N°. 4 134e Jaargang. 1891. Dinsdag 6 Januari Middelburg 5 Januari. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post francb f 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Do Liberale Unie en het wetsontwerp tot regeling van den krijgsdienst. midbelbim Thermometer» Middelburg 5 Jan. vm. 8 u. m. 12 u. 33 gr., av. 4 Verwacht verand u. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. db Vet Mestdagh Zoon," te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. v. d. Peijb, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. Adverteutl» u 33 gr. i tan Nuuwenhuijzen en te Terneuzen M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te één uur 33 gr F. advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab., te Rotterdam, de Gebb. Belinfante, te 's Graven ha ge, en A. de la Mar Azn., te Amsterdam. i aan het bureau bezorgd zgn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen. Het weekblad de Amsterdammer bevat heden wéér een van die goed geteekende, sterk spre kende, en ditmaal vooral vljjmend scherpe platen, die duidelijker een gevoelen uitdrukken dan honderden woorden kunnen doen. Zjj geeft den Nederlandichen leeuw weer, die, zittende en onder bedwang gehouden door onzen minister van buitenlandsche zaken, een poot geeft aan den koning van België. John Buil «iet dit schouwspel met welgeval len aan; zijn figuur vooral is uitstekend weer gegeven. Daaruit spreken de zelfgenoegzaam heid en de pretentie, die hem steeds kenmer ken. Naast hem staat keizer Wilhelm die uit ingenomenheid zich in de handen wrjjft, terwjjl men naast dezen keizer Frans Jozef en achter dit drietal den koning van Italië aan schouwt. De Nederlandsche maagd zit in wan hoop bjj dit schouwspel ter neer. Kon er duideljjker weergegeven worden Ne derlands houding, ten slotte in de Congo-zaak aangenomen Ons dunkt van niet. Wjj weten nog altjjd niet, hoe wjj oordeelen moeten over de daad der regeering, ten slotte in deze verricht. Was het zwakheid, die haar tot toegeven bewoog, of vrees? Zjj wordt daarom van Belgische zjj de na tuurlek geprezen, terwjjl anderen beweren dat sjj vooral daarom een goed werk verriohtte, omdat zjj door haar toegeven de koningin regentes in het begin harer regeering behoedde ▼oor een internationaal geschil. Misschien zjjn er nog andere gewichtige redenen geweest, waarom onze regeering het raadzaam heeft geacht van verder verzet af te zien. Na de waardige houding echter, die zjj had aangeno men en de goede tegen-voorstellen, die zjj had gedaan, maakte wjj zeggen dit het Hbld. na de korte verklaring van den minister Hartsen een zeer pjjnljjken indruk, die alleen kan worden weggenomen door het aanvoeren van klemmende redenen. Genoemd blad zou het dan ook terecht wen- scheljjk geacht hebben, dat de regeering reeds terstond uit eigen beweging de redenen van haar toegeven had medegedeeld. Nu zal men moeten wachten tot de vertegenwoordiging, met name de Eerste kamer, bjj de aanstaande behandeling van hoofdstuk III der staatsbe grooting, den minister ter verantwoording roept. Verder heeft het deze courant nog bjjzonder getroffen, dat de minister met geen enkel woord melding heeft gemaakt van het nuttig gevolg, dat de houding onzer regeering dan toch schjjnt te hebben gehad ten opzichte van het bedrag der invoerrechten aan den Congo. «Officieel, zegt het Hbldis daarvan niets met zekerheid bekend. Het zou daarom niet •kwaad geweest zjjn, indien de heer Hartsen bjj zjjne verklaring althans de verzekering had -gevoegd, dat Nederlands optreden ten behoeve •van den handel ten minste geleid heeft tot eene .vermindering der lasten, welke de Congo itaat in strjjd met het Berljjnsche tractaat heeft 'WÜiea invoeren. >Of, vraagt het Hbld., is zelfs dit niet ver kregen In ieder geval heeft ons prestige, naar onze meening, een gevoeligen knak ondergaan. De commissie voor de arbeids-enquête heeft Zaterdag in het gebouw van de Tweede kamer der Staten-Generaal hare getuigen-verhooren hervat, met behulp van leden van het korps stenografen der kamers. De oproeping van stenografen buiten dat per soneel heelt niet aan de verwachting beant woord. Bjj Koninkljjk besluit is aan H. F. Goovaerts toegekend de gouden eerepenning, bedoeld bjj art. 13 der wet van 26 Mei 1870 («SfW. n°. 