IliieMrpclie Courant.
BIJVOEGSEL
Waarheen?
i
Middelburg 31 December.
LETTEREN EN KUNST.
RECHTSZAKEN.
r
VAN DE
YA2J
Donderdag 1 Januari 1891, no. 1.
Onze gezant te Brussel graaf Gericke van
Herwjjnen, gevolmachtigde bij de Brusselsche
conferentie tot bestrijding van den slavenhan
del, he ft gisteren de beide akten dier confe
rentie onderteekend, betrekking hebbende op
lo. maatregelen tot het bestrjjden der slavernij,
en 2o. het heffen van invoerrechten in het
onder de conventie begrepen bekken van den
Congo.
Hiervan deed de minister van buitenlandsche
zaken in de Dinsdag gehouden zitting der
Eerste kamer op de volgende wijze mededeeling
Het is bekend, dat de regeering in Jani haar
onderteekening niet heeft verleend aan de al-
gemeene akte der te Brussel gehouden anti-
slavernjj conferentie, wijl zjj van meening was,
dat, in strijd met art. 4 der akte van Berljjn,
de invoering van invoerrechten in het Congo-
gebied daarbjj werd toegelaten bjj een decla
ratie, waarvan de gelijktijdige onderteekening
slechts recht gaf om ook de anti-slavernjj-akte
te teekenen.
Sedert heeft de regeering, gedurende de ver-
loopen maanden, vruchteloos alle pogingen
aangewend om de overige mogendheden tot
haar zienswijze over te halen. Nu dit niet is
gelukt, meent de regeering dat 'a lands belang
vordert dat ook Nederland zjju handteekening
voege bjj die van al de andere ter conferentie
van Brussel vertegenwoordigde mogendheden
en zjj heeft beden onzen gezant aldaar gelast
tot die onderteekening over te gaan.
De min. heeft gemeend van de gelegenheid
gebruik te moeten maken om aan de kamer
deze mededeeling te doen.
Door de Eerste kamer is Dinsdag o. a. nog
aangenomen het wetsontwerp tot bekrachtiging
van een onderhandschen verkoop van een
perceel grond onder Hontenisse, tot het kroon
domein behoorende, aan de R. K. parochie van
den H. Martinus aldaar.
In het Vad. kwam Dinsdag, in verband met
de veel besproken gebeurtenissen aan de Mili
taire Academie te Breda, een schrijven voor
van den generaal-majoor van het O.-I. leger
Raedt van Oldebarnevelt. Deze besprak daarin
voornamelijk het »groenen" of »baren". Vol
gens den generaal is het baren in de laatste
tien jaar voortdurend afgenomen. Onder de
beide voorlaatste gouverneurs der Academie
is het stelselmatig te keer gegaan en de tegen
woordige gouverneur heeft met jjver en tact
hunne maatregelen bestendigd en verscherpt-
Hem mag dus te dezen opzichte geen verwjjt
treffen. De surveillance op de slaapzalen en
elders aan anderen dan de cadets van oudere
jaren op te dragen zou strjjden met het be
ginsel der nu nog geldende wet.
Niemand behoeft evenwel, aldus betoogt de
heer Raedt van Oldebarnevelt verder, op zjjn
woorden alleen af te gaan. Ieder, die in de Aca
demie belang stelt, weet dat het baren zoo goed
als verdwenen is en dat alleen de traditie tot nog
toe het geheele uitsterven ervan verhinderd
PHANTASIE OP OUDEJAARS-NACHT.
Op een uitgestrekt plein, bij den aanvang
van een grooten heirweg, staat op Sint-Silvesters
avond een ontzaglijke menigte menschen,
van allerlei stand en leeftijd.
't Is donkerhet flikkrend kunst
licht werpt een matten glans op jjs en
sneeuw, de verschrikkingen van den winter,
terwjjl de naakte toppen der boomen hevig
bewogen worden door den kouden vochtigen
wind.
Aan dat geloei paart zich het gegons en
gemompel der volksmenigte, afwisselend in
luid geklaag of verwjjt in verzuchting of
bedreiging.
Die duizenden zij spreken over alles en
allen. De gebeden van enkelen worden over
stemd door ruwe verwenschingen van anderen,
de verzuchtingen hier door luide verwjjtingen
ginds, de kalme overpeinzingen door het ge
rammel van boeien of het gekletter van wapenen.
