door de verklaringen hunner kinderen, anderdeels door
het verhandelde in de openbare raadsvergadering dezer
gemeente, dato 10 dezer gehouden, van welke verga
dering de notulen door den raad aan Uwe majesteit
zijn toegezonden met eerbiedig verzoek in deze zaak
zoodanige maatregelen te nemen als Uwe majesteit zal
vermeenen te behooren.
Weshalve zij eerbiedig de vrijheid nemen zich aan
te sluiten bij gemeld verzoek van den gemeenteraad
en hunne volkomene instemming te betuigen met
's raads handelwijze in deze, en met die der plaatse
lijke commissie van toezicht op het lager onderwijs.
Hetwelk, onder betuiging hunner innige gehecht
heid en trouw aau Uwe majesteit zijn doende
Hontenisse den 26 November 1889."
Dit verzoekschrift moest dienen om aan zjjne
Majesteit den koning te worden opgezonden,
zooals het dan ook opgezonden is, en, in ver
band met een soortgeljjk verzoek, gericht aan
Zjjne Majesteit den koning, door den gemeen
teraad van Hontenisse ingevolge heBlnit van
dien raad van 16 November 1889, ten bewjjze
strekken dat L. A. Butselaar, het hoofd
eener openbare school in die gemeente, zich
schuldig had gemaakt aan overtreding van art.
33 der wet op het lager onderwijs, door op die
school iets te leeren wat strijdig was met den
eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige be
grippen van andersdenkenden.
De rechtbank was samengesteld als volgt
president de heer mr J, van der Lek de Clercq;
rechters de heeren mrs S. Gratama en P. J. F.
van Voorst Vader; griffier de heer jhr mr
W. H. Snouck Hurgronje, terwjjl als ambtenaar
van het openbaar ministerie optrad de heer
mr J. A. van Hoek.
Nadat door den ambtenaar van het openbaar
ministerie was medegedeeld dat een der door
hem gedagvaarde getuigen C. M. van Visvliet,
bljjkens een door hem overgelegde geneeskun
dige verklaring, wegens ongesteldheid verhin
derd is ter terechtzitting tegenwoordig te zijn,
vroeg hij dat voorlezing zou worden gedaan
van een afschrift van. het verhandelde in de
zitting van den gemeenteraad van Hontenisse
op 16 November 1889, hetgeen geschiedde.
Daarna werd tot het getuigenverhoor over
gegaan.
In de eerste plaats werd gehoord H. A.
A. baron Collot d'Escury, burgemeester van
Hontenisse.
Hjj verklaarde dat in November van het
vorig jaar in den gemeenteraad van Hontenisse
besproken is het gedrag van het hoofd der
school te Lamswaarde, den heer L. A. Butse
laar, die thans is overleden.
Het gevolg van de besprekingen is geweest
dat de raad besloot een request in te dienen
aan Z. M. den koning, de strekking hebbende
het hoofd der school uit die betrekking te
ontslaan.
Het adreB is verzonden en daarop is van
den minister van binnenlandsche zaken eene
beschikking ontvangen, waarin wordt medege
deeld dat, hoewel erkend moest worden dat
het hoofd der school zich schuldig had gemaakt
aan minder passende uitdrukkingen tegenover
de ouders der kinderen, er geen termen waren
om hem te ontslaan. De minister raadde echter
aan den betrokken onderwijzer ernstig te
onderhonden.
Verder verklaarde getuige dat het hem be
kend is dat beklaagde De P. met een lijst is
rondgegaan om daarop handteekeningen te
verkrijgen van ingezetenen ter ondersteuning
van het door den raad gedaan verzoek. Ook
is het getuige bekend dat P. Schelfhout haar
naam niet heeft gesteld op bedoelde lijst omdat
zjj niet lezen of schrjjven kan.
Toen de onderhavige zaak onderzocht werd
was P. Schelfhout zeer verwonderd te vernemen,
dat haar naam op het stuk stondzij wist dit
niet en had ook geen toestemming gegeven
haar naam erop te zetten.
Op de vraag van den president of J. M.
