door de verklaringen hunner kinderen, anderdeels door het verhandelde in de openbare raadsvergadering dezer gemeente, dato 10 dezer gehouden, van welke verga dering de notulen door den raad aan Uwe majesteit zijn toegezonden met eerbiedig verzoek in deze zaak zoodanige maatregelen te nemen als Uwe majesteit zal vermeenen te behooren. Weshalve zij eerbiedig de vrijheid nemen zich aan te sluiten bij gemeld verzoek van den gemeenteraad en hunne volkomene instemming te betuigen met 's raads handelwijze in deze, en met die der plaatse lijke commissie van toezicht op het lager onderwijs. Hetwelk, onder betuiging hunner innige gehecht heid en trouw aau Uwe majesteit zijn doende Hontenisse den 26 November 1889." Dit verzoekschrift moest dienen om aan zjjne Majesteit den koning te worden opgezonden, zooals het dan ook opgezonden is, en, in ver band met een soortgeljjk verzoek, gericht aan Zjjne Majesteit den koning, door den gemeen teraad van Hontenisse ingevolge heBlnit van dien raad van 16 November 1889, ten bewjjze strekken dat L. A. Butselaar, het hoofd eener openbare school in die gemeente, zich schuldig had gemaakt aan overtreding van art. 33 der wet op het lager onderwijs, door op die school iets te leeren wat strijdig was met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige be grippen van andersdenkenden. De rechtbank was samengesteld als volgt president de heer mr J, van der Lek de Clercq; rechters de heeren mrs S. Gratama en P. J. F. van Voorst Vader; griffier de heer jhr mr W. H. Snouck Hurgronje, terwjjl als ambtenaar van het openbaar ministerie optrad de heer mr J. A. van Hoek. Nadat door den ambtenaar van het openbaar ministerie was medegedeeld dat een der door hem gedagvaarde getuigen C. M. van Visvliet, bljjkens een door hem overgelegde geneeskun dige verklaring, wegens ongesteldheid verhin derd is ter terechtzitting tegenwoordig te zijn, vroeg hij dat voorlezing zou worden gedaan van een afschrift van. het verhandelde in de zitting van den gemeenteraad van Hontenisse op 16 November 1889, hetgeen geschiedde. Daarna werd tot het getuigenverhoor over gegaan. In de eerste plaats werd gehoord H. A. A. baron Collot d'Escury, burgemeester van Hontenisse. Hjj verklaarde dat in November van het vorig jaar in den gemeenteraad van Hontenisse besproken is het gedrag van het hoofd der school te Lamswaarde, den heer L. A. Butse laar, die thans is overleden. Het gevolg van de besprekingen is geweest dat de raad besloot een request in te dienen aan Z. M. den koning, de strekking hebbende het hoofd der school uit die betrekking te ontslaan. Het adreB is verzonden en daarop is van den minister van binnenlandsche zaken eene beschikking ontvangen, waarin wordt medege deeld dat, hoewel erkend moest worden dat het hoofd der school zich schuldig had gemaakt aan minder passende uitdrukkingen tegenover de ouders der kinderen, er geen termen waren om hem te ontslaan. De minister raadde echter aan den betrokken onderwijzer ernstig te onderhonden. Verder verklaarde getuige dat het hem be kend is dat beklaagde De P. met een lijst is rondgegaan om daarop handteekeningen te verkrijgen van ingezetenen ter ondersteuning van het door den raad gedaan verzoek. Ook is het getuige bekend dat P. Schelfhout haar naam niet heeft gesteld op bedoelde lijst omdat zjj niet lezen of schrjjven kan. Toen de onderhavige zaak onderzocht werd was P. Schelfhout zeer verwonderd te vernemen, dat haar naam op het stuk