IliieMrpclie Courant. BIJVOEGSEL Waarheen? i Middelburg 31 December. LETTEREN EN KUNST. RECHTSZAKEN. r VAN DE YA2J Donderdag 1 Januari 1891, no. 1. Onze gezant te Brussel graaf Gericke van Herwjjnen, gevolmachtigde bij de Brusselsche conferentie tot bestrijding van den slavenhan del, he ft gisteren de beide akten dier confe rentie onderteekend, betrekking hebbende op lo. maatregelen tot het bestrjjden der slavernij, en 2o. het heffen van invoerrechten in het onder de conventie begrepen bekken van den Congo. Hiervan deed de minister van buitenlandsche zaken in de Dinsdag gehouden zitting der Eerste kamer op de volgende wijze mededeeling Het is bekend, dat de regeering in Jani haar onderteekening niet heeft verleend aan de al- gemeene akte der te Brussel gehouden anti- slavernjj conferentie, wijl zjj van meening was, dat, in strijd met art. 4 der akte van Berljjn, de invoering van invoerrechten in het Congo- gebied daarbjj werd toegelaten bjj een decla ratie, waarvan de gelijktijdige onderteekening slechts recht gaf om ook de anti-slavernjj-akte te teekenen. Sedert heeft de regeering, gedurende de ver- loopen maanden, vruchteloos alle pogingen aangewend om de overige mogendheden tot haar zienswijze over te halen. Nu dit niet is gelukt, meent de regeering dat 'a lands belang vordert dat ook Nederland zjju handteekening voege bjj die van al de andere ter conferentie van Brussel vertegenwoordigde mogendheden en zjj heeft beden onzen gezant aldaar gelast tot die onderteekening over te gaan. De min. heeft gemeend van de gelegenheid gebruik te moeten maken om aan de kamer deze mededeeling te doen. Door de Eerste kamer is Dinsdag o. a. nog aangenomen het wetsontwerp tot bekrachtiging van een onderhandschen verkoop van een perceel grond onder Hontenisse, tot het kroon domein behoorende, aan de R. K. parochie van den H. Martinus aldaar. In het Vad. kwam Dinsdag, in verband met de veel besproken gebeurtenissen aan de Mili taire Academie te Breda, een schrijven voor van den generaal-majoor van het O.-I. leger Raedt van Oldebarnevelt. Deze besprak daarin voornamelijk het »groenen" of »baren". Vol gens den generaal is het baren in de laatste tien jaar voortdurend afgenomen. Onder de beide voorlaatste gouverneurs der Academie is het stelselmatig te keer gegaan en de tegen woordige gouverneur heeft met jjver en tact hunne maatregelen bestendigd en verscherpt- Hem mag dus te dezen opzichte geen verwjjt treffen. De surveillance op de slaapzalen en elders aan anderen dan de cadets van oudere jaren op te dragen zou strjjden met het be ginsel der nu nog geldende wet. Niemand behoeft evenwel, aldus betoogt de heer Raedt van Oldebarnevelt verder, op zjjn woorden alleen af te gaan. Ieder, die in de Aca demie belang stelt, weet dat het baren zoo goed als verdwenen is en dat alleen de traditie tot nog toe het geheele uitsterven ervan verhinderd PHANTASIE OP OUDEJAARS-NACHT. Op een uitgestrekt plein, bij den aanvang van een grooten heirweg, staat op Sint-Silvesters avond een ontzaglijke menigte menschen, van allerlei stand en leeftijd. 