niet te verwonderen, dat zp het hoofd opsteken en op de onbe- schaamdste wpze zich tegenover al wat blank is gedragen. Het is tegenwoordig een vreemde toestand. Aan den eenen kant gevoelt elke blanke, dat dit niet lang meer kan duren vooral door den invloed van rechtschapen per sonen, die H. M. de koningin terzpde staan; aan den anderen kant weet men, dat de gouv. hier kan doen wat hp wil en dat de personen, die daartoe de macht hebben, hem toch niet zullen ontslaan". Met feiten voor oogen als in dien brief wor den gemeld en met het oog op zulke beschou wingen van personen, die zich onpartijdig toonden, is het toch wel wat te veel gevergd van het algemeen om aan te nemen dat jhr mr M. A. de Savornin Lohman zonder schuld isen van ons in 't bpzonder om terug te komen op de vroeger door ons herhaaldelijk geuite meening dat hjj de meest ongeschikte man is om als gouverneur Suriname's welzpn te bevorderen. Met te meer belangstelling zien wij daarom tegemoet wat er eigenlpk is voorgevallen tusschen hem en mr Kalff. Wie weet wat de heer Lohman in zpn overmoedige houding nu weer heeft gedaan 1 Een particulier telegram, Maandag hier te lande over Demerary uit Suriname ontvangen, bevestigt het bericht, door Het Vad. gemeld, dat het tusschen gouverneur Lohman en den proonreur-generaal mr. Kalff tot een botsing is gekomen. (Hbld.) De Haagsche briefschrpver in de Zutphensche courant trekt uit de gevoerde beraadslagingen in de Tweede kamer over de staatsbegrooting de conclusie dat ook de Limburgsche katholieken, bp monde van den heer Haffmans, de regeering hun vertrouwen ontzegd hebben. Dit wordt in verband gebracht met de houding door het kabinet aangenomen tegen de pogingen der rechterzpde om de bescherming in handel en npverheid in te voeren, waaromtient de minister van financiën, in antwoord op den heer Hint zen, zich in weigerenden zin heeft uitgelaten, omdat zpn ambtgenoot voor buitenlandsche zaken het in dat opzicht niet met hem eens was. Nog een ander geschil bestaat er volgens den schrpver in den boezem van het kabinet. •Telkens, zegt hjj, als aan den minister van financiën verweten werd, dat hjj, die reeds in April 1888 verklaarde de herziening der wet- telpke bepalingen betreffende gemeentebelas tingen is een 'dringende eisch des tjjds, des niettemin eerst in September 1890 een regeling van dat vraagstuk bp de kamer aanhangig had gemaakt, was zjjn antwoordDe schuld van die late indiening rust op mp, maar is het gevolg van de verwisseling van de portefeuille bp binnenlandsche zaken in het begin van 1890. Toen de minister Mackay het torentje verliet, waren wjj het eens geworden over de in te dienen wetten, maar met den minister Lohman moest weer nieuw overleg gehouden worden en dat overleg duurde zoolang, dat het September werd, voordat de ontwerpen de Tweede kamer konden bereiken. Aan de juistheid van die verklaring werd in de kamer niet getwijfeld, maar er werd tegen aangevoerd, dat dit dan een bewjjs te meer was, hoe verkeerd de minis ter Mackay had gedaan, door zpn portefeuille voor binnenlandsche zaken met die van koloniën te verwisselen, want dat daardoor groote ver traging was ontstaan in de afdoening van zaken, die door de regeering zelve zoo in hooge mate urgent worden geacht. Daarmede zou dit incident zpn afgeloopen, indien niet de minister Lohman den laatsten dag was opgestaan om zpn eigen ambtgenoot tegen te spreken en in parlementaire, maar daarom niet minder duideljjke taal te verklaren, dat de minister van financiën een onjuiste lezing der zaak had gegeven. Zoo pertinent mogeljjk zeide hjj, dat zpn optreden de zaak der gemeentebelastingen niet bad vertraagd, want dat de ontwerpen op 't tjjdstip, dat hjj de portefeuille aannam, nog volstrekt niet gereed geweest waren. Wat moest de kamer nu gelooven De minister van financiën kon er natuurlpk het stilzwjjgen niet op bewaren. Hjj nam dan ook onmiddelljjk het woord en zeide, dat zpn ambtgenoot zich ver giste, want dat op een paar ondergeschikte punten na het overleg tusschen de beide minis ters was afgeloopen, toen de heer Lohman tot minister werd benoemd. De premier van het ministerie knikte dat zjjn ambtgenoot voor financiën geljjk had, en daarbjj bleef het. On- dertnsschen had men een zoodanige kibbelpartjj tusschen de leden van hetzelfde ministerie nog nimmer bjjgewoond, en vooral voor de vrienden van het ministeriedie zoo hun best gedaan hebben om het bewind te verdedigen, was het een zeer onverkwikkelpk incident". Bjj kon. besl. is aan J. H. Muller van der Haas, op zpn verzoek, eervol ontslag verleend als leeraar aan de rjjks hoogere burgerschool