stondzij wist dit niet en had ook geen toestemming gegeven haar naam erop te zetten. Op de vraag van den president of J. M. Schelfhout ooit gezegd had dat haar naam tegen haar zin op het stuk gezet is, antwoordt getuige dat zij dit hem nooit gezegd heeft. Op eene vraag van den ambtenaar van het openbaar ministerie of de heer Butselaar open baar onderwijzer was, antwoordt getuige toe- Stemmend. De tweede getuige K. J. A. G. baron Collot d'Escuryarrondissem ents-scboolopziener te Boschkapelle, verklaart dat het stuk in kwes tie hem door den districts-schoolopziener was ter hand gesteld met opdracht om een onder zoek in te stellen. Hjj heeft dit gedaan en op een drietal na (den voorzitter der schoolcommissie en twee raadsleden) al de ondeiteekenaars gehoord, ook P. Schelfhout. Bjj het onderhoud, dat hjj met de laatste had, zeide zjj dat haar naam zonder hare toe stemming op het stuk stond, dat zjj niet kon schrjjven en dat zij van haar kind nimmer eenige klachten tegen meester Butselaar had gehoord. Door het hooren der verschillende ondertee kenaars heeft deze getuige den indruk gekregen dat betrekkeljjk maar weinig personen de strek king van het adres kenden en de meesten teeken den of hun naam lieten schrijven op sterken aan drang van De P. of andere personen, die met het adres rondgingen. »Je moet het doen voor het ge loof en iedereen doet het, het is een zaak van het geloof"deze uitdrukkingen brachten de men- schen ertoe te teekenen niet de overtuiging dat de grieven, tegen meester Butselaar ingebracht, zoo ernstig waren. En door beklaagde en door J. Menu is ge handeld op eene manier, die ver van mooi is- Sommigen hebben zjj overgehaald, anderen zedelijk gedwongen tot teekenen zoo zelfs dat zjj personen, die pas in de gemeente kwamen en wier kinderen nog niet school gingen, tot teekenen aanzetten. Wat betreft de beschuldigingen, die in het adres zjjn aangevoerd, gelooide getuige niet dat de overledene zich heeft schuldig gemaakt aan bespotting van den godsdienst enz., maar dat dit geput is uit verhalen door de kinderen thuis gedaan, terwjjl voegde getuige er bjj het bekend is dat kinderen in den regel slecht overbrengen. Verder verklaarde getuige nog dat Butselaar zich zjjn ontslag zeer heeft aangetrokken en dat, al is zijn dood niet als direct gevolg er van te beschouwen, het zeker zijn dood tien jaren heeft verhaast. Ook verklaart getuige op eene vraag van den heer mr. Gratama dat Menu en Van Dam beiden katholiek zijn. Eindelijk zeide getuige nog dat volgens zjjne meening bekl. niet uit zich zelf handelde maar geheel en al een werktuig was dat blijkt o. a. uit zjjne verklaring, aan burg. en weth. gedaan, dat bjj met het stuk rond ging om er wat mede te verdienen. Hjj zeide >ik ben er niet voor betaald maar ik zal er wel voor betaald worden." Daarop werd bekl. door den voorzitter ge vraagd of hjj met het bewuste stuk was rond gegaan, waarop hij toestemmend antwoordde. Op de vraag: wist gjj wat in het stuk stond? antwoordde hjj »wel neen". Na herhaalde ondervraging echter gaf hjj voor dat het te doen was om een onderzoek in te stellen naar het gedrag van meester Butselaar. Als derde getuige trad op P. Schelfhout, huisvrouw van L. Janse, werkster te Hontenisse. Zjj verklaarde dat op zekeren dag in den winter van 1889 bekl. bij baar gekomen is met eene ljjst en het verzoek om daarop te teeke nen. Zjj dacht dat bet een loterjj-geschiedenis was. Beklaagde zeide »zal ik er je naam