't Is donkerhet flikkrend kunst licht werpt een matten glans op jjs en sneeuw, de verschrikkingen van den winter, terwjjl de naakte toppen der boomen hevig bewogen worden door den kouden vochtigen wind. Aan dat geloei paart zich het gegons en gemompel der volksmenigte, afwisselend in luid geklaag of verwjjt in verzuchting of bedreiging. Die duizenden zij spreken over alles en allen. De gebeden van enkelen worden over stemd door ruwe verwenschingen van anderen, de verzuchtingen hier door luide verwjjtingen ginds, de kalme overpeinzingen door het ge rammel van boeien of het gekletter van wapenen. En toch vindt ge hier en daar een vreed zamer groep bjjeen. Bljjkbaar spreken zij over dingen, die bljjde herinneringen opwekken. Hunne blikken stralen van tevredenheid, bjj sommigen is een traan de tolk der dankbaar heid. Indien niet het geraas van wind en stemmen het beletten zou men hooren spreken van genoten weldaden, van de vreugde des wederziens, over vriendschap en liefde, over geluk en voorspoed. Een drom kinderen baant zich een weg door die verschillende groepen, onder het zingen van hun schoollied, als ware er geen leed of last op de ganscbe wereld. Als ze een oogenblik zwjjgen dan is het om dat hun weg versperd wordt door treurenden over het verlies van echtgenoot, kinderen of verwantenof over den ommezwaai van het lot dat eens begunstigden ontnam wat hun roem en geluk uitmaakte. Die menigte in al de schakeeringen van stand, leeftjjd en karakter is de afspiegeling van de groote menschenwereld. Zonder zich te storen aan laoh of traan, aan dank of verwensching, zet de Tjjd onvermoeid en onverzwakt zjjn tocht voort. Reeds zeggen heeft. Enkele gevallen komen nog voor, doch zelfs de strengste bevelen worden soms over treden en dit mag men dus den gouverneur niet verwjjten De schrjjver keurt het daarom ten sterkste af, dat de heer Goekoop éen bjjzonder feit, éen uitzondering, gegeneraliseerd heeft en, afgaande op de mededeelingen van een kind, zonder persoonlijk onderzoek gouver neur en geneesheer der Academie aangevallen heeft. Bij kon. besluit is aan A. M. Vermast, mil. paardenarts 2e kl. van het leger in N.-I., thans met verlof hier te lande, op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend als tjjdeljjk adsistenk aan 's rijks veeartsenijschool te Utrecht. Mr L. W. A. Besier, referendaris-adviseur bij het muntcollege is aangewezen om gedurende het jaar 1891, in geval van afwezigheid van een der leden van het muntcollege, diens plaats te vervullen bp de behandeling der onderwer pen, bedoeld bp de artt. 3, 7 en 10 der wet van 1 Juni 1850 Staatsblad no 25). Aan den surnumerair der posterpen D. Lod der is, op zjjn verzoek, verleend een eervol ontslag uit die betrekking. De heer N. C. Frohn, laatstelijk opz. 3e kl. bp den dienst der Staatss, op Java, is op zjjn verzoek eervol uit 's lands dienst ontslagen met toekenning van pensioen. Te rekenen van 1 Januari aanstaande wordt de tariefprjjs voor gewone telegrammen in het verkeer van Nederland met Luxemburg over België van 0.085 gl- per woord tot op 0.065 gl. per woord verlaagd, met bepaling nochtans, dat de prjjs voor een gewoon telegram of een vooruitbetaald antwoord nimmer minder dan 0.40 gl. zal bedragen. De mail uit Oost-Indië, dezer dagen ontvan gen, is gedateerd 27 November. Aan een bericht, van den kommandant van het leger en chef van het dep. van oorlog in Ned. Indië ontvangen, is bet volgende ont leend De expeditionaire kolonne op Zuid-Flores was den 18en Nov. in het strandbivak samen getrokken, zonder door de bevolking in den terugtocht eenigszin3 te zijn bemoeiljjkt. Het stoomschip Gouverneur-Generaal Loudon kwam in den morgen, de Tambora in den namiddag van dien dag in de Aimere-baai aan en den 20en, 's avonds te 6 uur, bevond de kolonne zich in haar geheel aan boord dier schepen. Den 23en, om tien uur voormiddags, kwa men de troepen te Soerabaja aan. Aan een particulier schrijven uit Atjeh is door Gelria het volgende ontleend »In den laten avond van den 18en Nov. werd de le luit. M. van der Meer Mohr, kom mandant