N°. 374. 133' Jaargang. 1890. Donderdag 20 November Des# courant verschijnt d a g e 1k s met uitzondering van Zon- en Feestdag#nil Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.- Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën: 20 cent per regel Bi] abonnement lager Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; Iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Opnieuw: de Congo-kwestie. Middelburg 19 November. ONDERWIJS. KERKNIEUWS. UIT STAD EN PROVINCIE. rmriiW iiiui)i nn «(.sun: col rim. Tkerwomete». Middelburg 19 Nov. vm. 8 o 51 n. 12 n. 55 gr. av. 4 u. 55 Verwaoht W. wind i 51 gr. gr. F. Agente» te Vlissingen: P. G. db Vbt Mbstdaoh Zoo», te Goes: A. A. W. Bollabd, te Erniningen: F. v. d. Pbijtl, te Zierikzee: A. 0. db Mooij te Tholen: W. A. va* AdvBrteittS» Nibuwblthuijzb* en te TerneuzenM. db Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te nnr advertentie-bnreau's van Nijoh Va* Ditmab te Rotterdam, de Gebb. Belinïantb, te 's Gravenhage, en A. de la Mas Azn, te Amsterdam. i aan het bnrean bezorgd zjjn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., Joh* F. Joses, opvolger. j ijj des avonds nog worden opgenomen Wij moeten de aandacht onzer lezers nog maals vragen voor die belangrijke kwestie van den dag, nu ons plaatsing is verzocht van de hieronder volgende stukken, dien wij gaarne aan het hoofd van ons blad eene plaats verleenen. Het eene luidt als volgt Geachte redacteur! Aan mijn betoog, dat gij zoo vriendelijk waart in uw blad van Maandag op te nemen, heb ik eigenlijk niets toe te voegen, want ik heb getracht mij duidelijk uit te drukken. Alleen wijl een welwillend antwoord niet met stilzwijgen bejegend behoort te worden, verzoek ik u mij te veroorloven nog iets in het midden te brengen. Zeer heeft het mij getroffen in de noot, door u onder mijn opstel geplaatst, het door mij ingenomen standpunt „bijzonder" ge noemd te zien. Mijn standpunt was dat eens Nederlanders, die zich afvraagtwaarom zijn land zoo over de tong gaat, en door welk vaderlandsch belang zijne overheid genoopt wordt zich dwars in den weg van alle regeeringen te stellen. Mij dacht, dit standpunt was het naastbij liggende, het meest natuurlijke, dat bij eene beoordeeling van Nederlandsche politiek in aanmerking behoorde te komen. Gij noemt het „bij zonder"; misschien omdat gij het in al de maanden, waarin deze zaak aanhangig is, nergens ingenomen hebt gezien. Ik even min. Zou dit misschien eene aanwijzing kunnen zijn, dat er bij het behandelen en beoordeelen der Congo-aangelegenheid iets over het hoofd is gezien, dat toch wel in aanmerking verdiende te komen Geen tegenwerpingen zullen mij verleiden dit standpunt te verlaten. Noem het een bijzondernoem het een bekrompen stand punt ik bevind er mij wèl bij Guenille si iu veux, ma guenïlle m'est chère. Slechts verzoek ik u, te willen gelooven dat het geschrevene over de Congo-rechten mij bekend is en ik de standpunten om u te verdedigen of te bestrijden, met redenen door anderen reeds gebruikt, voor het kiezen hebben zou. Ik verdedig noch bestrijd echterik vraag alleen of de regeering van mijn land verplicht was het gezag van haren naam, den invloed harer diplomatie, en de beteekenis, die Nederland nog in de wereld hebben mag, te kluisteren aan het al of niet heffen dier rechten. Op deze vraag kan ik nog altijd geen antwoord vinden dan dat het behoud der winsten van de Afrikaansche Handelsvereeniging dien kluister wenschelijk maakt. Een antwoord, dat mij niet bevredigt. Gij brengt wel weder, Geachte Redacteur, het argument te berde dat Nederland moest opkomen tegen schending van een tractaat; maar met uw verlof, dit is onjuist. Van schending van het Congo-tractaat is nog geen oogenblik sprake geweest. Of is het een contract „schenden", wanneer zooals onze Staats Courant dagelijks te lezen geeft contractanten besluiten eene ondoelmatig of onhoudbaar gebleken bepaling hunner statuten of overeenkomsten te wijzigen Niets anders is van Nederland verlangd, dan dat het zijne