maar opzetten het is om meester Butselaar weg te krijgen." Getuige antwoordde dat hoeft niet," wat volgens haar hetzelfde beteekent ala:dat mag niet. Bekl. zeide verder dat er reeds velen op het stuk geteekend hadden en dat zij ook maar permissie geven moest. Zjj heeft dit echter niet gedaan want zjj wist niets kwaads van meester Butselaaralleen had zij er op straat wel eens over hooren praten. Toen bekl. bleef aandringen is getuige bljjven weigeren en heeft ten slotte gezegd >je moet maar weten wat je doet, wat er van komt is voor jon". Gevraagd of iemand bjj het gesprek tegen woordig was antwoordde getuige ontkennend. Wel was hare moeder in de kamer, waar bekl. met haar sprak, doch die lag te bed en had niets verstaan, wat bleek nit de vraag, die zjj deed: »wat kwam die doen De beklaagde, hierop gehooid, zeide dat getuige wel degeljjk hare toestemming gegeven had, zeggende»je mag er mjjn naam op zetten als je wiltwat er van komt is voor jou". Hjj zeide verder aan getuige niet medege deeld te hebben wat in het adres stond. Op eene vraag van den verdediger, den heer mr. A. C. A. Jacobse Boudewjjnse, of getuige aan bekl. verboden heeft haar naam op het stuk te zetten herhaalde zjj gezegd te hebben: »het hoeft niet". De volgende getuige, de werkman J. B. JooBsen te Lamswaarde, verklaarde het stuk gekregen te hebben van J. Menu, met de bedoeling om het aan bekl. te geven om er mede rond te gaan en handteekeningen erop te verzamelen. Het was hem bekend dat het een verzoek was, aan den koning gericht, met de strekking een onderzoek in te stellen naar het gedrag van meester Butselaar. Later heeft getuige het Btuk van bekl. terug ontvangen en is het aan den koning opgezonden. Antwoord hebben de verzoekers er niet op ontvangen. Op de vraag van den ambtenaar van het openbaar ministerie of getuige lid van den raad was, antwoordde hij ontkennend. Daarna werd hem door dien ambtenaar ge vraagd, wat zjjne bedoeling was met het adres, waarop hij zeide dat men bedoelde dat nogmaals een onderzoek zou worden ingesteld. Op de vraag waar dat te lezen staat ant woordde getuige »in het request"; en op eene andere vraag of hij de steller ervan was ant woordde hjj»Neen." »Hebt ge het request aan De P. voorgelezen" vroêg de ambtenaar verder, waarop getuige eerst »neen," later, nadat hem gewezen was op eene verklaring, voor den rechter-commissaris afgelegd, »ja" antwoordde. Ook verklaarde hjj zeker te weten dat het stuk aan den koning gezonden was. Op de vraag van den voorzitter of hem het stuk door getuige was voorgelezen antwoordde bek. toestemmend; en op de vraag of hjj dan niet wist wat het behelsde zeide hjj dit spoedig vergeten te hebben. De getuige J. Menu, landbouwer en raadslid te Hontenisse, die vervolgens gehoord werd, verklaarde in den raad ertoe medegewerkt te hebben dat een adres aan den koning zou worden gezonden. Hjj schreef echter daaraan niet de strekking toe dat meester Butselaar moest worden ontslagen maar alleen dat naar zjjn gedrag een onderzoek zou worden ingesteld. Hjj en Van Dam hebben het request ter onder steuning van 's raads adres opgesteld en er mede laten rondgaan. Het is, na geteekend te zijn, door getuige Joossen verzonden. Op de vraag van den president of getuige ook handteekeningen op het adres had verkre gen, antwoordde hjj toestemmend, maar bij ontkende dat menschen, die geen de minste grieven tegen Butselaar hadden en zelfs niet wisten wat in het adres stond, door