Schelfhout ooit gezegd had dat haar naam
tegen haar zin op het stuk gezet is, antwoordt
getuige dat zij dit hem nooit gezegd heeft.
Op eene vraag van den ambtenaar van het
openbaar ministerie of de heer Butselaar open
baar onderwijzer was, antwoordt getuige toe-
Stemmend.
De tweede getuige K. J. A. G. baron Collot
d'Escuryarrondissem ents-scboolopziener te
Boschkapelle, verklaart dat het stuk in kwes
tie hem door den districts-schoolopziener was
ter hand gesteld met opdracht om een onder
zoek in te stellen.
Hjj heeft dit gedaan en op een drietal na
(den voorzitter der schoolcommissie en twee
raadsleden) al de ondeiteekenaars gehoord, ook
P. Schelfhout.
Bjj het onderhoud, dat hjj met de laatste
had, zeide zjj dat haar naam zonder hare toe
stemming op het stuk stond, dat zjj niet kon
schrjjven en dat zij van haar kind nimmer
eenige klachten tegen meester Butselaar had
gehoord.
Door het hooren der verschillende ondertee
kenaars heeft deze getuige den indruk gekregen
dat betrekkeljjk maar weinig personen de strek
king van het adres kenden en de meesten teeken
den of hun naam lieten schrijven op sterken aan
drang van De P. of andere personen, die met het
adres rondgingen. »Je moet het doen voor het ge
loof en iedereen doet het, het is een zaak van het
geloof"deze uitdrukkingen brachten de men-
schen ertoe te teekenen niet de overtuiging dat
de grieven, tegen meester Butselaar ingebracht,
zoo ernstig waren.
En door beklaagde en door J. Menu is ge
handeld op eene manier, die ver van mooi is-
Sommigen hebben zjj overgehaald, anderen
zedelijk gedwongen tot teekenen zoo zelfs dat
zjj personen, die pas in de gemeente kwamen
en wier kinderen nog niet school gingen, tot
teekenen aanzetten.
Wat betreft de beschuldigingen, die in het
adres zjjn aangevoerd, gelooide getuige niet dat
de overledene zich heeft schuldig gemaakt aan
bespotting van den godsdienst enz., maar dat
dit geput is uit verhalen door de kinderen
thuis gedaan, terwjjl voegde getuige er bjj
het bekend is dat kinderen in den regel slecht
overbrengen.
Verder verklaarde getuige nog dat Butselaar
zich zjjn ontslag zeer heeft aangetrokken en
dat, al is zijn dood niet als direct gevolg er
van te beschouwen, het zeker zijn dood tien
jaren heeft verhaast.
Ook verklaart getuige op eene vraag
van den heer mr. Gratama dat Menu en Van
Dam beiden katholiek zijn.
Eindelijk zeide getuige nog dat volgens zjjne
meening bekl. niet uit zich zelf handelde maar
geheel en al een werktuig was dat blijkt o. a.
uit zjjne verklaring, aan burg. en weth. gedaan,
dat bjj met het stuk rond ging om er wat mede
te verdienen. Hjj zeide >ik ben er niet voor
betaald maar ik zal er wel voor betaald worden."
Daarop werd bekl. door den voorzitter ge
vraagd of hjj met het bewuste stuk was rond
gegaan, waarop hij toestemmend antwoordde.
Op de vraag: wist gjj wat in het stuk stond?
antwoordde hjj »wel neen".
Na herhaalde ondervraging echter gaf hjj voor
dat het te doen was om een onderzoek in te
stellen naar het gedrag van meester Butselaar.
Als derde getuige trad op P. Schelfhout,
huisvrouw van L. Janse, werkster te Hontenisse.