van Kota Pohama, een onzer uiterste posten van onze vesting op Atjeh, gewekt door een haastig kloppen van den kommandant der week, die hem mededeelde, dat de Zuide lijke brug over de lagune, welke het eiland Pohama met den vasten wal verbindt, in brand stond. G.imiddeljjh liet genoemde officier een patrouille aantreden, die, ter sterkte van 17 Europeesche en 9 inlandsche minderen, onder zpn commando en dat van den 2en luit. J. F. Wenz, zou beproeven met behulp van een aantal dwangarbeiders, allen van kapmessen en brandemmers voorzien, staande onder toe zicht van den Europeeschen fuselier Leroy, om den brand te blusschen. »Plotseling viel van achter een djjk, die het eiland doorloopt, een salvo uit geweren de doffe klokslagen, die door het luchtruim dreunen, dat het tjjd is om uiteen te gaan reeds lang is het lied verstomd, dat daar straks door de gewelven van gindgchen tempel klonk, maar wisselend beeld van het leven niet het gejoel van brooddronkenheid en licht zinnigheid. Reeds zpn van vele woningen de deuren en luiken gesloten doch in de bin nenkamers toeft nog het kleiner of grooter gezin. Men wacht waarop Men verwacht wien Daar treedt op eenmaal midden onder die menigte een oud, eerwaardig man. Vreemd is de uitdrukking op zpn gelaat, 't Is hoog ernstig en toch vertoont zich nu en dan een glimlach. De grjjze lokken om zpn hoofd en doffe oogen doen maar al te zeker beseffen dat zpn einde nabjj is. Voor hem is geen graf gedolven, want even als de vogel der oudheid sterft hp om op nieuw en verjongd te verrjjzen. Hjj wankelt onbeschroomd voort, met een vaarwel op de lippen. Dooh de menigte dringt op hem aan en noemt hem een bedrieger, omdat hjj niet gegeven heelt wat men gehoopt, gewenscht en gevraagd had. Hij wil spreken maar hjj kan zich niet doen verstaan door het geklaag over armoê, en werkloosheid en achteruitgang, met de vraagis dat nu de voorspoed, dien wjj van U afsmeekten Uit tal van monden klonk hetga heên gjj! die ons gefolterd hebt met ziekte en dood of have en goed deedt opgaan in de vlammen. Ga heên, gjj 1 die, in plaats van vrede, twist en tweedracht, oproer en moord gedoogdet, of toestondt dat last op last ons maatschap pelijk bestaan bedreigt Heb ik U niet gesmeekt om een enkele bloem op mijn doornig levenspad, roept weêr een ander, en aanschouw de striemen van ons ondrageljjk levenslot Uit uwen hoorn des overvloeds schitterden eer en roem en geld maar toen wp grjjpen wilden week dat symbool van gelukwp daalden op den maatschappeljjken ladder. Waar is de menschlievendheid ontdaan van alle eigenbelang waar de broederliefde die niet vraagt naar kerk of geloof waar de vooruitgang die niet worstelt met het behoud waar de lichtstraal der kennis die niet ver hinderd wordt door bekrompenheid en donderbussen en de beide officieren, die aan het hoofd der colonne liepen, zich met de hen volgende fuseliers in de richting van het geluid keerende, zagen flauwtjes door de diepe duisternis, hoe de staart der patrouille door Atjehers met den klewang werd aange vallen. »Attakeeren klonk het uit den mond van den kommandant en, gevolgd door luit. Wenz, die nog riep »Niet schieten Met de bajonet erop in en een zestal fuseliers, ging het op den vjjand los. Een gevecht van man tegen man volgde, dat eindigde met de vlucht der Atjehers. Bp den aanval op den staart waren de dwangarbeiders gaan loopen of had den zich op den grond laten vallen, maar hun opzichter, de reeds genoemde ruselier Leroy had, slechts gewapend met een kapmes, stand gehouden, wat waarschjjnljjk mede oorzaak is geweest, dat de