N°. 4
134e Jaargang.
1891.
Dinsdag
6 Januari
Middelburg 5 Januari.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post francb f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Do Liberale Unie en het wetsontwerp
tot regeling van den
krijgsdienst.
midbelbim
Thermometer»
Middelburg 5 Jan. vm. 8 u.
m. 12 u. 33 gr., av. 4
Verwacht verand
u.
wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. db Vet Mestdagh Zoon," te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. v. d. Peijb, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. Adverteutl» u
33 gr. i tan Nuuwenhuijzen en te Terneuzen M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te één uur
33 gr F. advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab., te Rotterdam, de Gebb. Belinfante, te 's Graven ha ge, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam. i aan het bureau bezorgd zgn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen.
Het weekblad de Amsterdammer bevat heden
wéér een van die goed geteekende, sterk spre
kende, en ditmaal vooral vljjmend scherpe
platen, die duidelijker een gevoelen uitdrukken
dan honderden woorden kunnen doen.
Zjj geeft den Nederlandichen leeuw weer,
die, zittende en onder bedwang gehouden door
onzen minister van buitenlandsche zaken, een
poot geeft aan den koning van België.
John Buil «iet dit schouwspel met welgeval
len aan; zijn figuur vooral is uitstekend weer
gegeven. Daaruit spreken de zelfgenoegzaam
heid en de pretentie, die hem steeds kenmer
ken. Naast hem staat keizer Wilhelm die
uit ingenomenheid zich in de handen wrjjft,
terwjjl men naast dezen keizer Frans Jozef en
achter dit drietal den koning van Italië aan
schouwt. De Nederlandsche maagd zit in wan
hoop bjj dit schouwspel ter neer.
Kon er duideljjker weergegeven worden Ne
derlands houding, ten slotte in de Congo-zaak
aangenomen
Ons dunkt van niet.
Wjj weten nog altjjd niet, hoe wjj oordeelen
moeten over de daad der regeering, ten slotte
in deze verricht.
Was het zwakheid, die haar tot toegeven
bewoog, of vrees?
Zjj wordt daarom van Belgische zjj de na
tuurlek geprezen, terwjjl anderen beweren dat
sjj vooral daarom een goed werk verriohtte,
omdat zjj door haar toegeven de koningin
regentes in het begin harer regeering behoedde
▼oor een internationaal geschil. Misschien zjjn
er nog andere gewichtige redenen geweest,
waarom onze regeering het raadzaam heeft
geacht van verder verzet af te zien. Na de
waardige houding echter, die zjj had aangeno
men en de goede tegen-voorstellen, die zjj had
gedaan, maakte wjj zeggen dit het Hbld.
na de korte verklaring van den minister
Hartsen een zeer pjjnljjken indruk, die alleen
kan worden weggenomen door het aanvoeren
van klemmende redenen.
Genoemd blad zou het dan ook terecht wen-
scheljjk geacht hebben, dat de regeering reeds
terstond uit eigen beweging de redenen van
haar toegeven had medegedeeld. Nu zal men
moeten wachten tot de vertegenwoordiging,
met name de Eerste kamer, bjj de aanstaande
behandeling van hoofdstuk III der staatsbe
grooting, den minister ter verantwoording roept.
Verder heeft het deze courant nog bjjzonder
getroffen, dat de minister met geen enkel woord
melding heeft gemaakt van het nuttig gevolg,
dat de houding onzer regeering dan toch
schjjnt te hebben gehad ten opzichte van het
bedrag der invoerrechten aan den Congo.
«Officieel, zegt het Hbldis daarvan niets
met zekerheid bekend. Het zou daarom niet
•kwaad geweest zjjn, indien de heer Hartsen
bjj zjjne verklaring althans de verzekering had
-gevoegd, dat Nederlands optreden ten behoeve
•van den handel ten minste geleid heeft tot
eene .vermindering der lasten, welke de Congo
itaat in strjjd met het Berljjnsche tractaat
heeft 'WÜiea invoeren.
>Of, vraagt het Hbld., is zelfs dit niet ver
kregen
In ieder geval heeft ons prestige, naar onze
meening, een gevoeligen knak ondergaan.
De commissie voor de arbeids-enquête heeft
Zaterdag in het gebouw van de Tweede kamer der
Staten-Generaal hare getuigen-verhooren hervat,
met behulp van leden van het korps stenografen
der kamers.