En toch vindt ge hier en daar een vreed
zamer groep bjjeen. Bljjkbaar spreken zij over
dingen, die bljjde herinneringen opwekken.
Hunne blikken stralen van tevredenheid, bjj
sommigen is een traan de tolk der dankbaar
heid. Indien niet het geraas van wind en
stemmen het beletten zou men hooren spreken
van genoten weldaden, van de vreugde des
wederziens, over vriendschap en liefde, over
geluk en voorspoed.
Een drom kinderen baant zich een weg door
die verschillende groepen, onder het zingen
van hun schoollied, als ware er geen leed of
last op de ganscbe wereld.
Als ze een oogenblik zwjjgen dan is het om
dat hun weg versperd wordt door treurenden
over het verlies van echtgenoot, kinderen of
verwantenof over den ommezwaai van het lot
dat eens begunstigden ontnam wat hun roem
en geluk uitmaakte.
Die menigte in al de schakeeringen van stand,
leeftjjd en karakter is de afspiegeling van de
groote menschenwereld.
Zonder zich te storen aan laoh of traan, aan
dank of verwensching, zet de Tjjd onvermoeid
en onverzwakt zjjn tocht voort. Reeds zeggen
heeft. Enkele gevallen komen nog voor, doch
zelfs de strengste bevelen worden soms over
treden en dit mag men dus den gouverneur
niet verwjjten De schrjjver keurt het daarom
ten sterkste af, dat de heer Goekoop éen
bjjzonder feit, éen uitzondering, gegeneraliseerd
heeft en, afgaande op de mededeelingen van
een kind, zonder persoonlijk onderzoek gouver
neur en geneesheer der Academie aangevallen
heeft.
Bij kon. besluit is aan A. M. Vermast, mil.
paardenarts 2e kl. van het leger in N.-I., thans
met verlof hier te lande, op zjjn verzoek,
eervol ontslag verleend als tjjdeljjk adsistenk
aan 's rijks veeartsenijschool te Utrecht.
Mr L. W. A. Besier, referendaris-adviseur bij
het muntcollege is aangewezen om gedurende
het jaar 1891, in geval van afwezigheid van
een der leden van het muntcollege, diens plaats
te vervullen bp de behandeling der onderwer
pen, bedoeld bp de artt. 3, 7 en 10 der wet
van 1 Juni 1850 Staatsblad no 25).
Aan den surnumerair der posterpen D. Lod
der is, op zjjn verzoek, verleend een eervol
ontslag uit die betrekking.
De heer N. C. Frohn, laatstelijk opz. 3e kl.
bp den dienst der Staatss, op Java, is op zjjn
verzoek eervol uit 's lands dienst ontslagen met
toekenning van pensioen.
Te rekenen van 1 Januari aanstaande wordt
de tariefprjjs voor gewone telegrammen in het
verkeer van Nederland met Luxemburg over
België van 0.085 gl- per woord tot op 0.065
gl. per woord verlaagd, met bepaling nochtans,
dat de prjjs voor een gewoon telegram of een
vooruitbetaald antwoord nimmer minder dan
0.40 gl. zal bedragen.
De mail uit Oost-Indië, dezer dagen ontvan
gen, is gedateerd 27 November.
Aan een bericht, van den kommandant van
het leger en chef van het dep. van oorlog in
Ned. Indië ontvangen, is bet volgende ont
leend
De expeditionaire kolonne op Zuid-Flores
was den 18en Nov. in het strandbivak samen
getrokken, zonder door de bevolking in den
terugtocht eenigszin3 te zijn bemoeiljjkt.
Het stoomschip Gouverneur-Generaal Loudon
kwam in den morgen, de Tambora in den
namiddag van dien dag in de Aimere-baai aan
en den 20en, 's avonds te 6 uur, bevond de
kolonne zich in haar geheel aan boord dier
schepen.
Den 23en, om tien uur voormiddags, kwa
men de troepen te Soerabaja aan.