Javanen, die voor hem mar cheerden, kalm en bedaard waren gebleven. Leroy is zwaar gewond, zes klewanghouwen zpn hem toegebracht, maar zjjn toestand geeft hoop op herstel. Onder een hevig vuur van den vjjand, die, vier dooden in onze handen achterlatende, zoo goed het ging over de brandende brug was ontkomen, werd toen door luitenant Wenz met 11 bajonetten en eenige dwang arbeiders de brand gebluscht, terwjjl de kom mandant Van der Meer Mohr de gewonden had opgezocht en met hen, zooveel mogeljjk gesloten bljjvende, naar d6 benting terugtrok. Tot den morgen bleef de patrouille-Wenz, versterkt door een inmiddels aangekomen pa trouille van Pakan Kroeng-Tjoet, op de plaats van het gevecht in stelling. »Van onzen kant zpn twee fuseliers gesneu veld, twee zwaar en vier licht gewond. Een rjjke buit aan wapenen, donderbussen, revolvers en klewangs werd gemaakt. »In een kommandements-order heeft gene raal Van Teyn onmiddeljjk zjjne hooge tevre denheid te kennen gegeven over den moed en het beleid, door genoemde officieren en hun fuseliers bjj deze overvalling aan den dag gelegd." Onder de buitenlandsch e vorsten, staat kundige personen en beroemdheden op weten schappelijk of kunst of ander gebied, gedurende het afgeloopen jaar overleden, behooren o. a. keizerin Augusta van Duitscbland; prof. Döl- lingerprins Amadeus, hertog van Aosta, ex- koning van Spanjevorst George Albert van Schwarzburg-Rudolstadt; lord Napier of Magdala! baron Von Franckenstein, invloedrjjk lid van het Duitsche centrumde hertog van Mont- pensier;de Oostenrjjksch-Hongaarsche staats man Julius Andrassyde ex-koningin Maria van Hannoverhet lid van het Britsch parle ment William Crawford Charles Grad, een der Elzasser Protestier in den Duitschen rjjkadag; de Amerikaansche generaal John Charles Fre mont Baccarini, oud-minister van Italië; de Britsche staathuishoudkundige Harold Rogers de Belgische schilder Karei Verlat; de schilder John Lewis Brown Auguste Scheler philoloog en hoogleeraar aan de Brusselsche universiteit Alphonse Karr de Belgische socialist dr Cesar de Paepe en Octave FeuilV-t., In ons land dient in de allereerste plaats aan het overljjden van Z. M. koning Willem den derde te worden herinnerd. Dan Btierven in het heden teneinde loopende jaar o. a. mr G. W. baron De Vos van Steen- wjjk, lid van de Eerste kamermr S. J. Hingst, raadsheer in den hoogen raadmr A. van Ejjk Bjjleveld, raadsheer in het gerechtshof te Amsterdamdr P. de Jong, hoogleeraar aan de universiteit te Utrechtmr H. M. A. baron Voor wie zjjt gp eigenljjk goed geweest? Voor mij roept een jonge moeder met een kind aan haren boezem, gjj hebt mjj gelukkig gemaakten voor ons roepen er een aantal, want wp hadden gezondheid en krachten voor onzen dageljjkschen arbeiden terwjjl zjj door drongen kusten zjj de hand van den grijsaard. Maar ook ons waart gjj goed en wp danken er U voor, want gjj hebt ons gered uit geva ren, gjj verschaftet ons de vreugde des weder ziens, gjj:verbljjdet ons door vriendschap en liefde, ons klagen veranderde in juichen, toen wjj van het ziekbed verrezen; of toen wp geen brood hadden voor ons of onze kinderen, trad de weldadigheid onze woning binnen, en in onze nooden werd voorzien. Op dat oogenblik onttrok de grjjsaaid zich met zenuwachtigen spoed aan het gedrang der menigte, en toen deze hem onbewegeljjk na staarde werd het oor getroffen door bazuin geschal, dat zich aan de tegenovergestelde richting deed hooren. 