te Heerenveen. Verder wordt de lnit. t./z. 2e kl. W. P. Pook van Baggen, ter zake van in doeh niet door den dienst ontstane lichaamsgebreken, op pen sioen gesteld ad f 450 's jaars met eene ver hooging van f 300 's jaars. In de afdeelingen der Eerste kamer zpn bjj de behandeling der begrooting voor k o 1 o. n i n een aantal punten behandeld, in verband met de Indische begrooting. Over het algemeen werd 'e ministers beleid, waaraan veerkracht en initiatief ontbrak, ongunstig beoordeeld* Een aantal leden wilden afwachten. Met het oog op den zorgwekkenden finan- cieelen toestand wordt aan de regeering de eisch gesteld van zuinig algemeen beheer achterwege laten van onzekeie proefnemingen met belastingmiddelenopening van nieuwe bronnen van welvaart door spoorwegaanleg en irrigatiewerken. Een groot getal lsden wenBchten vervanging van het opium-pachtstelsel door een volledige regie. Eenige leden betoogden tevens de noodta kel jjfeheid om een plan vast te stellen voor de defensie van onze kolonie tegen eenen Euro- peeschen vpand. Algemeen was men van oordeel, dat, nu de blokkade in Atjeh eenmaal is tot stand ge komen en gunstig schjjnt te werken, zjj krach tig moet worden volgehouden, om, voegden eenige leden er bp, te zjjner tpd te worden opgelost in eene wèl voorbereide scheepvaart- regeling. Men keurde het goed dat de regeering niet meer telkens wisselt van maatregelen en ver trouwt, dat zjj erop bedacht zal zpn om de schepen, indien het noodig is, te kunnen ver vangen en dus tpdig te zorgen voor voldoende reserve. Is aldus vroeg men nog het eerste onderzoek naar tin op Flores begonnen op initiatief van den gouverneur-generaal of naar aanleiding van aanBCbrjj vingen van het opper bestuur Zpn de daarop gevolgde expeditie» zonder voorkennis en medeweten van het op perbestuur uitgezonden Zpn er reeds rap porten aangaande de expedities ontvangen Zoo ja, kunnen die worden overgelegd? Hoe groot was het verlies door ziekten en hoe hoog is het bedrag der kosten geweest? Onderscheidene leden prezen de houding van den minister van koloniën in deze zaak en schreven het voornameljjk aan zpne verstandige tasschenkomst toe, dat de onderneming geëin digd is. De gisteren uit Oost-Indië ontvangen mail is gedateerd 9 Januari, Uit Atjeh komt een- bericht van anderen aard dan men gewoonljjk van daar meldt, nl. dat bjj de ontvangst van een postzak, van Weltevreden naar Kotta Eadja verzonden, een tweetal pakketten vermiBt zpn, welke niet minder dan f 82000 inhielden. De verzending geschiedde met inachtneming der zeer nauw keurige vooi schriften. Volgens het verslag der voornaamste gebeur tenissen in het gouvernement Atjeh en Oader- hoorigheden, loopende van 16 tot en met 29 December, viel op Groot-Atjeh weinig be- langrpks voor en werden onze posten zeer weinig beschoten. Toekoe Bantah van Lamrung, panglima sagi de XXVI Moekims, hield nog steeds het oog gericht op het heroveren van Atuh en het herstellen van het wettige hoofd aldaar in zpn gebied, dat door Toengkoe Tanah Merah van Boengtjala, gesteund door de bende van Teng- koe Ui Tirou, tjjdelpk bezet was, nadat Bantah de aanvankeljjk behaalde vooraeelen op Tirou's bende had moeten prjjs geven. Zoodra meer algemeene samenwerking der hoofden van de 26, 22 en 25 Moekims zou verkregen zjjn; waartoe Toekoe Lamrung pogingen in het werk stelt, hoopte men tot een verdrpven van de DenUen van Tcngkoe dl Tirou over te gaan. OpUe Noordkust viel niets beiangrjjks voorde versterking te Segli werd nog steeds in geringe mate beschoten. Ter Oostkust bleef de toestand rustigJ de radja van Telok Semaweil, die bljjkens het vorig verslag zpne opwachting bjj den gouverneur was komen maken, keerde naar zpn land terug: Van de W estkust valt niets bpzonders te melden. De weersgesteldheid was buitengewoon droog en warm. De gezondheidstoestand Was over het algemeen ongunstiger. Het gemiddeld getal zieken, per dag in het hospitaal opgenomen, bedroeg 25 tegen 23 en dat er beri-beri ljjders 7,8 tegen 6,4 gedurende den vorigen verslagtjjd. De stand der beri-beri was dus iets minder gunstig. Het sterftecjjfer was hooger. Aan de Javabode wordt dt. 26 December het volgende uit Kota-Eadja geschreven. Wjj beleven weder een rustigen tjjd, bjjna geen schot wordt gehoord. De maréchaussées weren zich echter voortdurend druk op hunne duistere paden, zooals de venduties van aange haalde goederen bewpzen, die af en toe gehou den worden. Vermeldenswaard gebeurt er dan ook bitter weinig, wel te verstaan wat zoo aan jan en alleman bekend wordtalleen zpn het een paqr

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 1