Zjj verklaarde dat op zekeren dag in den
winter van 1889 bekl. bij baar gekomen is met
eene ljjst en het verzoek om daarop te teeke
nen. Zjj dacht dat bet een loterjj-geschiedenis
was. Beklaagde zeide »zal ik er je naam maar
opzetten het is om meester Butselaar weg te
krijgen." Getuige antwoordde dat hoeft niet,"
wat volgens haar hetzelfde beteekent ala:dat mag
niet. Bekl. zeide verder dat er reeds velen op het
stuk geteekend hadden en dat zij ook maar
permissie geven moest. Zjj heeft dit echter
niet gedaan want zjj wist niets kwaads van
meester Butselaaralleen had zij er op straat
wel eens over hooren praten. Toen bekl. bleef
aandringen is getuige bljjven weigeren en
heeft ten slotte gezegd >je moet maar weten
wat je doet, wat er van komt is voor jon".
Gevraagd of iemand bjj het gesprek tegen
woordig was antwoordde getuige ontkennend.
Wel was hare moeder in de kamer, waar bekl.
met haar sprak, doch die lag te bed en had
niets verstaan, wat bleek nit de vraag, die zjj
deed: »wat kwam die doen
De beklaagde, hierop gehooid, zeide dat
getuige wel degeljjk hare toestemming gegeven
had, zeggende»je mag er mjjn naam op
zetten als je wiltwat er van komt is voor
jou".
Hjj zeide verder aan getuige niet medege
deeld te hebben wat in het adres stond.
Op eene vraag van den verdediger, den heer
mr. A. C. A. Jacobse Boudewjjnse, of getuige
aan bekl. verboden heeft haar naam op het
stuk te zetten herhaalde zjj gezegd te hebben:
»het hoeft niet".
De volgende getuige, de werkman J. B. JooBsen
te Lamswaarde, verklaarde het stuk gekregen
te hebben van J. Menu, met de bedoeling om
het aan bekl. te geven om er mede rond te
gaan en handteekeningen erop te verzamelen.
Het was hem bekend dat het een verzoek
was, aan den koning gericht, met de strekking
een onderzoek in te stellen naar het gedrag
van meester Butselaar.
Later heeft getuige het Btuk van bekl. terug
ontvangen en is het aan den koning opgezonden.
Antwoord hebben de verzoekers er niet op
ontvangen.
Op de vraag van den ambtenaar van het
openbaar ministerie of getuige lid van den
raad was, antwoordde hij ontkennend.
Daarna werd hem door dien ambtenaar ge
vraagd, wat zjjne bedoeling was met het adres,
waarop hij zeide dat men bedoelde dat nogmaals
een onderzoek zou worden ingesteld.
Op de vraag waar dat te lezen staat ant
woordde getuige »in het request"; en op eene
andere vraag of hij de steller ervan was ant
woordde hjj»Neen."
»Hebt ge het request aan De P. voorgelezen"
vroêg de ambtenaar verder, waarop getuige
eerst »neen," later, nadat hem gewezen was op
eene verklaring, voor den rechter-commissaris
afgelegd, »ja" antwoordde.
Ook verklaarde hjj zeker te weten dat het
stuk aan den koning gezonden was.
Op de vraag van den voorzitter of hem het
stuk door getuige was voorgelezen antwoordde
bek. toestemmend; en op de vraag of hjj dan
niet wist wat het behelsde zeide hjj dit spoedig
vergeten te hebben.
De getuige J. Menu, landbouwer en raadslid
te Hontenisse, die vervolgens gehoord werd,
verklaarde in den raad ertoe medegewerkt te
hebben dat een adres aan den koning zou worden
gezonden. Hjj schreef echter daaraan niet de
strekking toe dat meester Butselaar moest
worden ontslagen maar alleen dat naar zjjn
gedrag een onderzoek zou worden ingesteld.
Hjj en Van Dam hebben het request ter onder
steuning van 's raads adres opgesteld en er
mede laten rondgaan. Het is, na geteekend
te zijn, door getuige Joossen verzonden.
Op de vraag van den president of getuige
ook handteekeningen op het adres had verkre
gen, antwoordde hjj toestemmend, maar bij
ontkende dat menschen, die geen de minste
grieven tegen Butselaar hadden en zelfs niet
wisten wat in het adres stond, door hem waren
overgehaald of gedwongen om te teekenen.
Ook ontkende hjj de woorden gebruikt te heb
ben dat het eene geloofszaak was, misbruik
gemaakt te hebben van zjjn invloed en van
de onkunde der ingezetenen van Hontenisse.