Aan een particulier schrijven uit Atjeh is
door Gelria het volgende ontleend
»In den laten avond van den 18en Nov.
werd de le luit. M. van der Meer Mohr, kom
mandant van Kota Pohama, een onzer uiterste
posten van onze vesting op Atjeh, gewekt door
een haastig kloppen van den kommandant
der week, die hem mededeelde, dat de Zuide
lijke brug over de lagune, welke het eiland
Pohama met den vasten wal verbindt, in brand
stond. G.imiddeljjh liet genoemde officier een
patrouille aantreden, die, ter sterkte van 17
Europeesche en 9 inlandsche minderen, onder
zpn commando en dat van den 2en luit. J.
F. Wenz, zou beproeven met behulp van een
aantal dwangarbeiders, allen van kapmessen
en brandemmers voorzien, staande onder toe
zicht van den Europeeschen fuselier Leroy, om
den brand te blusschen.
»Plotseling viel van achter een djjk, die
het eiland doorloopt, een salvo uit geweren
de doffe klokslagen, die door het luchtruim
dreunen, dat het tjjd is om uiteen te gaan
reeds lang is het lied verstomd, dat daar straks
door de gewelven van gindgchen tempel klonk,
maar wisselend beeld van het leven niet
het gejoel van brooddronkenheid en licht
zinnigheid. Reeds zpn van vele woningen de
deuren en luiken gesloten doch in de bin
nenkamers toeft nog het kleiner of grooter
gezin.
Men wacht waarop
Men verwacht wien
Daar treedt op eenmaal midden onder die
menigte een oud, eerwaardig man. Vreemd is
de uitdrukking op zpn gelaat, 't Is hoog ernstig
en toch vertoont zich nu en dan een glimlach.
De grjjze lokken om zpn hoofd en doffe oogen
doen maar al te zeker beseffen dat zpn einde
nabjj is. Voor hem is geen graf gedolven,
want even als de vogel der oudheid sterft hp
om op nieuw en verjongd te verrjjzen. Hjj
wankelt onbeschroomd voort, met een vaarwel
op de lippen.
Dooh de menigte dringt op hem aan en noemt
hem een bedrieger, omdat hjj niet gegeven heelt
wat men gehoopt, gewenscht en gevraagd had.
Hij wil spreken maar hjj kan zich niet doen
verstaan door het geklaag over armoê, en
werkloosheid en achteruitgang, met de vraagis
dat nu de voorspoed, dien wjj van U afsmeekten
Uit tal van monden klonk hetga heên gjj!
die ons gefolterd hebt met ziekte en dood of
have en goed deedt opgaan in de vlammen.
Ga heên, gjj 1 die, in plaats van vrede, twist
en tweedracht, oproer en moord gedoogdet,
of toestondt dat last op last ons maatschap
pelijk bestaan bedreigt
Heb ik U niet gesmeekt om een enkele bloem
op mijn doornig levenspad, roept weêr een
ander, en aanschouw de striemen van ons
ondrageljjk levenslot
Uit uwen hoorn des overvloeds schitterden
eer en roem en geld maar toen wp grjjpen
wilden week dat symbool van gelukwp
daalden op den maatschappeljjken ladder.
Waar is de menschlievendheid ontdaan van
alle eigenbelang waar de broederliefde die
niet vraagt naar kerk of geloof waar de
vooruitgang die niet worstelt met het behoud
waar de lichtstraal der kennis die niet ver
hinderd wordt door bekrompenheid
en donderbussen en de beide officieren, die
aan het hoofd der colonne liepen, zich met
de hen volgende fuseliers in de richting van
het geluid keerende, zagen flauwtjes door
de diepe duisternis, hoe de staart der patrouille
door Atjehers met den klewang werd aange
vallen. »Attakeeren klonk het uit den mond
van den kommandant en, gevolgd door luit.
Wenz, die nog riep »Niet schieten Met de
bajonet erop in en een zestal fuseliers, ging
het op den vjjand los. Een gevecht van man
tegen man volgde, dat eindigde met de vlucht
der Atjehers. Bp den aanval op den staart
waren de dwangarbeiders gaan loopen of had
den zich op den grond laten vallen, maar hun
opzichter, de reeds genoemde ruselier Leroy
had, slechts gewapend met een kapmes, stand
gehouden, wat waarschjjnljjk mede oorzaak is
geweest, dat de Javanen, die voor hem mar
cheerden, kalm en bedaard waren gebleven.