't Was of de storm ophield mst loeienhet gemompel stilzweeg, het duister eenigszins op klaarde en de starren zichtbaar werden. De fanfaren-muziek naderde en voorop ging een beeldschoon jongeling met een fakkel in de eene een bloemkrans in de andere hand. Hp stond stil in het midden der menigte en lachte deze vriendeljjk toe. Aller handen werden omhoog gestoken en een .welkom" en een »zegen ons" klonk uit aller mond. En den fakkel omhoog houdende, sprak de jongelingUw »welkom" is mjj lief uw »zegen ons" moge hooger rjjzenzoo gjj het licht lief hebt vangt dan zjjne stralen op, waar ze glanzen en glinsteren door de nevelen der onwetendheid; en zoo gjj bloemen begeert kweekt ze dan aan in hof, in huis, in hart. Vraag van mjj niets, want ik ben slechts de heraut, die nadrukkelpker dan ooit u toeroept dat maanden en jaren voorbjj gaan en toege rekend worden. Al schjjn ik jong, ik ben toch de oude en wensch alleen door deze ver wisseling nieuwe kracht, nieuwen levensmoed in uwe harten te storten. Gjj zpt aan een mjjlpaal gekomen. Ziet ach ter u de ellende en het geluk, de smart en de vreugde, de tweedracht en de eensge zindheid, oorlog en vrede haat en vriendschap van der Goes van Dirxland, lid van de Eerste kamerdr C. H. D. Buys Ballot, hoogleeraar aan de universiteit te UtrechtH. G. Derx) inspecteur-generaal der staatsspoorwegen in Ned.-Indië; mr W. D. Bosch, president der rechtbank te 's Bosch jhr mr H. J. van der Heim, oud-minister van financiën; dr N. B. Donkerslootmr S. H. Lette van Oostvoorne, raadsheer in het gerechtshof te 's Gravenhage; mr C. D. Asser, raadsheer in den hoogen raad, H. M. Smits, lid van de Eerste kamerdr M. F. A. G. Campbell, bibliothecaris der konink- ljjke bibliotheekdr P. de Boer hoogleer aar aan de universiteit te Groningen dr G. F. Westerman, directeur van het ge nootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam dr E. A. van der Burg, hoogleeraar aan de Universiteit te LeidenJ. G. van den Bergh, oud-minister van waterstaatS. Altmann, hoogleeraar aan de rijksacademie van beeldende kunstenjhr mr J. J. F. de Jong van Beek en Donk, procureur-generaal bjj het gerechtshof te 's HertogenboschJ. Evers, inspecteur van financiën in Ned. IndiëB. van Baak, resident van DjokjokartaN. Trakranen, oud-minister van koloniën mr D. Visser van Hazerswoude, lid der Tweede kamer J. W. Bilders, land schapschilder; mr J. P. P. baron Van Zuylen van Nyevelt, minister van staatD. A. C. Artz, kunstschilder; jhr mr J. Huydecoper van Maarseveen, lid van de Eerste kamer mr L A. .T. W. haron Sloet van de Beele, oud- gouverneur-generaal van Ned. IndiëH. de Veer, hoofdredacteur van het Nieuws van den Dagmr A. Beaujon, hoogleeraar aan de universiteit te Amsterdammr A. Blussé, lid van de Eerste kamer en jhr B. van Merlen, generaal majoor der cavalerie. Aan het college van de Provinciale staten van Zeeland ontvielen door den dood de heeren J. Hoogenboom Hz. te Renesse, C. van der Vliet Dz. te Zierikzee en J. van Schouwen te Wissenkerke. Van de Wet tot regeling der jacht en visscherg met aanteekeningen betreffende de jurisprudentie tot den laatsten tjjd door den heer mr. S. Gra- tama Hzn., rechter in de Arr. rechtbank alhier, is de 6e aflevering verschenen, waarmede dit nuttige werk compleet is. Reeds vroeger vestigden wij de aandacht op dezen verdienstelpken arbeid. Uitgever er van is de firma S. en W. N. van Nooten te Schoonhoven. «b Een Renter-telegram uit Londen bericht dat de prijs van 600 ponden sterling door Sir Henry Thompson uitgeloofd voor de beste verhandeling over het internationaal bimetal- lisme, is toegekend aan den heer A. C. Boissevain, van Amsterdam. Kantongerecht te Middelburg. Het stapvoets rijden tusschen