78), en is hem voorts voor het tjjdvak van 1 December 1890 tot en met 30 November 1891 een jaar geld van /1200 verleend, bestemd om hem in de gelegenheid te stellen zich inde schilder konit te volmaken. Luidens de jongste mail-berichten is het overljjden van Z. M. koning Willem III aan de ingezetenen van Nederlandsch-Indië bekend gemaakt in een proclamatie van den gouver neur-generaal, opgenomen in een buitengewoon nummer der Javasche Courant van 29 November. Voorts werd bepaald dat de schutterjjen en de zee- en landmacht voor drie maanden den rouw zullen aannemen: zeven weken zwaren en zes weken lichten. Terstond na de ontvangst van het bericht van 's Konings overigden zjjn op alle daarvoor in aanmerking komende plaatsen en oorlogs schepen 101 schoten gelost. Den 4en Dec., dag van 's konings begrafenis, was een algemeene rouwdag, waarop alle gou- vernements-bureaus waren gesloten. Te 8 uren in den ochtend van dien dag werden te Welte vreden en, waar mogeljjk, op alle gewestelijke hoofplaatsen, alsmede op de schepen van 'sLands vloot, 101 minuutschoten gelost. Aan de verschillende christeljjke gemeenten werd de wensch der regeering kenbaar gemaakt, dat door de leeraren in hun gebeden de troost van het Opperwezen zou worden afgesmeekt voor de koningin, de koningin-weduwe-regentes en de leden van het koninkljjk huis. Woensdag 3 December werd in een algemeene audiëntie in het paleis te Weltevreden, aan de autori teiten, colleges, corporatiën, ambtenaren, offi cieren, hoofden van de inlandsche bevolking en der vreemde Oosterlingen en verder aan allen, die zulks mochten verlangen, gelegen heid gegeven om den gouverneur-generaal aan te bieden hun rouwbeklag over 's konings af sterven. Daarvan werd druk gebruik gemaakt. Den hoofden van gewesteljjk bestuur was aan geschreven om op de hoofdpaats van hun ge west zoo spoedig mogeljjk in geljjken geest te handelen.- Volgens een door de regeering van den gouverneur van Sumatra's Westkust ontvangen telegram, gedagteekend 2 Dec., zjjn in de laatste dagen nabjj Taloe, de standplaats van den Ajer Bangis en Rau, door zware regens aardstortingen ontstaan, die eene rivierver- stopping veroorzaakten, ten gevolge waarvan genoemde plaats en omstreken vele voeten onder water zjjn geraakt. Den eersten dezer was men daar met een groot aantal heeren- dienstplichtingen uit alle larassen aan het werk, toen door eene aardstorting vele men- schen bedolven werden. Een bander, 28 vadem lang, was daardoor totaal verstopt geraakt, hetgeen het water onverwachts zoodanig had doen sbjjgen, dat de gouvernementsgebouwen tot aan het dak in het water stonden. Levens- gevaarljjke pogingen tot lichting van het hoog opgeborgen archief, dat gedeelteljjk reeds on der water stond, bleven vruchteloos; alleen de registers van den burgeljjken stand, het notariaat en het vendukantoor, benevens het archief der laatBte maanden werden gered. Reeds waren tien ljjken te voorschjjn gehaald, en vermoedyljjk waren nog vjjftig of meer personen bedolven. De larashoofden waren bjjna allen en de «panghoeloe" kapala allen zwaar gekneusd, terwjjl de heerendienstpiichtigen ordeloos waren gevlucht. Tot het verleenen van de noodige geneeskundige hulp is de officier