Leroy is zwaar gewond, zes klewanghouwen
zpn hem toegebracht, maar zjjn toestand geeft
hoop op herstel.
Onder een hevig vuur van den vjjand, die,
vier dooden in onze handen achterlatende,
zoo goed het ging over de brandende brug
was ontkomen, werd toen door luitenant
Wenz met 11 bajonetten en eenige dwang
arbeiders de brand gebluscht, terwjjl de kom
mandant Van der Meer Mohr de gewonden
had opgezocht en met hen, zooveel mogeljjk
gesloten bljjvende, naar d6 benting terugtrok.
Tot den morgen bleef de patrouille-Wenz,
versterkt door een inmiddels aangekomen pa
trouille van Pakan Kroeng-Tjoet, op de plaats
van het gevecht in stelling.
»Van onzen kant zpn twee fuseliers gesneu
veld, twee zwaar en vier licht gewond. Een
rjjke buit aan wapenen, donderbussen, revolvers
en klewangs werd gemaakt.
»In een kommandements-order heeft gene
raal Van Teyn onmiddeljjk zjjne hooge tevre
denheid te kennen gegeven over den moed en
het beleid, door genoemde officieren en hun
fuseliers bjj deze overvalling aan den dag
gelegd."
Onder de buitenlandsch e vorsten, staat
kundige personen en beroemdheden op weten
schappelijk of kunst of ander gebied, gedurende
het afgeloopen jaar overleden, behooren o. a.
keizerin Augusta van Duitscbland; prof. Döl-
lingerprins Amadeus, hertog van Aosta, ex-
koning van Spanjevorst George Albert van
Schwarzburg-Rudolstadt; lord Napier of Magdala!
baron Von Franckenstein, invloedrjjk lid van
het Duitsche centrumde hertog van Mont-
pensier;de Oostenrjjksch-Hongaarsche staats
man Julius Andrassyde ex-koningin Maria
van Hannoverhet lid van het Britsch parle
ment William Crawford Charles Grad, een der
Elzasser Protestier in den Duitschen rjjkadag;
de Amerikaansche generaal John Charles Fre
mont Baccarini, oud-minister van Italië; de
Britsche staathuishoudkundige Harold Rogers
de Belgische schilder Karei Verlat; de schilder
John Lewis Brown Auguste Scheler philoloog
en hoogleeraar aan de Brusselsche universiteit
Alphonse Karr de Belgische socialist dr Cesar de
Paepe en Octave FeuilV-t.,
In ons land dient in de allereerste plaats
aan het overljjden van Z. M. koning Willem
den derde te worden herinnerd.
Dan Btierven in het heden teneinde loopende
jaar o. a. mr G. W. baron De Vos van Steen-
wjjk, lid van de Eerste kamermr S. J. Hingst,
raadsheer in den hoogen raadmr A. van
Ejjk Bjjleveld, raadsheer in het gerechtshof te
Amsterdamdr P. de Jong, hoogleeraar aan
de universiteit te Utrechtmr H. M. A. baron
Voor wie zjjt gp eigenljjk goed geweest?
Voor mij roept een jonge moeder met een
kind aan haren boezem, gjj hebt mjj gelukkig
gemaakten voor ons roepen er een aantal,
want wp hadden gezondheid en krachten voor
onzen dageljjkschen arbeiden terwjjl zjj door
drongen kusten zjj de hand van den grijsaard.
Maar ook ons waart gjj goed en wp danken
er U voor, want gjj hebt ons gered uit geva
ren, gjj verschaftet ons de vreugde des weder
ziens, gjj:verbljjdet ons door vriendschap en liefde,
ons klagen veranderde in juichen, toen wjj van
het ziekbed verrezen; of toen wp geen brood
hadden voor ons of onze kinderen, trad de
weldadigheid onze woning binnen, en in onze
nooden werd voorzien.
Op dat oogenblik onttrok de grjjsaaid zich
met zenuwachtigen spoed aan het gedrang der
menigte, en toen deze hem onbewegeljjk na
staarde werd het oor getroffen door bazuin
geschal, dat zich aan de tegenovergestelde
richting deed hooren.