toestemming tot zulk eene wijziging geven zou. Zóo weinig denkt iemand aan „schending", dat juist de ver zekering, dat er zonder de medewerking van allen geen verandering mogelijk is, als drangreden gebruikt wordt door machtige staten om onze regeering hare stem af te bedelen, hadde ik geschreven, indien die uitdrukking niet meer zou wor den ingegeven door den aanmatigenden overmoed, die onze regeering in deze zaak bezielt, dan door bezadigdheid en redelijkheid. Al welke verzekeringen mij echter niet beletten te gelooven, dat, indien Nederland in zijn veto volhardt, er toch wel een middel gevonden zal worden, met of zonder schen ding in dat geval, om den Congo staat aan zijn vurig verlangde rechten te helpen. Gij zegt: de Nederlandsche handels-energie mag wel wat aangewakkerd worden. Het kan zijn maar het is voor mij hoogst moeilijk daarover te spreken zonder te komen op een terrein, waar, iu mijne gedachten, een groot bord staat, met „verboden toegang" er op Eene schuchtere opmerking zij mij slechts geoorloofd. Hoe kunnen toch die invoer rechten den invoerhandel onmogelijk maken Het Congo gebied is geen fabrieksland wat er niet ingevoerd wordt, komt er dus niet. Hebben dan de bestuurders van den Etat hunne zinnen verloren? Wat zullen invoer rechten opbrengen als er niets meer ingevoerd wordt Óf zal er nog wèl ingevoerd worden, maar met wat minder winst? Dan zijn wij weder waar wij straks waren en komt Nederland op voor het dividend der Afrikaansche Handelsver eeniging. Noemt gij dat „aanwakkeren" van handels-energie Uwe en anderer betoogen vóór handelsvrij heid in het algemeen hebben mij wel eens anders geleerd. Maar ik keer haastelijk terug van dit pad, dat mij brengen zou in eene polemiek, waar ik niet in wil komen. In elk geval is èene handelsonderneming niet „de" Nederlandsche handel, en legt de mogelijkheid voor andere Nederlanders, om handelsbetrekkingen in den Congostaat aan te knoopen, geen gewicht in de schaal tegenover de zekerheid dat die anderen er niet zijn en de onwaarschijnlijk heid, volgens der zake kundigen, dat zij er ooit komen zullen. Voor de lezers van mijn vorig opstel is de herhaling overbodig, dat ik onze regeering de bevoegdheid om te protesteeren en op de Brusselsche conferentie haar toestemming te weigeren, geenszins betwist heb. Wat ik betreur, is dat zij de toestemming van vijftien andere regeeringen krachteloos maakt en de zestiende, die van België, dwarsboomt. Zij heeft daar de macht toe, gelijk éen Poolsche landjonker de macht had den Landdag met onvermogen te slaan, en gelijk éene vroed schap in onze republiek bekwaam was het raderwerk der Unie tot stilstand te brengen. Die voorbeelden echter herinneren ons, en het gezond verstand leert ons met nog meer nadruk, hoe weinig raadzaam het is, dit recht van eenen tegen velen tot het uiterste vol te houden. Gij weet, geachte redacteur, wat de over levering van Themistokles verhaalt. In den raad der Atheensche oversten verbitterde zijn tegenspraak een hunner zóo, dat deze zijnen stok tegen den held van Salamis ophief. „Sla toe", zeide Themistokles, „maar hoor mij." In dienzelfden trant hadde ik gewild dat de Nederlandsche regeering door haren gevolmachtigde ter Brusselsche conferentie had'doen zeggen: „Heft deze rechten, zoo gij wilt. Maakt u en anderen wijs, dat tussehen deze rechten en het tegengaan van den slavenhandel een onafscheidelijk verband bestaat, en dat gij niet bedoelt de kooplieden van andere nationaliteit dan de Belgische te weren of te bemoeilijken. Maar doet het niet en ik zal u noodzaken het niet te doen zonder mij gehoord te hebben. Minder dan de meesten uwer heb ik bij Afrika belang. Een klein getal mijner onderdanen drijft er handelhun winst en hun bedrijf moeten echter zwichten voor mijn algemeen landsbelang. Ook zullen zij wel, met en zonder uwe rechten, daar of elders, uitwegen vinden voor hunnen ondernemings geest. Indien gij dan, mijne vertoogen gehoord en overwogen hebbende, volhardt, zoo zal ik berusten. Voor het wel