van gezondh. van Loeboe-Likaping ontboden. Den 23sten November is volgens part. telegram aan de Javabode Banda door eene geweldige aardbeving geteisterd, die drie mi nuten duurde. Persoonljjke ongelukken zjjn niet te betrenren, maar er werd veel schade aangericht en zelfs de hechtste huizen kregen scheuren. Tot den 25sten November voelde men met tusschenpoozen van een half en een heel uur den grond schudden, in het geheel acht-en- twintigmaal. De Liberale Unie zal Zaterdag 28 Febr. te Amsterdam eene algemeene vergadering houden ter behandeling van een bestuursvoorstel tot het opnemen van eene nieuwe bepaling in het huishoudelijk reglement in verband met eene betere voorbereiding der verkiezingen van be stuursleden; verder om drie bestuursleden te kiezen, maar vooral ter bespreking van het wetsontwerp tot regeling van den krjjgsdienst. Teneinde de gedachtenwisseling over dat wetsontwerp zoo deugdelgk mogeljjk voor te bereiden, had het bestuur zich gewend tot eenige in verschillend opzicht der zake kundige mannen, met bet verzoek om, in commissie vereenigd, ten deze een praeadvies samen te stellen. Het noodigde daartoe uit de heerenF. A. Hoefer, gep. Ie luitenant der artillerie te Rot terdam W. Hoogenboom, gep. majoor der artillerie te Amsterdam; G. J. W. Koolemans Beijnen, kapitein der infanterie, leeraar aan de krijgsschool voor officieren te s Gravenhage mr J. A. Levy, advocaat te Amsterdam mr R. Macalester Loup, hoofdredacteur van Het Va derland te 's GravenhageH. J. van der Man- dele, gep. kapitein-luitenant ter zee te Nieuwer- Amstel, en dr C. B. Sprujjt, hoogleeraar te Amsterdam, die allen aan hare roepstem ge hoor gaven. In haar preadvies nu verklaart die commissie dat zij bg de beoordeeling van het wetsontwerp gemeend heeft vóór alles hare aandacht te moeten wjjden aan Neerland's plicht in oorlogstijd. Niet omdat zjj zou willen aannemen dat iemand twjjfelt aan onze ver plichting om onze onafhankelijkheid te verde digen, als wjj worden aangevallen, of krachtig op te treden ter handhaving onzer neutraliteit, waar die bedreigd wordtmaar omdat er nog zooveel dwaling bestaat omtrent hetgeen ter vervulling van dezen plicht moet geschieden. In den laatsten tjjd bejjveren zich zelfs velen de voorstelling ingang te doen vinden, als zou de inrichting van ons defensiewezen, door hare beperking tot het allernoodwendigste, den waar borg moeten geven, dat agressieve plannen ons vreemd zjjn. Tegen deze noodlottige mis vatting moet met allen ernst worden' gewaar schuwd. Dat ons krijgswezen met het oog op den aanval zou moeten worden ingericht, en wjj niet uitsluitend tot verdediging van ons grondgebied en tot handhaving onzer neutraliteit ons zouden moeten bepalen, kan niemand in ernst gelooven. Maar zoo het bjj de bestaande politieke ver houdingen wel niet waarschjjnljjk zal worden geacht, dat eene der mogendheden, door annex- atiezucht gedreven, ons onafhankeljjk volks bestaan tracht te vernietigen, gansch niet onwaarschijnlijk is het geval, dat wjj geroepen zullen worden, bjj eene botsing tusschen andere mogendheden, met de wapenen in de hand onze neutraliteit te bandhaven. Al behoort ons streven te zjjn, ons tot een uitsluitend defensieve rol te bepalen, toch is het onze volkenrechte lijke plicht, onze uiterste krachten tot hand having onzer neutraliteit in te spannen. En de beoordeeling, of wjj dien eisch zijn nagekomen hangt niet at van ons believen, van onze wil lekeur, van onze min of meer welwillende ver- goeljjking van eigen tekortkoming. Derden ïjjn het, te weten de oorlogvoerende partgen, die in dit opzicht zullen beslissen. Neutraliteit toch op dit punt kan niet genoeg worden aangedrongen is iets anders dan onpartijdigheid. Het begrip neutraliteit reikt