N°. 35.
134° Jaargang.
1891.
Woensdag
11 Februari
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50;
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg 10 Februari.
De Gouverneur van Suriname.
MIDDELBURG
Thermometer.
Middelburg 10 Febr. vm. 8 u. 32 gr.
m. 12 u. 34 gr., av. 4 u. 35 gr. F.
Verwacht Z W. wind.
Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te KruiningenF. v. d. Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A.
van Niedwenhuijzen en te TeinturenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau'b van Nijgii Van Ditmae, te Eotterdam, de Gebe. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mae Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één uur
aan het bureau bezorgd zpn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen.
Het Goesche anti-revolutionnaire blad inte
resseert zich natuurlijk zeer voor al wat De
Savornin Lohman heet; en doet, van zijn stand
punt met recht, alle mogeljjke moeite om den
gouverneur van Suriname de handen boven
het hoofd te houden. Uit dat oogpunt is het
begrppelpk dat dit blad met ingenomenheid
plaats verleent aan het ook door ons in 't
kort meegedeelde adres van eenige Surinaam
sche firma's en plantagehouders, die aan de
Eerste kamer hunne ingenomenheid betuigen
met, het bestuur van dien veelbesproken gou
verneur.
Wjj stellen op den voorgrond dat, in ver
band met de eigenaardige toestanden in Suri
name, oordeelen hoogst moeiljjk isen dat wjj
juist daarom nooit nalieten ook het gevoelen
der verdedigers van jhr mr M. A. de Savornin
Lohman onder de oogen onzer lezers te brengen
Doch alles heeft zjjne grenzen.
Tegenover het dwaze verwjjt dat »zekere
partjj" dat is natuurlpk de liberale »dit
adres verborgen houdt en meer houdt van
citaten uit de Vaderlander" stellen wjj het
onloochenbare feit dat dat adres volstrekt niet
geheim is gehouden maar dat daarin hoege
naamd geen gronden worden aangevoerd,waarop
het daarin uitgeirukt vertrouwen in den
gouverneur van Suriname berust.
En dan laten wp hier volgen wat eene in
Suriname zoo goed bekende persoonlpkheid
als de heer mr. Henri Benjamins dezer dagen
in het Handelblad schreef over dat adres.
Hij merkte daartegenover op dat het weinig
moeite kosten zou een gemotiveerd adres in
iegenovergestelden zin van even groote belang
hebbenden in te zenden. Er is daartegen echter
een zeer groot bezwaar, namelpk dat, zoolang
mr. Lohman in zpne betrekking wordt gehand
haafd, hp hunne belangen in de kolonie in
hooge mate zoude kuunen schaden.
Verder uit mr Benjamins zjjn gevoelen over
dat adres als volgt
»Voor den oppervlakkigen beoordeelaar bljjft
der Eerste kamer thans derhalve niets anders
te doen, dan bp den minister van koloniën
aan te dringen op het behoud van den land-
voogd, tegen wien door de koloniale vertegen
woordiging, den anderen wettigen tak van
bestuur, gemotiveerde en gewichtige beschul-,
digingen zijn ingebracht. Zelfs het onderzoek
naar de juistheid van al die grieven zou
voorkomen moeten worden.
»Ware een man van zoo groote bekwaam
heden als de heer P. N. Muller (een der onder
teekenaars) zelf in Suriname geweest, en was
't bedoeld adres het resultaat van zijn ernstig
onderzoek, de waarde daarvan zoude niet ge
ring zpn. Doch 't adres, dat zonder opgave
van gronden vertrouwen uitdrukt in het be
heer en het regeeringsbeleid van een gouver
neur, is in strjjd met de zienswijze van een
veel grooter getal personen, even »onafhanke-
ljjke mannen," evenzeer »in geenerlei betrek
king tot het bestuur der kolonie" en die niet
minder »groote belangen vertegenwoordigen"
in strpd ook met de zienswpze van de geheele
beschaafde bevolking ter plaatse op enkele
weinigen na die toch ook evenzeer als adres
santen »groot belang hebben bp den bloei en
den vooruitgang der kolonie Suriname". En
waarop berust dat vertrouwen Dat adres
vermeldt 't zelf»zjj verklaren gaarne, dat
sedert zpn optreden in deze hooge betrekking
in vele toestanden belangrpke verbetering is
ingetreden. Ook door een persoonlpk verbljjf
en werkzaamheid van enkelen (ik cursiveer)
hunner in Suriname nog kort geleden, vermee-
nen zij (ik cursiveer) tot het uitspreken van
een oordeel omtrent de toestanden aldaar ge
rechtigd te zpn."