of wee van den Congostaat ben ik minder verant woordelijk dan gijlieden." Ik blijf gelooven dat de Nederlandsche diplomatie, van den aanvang af aldus sprekende, eene waardige houding aangeno men zou hebben en dat, zelfs nu nog, een advies in deze richting haar de meest „eervolle retraite" zal doen maken, die zij zichzelve opengelaten heeft. Het tweede stuk, ons ter opname gezon den, is van den volgenden inhoud Rotterdam, 18 November 1890. Mijn Heer! Ik heb u vriendelijk dank te betuigen voor de toezending uwer courant no. 171/72, die ik met alie aandacht las. Hoewel u den heer P. reeds op het zwaaite- punt gewezen hebt, waarom de regeering wel deed de wijziging der Congo-acte van Berlijn zoo maar niet bij verrassing te laten behandelen, acht ik mij verplicht hem op eene verkeerde opvatting te wijzen. Hij zegt „onze industrie is er niet bij betrokken"; dat is eene dwaling. Ruim de helft der artikelen, die onze ven nootschap uitvoert, zijn Nederlandsch fabrie- kaat. Havengeldenwerkloonengages aan scheepsvolk, ze komen voor een groot deel in de zakken der Hollanders. Het perso neel ter kust, dat voor een groot deel uit Hollanders bestaat, verdient buiten kost en inwouing c" 200,000 salaris. Nu moge de zetel der vennootschap te Rotterdam zijD, het neemt niet weg dat haar belangen Nederlandsche zijn. Onze belangen zijn met handel en indus trie nauw verbonden. Worden die door de regeering niet krachtig gesteund, niet door het geven van wat men noemt protectie, maar door de hand te houden aan tractaten, dan geraakt men spoedig op een weg, die tot nadeel der geheele natie moet leiden. Ik geef u gaarne de vrijheid om, als 't u goeddunkt, dezen brief openbaar te maken. Geloof mij hoogachtend, UEd. dw. Dr. W. C. SCHALKWIJK, Directeur der N. A. H. V. Wij raeenen, ook verband met dit laatste schrijven, ons tegenover de bewuste repliek van P. van nadere ontvouwing van onze meening te kunnen onthouden, vooral ook om onze lezers niet te vermoeien met herhalingen. Ons gevoelen hebben wij hun duidelijk genoeg kenbaar gemaakt, en zij zijn dus voldoende op de hoogte om zich desverkiezende een oordeel in deze te vormen. Alleen de opmerking aan P. dat zijne op vatting omtrent het door ons gebezigde woord „bijzonder" de juiste is en de verzekering dat het ons hoogst aangenaam was met hem eens van gedachten te wisselen over een vraagstuk van zooveel belang als de Congo- kwestie. Ter kennis van zeevarenden is door den minister van marine gebracht, dat in de be tonning van de Westar-Sehelde de navolgende veranderingen hebben plaats gehad a Aan de westzijde der Spijkerplaatwitte boei no 1 bijgeplaatst in 130 d. M. water. 6 Aan de noordzjjde der Spjjkerplaatwitte boei no 2 bijgeplaatst in 120 d. M. water. c In het Pas van Terneuzen1. roode boei no 3 ver plaatst in 56 d. M. water. 2. zwarte buikton no 3b bjigeplaatst in 55 d. M. water, d In de Everingenzwarte buikton no 4c bijgeplaatst in 75 d. M. water. a In het vaarwater van de Margriet: 1. zwarte buikton met krnis, gemerkt M 1, in 60 d. M. water. 2. zwart en wit verticaal ge streepte boei met bol, gemerkt M 2, in 48 d. M. water. 6 In de Everingen1. witte buik ton, gemerkt E 5, in 68 d.M. water. 2. witte boei met bol, gemerkt E 4a, in 60 d. M. water. Door dr Scbaepman werd Zondag 11. over betzelfde onderwerp, als door hem te Hulst werd besproken, een rede gehouden in de Ralholieke Leesvereeniging te Gouda. Volgens een uitvoerig verslag in de Zuid- Hollander. kwam de spreker tot de conclusie dat het bondgenootschap met de anti-revolu- tionnairen de katholieken het best in staat stelt om hun vollen plicht als burger van den Staat der Nederlanden te doen. »Wij zjjn zeide bjj de oudste partjj in Nederland, en met onze ouderen is Nederland in de rjj der christelijke natiën opgenomen. Maar wjj zijn bet langst verwijderd gehouden van ons eigen ert en daardoor nog niet volkomen geoefend; doch dit mag ons niet beletten ten volle voor ons Nederlandschap op te komen. >Wg moeten in de eerste plaats zijn goede