De oproeping van stenografen buiten dat per
soneel heelt niet aan de verwachting beant
woord.
Bjj Koninkljjk besluit is aan H. F. Goovaerts
toegekend de gouden eerepenning, bedoeld bjj
art. 13 der wet van 26 Mei 1870 («SfW. n°. 78),
en is hem voorts voor het tjjdvak van 1 December
1890 tot en met 30 November 1891 een jaar
geld van /1200 verleend, bestemd om hem in
de gelegenheid te stellen zich inde schilder
konit te volmaken.
Luidens de jongste mail-berichten is het
overljjden van Z. M. koning Willem III aan
de ingezetenen van Nederlandsch-Indië bekend
gemaakt in een proclamatie van den gouver
neur-generaal, opgenomen in een buitengewoon
nummer der Javasche Courant van 29 November.
Voorts werd bepaald dat de schutterjjen en
de zee- en landmacht voor drie maanden den
rouw zullen aannemen: zeven weken zwaren en
zes weken lichten.
Terstond na de ontvangst van het bericht
van 's Konings overigden zjjn op alle daarvoor
in aanmerking komende plaatsen en oorlogs
schepen 101 schoten gelost.
Den 4en Dec., dag van 's konings begrafenis,
was een algemeene rouwdag, waarop alle gou-
vernements-bureaus waren gesloten. Te 8 uren
in den ochtend van dien dag werden te Welte
vreden en, waar mogeljjk, op alle gewestelijke
hoofplaatsen, alsmede op de schepen van 'sLands
vloot, 101 minuutschoten gelost.
Aan de verschillende christeljjke gemeenten
werd de wensch der regeering kenbaar gemaakt,
dat door de leeraren in hun gebeden de troost
van het Opperwezen zou worden afgesmeekt
voor de koningin, de koningin-weduwe-regentes
en de leden van het koninkljjk huis. Woensdag
3 December werd in een algemeene audiëntie
in het paleis te Weltevreden, aan de autori
teiten, colleges, corporatiën, ambtenaren, offi
cieren, hoofden van de inlandsche bevolking
en der vreemde Oosterlingen en verder aan
allen, die zulks mochten verlangen, gelegen
heid gegeven om den gouverneur-generaal aan
te bieden hun rouwbeklag over 's konings af
sterven. Daarvan werd druk gebruik gemaakt.
Den hoofden van gewesteljjk bestuur was aan
geschreven om op de hoofdpaats van hun ge
west zoo spoedig mogeljjk in geljjken geest te
handelen.-
Volgens een door de regeering van den
gouverneur van Sumatra's Westkust ontvangen
telegram, gedagteekend 2 Dec., zjjn in de
laatste dagen nabjj Taloe, de standplaats van
den Ajer Bangis en Rau, door zware regens
aardstortingen ontstaan, die eene rivierver-
stopping veroorzaakten, ten gevolge waarvan
genoemde plaats en omstreken vele voeten
onder water zjjn geraakt. Den eersten dezer
was men daar met een groot aantal heeren-
dienstplichtingen uit alle larassen aan het
werk, toen door eene aardstorting vele men-
schen bedolven werden. Een bander, 28 vadem
lang, was daardoor totaal verstopt geraakt,
hetgeen het water onverwachts zoodanig had
doen sbjjgen, dat de gouvernementsgebouwen
tot aan het dak in het water stonden. Levens-
gevaarljjke pogingen tot lichting van het hoog
opgeborgen archief, dat gedeelteljjk reeds on
der water stond, bleven vruchteloos; alleen
de registers van den burgeljjken stand, het
notariaat en het vendukantoor, benevens het
archief der laatBte maanden werden gered.
Reeds waren tien ljjken te voorschjjn gehaald,
en vermoedyljjk waren nog vjjftig of meer
personen bedolven. De larashoofden waren bjjna
allen en de «panghoeloe" kapala allen zwaar
gekneusd, terwjjl de heerendienstpiichtigen
ordeloos waren gevlucht. Tot het verleenen
van de noodige geneeskundige hulp is de officier
van gezondh. van Loeboe-Likaping ontboden.