»En welke zpn de venkelen", die in Suri
name zpn geweest De heeren Blaauw, Gul-
cher en Vom Eath Jr. Enkel ditzjj zpn er
zeer kort geweesthoogstens twee maal, tel
kens gedurende eenige maanden, en er is geen
reden waarom een oordeel, op hunne inzichten
gegrond, zwaarder moet wegen dan het oordeel
van hen, die lange jaren in de kolonie hebben
doorgebracht; dan bp voorbeeld van een
man als den oud-gouverneur Smidt, die zpn
gezaghebbende stem ten deze waarljjk niet
heeft laten hooren uit welwillendheid jegens
de door hem, in meer dan één opzicht zeer te
recht, gegeeselde Surinaameche toestanden.
»Het is echter waar, dat de opvatting van
het bestuurswerk door mr. Lohman overeen
stemt met datgene, wat menigeen, uit Neder
land komende, in den aanvang zeer goed keurt.
•Maar het is niet minder waar, dat na een
langer verblpf in de kolonie een ieder tot
andere gedachten komt.
»Ik meen te kunnen volstaan met te wjjzen
op iemand, die door deze regeering zeker niet
zal beschouwd worden tot de oppositie te be-
hooren, namelpk op den heer Verbeek, referen
daris aan het departement van koloniën,
afdeeling Westindieche zaken, die gedurende
ongeveer 25 jaren in Suriname heeft verblijf
gehouden, verscheidene besturen elkaar heeft
zien opvolgen en daarmede in nauwe aanraking
is geweest. Welnu, diezelfde heer heett in de
Koloniale staten met nadruk er op gewezen,
dat in Nederland miskenning steeds het deel
is geweeBt van de Koloniale staten, waar
hunne meeningen verschillen van de heer-
schende in het moederland dat men in Neder
land hen, die lang fin Suriname zijn, steeds
pleegt voor te stellen als tot eene ot andere
partjj te behooren. Toen was het de plan
terepartij, thans is het de jodenpartij.
Het is dan toch een zeer opmerkelijk feit,
dat, als men lang in Suriname is ot geweest
is, men, bp aanvankeljjk groot verschil van
meening, het ten slotte volkomen eens wordt
over hetgeen de kolonie voor hare welvaart
behoeft, en veel leert begrijpen en op prps
stellen, waarmede men zich in de eerste tpden
niet kon vereenigen. Het is opmerki-lpk te
vens, dat de Btaten, uit hoevele heterogene
bestanddeelen ook bestaande, in hun critiek
steeds eenstemmig zjjn geweest."
Tot zoover wat de heer Benjamins schrpft in
verband met dat adres. Hp levert echter nog
meer belangrjjke beschouwingen over den hui-
digen toestand en de tegenwoordige wjjze van
regeeren in Suriname, en noemt daarbij feiten,
die alleszins de kennisname overwaard zpn.
Natuurlpk zal men zpn betoog trachten te
ontzenuwen, iets waarmee de Amst. (D. v. N.)
reeds is begonnen, b. v. door te beweren dat
mr Benjamins ongenoemde personen, o. a. een
katholieken mpnheer X, als getuigen laat op
treden. Het blad vergeet echter dat, volgens
uitdrukkeljjke verklaring der redactie van het
Hbld., de origineele stukken in het Engelsch
op haar bureau ter beschikking liggen voor
den minister van koloniën en de leden der
Staten-generaal.
Deze zullen das zeiven kunnen zien, wie die
mpnheer X. is en zoodoende voldoenden waar
borg kunnen vinden omtrent de waarheidsliefde
van mr Benjamins.
Maar wp hebben nog een anderen, een
geheel onverdachten getuige tegen jhr
mr De Savornin Lohman in den correspondent
van het JV. v. d. D. te Paramaribo, een man
die toch waarlpk geen parti-pris heeft tegen
den gouverneur. Hp heeft dezen reeds lang
verdedigd of eene onpartijdige houding in deze
netelige kwestie aangenomen.