Eene vraag van mr Gratama of getuige niet
tegen iemand, die op zjjn verzoek om te tee
kenen antwoordde »ik doe het niet", gezegd
had»dan moet ik opgeven dat je onwillig
bent" antwoordde getuige met de woorden
»Dat is niet waar."
Op eene vraag van den ambtenaar van het
openbaar ministerie of, waar getuige verklaart
dat het niet zjjne bedoeling was meester Butse
laar ontslagen te zien, dan mogeljjk de notulen
van het verhandelde in den raad van Hontenisse
vervalscht zouden zjjn, antwoordde hjj ontken
nend, maar hjj bleef toch volhouden dat het hem
te doen was om een onderzoek in te stellen en
bjj die verklaring bleef hjj ofschoon hjj toestemde
dat de notulen juist waren.
Op eene vraag van mr Gratama of Batselaar
ook ontslagen is als secretaris van het armbe
stuur antwoordde getuige bevestigend, doch op
de vraag waarom? zeide hjj: »dat kan ik niet
zeggen."
De verdediger vroeg aan dezen getuige of
hjj heden morgen nog met getuige Schelfhout
over de zaak gesproken had en of deze toen
niet verklaard had tegen bekl. gezegd te heb
ben »ge kunt doen wat ge wilt maar de ge
volgen zijn voor uwe rekening." Hierop ant
woordde getuige bevestigend. Dat getuige
Schelfhout de woorden »dat hoeft niet" ge
bezigd had, ontkende hij echter.
A. van Dam, landbouwer en raadslid te
Hontenisse, de zesde getuige, verklaarde mede
gewerkt te hebben aan 's raadsbesluit, maar
gaf ook voor daarmede niet het ontslag van
Butselaar maar wel een nader onderzoek bedoeld
te hebben.
Hjj heelt ook medegewerkt om het adres tot
ondersteuning in te zenden en is zelf de steller
daarvan. Hjj heeft het aan Menu gegeven om
er mede rond te gaan en het was hem niet
bekend dat ook bekl. handteekeningen op het
stuk verzamelde. Joossen heeft het adres
verzonden.
De voorzitter vroeg aan dezen getuige of,
waar hij voorgeeft slechts een onderzoek te
hebben willen uitlokken, hp, die de grieven, in
het stuk genoemd, heeft geformuleerd, niet
begreep dat die tot ontslag leiden moest.
Hierop antwoordde Van Dam ontkennend.
Op de vraag of de grieven, in het stuk ge
noemd, waar zijn, antwoordde getuige die
eigenljjk van de kinderen vernomen te hebben.
Ook gaf getuige te kennen dat het hem niet
bekend was of het onderzoek aan het licht
gebracht heeft dat de kinderen verkeerde mede-
deelingen hebben gedaan
gri)p de vraag van den officier van justitie of
in den raad, buiten hetgeen in de notulen ver
meld is, nog besprekingen hadden plaats gehad,
waaruit zou af te leiden zjjn dat geen ontslag
maar alleen een onderzoek gewenscht werd
antwoordde getuige ontkennend.
De laatste getuige was de werkster C. Geldof,
eveneens te Hontenisse woonachtig. De bekl.
is bjj haar met de lijst gekomen en heeft ge
zegd dat zjj er op teekenen moeBt. Toen zjj
vroeg waarom? zeide bekl. dat het tegen den
meester gericht was en verklaarde zjj dan niet
te teekenen wijl zjj niets tegen den meester
had en ook haar kind nooit iets gezegd had
ter nadeele van Butselaar.
Daarna heeft bekl. haar gezegd dat zij op
de lijst teekenen moest, want »dat het voor
het geloof was", waarop zjj verklaarde »is het
voor het geloof, zet er dan mjjn naam maar
op." Zij verzekerde verder wel eens op straat
gehoord te hebben dat meester Butselaar spotte
met het geloof.
Zij wist niet wat in het request stond, 't was
aan den koning gericht dat wist zij wel, maar
wat men met Butselaar wilde was haar niet
bekendalleen had z"jj dit herhaalde zjj
van anderen gehoord dat Butselaar wel eene
spotte met het geloof.