't Was of de storm ophield mst loeienhet
gemompel stilzweeg, het duister eenigszins op
klaarde en de starren zichtbaar werden. De
fanfaren-muziek naderde en voorop ging een
beeldschoon jongeling met een fakkel in de
eene een bloemkrans in de andere hand.
Hp stond stil in het midden der menigte
en lachte deze vriendeljjk toe.
Aller handen werden omhoog gestoken en
een .welkom" en een »zegen ons" klonk uit
aller mond.
En den fakkel omhoog houdende, sprak de
jongelingUw »welkom" is mjj lief uw
»zegen ons" moge hooger rjjzenzoo gjj het
licht lief hebt vangt dan zjjne stralen op, waar
ze glanzen en glinsteren door de nevelen der
onwetendheid; en zoo gjj bloemen begeert
kweekt ze dan aan in hof, in huis, in hart.
Vraag van mjj niets, want ik ben slechts de
heraut, die nadrukkelpker dan ooit u toeroept
dat maanden en jaren voorbjj gaan en toege
rekend worden. Al schjjn ik jong, ik ben
toch de oude en wensch alleen door deze ver
wisseling nieuwe kracht, nieuwen levensmoed in
uwe harten te storten.
Gjj zpt aan een mjjlpaal gekomen. Ziet ach
ter u de ellende en het geluk, de smart
en de vreugde, de tweedracht en de eensge
zindheid, oorlog en vrede haat en vriendschap
van der Goes van Dirxland, lid van de Eerste
kamerdr C. H. D. Buys Ballot, hoogleeraar
aan de universiteit te UtrechtH. G. Derx)
inspecteur-generaal der staatsspoorwegen in
Ned.-Indië; mr W. D. Bosch, president der
rechtbank te 's Bosch jhr mr H. J. van der
Heim, oud-minister van financiën; dr N. B.
Donkerslootmr S. H. Lette van Oostvoorne,
raadsheer in het gerechtshof te 's Gravenhage;
mr C. D. Asser, raadsheer in den hoogen raad,
H. M. Smits, lid van de Eerste kamerdr M.
F. A. G. Campbell, bibliothecaris der konink-
ljjke bibliotheekdr P. de Boer hoogleer
aar aan de universiteit te Groningen
dr G. F. Westerman, directeur van het ge
nootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam
dr E. A. van der Burg, hoogleeraar aan de
Universiteit te LeidenJ. G. van den Bergh,
oud-minister van waterstaatS. Altmann,
hoogleeraar aan de rijksacademie van beeldende
kunstenjhr mr J. J. F. de Jong van Beek
en Donk, procureur-generaal bjj het gerechtshof
te 's HertogenboschJ. Evers, inspecteur van
financiën in Ned. IndiëB. van Baak, resident
van DjokjokartaN. Trakranen, oud-minister
van koloniën mr D. Visser van Hazerswoude,
lid der Tweede kamer J. W. Bilders, land
schapschilder; mr J. P. P. baron Van Zuylen
van Nyevelt, minister van staatD. A. C.
Artz, kunstschilder; jhr mr J. Huydecoper van
Maarseveen, lid van de Eerste kamer mr L
A. .T. W. haron Sloet van de Beele, oud-
gouverneur-generaal van Ned. IndiëH. de
Veer, hoofdredacteur van het Nieuws van den
Dagmr A. Beaujon, hoogleeraar aan de
universiteit te Amsterdammr A. Blussé, lid
van de Eerste kamer en jhr B. van Merlen,
generaal majoor der cavalerie.
Aan het college van de Provinciale staten
van Zeeland ontvielen door den dood de heeren
J. Hoogenboom Hz. te Renesse, C. van der
Vliet Dz. te Zierikzee en J. van Schouwen te
Wissenkerke.
Van de Wet tot regeling der jacht en visscherg
met aanteekeningen betreffende de jurisprudentie
tot den laatsten tjjd door den heer mr. S. Gra-
tama Hzn., rechter in de Arr. rechtbank alhier,
is de 6e aflevering verschenen, waarmede dit
nuttige werk compleet is.
Reeds vroeger vestigden wij de aandacht op
dezen verdienstelpken arbeid.
Uitgever er van is de firma S. en W. N.
van Nooten te Schoonhoven.