Zijn jongste brief is daarom te meer merk
waardig en verdient tegenover de opgeschroefde
verdediging van het anti-revolutionnaire blad
wel de aandacht. Dien brief laten wp daarom
in zijn geheel volgen. Hp luidt
•De strpd tegen den gouverneur alhier blijft
niet alleen voortduren, maar wordt hoe langer
hoe ernstiger.
•Drie dingen staan hier n. 1. vastlo dat
de gouverneur zelt nooit zjjn ontslag zal vragen,
2o dat hp niet van plan schijnt om de tegen
hem ingebrachte beschuldigingen te weerleggen
of te vervolgen, en 3o dat de Nederlandsche
regeering hem niet ontslaan zal.
•De gouverneur zal n. 1., volgent hen, die
hem goed kennen en dagelpks met hem om
gaan, nooit zjjn ontslag vragen om reden hp
zich volgens hen op zeer afdoende wpze daar
omtrent heeft uitgelaten. Op gevaar af van
telkens in herhalingen te treden moet ik
opmerken, dat het door hem telkens gedane
gezegde bestaat in het volgende: »Zjj denken
in Nederland, dat ik fpngevoelig ben, maar zp
vergissen zich, want ik heb de huid van een
olifant 1" Hp schjjnt niet van plan om de
tegen hem ingebrachte beschuldigingen te
weerleggen, want het is werkelijk weerzinwek
kend wat men in de vjjandige plaatselijke
bladen te lezen vindt. Wie zich wil overtuigen,
leze de West-Indiër van de laatste twee jaren.
De meeste beschuldigingen zpn dan ook au
fond volkomen waar, zoo p. a. met die brie-
venquaestie. De schriftelijke last tot het niet
medenemen van particulier'- rieven is wel
degeljjk verstrekt en vele personen, waaronder
b. v. de Engelsche consul, zpn afgewezen onder
voorwendsel, dat er geen pakket verzonden
werd.
•Later schijnt toen het zoo goed als te
laat was een klein pakketje opgemaakt te
zpn om aan de verantwoording den schjjn van
waarheid te geven.
•Hier is ook nog een vermakelijke geschie
denis met de z. g. militaire sociëteit. De zaak
is deze
De gouverneur heeft door den administrateur
van financiën een contract laten opmaken tot
het huren enz. van een groot huis voor de som
van 1500 's jaars, om hef benedengedeelte
daarvan in te richten, niet voor een militair
tehuis, maar voor een z. g. sociëteit voor onder
officieren en manschappen. Nu dacht ieder,
dat de huur enz. van dat gebouw zou bekostigd
worden uit particuliere fondsen in Nederland
en wisten de Koloniale Staten hoegenaamd
niets van een contract. Een vpand, wellicht
een grappenmaker, heeft echter dat contract
geschoven tusschen de stukken, voor de Kolo
niale Staten bestemd. Deze hebben den gou
verneur gevraagd waarom van bedoeld contract
op de begrooting geen sprake was, waaromtrent
hjj niet heeft willen antwoorden. Het is wer-
keljjk een vermakelijk geval van despotisme,
want al de voor de sociëteit bestemde gelden
zijn in het water gesmeten. Van die sociëteit
wordt nl. door de landmacht zoo goed als geen
gebruik gemaakt, om reden zp elders veel
aangenamer zich bewegen kunnen.
Ieder soldaat moet 25 en ieder onderofficier
35 cents in de maand betalen om lid van die
sociëteit te zjjn, omdat het aantal leden van
de landmacht 25 bedraagt en dit getal tel
kens nog vermindert. Het bedoelde gebouw
heeft groote bovenlokalen, diejgeheel ongebruikt
zpn, terwpl de verschillende reparatiën en
meubileering schatten van geld gekost hebben.
•Behalve dat nu die kleine contributie den
deelnemers niet aangenaam is, worden zp naar
hunne meening te veel op hun vingers gekeken
en bevalt hun de plaats der sociëteit niet. Zoo
goed als allen geven de voorkeur aan dekroe
gen in de Saramacca en andere Btraten, waar
zp geheel vrjj zpn en waar zp hun geld op hun
manier aangenamer verteren.