Den 23sten November is volgens part.
telegram aan de Javabode Banda door eene
geweldige aardbeving geteisterd, die drie mi
nuten duurde. Persoonljjke ongelukken zjjn
niet te betrenren, maar er werd veel schade
aangericht en zelfs de hechtste huizen kregen
scheuren.
Tot den 25sten November voelde men met
tusschenpoozen van een half en een heel uur
den grond schudden, in het geheel acht-en-
twintigmaal.
De Liberale Unie zal Zaterdag 28 Febr. te
Amsterdam eene algemeene vergadering houden
ter behandeling van een bestuursvoorstel tot
het opnemen van eene nieuwe bepaling in het
huishoudelijk reglement in verband met eene
betere voorbereiding der verkiezingen van be
stuursleden; verder om drie bestuursleden te
kiezen, maar vooral ter bespreking van het
wetsontwerp tot regeling van den
krjjgsdienst.
Teneinde de gedachtenwisseling over dat
wetsontwerp zoo deugdelgk mogeljjk voor te
bereiden, had het bestuur zich gewend tot
eenige in verschillend opzicht der zake kundige
mannen, met bet verzoek om, in commissie
vereenigd, ten deze een praeadvies samen te
stellen.
Het noodigde daartoe uit de heerenF. A.
Hoefer, gep. Ie luitenant der artillerie te Rot
terdam W. Hoogenboom, gep. majoor der
artillerie te Amsterdam; G. J. W. Koolemans
Beijnen, kapitein der infanterie, leeraar aan de
krijgsschool voor officieren te s Gravenhage
mr J. A. Levy, advocaat te Amsterdam mr R.
Macalester Loup, hoofdredacteur van Het Va
derland te 's GravenhageH. J. van der Man-
dele, gep. kapitein-luitenant ter zee te Nieuwer-
Amstel, en dr C. B. Sprujjt, hoogleeraar te
Amsterdam, die allen aan hare roepstem ge
hoor gaven.
In haar preadvies nu verklaart die commissie
dat zij bg de beoordeeling van het wetsontwerp
gemeend heeft vóór alles hare aandacht te
moeten wjjden aan Neerland's plicht
in oorlogstijd. Niet omdat zjj zou willen
aannemen dat iemand twjjfelt aan onze ver
plichting om onze onafhankelijkheid te verde
digen, als wjj worden aangevallen, of krachtig
op te treden ter handhaving onzer neutraliteit,
waar die bedreigd wordtmaar omdat er nog
zooveel dwaling bestaat omtrent hetgeen ter
vervulling van dezen plicht moet geschieden.
In den laatsten tjjd bejjveren zich zelfs velen
de voorstelling ingang te doen vinden, als zou
de inrichting van ons defensiewezen, door hare
beperking tot het allernoodwendigste, den waar
borg moeten geven, dat agressieve plannen
ons vreemd zjjn. Tegen deze noodlottige mis
vatting moet met allen ernst worden' gewaar
schuwd. Dat ons krijgswezen met het oog op den
aanval zou moeten worden ingericht, en wjj niet
uitsluitend tot verdediging van ons grondgebied
en tot handhaving onzer neutraliteit ons zouden
moeten bepalen, kan niemand in ernst gelooven.
Maar zoo het bjj de bestaande politieke ver
houdingen wel niet waarschjjnljjk zal worden
geacht, dat eene der mogendheden, door annex-
atiezucht gedreven, ons onafhankeljjk volks
bestaan tracht te vernietigen, gansch niet
onwaarschijnlijk is het geval, dat wjj geroepen
zullen worden, bjj eene botsing tusschen andere
mogendheden, met de wapenen in de hand onze
neutraliteit te bandhaven. Al behoort ons
streven te zjjn, ons tot een uitsluitend defensieve
rol te bepalen, toch is het onze volkenrechte
lijke plicht, onze uiterste krachten tot hand
having onzer neutraliteit in te spannen. En
de beoordeeling, of wjj dien eisch zijn nagekomen
hangt niet at van ons believen, van onze wil
lekeur, van onze min of meer welwillende ver-
goeljjking van eigen tekortkoming. Derden
ïjjn het, te weten de oorlogvoerende partgen,
die in dit opzicht zullen beslissen.