de borden langs de school aan de Lange Delft geen strafbaar feit. Voor het eerst werd zooals wjj gisteren in het kort meldden Dinsdag door den kantonrechter een vonnis gewezen ter zake van het harder dan stapvoets rpden langs de school C aan de Lange Delft. Aan den beklaagde M. P. F. was bjj dagvaarding ten laste ge legd dat hjj op den 23 October 1890, des namiddags te half vier uur, met een voertuig, ze leggen in gestadige wisseling ook vóór u. Niet aan mjj maar aan de menschheid om de laatsten van dezen de eersten te doen zpn. Het geloof in den adeldom der mensch heid, zich openbarende in al wat schoon en goed en waar is; het vertrouwen op de zegepraal van deugd, eerljjkheid en rechtde toewjjding aan het geluk of de vertroosting van anderen de dankbaarheid en de tevre denheid in eigen boezem, geven steun in den strijd des levens, en dat leven wat is het anders dan een weefsel van wel en wee, van teleurstelling of van nooit gedachte uitkomst. En toen hjj ophield met spreken en zpn tocht wilde voortzetten riep de menigtewaarheen En zich omkeerende en fakkel en bloem krans beide omhoog houdende, sprak hjj als 9en held, die zjjn troepen aanvoerde en aan vuurde tot manmoedig strjjden.daarheen, waar verlichting en zelfkennis ontbreken; waar aan het harde lot van duizenden verbetering moet worden toegebrachtwaar onderwjjs en wetenschap onbekenden zpnwaar handel en welvaart verslagen liggen maar ook daar heen waar dé liefde ontbreekt, om wel te doen en te zegenen." Hjj ging op den een wig geregel den polsslag van den tjjd en de menigte verstrooide zich, bljjkbaar in opgewekter stemming dan waarin zjj gekomen was. 't Was of bjj dezen de hoop op beter en ge lukkiger bjj genen de herinnering aan het vergankeljjke, bjj allen de wekstem ter plicht haar invloed had doen gelden. Velen bukten om zich meester te maken van een der beschreven bladen, die de jongeling achteloos rond had gestrooid. Ook ik greep in mjjne verbeelding toe en werd er een mach tig dat in dichtmaat *Een woord voor allen bevatte 't Luidde als volgt Ik, jeugdig jaar, begin mjjn loop met nieuw geleende krachten. Ik hoor de beên van oud en jong die heil van rnjj verwachten. Wat noemt gjj heil? Wat is geluk? Is 't goud of goed of eere, of dat de beker van 't genot nooit ledig van u keere waarvoor een paard gespannen was en waarvan hp bestuurder was, in een draf, althans sneller dan stapvoets, had gereden in de Lange Delft te Middelburg langs de panden in wjjk I nos 34, 35 en 36 aan de zuidzjjde dier straat en langs de panden in wjjk B nos 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140 en 141 aan de Noord- zjjde dier straat tusschen de aldaar geplaatste palen met borden, waarop de woorden .stap voets rjjden" en »tot hier," en zulks in strijd met de publicatie van den burgemeester te Mid delburg d° 26 November 1889. Het in deze zaak gewezen vonnis luidt als volgt Het kantongerecht te Middelburg enz. Overwegende dat in het proces-verbaal van den agent van politie en onbezoldigden rijks veldwachter J. J. du Bois is vermeld dat de verbalisant op den 23en October 11., des na middags te half vier uur, heeft gezien dat de beklaagde als bestuurder van een met een paard bespannen voertuig dit paard, in plaats van stapvoets, in draf liet loopen op de openbare straat de Lange Delft te Middelburg langs de huizen in wjjk I nummers 34, 35 en 36 aan de Zuidzjjde en langs de huizen in wjjk B nummers 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140 en 141 aan de Noordzjjde van die straat binnen de ruimte, door de aldaar geplaatste borden