hem waren overgehaald of gedwongen om te teekenen. Ook ontkende hjj de woorden gebruikt te heb ben dat het eene geloofszaak was, misbruik gemaakt te hebben van zjjn invloed en van de onkunde der ingezetenen van Hontenisse. Eene vraag van mr Gratama of getuige niet tegen iemand, die op zjjn verzoek om te tee kenen antwoordde »ik doe het niet", gezegd had»dan moet ik opgeven dat je onwillig bent" antwoordde getuige met de woorden »Dat is niet waar." Op eene vraag van den ambtenaar van het openbaar ministerie of, waar getuige verklaart dat het niet zjjne bedoeling was meester Butse laar ontslagen te zien, dan mogeljjk de notulen van het verhandelde in den raad van Hontenisse vervalscht zouden zjjn, antwoordde hjj ontken nend, maar hjj bleef toch volhouden dat het hem te doen was om een onderzoek in te stellen en bjj die verklaring bleef hjj ofschoon hjj toestemde dat de notulen juist waren. Op eene vraag van mr Gratama of Batselaar ook ontslagen is als secretaris van het armbe stuur antwoordde getuige bevestigend, doch op de vraag waarom? zeide hjj: »dat kan ik niet zeggen." De verdediger vroeg aan dezen getuige of hjj heden morgen nog met getuige Schelfhout over de zaak gesproken had en of deze toen niet verklaard had tegen bekl. gezegd te heb ben »ge kunt doen wat ge wilt maar de ge volgen zijn voor uwe rekening." Hierop ant woordde getuige bevestigend. Dat getuige Schelfhout de woorden »dat hoeft niet" ge bezigd had, ontkende hij echter. A. van Dam, landbouwer en raadslid te Hontenisse, de zesde getuige, verklaarde mede gewerkt te hebben aan 's raadsbesluit, maar gaf ook voor daarmede niet het ontslag van Butselaar maar wel een nader onderzoek bedoeld te hebben. Hjj heelt ook medegewerkt om het adres tot ondersteuning in te zenden en is zelf de steller daarvan. Hjj heeft het aan Menu gegeven om er mede rond te gaan en het was hem niet bekend dat ook bekl. handteekeningen op het stuk verzamelde. Joossen heeft het adres verzonden. De voorzitter vroeg aan dezen getuige of, waar hij voorgeeft slechts een onderzoek te hebben willen uitlokken, hp, die de grieven, in het stuk genoemd, heeft geformuleerd, niet begreep dat die tot ontslag leiden moest. Hierop antwoordde Van Dam ontkennend. Op de vraag of de grieven, in het stuk ge noemd, waar zijn, antwoordde getuige die eigenljjk van de kinderen vernomen te hebben. Ook gaf getuige te kennen dat het hem niet bekend was of het onderzoek aan het licht gebracht heeft dat de kinderen verkeerde mede- deelingen hebben gedaan gri)p de vraag van den officier van justitie of in den raad, buiten hetgeen in de notulen ver meld is, nog besprekingen hadden plaats gehad, waaruit zou af te leiden zjjn dat geen ontslag maar alleen een onderzoek gewenscht werd antwoordde getuige ontkennend. De laatste getuige was de werkster C. Geldof, eveneens te Hontenisse woonachtig. De bekl. is bjj haar met de lijst gekomen en heeft ge zegd dat zjj er op teekenen moeBt. Toen zjj vroeg waarom? zeide bekl. dat het tegen den meester gericht was en verklaarde zjj dan niet te teekenen wijl zjj niets tegen den meester had en ook haar kind nooit iets gezegd had ter nadeele van Butselaar. Daarna heeft bekl. haar gezegd dat zij op de lijst teekenen moest, want »dat het voor het geloof was", waarop zjj verklaarde »is het voor het geloof, zet er dan mjjn naam maar op." Zij verzekerde verder wel eens op straat gehoord te hebben dat meester Butselaar spotte met het geloof. Zij