Neutraliteit toch op dit punt kan niet
genoeg worden aangedrongen is iets anders
dan onpartijdigheid. Het begrip neutraliteit reikt
verder, dan men oppervlakkig meenen zou, dat
het woord aanwijst. Bepaalt zich eene mogend
heid tot onpartijdigheid, b. v. door ten dienste
van beide oorlogvoerende partgen gelijkelijk hare
heirbanen open te stellen, zij zou daardoor juist
de neutraliteit schenden. De volkenrechtelijke
opvatting is, dat zij alsdan niet van vgandelijk-
heden zich onthoudt, maar integendeel aan
weerszjjden er aan deelneemt.
Sedert het begin dezer eeuw pleegt het vol
kenrechtelijk gebruik mede te brengen, dat de
oorlog niet ontbrandt, tenzjj voorafgegaan door
twee verklaringeneene, van de krijgvoerende
partij aan de neutralen, waarin zjj uitgenoo-
digd worden hun standpunt aan te geven, eene
andere van de neutralen zelf, waarin zjj de
houding blootleggen, welke zjj tegenover de
oorlogvoerende mogendheden wenschen aan te
nemen. Van dit oogenblik af begint de volken
rechtelijke verplichting dezer laatsten tot alge-
heele onthouding van hetgeen rechtstreeks of
zjjdelings op de oorlogskans van invloed zjjn
kan. Van dit oogenblik af echter moeten
tevens gereed zjjn om iedere poging tot inbreuk
op hunne neutraliteit krachtdadig af te slaan
Verzetten zjj zich, doch bleek niet van aller
uiterste krachtsinspanning, er zou, volkenrech
telijk, voldoende grond zjjn om hen in den
oorlog te betrekken.
Omtrent dit beginsel haalt de commissie aan
de getuigenis van twee een Fransche en
een Duitsche gezaghebbende leeraars van
het volkenrecht, waaruit deze conclusie is te
trekken: Het volkenrecht laat geen andere
keuze dan: krachtige inrichting onzer defensie
middelen te water en te land of ondergang
Al dadeljjk volgt hieruit, meent de com
missie, dat zjj dwalen, die wanen dat een sterk
leger het zekerste middel is om ons in den
oorlog te betrekken. Integendeel, stelt een
sterk leger ons in staat, als inderdaad onze
onatbankeljjkheid wordt aangerand, ons deug
delgk te weer te stellen, het zal lichtvaardige
inbreuken op onze neutraliteit voorkomen door
het ontzag, dat het inboezemt.
Eb evenzoo, alt wjj alleen rekenen «et de
noodzakelijkheid om ons land tegen vjjandeljjke
aanvallen te verdedigen, is een sterk leger in
de eerste plaats de zekerste waarborg voor het
ongestoord behoud van den vrede, en daarom
een belang voor het geheele land, niet slechts
voor hot achter de hniën gelegen gedeelte.
Men is toch buitenslands volkomen bekend met
de eigenaardige gesteldheid van onzen bodem,
die ons in staat stelt een geduchten weerstand
te bieden, zoo wjj slechts in tjjds en in voldoende
mate slagvaardig kunnen zjjn. Daarom zal tot
lichtvaardige ondernemingen niet licht worden
besloten, mits maar de overtuiging is gewekt,
dat wjj ernstig voornemens en in staat zjjn
onze vrjjheid met inspanning van alle krachten
te verdedigen. En zoo de onberekenbare loop
van buitenlandsche politiek er toe leiden zou,
dat het voor eene der groote mogendheden van
overwegend staatkundig belang zou schjjnen
eene poging te doen om ons zelfstandig volks
bestaan te vernietigen, dan zullen een sterk
leger en eene sterke vloot ons in staat Btellen,
taaien en hardnekkigen wederstand te bieden
en ons door eene eerbied afdwingende houding
hulp waardig te maken, die dan niet licht zal
uitbljjven.
Ten aanzien der vraag, welk stelsel van
legervorming wjj moeten volgen om het
beoogde doel te bereiken, meent de commissie
uit het bovenstaande te moeten afleiden, dat
slechts een zoodanig stelsel voor ons bruikbaar
is, als naar binnen vertrouwen inboezemt en
naar buiten ontzag wekt. Daardoor worden wjj
genoopt af te zien van stelsels, die, hoe aan
bevelenswaardig zjj uit een maatschappelijk
oogpunt mogen schjjnen, niet voldoende reke
ning houden met de krjjgskundige beginselen,
wier toepassing algemeen ter vorming eener
deugdeljjke krjjgsmacht volstrekt noodzakeljjk
wordt geacht.