Op eene vraag van mr Gratama of de ver
houding tusschen den pastoor en den meester
goed was verklaarde getuige dit niet te weten
Alsnu werd de bekl. nogmaals geboord en
hem gevraagd of de strekking van het adres
was meester Butselaar ontslagen te krjjgen.
Hjj verklaarde dit niet te weten.
Op de vraag of hjj den naam van P. Schelfhout
op het adres gezet had, antwoordde hjj beves
tigend maar hij hield vol dat zjj daartoe hare
toestemming had gegeven.
Aan getuige Joossen werd vervolgens nog
gevraagd of hij hot adres aan den koning had
gezonden. Hjj verklaarde dat niet gedaan te
hebben hjj gaf het aan den heer Fruytier, lid
van den raad van Hontenisse.
Daarna werd door den ambtenaar van het
openbaar ministerie aan den burgemeester vau
Hontenisse nog de vraag gedaan of er misschien
m den raad nog besprekingen hebben plaats
gehad omtrent de bedoeling van het adres aan
Z, M. den koning en of er mogeljjk eene be
doeling bestond die niet in de notulen wordt
medegedeeld. Het antwoord luidde »neen,
volstrekt niet".
Hierop verkreeg de ambtenaar van het O. M.
het woord, die ongeveer het volgende zeide:
Toen in het vorig jaar in de pers allerlei
berichten kwamen omtrent hetgeen zou zjjn
voorgevallen met het hoofd der school te
Lamswaarde, berichten voor en tegen, verge
leek hjj die met elkaar. Het scheen hem toe
dat er feiten waren voorgevallen die aanlei
ding konden geven tot strafrechtelijke vervol
ging. Na inlichtingen van den burgemeester
van Hontenisse kreeg de officier vermoeden dat
hier valsehe handteekeningen gezet waren en
hij verzocht den minister van binnenlandsche
zaken opzending van bet oorspronkelijk request.
Hoewel slechts beklaagde hier zit, zoo zijn
er toch nog andere personen bjj deze zaak
betrokken, die misschien strafwaardiger zjjn en
handelden dan deze beklaagde, maar het is
mjj, zeide de officier, niet gelukt bewjjs tegen
hen te verzamelen.
Het is hier niet de plaats om te onderzoekn
of de grieven tegen Butselaar gegrond waren,
maar wel of men, om bewjjs van die grieven
te krjjgen, gebruik heeft gemaakt van straf
bare middelen.
Zjjn die gebleken vroeg de officier van
justitie. De vrouw was eerljjk genoeg haar
naam niet te leenen onder een verzoekschrift
waarvan zjj de strekking in de verste verte
niet kende.
Het is niet kwaad dat dergeljjke feiten be
handeld worden voor een rechterlik college
het publiek kan dan het volle licht zien, want
de zaak komt dan voor onpartjjdige en onaf-
hankeljjke personen.
Nu de zaak zelve.
Is aanwezig het valscheljjk opmaken van een
geschrift? vroeg de ambtenaar.
Beklaagde bekent den naam op het stuk ge
zet te hebben. Het zal de rechtbank uit eigen
bezichtiging bljjken dat werkeljjk beklaagde
den naam van Pille Schelfhout heett geschreven.
Wat voert nu beklaagde aan tot ecarteeren
van dit element van het misdrjjf?
Dat het geschied is met toestemming van de
betrokken persoon.
De officier verklaart voor een oogenblik te
willen aannemen dat dit waar is, maar dan
bljjft de zaak toch dezelfde.
Alsnu beroept hjj zich op een arrest van den
Hoogen Raad, waarbjj zijns inziens zeer juist
beslist is dat, wanneer iemand, zij het ook met
toestemming van den ander, daarop diens hand-
teekening plaatst, hij een geschrift valschelijk
opmaakt.
Maar hier is dit niet het geval. Een getuige
heeft onder eede verklaard dat zjj geen per
missie heeft gegeven. De ontkentenis van be
klaagde doet hieraan geen atbreuk.