wist niet wat in het request stond, 't was aan den koning gericht dat wist zij wel, maar wat men met Butselaar wilde was haar niet bekendalleen had z"jj dit herhaalde zjj van anderen gehoord dat Butselaar wel eene spotte met het geloof. Op eene vraag van mr Gratama of de ver houding tusschen den pastoor en den meester goed was verklaarde getuige dit niet te weten Alsnu werd de bekl. nogmaals geboord en hem gevraagd of de strekking van het adres was meester Butselaar ontslagen te krjjgen. Hjj verklaarde dit niet te weten. Op de vraag of hjj den naam van P. Schelfhout op het adres gezet had, antwoordde hjj beves tigend maar hij hield vol dat zjj daartoe hare toestemming had gegeven. Aan getuige Joossen werd vervolgens nog gevraagd of hij hot adres aan den koning had gezonden. Hjj verklaarde dat niet gedaan te hebben hjj gaf het aan den heer Fruytier, lid van den raad van Hontenisse. Daarna werd door den ambtenaar van het openbaar ministerie aan den burgemeester vau Hontenisse nog de vraag gedaan of er misschien m den raad nog besprekingen hebben plaats gehad omtrent de bedoeling van het adres aan Z, M. den koning en of er mogeljjk eene be doeling bestond die niet in de notulen wordt medegedeeld. Het antwoord luidde »neen, volstrekt niet". Hierop verkreeg de ambtenaar van het O. M. het woord, die ongeveer het volgende zeide: Toen in het vorig jaar in de pers allerlei berichten kwamen omtrent hetgeen zou zjjn voorgevallen met het hoofd der school te Lamswaarde, berichten voor en tegen, verge leek hjj die met elkaar. Het scheen hem toe dat er feiten waren voorgevallen die aanlei ding konden geven tot strafrechtelijke vervol ging. Na inlichtingen van den burgemeester van Hontenisse kreeg de officier vermoeden dat hier valsehe handteekeningen gezet waren en hij verzocht den minister van binnenlandsche zaken opzending van bet oorspronkelijk request. Hoewel slechts beklaagde hier zit, zoo zijn er toch nog andere personen bjj deze zaak betrokken, die misschien strafwaardiger zjjn en handelden dan deze beklaagde, maar het is mjj, zeide de officier, niet gelukt bewjjs tegen hen te verzamelen. Het is hier niet de plaats om te onderzoekn of de grieven tegen Butselaar gegrond waren, maar wel of men, om bewjjs van die grieven te krjjgen, gebruik heeft gemaakt van straf bare middelen. Zjjn die gebleken vroeg de officier van justitie. De vrouw was eerljjk genoeg haar naam niet te leenen onder een verzoekschrift waarvan zjj de strekking in de verste verte niet kende. Het is niet kwaad dat dergeljjke feiten be handeld worden voor een rechterlik college het publiek kan dan het volle licht zien, want de zaak komt dan voor onpartjjdige en onaf- hankeljjke personen. Nu de zaak zelve. Is aanwezig het valscheljjk opmaken van een geschrift? vroeg de ambtenaar. Beklaagde bekent den naam op het stuk ge zet te hebben. Het zal de rechtbank uit eigen bezichtiging bljjken dat werkeljjk beklaagde den naam van Pille Schelfhout heett geschreven. Wat voert nu beklaagde aan tot ecarteeren van dit element van het misdrjjf? Dat het geschied is met toestemming van de betrokken persoon. De officier verklaart voor een oogenblik te willen aannemen dat dit waar is, maar dan bljjft de zaak toch dezelfde. Alsnu beroept hjj zich op een arrest van den Hoogen Raad, waarbjj zijns inziens zeer juist beslist is dat, wanneer iemand, zij het ook met toestemming van den ander, daarop diens hand- teekening plaatst, hij een geschrift