katholieken, maar in dezelfde mate goede Neder landers. Daarom moeten wjj onze kracht niet zoeken in isolement of toeval, maar ons woord vol en mannelijk meespreken en die stem laten klinken als die diepe, alles beheerscbende bas toon, die het mannelijkst geluid is en tevens bet geluid, dat alles bijeenhoudt." De Tijd gelooft dat ieder, die dit verslag met eenige aandacht en met de oprechte be doeling om den zin der rede wèl te verstaan, zal hebben doorgelezen, tot de overtuiging zal komen dat in die rede bet behoud van het bond genootschap met de anti-revolutionnairen wordt voorgesteld als het groote en overwegende belang der Nederlandsche katholieken in onzen tjjd dat, volgens den spreker, de meening der anti-revolutionnairen inzake den persoonlijken dienstplicht op het voortbestaan van bedoeld bondgenootschap geen invloed behoort te oefenen- Bjj kon. besluit is pensioen verleend ten laste van den staat aan mr J. P. van Blarkom, gewezen raadsheer in bet gerechtshof te 's-Her- togenbosch, ten bedrage van ƒ2667 'sjaars, en mr J. van der Feen, 2584, raadsheer in bet gerechtshof te Amsterdam. Verder is benoemd tot ambtenaar van het openbaar ministerie bjj kantongerechten in het arrondissement Zwolle, ter standplaats Zwolle, mr F. J. A. Vos de Wael, thans kantonrechter- plaatsvervanger, advocaat en procureur te Zwolle. Nog zjjn benoemd bjj het wapen der artil lerie bjj het le reg. veld-art., tot luit.-kol., de majoor F. H. Boogaard, van het korps bjj het 3e reg. vesting-art., tot kapt. L. Zegers Veeckens, van bet le reg. vesting-art., bjj bet personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, tot paardenarts 2e kl., de paarden arts 3e kl, P. Brouwer, van dat personeel. Eindelijk is, met ingang van 16 November 11., aan den commies der posterijen van de 4e kl. P. G. Koeken, op zijn verzoek, ontslag ver leend uit 's rjjks dienst. van 5 Mei 1889, houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen en gevaarljjken arbeid van jeugdige personen en vrouwen, luidende »Het is verboden een persoon bene den zestien jaren of eene vrouw op Zondag arbeid te doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen." Zooala bekend is, duurt het werk-seizoen op de steenfabrieken in Nederland voor jongelie den beneden 16 jaren en vrouwen, van onge veer 15 April tot 15 September. Hun meerdere ot mindere werktjjd is in die periode geheel afbankeljjk van weersgesteld heid doch gemiddeld kan de wekeljjksche werktjjd gesteld worden op 30 uren, en gedu rende dien tjjd wordt van hunne krachten geen buitengewone inspanning gevorderd. Adressante meent verder dat de wetgever njet genoegzaam bevroed heeft welke ernstige gevol gen het verbod van Zondagsarbeid zou na zich sleepen. Gedurende een geheel seizoen hebben bare leden de uitwerking dier wet gadegesla gen, en daarbjj proefondervindeljjk gezien dat hun njj verheid herhaaldelijk des Zondags dui zenden gulden schade moest ljjden, zonder bjj machte te zjjn daaraan iets te verhelpen. Op deze en andere gronden verzoekt de Ver- eeniging den minister eerbiedig en dringend zoodanige wjjzigingen in de wet van 5 Mei 1889 te willen in 't leven roepen, als strekken kunnen om reeds voor 't volgende jaar aan bare gegronde bezwaren tegemoet te komen. De voordracht voor onderwjjzer aan school 2 te Wemeldinge bestaat in alphabeti- sche volgorde uit de beeren A. Arnoldi te Wilhelminadorp, N. van der Hoeff te Goes, P. C. Maat te Hoedekenskerke en M. A. Snjjder te Wilhelminadorp, Er waren 10 sollicitanten. De St. Ct. bevat het programma voor de eedaflegging door bare majesteit de koningin- regentes in de vereenigde zitting der staten- generaal, te 's Gravenhage, op Donderdag den 20en November. Hare majesteit zal ten een ure van bet paleis afrjjden en zich, gezeten in een rjjtuig bespannen met zes paarden, gaande een rjjknecht naast elk paard en drie lakeien naast elk portier, naar het gebouw der Tweede kamer begeven. De trein, die H. M. begeleidt, bestaat uit cavalerie, hoffouriers, kamerheeren, groot offi cieren en officieren van het koninkljjk buis, de grootmeesteres van de koningin en eene dame du palais, de luit.