Buitendien: het is zeer elementair dat niet
voor ieder element volledig bewjjs noodig is.
Het geschrift moet bestemd zijn om tot be
wijs van eenig feit te dienen. En aan de hand
der geschiedenis komt spreker tot de slotsom
dat het voldoende is dat het geschrift bestemd
is om, 't zij bjj den rechter, 't zij bjj het ad
ministratief gez>g, tot bewjjs van eenig feit
te dienen.
De bestemming ervan, zegt het O. M., was
om den koning het bewjjs te leveren dat de
onderwijzer Butselaar gehandeld bad in strjjd
met art. 33 der wet op het lager onderwjjs.
Waar uit den inhoud van een stuk zelf niet
bljjkt of het bestemd is tot bewjjs van eenig
feit te dienen, daar kan die bestemming be
wezen worden door de omstandigheden. Dat
bewjjs wordt hier geleverd. Het request sluit
zich aan aan het request, door den gemeente
raad ingediend.
De burgemeester verklaarde dat de strekking
van het request van den gemeenteraad was
het ontslag van den onderwijzer te verkrijgen.
Uit het verslag der raadszitting, waarin dat
besluit genomen is, bljjkt" ook niet dat men
slechts nader onderzoek wilde.
Beklaagde heeft al ontkent hjj dat ook
aan getuige Geldof gezegd >Het is de be-
Jdoflling om meester Butselaar weg te krjjgen."
Uit dit alles blijkt dat de strekking van het
request was te dienen tot bewjjs van feiten,
waarop aan meester Butselaar ontslag zou
worden gegeven.
Het derde elementhet oogmerk om het stuk
als echt ot onvervalscht te gebruiken, staat
vast. Immers de naam van fille Schelfhout
werd er op gezet om het te doen voorkomen alsot
ook die vrouw kon verklaren dat de grieven
waren overeenkomstig de waarheid.
Eindelijk besprak de ambtenaar van het O. M.
de vraag of door het gebruik van het stuk
nadeel kon ontstaan.
Ja, is hierop zjjn antwoord.
Art. 225 wetb. van strafrecht ziet ook op
stukken, die bestemd zjjn om administratief tot
beroep te dienen.
Nu zjjn de regelen van beroep voor den koning
nergens neergeschreven administratief is men
niet gebonden zooals de rechter.
Wordt nu in een request het een en ander
gezet, dan moet worden aangenomen dat die
feiten plaats hadden.
De koning, de waarheid aannemende, had
den meester kunnen schorsen. Dat is het nadeel
dat uit het gebruik had kunnen voortvloeien.
Bjj de toepassing der straf moet, zegt de
officier, in aanmerking worden genomen dat
beklaagde niet de hoofdschuldige is. Daarom
vraagt hjj schuldigverklaring aan het misdrjjf
van valscbheidi in geschrifte en het daarvan
gebruik maken en de veroordeeling van be
klaagde tot zes maanden gevangenisstraf en
in de kosten.
Hierop verkreeg de verdediger van beklaagde,
de heer mr. A. C. A. Jacobse Boudewjjnse, het
woord.
De beweging zoo ving hjj zijn pleidooi
aan tegen den hoofdonderwijzer te Lams
waarde, die de gemoederen van cleriealen en
anti-clericalen aan gene zjjde der Schelde zoo
langen tjjd met bitterheid heeft vervuld, dreigt
een treurigen nasleep te krijgen in de veroor
deeling van dezen beklaagde, een persoon die
daarin zeker niet de rol van agitator heeft ge
speeld doch slechts een zeer ondergeschikte en
blijkbaar slechts het werktuig is geweest van die
agitators, voor wie hjj nu de kastanjes uit het
vuur moet halen. Zoo iets ziet men meer ge
beuren Anderen echter hebben strafwaardiger
gehandeld dan deze bekl.
Wie niet in meerdere of mindere mate door
partijzucht verblind is, zal op dezen grond
reeds alle sympathie gevoelen voor dezen on-
noozelen hals en zal er zich ten zeerste over
verheugen indien van uwe rechtbank geen
teroordeeling tegen hem verkregen wordt.