valschelijk opmaakt. Maar hier is dit niet het geval. Een getuige heeft onder eede verklaard dat zjj geen per missie heeft gegeven. De ontkentenis van be klaagde doet hieraan geen atbreuk. Buitendien: het is zeer elementair dat niet voor ieder element volledig bewjjs noodig is. Het geschrift moet bestemd zijn om tot be wijs van eenig feit te dienen. En aan de hand der geschiedenis komt spreker tot de slotsom dat het voldoende is dat het geschrift bestemd is om, 't zij bjj den rechter, 't zij bjj het ad ministratief gez>g, tot bewjjs van eenig feit te dienen. De bestemming ervan, zegt het O. M., was om den koning het bewjjs te leveren dat de onderwijzer Butselaar gehandeld bad in strjjd met art. 33 der wet op het lager onderwjjs. Waar uit den inhoud van een stuk zelf niet bljjkt of het bestemd is tot bewjjs van eenig feit te dienen, daar kan die bestemming be wezen worden door de omstandigheden. Dat bewjjs wordt hier geleverd. Het request sluit zich aan aan het request, door den gemeente raad ingediend. De burgemeester verklaarde dat de strekking van het request van den gemeenteraad was het ontslag van den onderwijzer te verkrijgen. Uit het verslag der raadszitting, waarin dat besluit genomen is, bljjkt" ook niet dat men slechts nader onderzoek wilde. Beklaagde heeft al ontkent hjj dat ook aan getuige Geldof gezegd >Het is de be- Jdoflling om meester Butselaar weg te krjjgen." Uit dit alles blijkt dat de strekking van het request was te dienen tot bewjjs van feiten, waarop aan meester Butselaar ontslag zou worden gegeven. Het derde elementhet oogmerk om het stuk als echt ot onvervalscht te gebruiken, staat vast. Immers de naam van fille Schelfhout werd er op gezet om het te doen voorkomen alsot ook die vrouw kon verklaren dat de grieven waren overeenkomstig de waarheid. Eindelijk besprak de ambtenaar van het O. M. de vraag of door het gebruik van het stuk nadeel kon ontstaan. Ja, is hierop zjjn antwoord. Art. 225 wetb. van strafrecht ziet ook op stukken, die bestemd zjjn om administratief tot beroep te dienen. Nu zjjn de regelen van beroep voor den koning nergens neergeschreven administratief is men niet gebonden zooals de rechter. Wordt nu in een request het een en ander gezet, dan moet worden aangenomen dat die feiten plaats hadden. De koning, de waarheid aannemende, had den meester kunnen schorsen. Dat is het nadeel dat uit het gebruik had kunnen voortvloeien. Bjj de toepassing der straf moet, zegt de officier, in aanmerking worden genomen dat beklaagde niet de hoofdschuldige is. Daarom vraagt hjj schuldigverklaring aan het misdrjjf van valscbheidi in geschrifte en het daarvan gebruik maken en de veroordeeling van be klaagde tot zes maanden gevangenisstraf en in de kosten. Hierop verkreeg de verdediger van beklaagde, de heer mr. A. C. A. Jacobse Boudewjjnse, het woord. De beweging zoo ving hjj zijn pleidooi aan tegen den hoofdonderwijzer te Lams waarde, die de gemoederen van cleriealen en anti-clericalen aan gene zjjde der Schelde zoo langen tjjd met bitterheid heeft vervuld, dreigt een treurigen nasleep te krijgen in de veroor deeling van dezen beklaagde, een persoon die daarin zeker niet de rol van agitator heeft ge speeld doch slechts een zeer ondergeschikte en blijkbaar slechts het werktuig is geweest van die agitators, voor wie hjj nu de kastanjes uit het vuur moet halen. Zoo iets ziet men meer ge beuren Anderen echter hebben strafwaardiger gehandeld dan deze bekl. Wie