Uit dit oogpunt heeft de commissie onover
komelijk bezwaar tegen het Zwitsersche stelsel
van den algemeenen oefenplicht, dat nog aan
hangers te onzent telt en dat dan ook op den
eersten aanblik veel aanlokkeljjks heeft, omdat
er zeker geen stel Bel is, dat het ideaal van
geljjken en tevens lichten druk zoozeer nabjj
komt. Niettemin moet dit stelsel volstrekt
worden verworpen, omdat het daardoor ver
kregen leger een deugdeljjken kern-mist en aan
tucht en organisatie veel te wenschen overlaat.
Dientengevolge is het niet alleen bjj alle groote
mogendheden weinig in tel, maar wordt het
zelfs ook door gunstig bekende officieren van
het Zwitsersche Bondsleger ten eenen male
afgekeurd.
Dit gevoelen staaft de commissie door een
paar aanhalingenwaarna tjj, om financieele
redenen, haar voorkeur uitspreekt voor lage con
tingenten met laDgeren diensttijd.
Hebben zegt zjj hooge contingenten
dit voordeel, dat de druk gelijkmatiger is en
aan de uitspraak van het lot zoo min mogeljjk
ruimte wordt gelaten, de financieele druk, die
van het onder de wapenen houden van eene
groote lichting het gevolg is, zou voor de
schatkist licht te bezwarend worden.
De voorstanders van hooge contingenten,
die min of meer het Deensche stelsel van
legervorming ten voorbeeld schjjnen te nemen,
waarvan de algemeene persoonlijke dienstplicht
in den meest uitgestrekten zin de grondslag
is, komen er dan ook toe, mede op Deensch
voorbeeld, met het doel de kosten te beperken,
den oefeningstjjd zoo kort te nemen, dat eene
voldoende geoefendheid en krjjgstucht geenszins
zjjn gewaarborgd. Moet derhalve om finan
cieele redenen aan lage contingenten met
langer diensttjjd de voorkeur worden gegeven,
er dient tegen gewaakt te worden, dat ook in
die richting niet te ver worde gegaan, èn om
de ongelijkheid van druk niet erger te maken
dan volstrekt noodig is èn om gewaarborgd
te zjjn tegen het gevaar, dat de oefening der
oudere lichtingen onvoldoende zjj.
Yolgens het oordeel van de commissie is
het stelsel der Regeering, dat tusschen beide
uitersten het rechte midden bewaart, voor ons
land verreweg het meest aannemeljjk. Daarbjj
is het jaarljjksch contingent betrekkelijk laag
genomen. Wel is het eenigszins hooger dan
het tegenwoordige, vastgesteld in 1861, toen
het bevolkingscijfer bjjna 30 percent lager
was. Maar percentsgewijze is het contingent
der tot volledige oefening opgeroepenen ver
laagd, en er is alleen eene kleine verhooging,
als men ook de voor drie maanden opgeroepe
nen in rekening brengt. Wegens het lage
cjjfer van het contingent moet de diensttjjd
in dit stelsel eene verlenging ondergaan, die
al zeer weinig drukkend bljjkt, als men over
weegt, dat daardoor de tienjarige dienst bjj
de schutterg vervalt.
Op due wjj ze zal vooreerst een leger ver
kregen worden, uit veldleger, bezettingstroepen
en depóttroepen bestaande, dat aan sterkte,
tucht en geoefendheid weinig te wenschen over
zal laten, zoo de door de wet gestelde oefe
ningstjjd in de practjjk niet al te zeer wordt
ingekrompen. Voorts zorgt het ontwerp voor
een deugdelijke reserve in den vorm van eene
landweer, die, alleen uit dienstplichtigen, in
het leger geoefend, bestaande, voldoende tucht
en geoefendheid zal kunnen bezitten, om in
en naast het leger krachtig op te treden. Dan
kan bij het uitbreken van een oorlog de overige
dienstplichtige bevolking als aanvullings-reserve
ter versterking der krjjgsmacht worden opge
roepen. Voor de vele werkzaamheden, behalve
het voeren der wapenen, die de oorlogstoestand
vordert, is in het ontwerp reeds in vredestjjd
eene talrjjke categorie van personen aangewezen,
die niet tot de zee- of landmacht behooren, ter
wjjl, waar het noodig mocht zjjn, ook de man
schappen der aanvullings-reserve voor die
«bjjzondere diensten" kunnen gebruikt worden.