-gen. Verspyck, die rechts en de generaal-majoor baron Taets van Ame- rongen, die links rjjdt van de koets, waarin H. M. gezeten is. Het ceremonieel van ontvangst en uitgeleide is geljjk aan dat, hetwelk wordt in acht ge nomen, wanneer Z. M. de koning de Kamer opent. Tot lid der Eerste kamer vacature Hengst is door de provinciale staten van Noord- Brabant'benoemd de beer W. Prinsen Fzn te Helmond. Weduwen van in 's rijks dienst overleden ambtenaren en van gepensionnearden of op wachtgeld gestelde rjjksambtenaren, thans on gehuwd, die vermeenen aanspraak te kunnen doen gelden op weduwen-pensioen volgens de bepalingen der wet van 9 Mei 1890, worden in de Staatscourant van 18 dezer uitgenoodigd eene op zegel geschreven aanvrage om pensioen in te zenden aan den directeur van bet pen sioenfonds voor weduwen en weezen van bur- gerljjke ambtenaren, te 's Gravenhage. In de aanvrage zal moeten vermeld worden naam, voornamen en tegenwoordige woonplaats der adressantendatum van haar huwelijk met den overleden ambtenaar, zoomede het aantal uit dat huwelijk en uit vorige huwe lijken van dien ambtenaar geboren kinderen, die op den lsten Januari 1891 den leeftjjd van 18 jaren nog niet zullen bereikt hebben naam, voornamen, geboorte- en sterfdag van den overleden echtgenoot, zoomede de laatste rijksbetrekking door hem bekleed. Eene oproeping van voogden van minder jarige kinderen, die ingevolge de bepaling van gemelde wet recht op pensioen hebben, zal nader volgen. De Vereeniging van Nederlandsche Steenfabri kanten beeft tot den minister van justitie een adres gericht, waarin zjj hare bezwaren ken baar maakt tegen alinea 1 van art. 7 der wet Beroepen tot predikant bg de Ned. Herv. gem. te 's Heerenboek W. Bak, cami. te Utrecht. Eene goede gedachte was het voorzeker om zooals gisteren bjj publicatie van bur gemeester en wethouders geschiedde kies gerechtigden voor de kamer van koophandel te Middelburg nog eens te herinneren aan de verkiezing voor leden van dat college, welke op Vrjjdag aanstaande van des morgens tien tot des namiddags één uur moet plaats hebben. Dergeljjke verkiezingen genieten toch al weinig de eerder belangstelling van hen, die geroepen worden daaraan deel te nemen maar wanneer er dan nog geruime tjjd is verloopen tussehen de bekendmaking van bet daartoe bepaalde tjjdstip, het bezorgen der stembriefjes en den dag waarop de Btembus geopend is, dan bestaat er aanleiding te meer tot de vrees dat menigeen de verkiezing geheel door het hoofd zal gaan. En dit zou o. i. in de gegeven omstandighe den dubbel te bejammeren zjjn. In den laat- sten tjjd vooral heeft de kamer van koophandel in onze gemeente meer dan eens een bewjjs van voortvarendheid en van besef van hare roeping gegeven; getuige o. a. haar optreden in zake den toestand van bet kanaal naar Veere en bjj de onlangs voorgekomen kwestie der beplanting van de Loskade. Wie de geringe moeite zich getroost kennis te nemen van betgeen in ons blad wordt ge meld omtrent het verhandelde in de vergade" ringen van dat college zal tevens zien dat menig belangrjjk punt den handel betref fende door haar wordt besproken en over wogen met die nauwgezetheid en belangstelling welke bet verdient. En dit is te meer te waardeeren nu enkele gunstige teekenen erop wjj zen dat Middelburg's handel aan de voor lichting en behartiging van zjjn belangen door zulk een kamer in de toekomst meer en meer behoefte zal krjjgen. Nu ons van geen enkele zjjde van eenig pogen bljjkt om de a. verkiezing voor die kamer tot een punt van bespreking te makenot daarvoor bjj de kiesgerechtigden eenige belang stelling te wekken, meenen wjj onze stem bg die van het college van het dageljjksch bestuur voegende de kiezers tot deelneming aan de stemming te mogen aansporen. Het gemis van [eenige opgewektheid voor die verkiezing kan zeker voor een groot deel

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1