•Die societeits-oprichting is dus een der
dwaaste streken geweest, die in de laatste
jaren bedreven zjjn maar alles zou nog te ver
dedigen zjjn geweest, wanneer niet de koloniale
gelden in 't spel waren gekomen, zooals dan
ook aanvankelijk de meesten hier dachten.
Men meende, dat de gelden uit Nederland
verstrekt werden door personen, die geloofden
dat men hier een Militair Tehuis wilde oprichten.
De soldaten behooren hier echter tot een
zonderling volkje. Wie er plezier in heeft,
behoeft slechts om inlichtingen te vragen be
treffende het onmogelpk aantal, dat in het
laatste jaar door den krpgsraad gestraft is.
Men slaat werkelijk de handen in elkaar,
maar behoeft zich daarover niet te verwonderen,
wanneer men weet, dat vele soldaten de plaat
selijke bladen lezen, waarin hun opperste chef,
de gouverneur, van al wat leeljjk is beschul
digd is, zonder dat zulks weerlegd wordt. Dit
werkt vooral op hunne verschillende misdaden.
De zwarte en gekleurde bevolking van Suriname
heeft niet het minBte ontzag meer voor Euro
peanen, en niets zou toch natuurlpker zpn, daar
zp in alle opzichten ten achter staan en het
vóór de komst van den tegenwoordigen gouv.
ook zoo was. Maar encanailleert men zich met
hen, dan gaat het prestige te gronde, en zien
de negers, dat hp, die het koninklpk gezag
vertegenwoordigt, ongestraft beschuldigd wordt
van daden waarvoor zjj op gevoelige wjjze
moeten boeten dan is het niet te verwonderen,
dat zp het hoofd opsteken en op de onbe-
schaamdste wpze zich tegenover al wat blank
is gedragen. Het is tegenwoordig een vreemde
toestand. Aan den eenen kant gevoelt elke
blanke, dat dit niet lang meer kan duren
vooral door den invloed van rechtschapen per
sonen, die H. M. de koningin terzpde staan;
aan den anderen kant weet men, dat de gouv.
hier kan doen wat hp wil en dat de personen,
die daartoe de macht hebben, hem toch niet
zullen ontslaan".
Met feiten voor oogen als in dien brief wor
den gemeld en met het oog op zulke beschou
wingen van personen, die zich onpartijdig
toonden, is het toch wel wat te veel gevergd
van het algemeen om aan te nemen dat jhr
mr M. A. de Savornin Lohman zonder schuld
isen van ons in 't bpzonder om terug te
komen op de vroeger door ons herhaaldelijk
geuite meening dat hjj de meest ongeschikte
man is om als gouverneur Suriname's welzpn
te bevorderen.
Met te meer belangstelling zien wij daarom
tegemoet wat er eigenlpk is voorgevallen
tusschen hem en mr Kalff. Wie weet wat de
heer Lohman in zpn overmoedige houding nu
weer heeft gedaan 1
Een particulier telegram, Maandag hier te
lande over Demerary uit Suriname ontvangen,
bevestigt het bericht, door Het Vad. gemeld,
dat het tusschen gouverneur Lohman en den
proonreur-generaal mr. Kalff tot een botsing
is gekomen. (Hbld.)
De Haagsche briefschrpver in de Zutphensche
courant trekt uit de gevoerde beraadslagingen
in de Tweede kamer over de staatsbegrooting de
conclusie dat ook de Limburgsche katholieken,
bp monde van den heer Haffmans, de regeering
hun vertrouwen ontzegd hebben. Dit wordt in
verband gebracht met de houding door het
kabinet aangenomen tegen de pogingen der
rechterzpde om de bescherming in handel en
npverheid in te voeren, waaromtient de minister
van financiën, in antwoord op den heer Hint
zen, zich in weigerenden zin heeft uitgelaten,
omdat zpn ambtgenoot voor buitenlandsche
zaken het in dat opzicht niet met hem eens
was.
Nog een ander geschil bestaat er volgens den
schrpver in den boezem van het kabinet.