Eindeljjk kan in den uitersten nood over een
landstorm worden beschikt, die alle valiede
Nederlanders van het twintigste tot het veer
tigste jaar omvat, voor zooverre zjj niet tot de
vier bovengenoemde categorieën behooren.
Na deze toelichting van het regeeringstelsel
bespreekt de commissie met enkele woorden
het met «even groot talent als volharding her
haaldelijk aanbevolen stelsel van generaal
Reut her, hoofdzakelijk betreffende eene volks
wapening; een stelsel dat de commissie ver
werpt om vervolgens haar gevoelen te zeggen
over den persoonleken dienstplicht
dien generaal Reuther verwerpt en de regee
ring aanvaardt.
Wanneer de commissie verklaart dat zjj de
invoering daarvan levendig toejuicht, is zjj
overtuigd de tolk te zjjn van de overgroote
meerderheid der liberale partg, bepaaldelgk
ook van het gevoelen der Liberale Unie, wier
bestuur reeds in zjjn schrgven van 21 Dec.
1887 deze hervorming opnam als een der vier
hoofdpunten in haar programma, aan de kies-
vereenigingen voorgesteld. Vindt deze een
stemmigheid der liberalen haar grond in het
groote gewicht der eischen van rechtvaardig
heid en maatschappelijk belang, die daarvoor
pleiten, de commissie legt er in de eerste plaats
nadruk op, dat in het stelsel van legervorming,
door de regeering voorgesteld, reeds uit een
militair oogpunt de persoonljjke dienstplicht
volstrekt noodig is. In dat stelsel toch is ge-
rekend op een talr jjk kader uit de militie, dat
alleen te verkrjjgen is, als de jongelieden uit
de klassen, die thans in den regel van het
recht van dienstvervanging gebruik maken, in
het vervolg ook worden ingeljjfd. Want zon
der zulk een militiekader zou dat leger veel te
kostbaar worden, zoo het kader al in voldoen
de hoeveelheid te verkrjjgen ware. Daaren
boven moet de persoonljjke dienstplicht op den
duur het gehalte van het leger aanmerkelijk
verbeteren, wanneer er onder de recruten een
groot aantal beter opgevoede en beter onder
wezen jongelieden voorkomen, die een juister
besef hebben van de hooge beteekenis van het
leger voor de staatsgemeenschap, die minder
toegankeljjk zjjn voor desorganiseerende in
vloeden en wier betere levenstoon verheffend
op hunne omgeving zal werken.
Afgezien echter van deze militaire voordee*
len, op zich zelf trouwens afdoende, zjjn er
beginselen van rechtvaardigheid en maatschap-
pelgk belang, die onafwjjsbaar eischen dat een
ieder persoonlijk zjjn dienstplicht vervulle.
Dat de zware verplichting van den militairen
dienst onverbiddelijk gelegd wordt op de schou
ders van den mindergegoede, terwjjl de ver
mogende zich daarvan loskoopt voor eene som
gelds, is een toestand die volgens de commissie
met langer geduld mag worden. De dienst moet
erkend worden als een plicht, zoo zwaarlijvig,
dat geen ander dien voor den aangewezen man
vervullen kan. Het bestaande stelsel wekt bg
de minder gegoeden eene ontevredenheid, ge-
vaarljjk, omdat zjj rechtmatig is.
De bestrjjding, die de persoonlijke dienst
plicht in de laatste maanden ondervonden
heeft, is het sprekend bewjjs voor de juistneid
der opvatting, dat de dienstvervanging eene
maatschappelijke onrechtvaardigheid is. Sche
ring en inslag toch van die bestrgding is de
noodzakelijkheid om de jongelieden te ont
trekken aan den «verpestenden" invloed der
kazerne. Die belangstelling in het kazernele
ven, die vrees dat de recruten daar zedeljjk
bedorven worden, is regelmatig gestegen met
de vermeerdering der kansen op de invoering
van persoonljjken dienstplicht.
Zoolang de meer gegoede standen nog niet
dachten aan de mogeijjkheid, dat ook hunne
kinderen de kazerne zouden moeten betrekken^