verder, dan men oppervlakkig meenen zou, dat het woord aanwijst. Bepaalt zich eene mogend heid tot onpartijdigheid, b. v. door ten dienste van beide oorlogvoerende partgen gelijkelijk hare heirbanen open te stellen, zij zou daardoor juist de neutraliteit schenden. De volkenrechtelijke opvatting is, dat zij alsdan niet van vgandelijk- heden zich onthoudt, maar integendeel aan weerszjjden er aan deelneemt. Sedert het begin dezer eeuw pleegt het vol kenrechtelijk gebruik mede te brengen, dat de oorlog niet ontbrandt, tenzjj voorafgegaan door twee verklaringeneene, van de krijgvoerende partij aan de neutralen, waarin zjj uitgenoo- digd worden hun standpunt aan te geven, eene andere van de neutralen zelf, waarin zjj de houding blootleggen, welke zjj tegenover de oorlogvoerende mogendheden wenschen aan te nemen. Van dit oogenblik af begint de volken rechtelijke verplichting dezer laatsten tot alge- heele onthouding van hetgeen rechtstreeks of zjjdelings op de oorlogskans van invloed zjjn kan. Van dit oogenblik af echter moeten tevens gereed zjjn om iedere poging tot inbreuk op hunne neutraliteit krachtdadig af te slaan Verzetten zjj zich, doch bleek niet van aller uiterste krachtsinspanning, er zou, volkenrech telijk, voldoende grond zjjn om hen in den oorlog te betrekken. Omtrent dit beginsel haalt de commissie aan de getuigenis van twee een Fransche en een Duitsche gezaghebbende leeraars van het volkenrecht, waaruit deze conclusie is te trekken: Het volkenrecht laat geen andere keuze dan: krachtige inrichting onzer defensie middelen te water en te land of ondergang Al dadeljjk volgt hieruit, meent de com missie, dat zjj dwalen, die wanen dat een sterk leger het zekerste middel is om ons in den oorlog te betrekken. Integendeel, stelt een sterk leger ons in staat, als inderdaad onze onatbankeljjkheid wordt aangerand, ons deug delgk te weer te stellen, het zal lichtvaardige inbreuken op onze neutraliteit voorkomen door het ontzag, dat het inboezemt. Eb evenzoo, alt wjj alleen rekenen «et de noodzakelijkheid om ons land tegen vjjandeljjke aanvallen te verdedigen, is een sterk leger in de eerste plaats de zekerste waarborg voor het ongestoord behoud van den vrede, en daarom een belang voor het geheele land, niet slechts voor hot achter de hniën gelegen gedeelte. Men is toch buitenslands volkomen bekend met de eigenaardige gesteldheid van onzen bodem, die ons in staat stelt een geduchten weerstand te bieden, zoo wjj slechts in tjjds en in voldoende mate slagvaardig kunnen zjjn. Daarom zal tot lichtvaardige ondernemingen niet licht worden besloten, mits maar de overtuiging is gewekt, dat wjj ernstig voornemens en in staat zjjn onze vrjjheid met inspanning van alle krachten te verdedigen. En zoo de onberekenbare loop van buitenlandsche politiek er toe leiden zou, dat het voor eene der groote mogendheden van overwegend staatkundig belang zou schjjnen eene poging te doen om ons zelfstandig volks bestaan te vernietigen, dan zullen een sterk leger en eene sterke vloot ons in staat Btellen, taaien en hardnekkigen wederstand te bieden en ons door eene eerbied afdwingende houding hulp waardig te maken, die dan niet licht zal uitbljjven. Ten aanzien der vraag, welk stelsel van legervorming wjj moeten volgen om het beoogde doel te bereiken, meent de commissie uit het bovenstaande te moeten afleiden, dat slechts een zoodanig stelsel voor ons bruikbaar is, als naar binnen vertrouwen inboezemt en naar buiten ontzag wekt. Daardoor worden wjj genoopt af te zien van stelsels, die, hoe aan bevelenswaardig zjj uit een maatschappelijk oogpunt mogen schjjnen, niet voldoende reke ning houden met de krjjgskundige beginselen, wier toepassing algemeen ter vorming eener deugdeljjke krjjgsmacht