«b Een Renter-telegram uit Londen bericht
dat de prijs van 600 ponden sterling door Sir
Henry Thompson uitgeloofd voor de beste
verhandeling over het internationaal bimetal-
lisme, is toegekend aan den heer A. C.
Boissevain, van Amsterdam.
Kantongerecht te Middelburg.
Het stapvoets rijden tusschen de borden
langs de school aan de Lange Delft
geen strafbaar feit.
Voor het eerst werd zooals wjj gisteren
in het kort meldden Dinsdag door den
kantonrechter een vonnis gewezen ter zake van
het harder dan stapvoets rpden langs de school
C aan de Lange Delft. Aan den beklaagde
M. P. F. was bjj dagvaarding ten laste ge
legd dat hjj op den 23 October 1890, des
namiddags te half vier uur, met een voertuig,
ze leggen in gestadige wisseling ook vóór
u. Niet aan mjj maar aan de menschheid
om de laatsten van dezen de eersten te doen
zpn. Het geloof in den adeldom der mensch
heid, zich openbarende in al wat schoon en
goed en waar is; het vertrouwen op de
zegepraal van deugd, eerljjkheid en rechtde
toewjjding aan het geluk of de vertroosting
van anderen de dankbaarheid en de tevre
denheid in eigen boezem, geven steun in den
strijd des levens, en dat leven wat is het
anders dan een weefsel van wel en wee, van
teleurstelling of van nooit gedachte uitkomst.
En toen hjj ophield met spreken en zpn tocht
wilde voortzetten riep de menigtewaarheen
En zich omkeerende en fakkel en bloem
krans beide omhoog houdende, sprak hjj als
9en held, die zjjn troepen aanvoerde en aan
vuurde tot manmoedig strjjden.daarheen,
waar verlichting en zelfkennis ontbreken; waar
aan het harde lot van duizenden verbetering
moet worden toegebrachtwaar onderwjjs en
wetenschap onbekenden zpnwaar handel en
welvaart verslagen liggen maar ook daar
heen waar dé liefde ontbreekt, om wel te doen
en te zegenen."
Hjj ging op den een wig geregel den
polsslag van den tjjd en de menigte verstrooide
zich, bljjkbaar in opgewekter stemming dan
waarin zjj gekomen was.
't Was of bjj dezen de hoop op beter en ge
lukkiger bjj genen de herinnering aan het
vergankeljjke, bjj allen de wekstem ter plicht
haar invloed had doen gelden.
Velen bukten om zich meester te maken van
een der beschreven bladen, die de jongeling
achteloos rond had gestrooid. Ook ik greep
in mjjne verbeelding toe en werd er een mach
tig dat in dichtmaat *Een woord voor allen
bevatte
't Luidde als volgt
Ik, jeugdig jaar, begin mjjn loop
met nieuw geleende krachten.
Ik hoor de beên van oud en jong
die heil van rnjj verwachten.
Wat noemt gjj heil? Wat is geluk?
Is 't goud of goed of eere,
of dat de beker van 't genot
nooit ledig van u keere
waarvoor een paard gespannen was en waarvan
hp bestuurder was, in een draf, althans sneller
dan stapvoets, had gereden in de Lange Delft
te Middelburg langs de panden in wjjk I nos
34, 35 en 36 aan de zuidzjjde dier straat en
langs de panden in wjjk B nos 133, 134, 135,
136, 137, 138, 139, 140 en 141 aan de Noord-
zjjde dier straat tusschen de aldaar geplaatste
palen met borden, waarop de woorden .stap
voets rjjden" en »tot hier," en zulks in strijd
met de publicatie van den burgemeester te Mid
delburg d° 26 November 1889.
Het in deze zaak gewezen vonnis luidt als
volgt
Het kantongerecht te Middelburg enz.