•Telkens, zegt hjj, als aan den minister van
financiën verweten werd, dat hjj, die reeds in
April 1888 verklaarde de herziening der wet-
telpke bepalingen betreffende gemeentebelas
tingen is een 'dringende eisch des tjjds, des
niettemin eerst in September 1890 een regeling
van dat vraagstuk bp de kamer aanhangig had
gemaakt, was zjjn antwoordDe schuld van
die late indiening rust op mp, maar is het
gevolg van de verwisseling van de portefeuille
bp binnenlandsche zaken in het begin van 1890.
Toen de minister Mackay het torentje verliet,
waren wjj het eens geworden over de in te
dienen wetten, maar met den minister Lohman
moest weer nieuw overleg gehouden worden en
dat overleg duurde zoolang, dat het September
werd, voordat de ontwerpen de Tweede kamer
konden bereiken. Aan de juistheid van die
verklaring werd in de kamer niet getwijfeld,
maar er werd tegen aangevoerd, dat dit dan
een bewjjs te meer was, hoe verkeerd de minis
ter Mackay had gedaan, door zpn portefeuille
voor binnenlandsche zaken met die van koloniën
te verwisselen, want dat daardoor groote ver
traging was ontstaan in de afdoening van
zaken, die door de regeering zelve zoo in hooge
mate urgent worden geacht. Daarmede zou dit
incident zpn afgeloopen, indien niet de minister
Lohman den laatsten dag was opgestaan om
zpn eigen ambtgenoot tegen te spreken en in
parlementaire, maar daarom niet minder
duideljjke taal te verklaren, dat de minister
van financiën een onjuiste lezing der zaak had
gegeven. Zoo pertinent mogeljjk zeide hjj, dat
zpn optreden de zaak der gemeentebelastingen
niet bad vertraagd, want dat de ontwerpen op
't tjjdstip, dat hjj de portefeuille aannam, nog
volstrekt niet gereed geweest waren. Wat
moest de kamer nu gelooven De minister van
financiën kon er natuurlpk het stilzwjjgen niet
op bewaren. Hjj nam dan ook onmiddelljjk het
woord en zeide, dat zpn ambtgenoot zich ver
giste, want dat op een paar ondergeschikte
punten na het overleg tusschen de beide minis
ters was afgeloopen, toen de heer Lohman tot
minister werd benoemd. De premier van het
ministerie knikte dat zjjn ambtgenoot voor
financiën geljjk had, en daarbjj bleef het. On-
dertnsschen had men een zoodanige kibbelpartjj
tusschen de leden van hetzelfde ministerie nog
nimmer bjjgewoond, en vooral voor de vrienden
van het ministeriedie zoo hun best gedaan
hebben om het bewind te verdedigen, was het
een zeer onverkwikkelpk incident".
Bjj kon. besl. is aan J. H. Muller van der
Haas, op zpn verzoek, eervol ontslag verleend
als leeraar aan de rjjks hoogere burgerschool
te Heerenveen.
Verder wordt de lnit. t./z. 2e kl. W. P. Pook
van Baggen, ter zake van in doeh niet door
den dienst ontstane lichaamsgebreken, op pen
sioen gesteld ad f 450 's jaars met eene ver
hooging van f 300 's jaars.
In de afdeelingen der Eerste kamer zpn
bjj de behandeling der begrooting voor k o 1 o.
n i n een aantal punten behandeld, in verband
met de Indische begrooting. Over het algemeen
werd 'e ministers beleid, waaraan veerkracht
en initiatief ontbrak, ongunstig beoordeeld*
Een aantal leden wilden afwachten.
Met het oog op den zorgwekkenden finan-
cieelen toestand wordt aan de regeering de
eisch gesteld van zuinig algemeen beheer
achterwege laten van onzekeie proefnemingen
met belastingmiddelenopening van nieuwe
bronnen van welvaart door spoorwegaanleg en
irrigatiewerken.
Een groot getal lsden wenBchten vervanging
van het opium-pachtstelsel door een volledige
regie.
Eenige leden betoogden tevens de noodta
kel jjfeheid om een plan vast te stellen voor de
defensie van onze kolonie tegen eenen Euro-
peeschen vpand.