Of beklaagde den naam van fille Schelfhout
imet of zonder goedvinden van deze onder het
bewuste stuk geplaatst heeft, komt pleiter voor
in deze strafprocedure niet overwegend te zjjn;
doch al ware dit zoo, dan waagt hjj het te
betwjjfelen of het wettig en overtuigend bewjjs
van dit laatste w§l geleverd is, waar hier toch
slechts de verklaring is van éen getuige, waar
tegenover staat de pertinente ontkentenis van
den bekl.
Dit punt verder latende rusten, wees spreker
erop dat het zwaartepunt der verdediging be
rust in de beantwoording van twee vragen.
Eerstens wat is de aard van het zoogenaamde
vervalschte stuk Tweedensvalt dat stuk
onder de strafbepaling van art. 225 van het
wetboek van strafrecht.
Pleiter besprak verder den aard en het karakter
van het request en toonde aan dat het een
stuk is, waarvan de bestemming volgens den
inhoud geen andere is dan een onderzoek te
provoceeren naar de handelingen van het hoofd
der school te Lamswaarde, en het speciaal
volgens den inhoud geen stuk is, bestemd om
tot bewjjs van eenig feit te dienen.
In de instructie heeft de rechter-commissaris
dezen beklaagde de vraag gedaan of het stuk
niet ten bewjjze moest strekken dat L. A. But
selaar, het hoofd eener openbare school te Lams.
waarde, zich had schuldig gemaakt aan over
treding van art. 33 der wet op het lager onder
wjjs, en do beklaagde, de beteekenis van die
vraag niet beseffende, heeft dit bevestigend
beantwoord. Thans heeft hjj, op aanraden van
pleiter, die bekentenis teru ggenomen, maar al
ware dat zoo niet dan, nog werd het stuk daar
door niet een bewijsstuk in den zin der wet.
In sommige gevallen kan een geschrift, dat vol
gens zjjn inhoud alleen niet bestemd was om tot
bewjjs van een feit te dienen, dit bljjken te
zijn tengevolge van een omstandigheid, buiten
den inhoud van dat geschrift gelegen, nl. door
bekentenis van den falsaris. Maar kan het
dit in het onderhavige geval Is, tengevolge
van de bekentenis van den bekl., de ware be
stemming van het geschrift aan het licht
gekomen? Kan het als bewjjs van de
overtreding van art. 33 der wet op het la
ger onderwjjs dienen? vroeg pleiter en hjj
antwoordde neen.
Hij komt tot de conlussie dat, in geval van
valschheid, slechts dan eene bekentenis omtrent
de bestemming van het stuk effect kan heb
ben wanneer, tengevolge van die bekentenisj
bljjkt dat men te doen heeft met een stuk,
door de wet bestemd om tot bewijs van eenig
feit te dienen. Niet de mensch maar de wet
alleen kan aan eenig geschrift de bestemming
geven om tot bewijs van eenig feit te dienen.
Pleiter ging hierna over tot behandeling der
vraag of de wet en art. 225 alleen bedoelt be-
wjjsstukken of alle stukken
Het algemeen belang beschermt de wet
predikster van liefde voor de waarheid is zij
niet. Nu eischt het algemeen belang dringend
dat stukken, die tot bewjjs bestemd zijn, hetzjj
in burgerljjke, hetzjj in straf- of administra
tieve zaken, ook als zoodanig kunnen dienen.
Daartoe is noodig dat zjj waar zijn.
Vervalsching slechts van die geschriften
wordt gestraft.
Geen schrjjver noch jurisprudentie neemt het
tegendeel aan, zoo vervolgde pleiter, en voerde
hiervoor vele bewjjzen aan.
Het valsehe stuk, dat thans is overgelegd,
draagt volgens zjjn inhoud niet het karakter
van bestemd te zjjn tot bewjjs van eenig feit,
want het bevat niets anders dan een klacht over
het hoofd der school en het verzoek tot het
doen van een onderzoek.