Overwegende dat in het proces-verbaal van
den agent van politie en onbezoldigden rijks
veldwachter J. J. du Bois is vermeld dat de
verbalisant op den 23en October 11., des na
middags te half vier uur, heeft gezien dat de
beklaagde als bestuurder van een met een paard
bespannen voertuig dit paard, in plaats van
stapvoets, in draf liet loopen op de openbare
straat de Lange Delft te Middelburg langs de
huizen in wjjk I nummers 34, 35 en 36 aan
de Zuidzjjde en langs de huizen in wjjk B
nummers 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139,
140 en 141 aan de Noordzjjde van die straat
binnen de ruimte, door de aldaar geplaatste
borden aangegeven
O. dat de verbalisant als getuige onder eede
heeft verklaard dat hjj heeft waargenomen dat
die borden, waarop aan de eene zjjde de woorden
stapvoets rijden" en aan de andere zjjde de
woorden *tot hierzjjn vermeld, door middel
van daaraan gehechte palen bp den aanvang
der schooltijden in den grond van de Lange
Delft werden gezet en bjj het eindigen der
schooltijden daaruit werden gehaald aan weers-
zjjde van de zich aan die straat bevindende
school, met welke plaatsing en wegneming ook
hjj, getuige, wel is belast geweest
O. dat op den 26en November 1889 is uit
gevaardigd eene publicatie van den burgemeester
van Middelburg, luidende als volgt
PUBLICATIE.
Art. 104 der verordening van de alge
meens plaatselijke politie
voor de gemeente Middelburg.
De Burgemeester van Middelburg verwittigt «een
ieder dat het, ingevolge art. 104 der bovengenoemde
verordening, verboden is in de Lange Delft en de St.
Janstraat, binnen de ruimte, door de borden aangegeven,
zich met zijn voertuig anders dan stapvoets te bewegen."
O. dat door het prooesverbaal, in verband
met de verklaring van den verbalisant I. J.
du Bois als getuige, wettig eri overtuigend
is bewezen dat de beklaagde heeft gepleegd
het hem bjj de dagvaarding ten laste gelegde
feit, waarop door het Openb. ministerie van
art. 104 der voormelde verordening de toepas
sing is gevorderd
O. dat echter met dit artikel, waarbjj koet
siers, voerlieden en karrelieden gehouden zpn
zich te gedragen naar de bevelen, die hun
gegeven worden van wege de politie zoo ten
aanzien van de met hunne voertuigen, hand
karren of sleden te volgen riohting of plaatsing
als omtrent de daaraan te geven snelheid, de
gemeentewetgever geen andere bedoeling heeft
gehad als om gevaar te voorkomen en voor
zorg te nemen tot bevordering van het veilig
verkeer op de openbare straat;
dat zulks niet alleen uit de geschiedenis van
dit artikel bljjkt maar ook hieruit duideljjk is
dat het eene plaats inneemt te midden van
eene reeks van artikelen, in hetzelfde hoofdstuk
IV der verordening vervat, allen uitsluitend
bepalingen inhoudende, betrekking hebbend op
Welnu 'k beloof het reinst genot
dat de aarde u ooit kan geven,
als ik haar uit den doodslaap wek
tot nieuw ontluikend leven.
Is 't niet genoeg dan brengt mjjn loop
ln 't rjjkste der seizoenen,
als licht en warmte u tegenstroomt,
haar schoonste bloemfestoenen.
En daarna, als de zonnegod
zpn rossen in gaat toornen,
dan ruischt er goud in 't golvend graan
of door het loof der boomen
Neen, niet genoeg want 't menschenhart
juicht scheppings weldaan tegen,
maar wacht van geest en handenwerk
voor allen ruimen zegen.
Dat kunt en moogt ge, menschenkind 1
dat niet beangst bljjft vragen,
of in den grooten levensstrjjd
eens beter licht zal dagen.
Verlichting Ziethaar zonne rjjst
trots donkre nevelwolken
trots tegenstand en haat of njjd
bjj vorsten of bjj volken.
De wetenschap vervolgt haar weg
en opent haar trezoren
op duistre raadslen van voorheen
laat zjj haar lichtglans gloren.
Beschaving, deugd en menschenmin
zjj wandelen rond op aarde
en wekken, zelfs in 't kleinste hart,
't gevoel voor menschenwaarde.
En gjj ook, meesters in de kunst,
Kunt, zelfs bjj leed herdenken,
door kleur en klank en poëzp
vaak zielewellust schenken.
Aan allen heilIk jeugdig jaar
snel ook een toekomst tegen,
die in haar schoot de kiem verbergt
van rampen of van zegen.
Doch wat er kome, of wat er dreig',
hoe stormen loeien mogen
houdt stand, steeds vaardig tot den strjjd
Excelsiorvoor oogen.
A.