aangegeven O. dat de verbalisant als getuige onder eede heeft verklaard dat hjj heeft waargenomen dat die borden, waarop aan de eene zjjde de woorden stapvoets rijden" en aan de andere zjjde de woorden *tot hierzjjn vermeld, door middel van daaraan gehechte palen bp den aanvang der schooltijden in den grond van de Lange Delft werden gezet en bjj het eindigen der schooltijden daaruit werden gehaald aan weers- zjjde van de zich aan die straat bevindende school, met welke plaatsing en wegneming ook hjj, getuige, wel is belast geweest O. dat op den 26en November 1889 is uit gevaardigd eene publicatie van den burgemeester van Middelburg, luidende als volgt PUBLICATIE. Art. 104 der verordening van de alge meens plaatselijke politie voor de gemeente Middelburg. De Burgemeester van Middelburg verwittigt «een ieder dat het, ingevolge art. 104 der bovengenoemde verordening, verboden is in de Lange Delft en de St. Janstraat, binnen de ruimte, door de borden aangegeven, zich met zijn voertuig anders dan stapvoets te bewegen." O. dat door het prooesverbaal, in verband met de verklaring van den verbalisant I. J. du Bois als getuige, wettig eri overtuigend is bewezen dat de beklaagde heeft gepleegd het hem bjj de dagvaarding ten laste gelegde feit, waarop door het Openb. ministerie van art. 104 der voormelde verordening de toepas sing is gevorderd O. dat echter met dit artikel, waarbjj koet siers, voerlieden en karrelieden gehouden zpn zich te gedragen naar de bevelen, die hun gegeven worden van wege de politie zoo ten aanzien van de met hunne voertuigen, hand karren of sleden te volgen riohting of plaatsing als omtrent de daaraan te geven snelheid, de gemeentewetgever geen andere bedoeling heeft gehad als om gevaar te voorkomen en voor zorg te nemen tot bevordering van het veilig verkeer op de openbare straat; dat zulks niet alleen uit de geschiedenis van dit artikel bljjkt maar ook hieruit duideljjk is dat het eene plaats inneemt te midden van eene reeks van artikelen, in hetzelfde hoofdstuk IV der verordening vervat, allen uitsluitend bepalingen inhoudende, betrekking hebbend op Welnu 'k beloof het reinst genot dat de aarde u ooit kan geven, als ik haar uit den doodslaap wek tot nieuw ontluikend leven. Is 't niet genoeg dan brengt mjjn loop ln 't rjjkste der seizoenen, als licht en warmte u tegenstroomt, haar schoonste bloemfestoenen. En daarna, als de zonnegod zpn rossen in gaat toornen, dan ruischt er goud in 't golvend graan of door het loof der boomen Neen, niet genoeg want 't menschenhart juicht scheppings weldaan tegen, maar wacht van geest en handenwerk voor allen ruimen zegen. Dat kunt en moogt ge, menschenkind 1 dat niet beangst bljjft vragen, of in den grooten levensstrjjd eens beter licht zal dagen. Verlichting Ziethaar zonne rjjst trots donkre nevelwolken trots tegenstand en haat of njjd bjj vorsten of bjj volken. De wetenschap vervolgt haar weg en opent haar trezoren op duistre raadslen van voorheen laat zjj haar lichtglans gloren. Beschaving, deugd en menschenmin zjj wandelen rond op aarde en wekken, zelfs in 't kleinste hart, 't gevoel voor menschenwaarde. En gjj ook, meesters in de kunst, Kunt, zelfs bjj leed herdenken, door kleur en klank en poëzp vaak zielewellust schenken. Aan allen heilIk jeugdig jaar snel ook een toekomst tegen, die in haar schoot de kiem verbergt van rampen of van zegen. Doch wat er kome, of wat er dreig', hoe stormen loeien mogen houdt stand, steeds vaardig tot den strjjd Excelsiorvoor oogen. A.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1891 | | pagina 5