niet in meerdere of mindere mate door partijzucht verblind is, zal op dezen grond reeds alle sympathie gevoelen voor dezen on- noozelen hals en zal er zich ten zeerste over verheugen indien van uwe rechtbank geen teroordeeling tegen hem verkregen wordt. Of beklaagde den naam van fille Schelfhout imet of zonder goedvinden van deze onder het bewuste stuk geplaatst heeft, komt pleiter voor in deze strafprocedure niet overwegend te zjjn; doch al ware dit zoo, dan waagt hjj het te betwjjfelen of het wettig en overtuigend bewjjs van dit laatste w§l geleverd is, waar hier toch slechts de verklaring is van éen getuige, waar tegenover staat de pertinente ontkentenis van den bekl. Dit punt verder latende rusten, wees spreker erop dat het zwaartepunt der verdediging be rust in de beantwoording van twee vragen. Eerstens wat is de aard van het zoogenaamde vervalschte stuk Tweedensvalt dat stuk onder de strafbepaling van art. 225 van het wetboek van strafrecht. Pleiter besprak verder den aard en het karakter van het request en toonde aan dat het een stuk is, waarvan de bestemming volgens den inhoud geen andere is dan een onderzoek te provoceeren naar de handelingen van het hoofd der school te Lamswaarde, en het speciaal volgens den inhoud geen stuk is, bestemd om tot bewjjs van eenig feit te dienen. In de instructie heeft de rechter-commissaris dezen beklaagde de vraag gedaan of het stuk niet ten bewjjze moest strekken dat L. A. But selaar, het hoofd eener openbare school te Lams. waarde, zich had schuldig gemaakt aan over treding van art. 33 der wet op het lager onder wjjs, en do beklaagde, de beteekenis van die vraag niet beseffende, heeft dit bevestigend beantwoord. Thans heeft hjj, op aanraden van pleiter, die bekentenis teru ggenomen, maar al ware dat zoo niet dan, nog werd het stuk daar door niet een bewijsstuk in den zin der wet. In sommige gevallen kan een geschrift, dat vol gens zjjn inhoud alleen niet bestemd was om tot bewjjs van een feit te dienen, dit bljjken te zijn tengevolge van een omstandigheid, buiten den inhoud van dat geschrift gelegen, nl. door bekentenis van den falsaris. Maar kan het dit in het onderhavige geval Is, tengevolge van de bekentenis van den bekl., de ware be stemming van het geschrift aan het licht gekomen? Kan het als bewjjs van de overtreding van art. 33 der wet op het la ger onderwjjs dienen? vroeg pleiter en hjj antwoordde neen. Hij komt tot de conlussie dat, in geval van valschheid, slechts dan eene bekentenis omtrent de bestemming van het stuk effect kan heb ben wanneer, tengevolge van die bekentenisj bljjkt dat men te doen heeft met een stuk, door de wet bestemd om tot bewijs van eenig feit te dienen. Niet de mensch maar de wet alleen kan aan eenig geschrift de bestemming geven om tot bewijs van eenig feit te dienen. Pleiter ging hierna over tot behandeling der vraag of de wet en art. 225 alleen bedoelt be- wjjsstukken of alle stukken Het algemeen belang beschermt de wet predikster van liefde voor de waarheid is zij niet. Nu eischt het algemeen belang dringend dat stukken, die tot bewjjs bestemd zijn, hetzjj in burgerljjke, hetzjj in straf- of administra tieve zaken, ook als zoodanig kunnen dienen. Daartoe is noodig dat zjj waar zijn. Vervalsching slechts van die geschriften wordt gestraft. Geen schrjjver noch jurisprudentie neemt het tegendeel aan, zoo vervolgde pleiter, en voerde hiervoor vele bewjjzen aan. Het valsehe stuk, dat thans is overgelegd, draagt