Algemeen was men van oordeel, dat, nu de
blokkade in Atjeh eenmaal is tot stand ge
komen en gunstig schjjnt te werken, zjj krach
tig moet worden volgehouden, om, voegden
eenige leden er bp, te zjjner tpd te worden
opgelost in eene wèl voorbereide scheepvaart-
regeling.
Men keurde het goed dat de regeering niet
meer telkens wisselt van maatregelen en ver
trouwt, dat zjj erop bedacht zal zpn om de
schepen, indien het noodig is, te kunnen ver
vangen en dus tpdig te zorgen voor voldoende
reserve.
Is aldus vroeg men nog het eerste
onderzoek naar tin op Flores begonnen op
initiatief van den gouverneur-generaal of naar
aanleiding van aanBCbrjj vingen van het opper
bestuur Zpn de daarop gevolgde expeditie»
zonder voorkennis en medeweten van het op
perbestuur uitgezonden Zpn er reeds rap
porten aangaande de expedities ontvangen
Zoo ja, kunnen die worden overgelegd? Hoe
groot was het verlies door ziekten en hoe
hoog is het bedrag der kosten geweest?
Onderscheidene leden prezen de houding van
den minister van koloniën in deze zaak en
schreven het voornameljjk aan zpne verstandige
tasschenkomst toe, dat de onderneming geëin
digd is.
De gisteren uit Oost-Indië ontvangen mail is
gedateerd 9 Januari,
Uit Atjeh komt een- bericht van anderen
aard dan men gewoonljjk van daar meldt,
nl. dat bjj de ontvangst van een postzak,
van Weltevreden naar Kotta Eadja verzonden,
een tweetal pakketten vermiBt zpn, welke niet
minder dan f 82000 inhielden. De verzending
geschiedde met inachtneming der zeer nauw
keurige vooi schriften.
Volgens het verslag der voornaamste gebeur
tenissen in het gouvernement Atjeh en Oader-
hoorigheden, loopende van 16 tot en met 29
December, viel op Groot-Atjeh weinig be-
langrpks voor en werden onze posten zeer
weinig beschoten.
Toekoe Bantah van Lamrung, panglima sagi
de XXVI Moekims, hield nog steeds het oog
gericht op het heroveren van Atuh en het
herstellen van het wettige hoofd aldaar in zpn
gebied, dat door Toengkoe Tanah Merah van
Boengtjala, gesteund door de bende van Teng-
koe Ui Tirou, tjjdelpk bezet was, nadat Bantah
de aanvankeljjk behaalde vooraeelen op Tirou's
bende had moeten prjjs geven. Zoodra meer
algemeene samenwerking der hoofden van de
26, 22 en 25 Moekims zou verkregen zjjn;
waartoe Toekoe Lamrung pogingen in het werk
stelt, hoopte men tot een verdrpven van de
DenUen van Tcngkoe dl Tirou over te gaan.
OpUe Noordkust viel niets beiangrjjks
voorde versterking te Segli werd nog steeds in
geringe mate beschoten.
Ter Oostkust bleef de toestand rustigJ
de radja van Telok Semaweil, die bljjkens het
vorig verslag zpne opwachting bjj den gouverneur
was komen maken, keerde naar zpn land terug:
Van de W estkust valt niets bpzonders te
melden.
De weersgesteldheid was buitengewoon droog
en warm.
De gezondheidstoestand Was over het algemeen
ongunstiger.
Het gemiddeld getal zieken, per dag in het
hospitaal opgenomen, bedroeg 25 tegen 23 en
dat er beri-beri ljjders 7,8 tegen 6,4 gedurende
den vorigen verslagtjjd.
De stand der beri-beri was dus iets minder
gunstig.
Het sterftecjjfer was hooger.
Aan de Javabode wordt dt. 26 December het
volgende uit Kota-Eadja geschreven.
Wjj beleven weder een rustigen tjjd, bjjna
geen schot wordt gehoord. De maréchaussées
weren zich echter voortdurend druk op hunne
duistere paden, zooals de venduties van aange
haalde goederen bewpzen, die af en toe gehou
den worden.
Vermeldenswaard gebeurt er dan ook bitter
weinig, wel te verstaan wat zoo aan jan en
alleman bekend wordtalleen zpn het een paqr