Wat ook de falsaris over de bestemming
bekent doet niet terzake, wanneer het stuk
volgens geen wet tot bewijs kan dienen. Ware
het anders, het zou in flagranten strjjd zjjn met
de eerste beginselen van strafrecht. Hier zou
misdrjjf kunnen gepleegd worden met een abso
luut ondeugdeljjk middel. »Dat zal door uwe
rechtbank nooit worden aangenomen," zeide
spreker en op al deze gronden eindigde hjj met
te concludeeren tot vrjjspraak, subsidiar tot
ontslag van rechtsvervolging.
In zjjne repliek hield de ambtenaar van he
O. M. staande dat nadeel uit het gebruik van
het stuk zou kunnen ontstaan. Hij wees erop dat
Pille Schelfhout, op grond van het ondertee
kenen zou kuanen geactioneerd worden door
Butselaar of zjjne erven, op grond van eene on
rechtmatige daadzjj zou dan antwoorden
»ikheb dat stuk niet geteekend" en dus zou
de actie falen.
Ook bestreed hjj ten zeerste pleiters meening
dat slechts zij kunnen gestraft worden die een
stuk, dat naar de wet tot bewjjs bestemd is,
vevalschen.
Ieder, die een Btuk, dat naar zjjne bedoeling
bestemd is tot bewjjs van iets te dienen, ver
valscht, is zjjns inziens strafbaar. Het 0. M.
persisteerde daarom bjj zjjn conclusie.
De verdediger lichtte nader in 't kort eenige
punten uit zjjn verdediging toe. Niet 's menschen
bestemming maar de bestemming van de wet
is criterium voor het geschrift.
Waartoe zoo eindigde hjj hebben wjj
een heirleger van ambtenaren, districts-en arron-
dissements-schoolopzieners, indien de regeering,
zonder hun een onderzoek op te dragen naar
de juistheid der klacht, een request met grieven
reeds als waarheid aanneemt?
Dat het request rechtens ooit bewjjs-middel
kan zijn ontkende pleiter ook, Hjj persisteerde
bij zjjn conclusie tot vrjjspraak.
De rechtbank bepaalde de uitspraak in deze
zaak op heden over veertien dagen.
Door dezelfde rechtbank zjjn heden ver
oordeeld wegens
hnisvredebreuk: A. v. Z., 28 j., boe
renknecht, Heinkenszand, tot 5 b. s. 5 d. h.; en
huisvredebreuk en verzet: J. S.,
20 j., kleermaker, Heinkenszand, tot 1 na. gev.
straf.
Beiden in de kosten.
Vrp gesproken zjjnJ. d. W., 29 j.,
koopman, Wemeldinge, en J. d. J., 37 j., werk
man, Yerseke, beiden beklaagd van valschheid
in geschrift, en M. K., 23 j., arbeidster, Krui-
ningen, beklaagd van meineed.
Kantongerecht te Goes.
Heden, Vrjjdag, zjjn veroordeeld wegens
openbare dronkenschap J. J. A., zwervend, tot
1 b. s. 1 d. hhet1 zich zonder acte met
een geladen geweer bevinden in het veld C.
de S., Nisse, tot 5 b. s. 4 d. h.het bevis-
sehen der Schelde zonder consent; J. J.de
J., Yerseke, ieder tot 1 b. i, 1 d. b.M. P
L. v. V., M. P., F. de W., J. G„ M. L., P. V.,
Yerseke, ieder tot 2 b. s. 2 d. h.het met een
verboden wapen zich bevinden op den openbaren
wegM. de J., Heinkenszand, tot f\ b. s. 1 d. h.
het rapen van schelpvisch op de werken van
een langs de Schelde gelegen waterkeerenden
djjk, zonder vergunning van de beheerders over
dien djjk: J. H., Biezelinge, G. de P. en M.
N., Yerseke, ieder tot 1 b. s. 1 d. h.samen
scholing te Yerseke: A. L., J. S., Yerseke,
ieder tot 4 d. h., en N. V., T. O., J. W. v. A.,
J. v. A., E. R., J. B. de K., A. V., J. B., A
v. O. en A. v. O., allen Yerseke, ieder tot 6 d.