volgens zjjn inhoud niet het karakter van bestemd te zjjn tot bewjjs van eenig feit, want het bevat niets anders dan een klacht over het hoofd der school en het verzoek tot het doen van een onderzoek. Wat ook de falsaris over de bestemming bekent doet niet terzake, wanneer het stuk volgens geen wet tot bewijs kan dienen. Ware het anders, het zou in flagranten strjjd zjjn met de eerste beginselen van strafrecht. Hier zou misdrjjf kunnen gepleegd worden met een abso luut ondeugdeljjk middel. »Dat zal door uwe rechtbank nooit worden aangenomen," zeide spreker en op al deze gronden eindigde hjj met te concludeeren tot vrjjspraak, subsidiar tot ontslag van rechtsvervolging. In zjjne repliek hield de ambtenaar van he O. M. staande dat nadeel uit het gebruik van het stuk zou kunnen ontstaan. Hij wees erop dat Pille Schelfhout, op grond van het ondertee kenen zou kuanen geactioneerd worden door Butselaar of zjjne erven, op grond van eene on rechtmatige daadzjj zou dan antwoorden »ikheb dat stuk niet geteekend" en dus zou de actie falen. Ook bestreed hjj ten zeerste pleiters meening dat slechts zij kunnen gestraft worden die een stuk, dat naar de wet tot bewjjs bestemd is, vevalschen. Ieder, die een Btuk, dat naar zjjne bedoeling bestemd is tot bewjjs van iets te dienen, ver valscht, is zjjns inziens strafbaar. Het 0. M. persisteerde daarom bjj zjjn conclusie. De verdediger lichtte nader in 't kort eenige punten uit zjjn verdediging toe. Niet 's menschen bestemming maar de bestemming van de wet is criterium voor het geschrift. Waartoe zoo eindigde hjj hebben wjj een heirleger van ambtenaren, districts-en arron- dissements-schoolopzieners, indien de regeering, zonder hun een onderzoek op te dragen naar de juistheid der klacht, een request met grieven reeds als waarheid aanneemt? Dat het request rechtens ooit bewjjs-middel kan zijn ontkende pleiter ook, Hjj persisteerde bij zjjn conclusie tot vrjjspraak. De rechtbank bepaalde de uitspraak in deze zaak op heden over veertien dagen. Door dezelfde rechtbank zjjn heden ver oordeeld wegens hnisvredebreuk: A. v. Z., 28 j., boe renknecht, Heinkenszand, tot 5 b. s. 5 d. h.; en huisvredebreuk en verzet: J. S., 20 j., kleermaker, Heinkenszand, tot 1 na. gev. straf. Beiden in de kosten. Vrp gesproken zjjnJ. d. W., 29 j., koopman, Wemeldinge, en J. d. J., 37 j., werk man, Yerseke, beiden beklaagd van valschheid in geschrift, en M. K., 23 j., arbeidster, Krui- ningen, beklaagd van meineed. Kantongerecht te Goes. Heden, Vrjjdag, zjjn veroordeeld wegens openbare dronkenschap J. J. A., zwervend, tot 1 b. s. 1 d. hhet1 zich zonder acte met een geladen geweer bevinden in het veld C. de S., Nisse, tot 5 b. s. 4 d. h.het bevis- sehen der Schelde zonder consent; J. J.de J., Yerseke, ieder tot 1 b. i, 1 d. b.M. P L. v. V., M. P., F. de W., J. G„ M. L., P. V., Yerseke, ieder tot 2 b. s. 2 d. h.het met een verboden wapen zich bevinden op den openbaren wegM. de J., Heinkenszand, tot f\ b. s. 1 d. h. het rapen van schelpvisch op de werken van een langs de Schelde gelegen waterkeerenden djjk, zonder vergunning van de beheerders over dien djjk: J. H., Biezelinge, G. de P. en M. N., Yerseke, ieder tot 1 b. s. 1 d. h.samen scholing te Yerseke: A. L., J. S., Yerseke, ieder tot 4 d. h., en N. V., T. O., J. W. v. A., J. v. A., E. R., J. B. de K., A. V., J. B., A v. O. en A. v. O., allen Yerseke, ieder tot 6 d.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 2