volstrekt noodzakeljjk wordt geacht. Uit dit oogpunt heeft de commissie onover komelijk bezwaar tegen het Zwitsersche stelsel van den algemeenen oefenplicht, dat nog aan hangers te onzent telt en dat dan ook op den eersten aanblik veel aanlokkeljjks heeft, omdat er zeker geen stel Bel is, dat het ideaal van geljjken en tevens lichten druk zoozeer nabjj komt. Niettemin moet dit stelsel volstrekt worden verworpen, omdat het daardoor ver kregen leger een deugdeljjken kern-mist en aan tucht en organisatie veel te wenschen overlaat. Dientengevolge is het niet alleen bjj alle groote mogendheden weinig in tel, maar wordt het zelfs ook door gunstig bekende officieren van het Zwitsersche Bondsleger ten eenen male afgekeurd. Dit gevoelen staaft de commissie door een paar aanhalingenwaarna tjj, om financieele redenen, haar voorkeur uitspreekt voor lage con tingenten met laDgeren diensttijd. Hebben zegt zjj hooge contingenten dit voordeel, dat de druk gelijkmatiger is en aan de uitspraak van het lot zoo min mogeljjk ruimte wordt gelaten, de financieele druk, die van het onder de wapenen houden van eene groote lichting het gevolg is, zou voor de schatkist licht te bezwarend worden. De voorstanders van hooge contingenten, die min of meer het Deensche stelsel van legervorming ten voorbeeld schjjnen te nemen, waarvan de algemeene persoonlijke dienstplicht in den meest uitgestrekten zin de grondslag is, komen er dan ook toe, mede op Deensch voorbeeld, met het doel de kosten te beperken, den oefeningstjjd zoo kort te nemen, dat eene voldoende geoefendheid en krjjgstucht geenszins zjjn gewaarborgd. Moet derhalve om finan cieele redenen aan lage contingenten met langer diensttjjd de voorkeur worden gegeven, er dient tegen gewaakt te worden, dat ook in die richting niet te ver worde gegaan, èn om de ongelijkheid van druk niet erger te maken dan volstrekt noodig is èn om gewaarborgd te zjjn tegen het gevaar, dat de oefening der oudere lichtingen onvoldoende zjj. Yolgens het oordeel van de commissie is het stelsel der Regeering, dat tusschen beide uitersten het rechte midden bewaart, voor ons land verreweg het meest aannemeljjk. Daarbjj is het jaarljjksch contingent betrekkelijk laag genomen. Wel is het eenigszins hooger dan het tegenwoordige, vastgesteld in 1861, toen het bevolkingscijfer bjjna 30 percent lager was. Maar percentsgewijze is het contingent der tot volledige oefening opgeroepenen ver laagd, en er is alleen eene kleine verhooging, als men ook de voor drie maanden opgeroepe nen in rekening brengt. Wegens het lage cjjfer van het contingent moet de diensttjjd in dit stelsel eene verlenging ondergaan, die al zeer weinig drukkend bljjkt, als men over weegt, dat daardoor de tienjarige dienst bjj de schutterg vervalt. Op due wjj ze zal vooreerst een leger ver kregen worden, uit veldleger, bezettingstroepen en depóttroepen bestaande, dat aan sterkte, tucht en geoefendheid weinig te wenschen over zal laten, zoo de door de wet gestelde oefe ningstjjd in de practjjk niet al te zeer wordt ingekrompen. Voorts zorgt het ontwerp voor een deugdelijke reserve in den vorm van eene landweer, die, alleen uit dienstplichtigen, in het leger geoefend, bestaande, voldoende tucht en geoefendheid zal kunnen bezitten, om in en naast het leger krachtig op te treden. Dan kan bij het uitbreken van een oorlog de overige dienstplichtige bevolking als aanvullings-reserve ter versterking der krjjgsmacht worden opge roepen. Voor de vele werkzaamheden, behalve het voeren der wapenen, die de oorlogstoestand vordert, is in het ontwerp reeds in vredestjjd eene talrjjke categorie van personen aangewezen, die niet tot de zee- of landmacht behooren, ter wjjl, waar het noodig mocht zjjn, ook de man schappen der aanvullings-reserve voor die «bjjzondere diensten" kunnen gebruikt worden. Eindeljjk kan in den uitersten nood over een landstorm worden beschikt, die alle valiede Nederlanders van het twintigste tot het veer tigste jaar omvat, voor zooverre zjj niet tot de vier bovengenoemde categorieën behooren. Na deze toelichting van het regeeringstelsel bespreekt de commissie met enkele woorden het met «even groot talent als volharding her haaldelijk aanbevolen stelsel van generaal Reut her, hoofdzakelijk betreffende eene volks wapening; een stelsel dat de commissie ver werpt om vervolgens haar gevoelen te zeggen over den persoonleken dienstplicht dien generaal Reuther verwerpt en de regee ring aanvaardt. Wanneer de commissie verklaart dat zjj de invoering daarvan levendig toejuicht, is zjj overtuigd de tolk te zjjn van de overgroote meerderheid der liberale partg, bepaaldelgk ook van het gevoelen der Liberale Unie, wier bestuur reeds in zjjn schrgven van 21 Dec. 1887 deze hervorming opnam als een der vier hoofdpunten in haar programma, aan de kies- vereenigingen voorgesteld. Vindt deze een stemmigheid der liberalen haar grond in het groote gewicht der eischen van rechtvaardig heid en maatschappelijk belang, die daarvoor pleiten, de commissie legt er in de eerste plaats nadruk op, dat in het stelsel van legervorming, door de regeering voorgesteld, reeds uit een militair oogpunt de persoonljjke dienstplicht volstrekt noodig is. In dat stelsel toch is ge- rekend op een talr jjk kader uit de militie, dat alleen te verkrjjgen is, als de jongelieden uit de klassen, die thans in den regel van het recht van dienstvervanging gebruik maken, in het vervolg ook worden ingeljjfd. Want zon der zulk een militiekader zou dat leger veel te kostbaar worden, zoo het kader al in voldoen de hoeveelheid te verkrjjgen ware. Daaren boven moet de persoonljjke dienstplicht op den duur het gehalte van het leger aanmerkelijk verbeteren, wanneer er onder de recruten een groot aantal beter opgevoede en beter onder wezen jongelieden voorkomen, die een juister besef hebben van de hooge beteekenis van het leger voor de staatsgemeenschap, die minder toegankeljjk zjjn voor desorganiseerende in vloeden en wier betere levenstoon verheffend op hunne omgeving zal werken. Afgezien echter van deze militaire voordee* len, op zich zelf trouwens afdoende, zjjn er beginselen van rechtvaardigheid en maatschap- pelgk belang, die onafwjjsbaar eischen dat een ieder persoonlijk zjjn dienstplicht vervulle. Dat de zware verplichting van den militairen dienst onverbiddelijk gelegd wordt op de schou ders van den mindergegoede, terwjjl de ver mogende zich daarvan loskoopt voor eene som gelds, is een toestand die volgens de commissie met langer geduld mag worden. De dienst moet erkend worden als een plicht, zoo zwaarlijvig, dat geen ander dien voor den aangewezen man vervullen kan. Het bestaande stelsel wekt bg de minder gegoeden eene ontevredenheid, ge- vaarljjk, omdat zjj rechtmatig is. De bestrjjding, die de persoonlijke dienst plicht in de laatste maanden ondervonden heeft, is het sprekend bewjjs voor de juistneid der opvatting, dat de dienstvervanging eene maatschappelijke onrechtvaardigheid is. Sche ring en inslag toch van die bestrgding is de noodzakelijkheid om de jongelieden te ont trekken aan den «verpestenden" invloed der kazerne. Die belangstelling in het kazernele ven, die vrees dat de recruten daar zedeljjk bedorven worden, is regelmatig gestegen met de vermeerdering der kansen op de invoering van persoonljjken dienstplicht. Zoolang de meer gegoede standen nog niet dachten aan de mogeijjkheid, dat ook hunne kinderen de kazerne zouden moeten betrekken^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 1