N°. 248.
133° Jaargang.
1890.
Dinsdag
21 October,
Middelburg 20 October.
Dez® courant rersch^nt d a g a 1 fj k a
met uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.—-fc
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentrën20 cent per regel? Bij abonnement lager?
Geboorte-, TroiW-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle
dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer /0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte?
De kwestie van den dag.
LETTEREN EN KUNST.
ONDERWIJS.
Üw2=B
Thermometer.
Middelburg 20 Oct. vm. 3 50 gt.
sa. 12 n 54 gr. av. 4 u. 52 gr F.
Yerwaoht verand. wind
Agentea te VlisBingenP. G. db Yet Mestdaoh Zoo», te Goesa. a. w. Bcllamd, te KruiningcnF. v. d. Peijl, te Zierikieea. 0. db Mooij te Tholen:.óvA. yab
Nebuwbhhtjijze» en te TerneuzenM. db Johge. Yerder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, "VWjMials de
advertentie-bureau's van Nijgh Va» Ditmak te Rotterdam, db Gebb. Beliheantb, te 's Gravenhage, en A. de la Mab Azn, te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publioité étrangère G. L. Daube Cie., Joh» F. Jo»es, opvolger.
AdTerteaiiëa
moeten des namiddags te utr
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
Op onze leestafel ligt reeds geruimen tijd
een brochure, geschreven door een Oud-
milicien en getiteld Kazerneleven. Een stem
uit ervaring
Ben enkele blik in dit geschrift bewees
ons welke strekking het heeft; en hoe het,
vooral in verband met het aanhangige wets
ontwerp, waarvan de persoonlijke dienstplicht
een der hoofdbeginselen uitmaakt, aanspraak
kan maken op actualiteit.
De volgende regelen kenschetsen het ge
voelen van den schrijver over ons kazerneleven
voldoende„Zoo gaat het dag aan dag,
week aan week, in de kazerne toealtijd
wordt er gevloekt, gemeene taal uitgebraakt;
altijd" de schrijver cursiveert zelf; hij
schijnt dit dus vooral als een vaststaand
feit aan te nemen „heeft men te doen
met heele of halve beschonkenenaltijd is
er meer of minder vrees voor straf, en altijd
kan men zeggen, dat de meerderen, in de
kazerne de onderofficieren en korporaals,
niets doen om den levenstoon te verbeteren,
wel om hem te doen dalen."
Bn nu wil de schrijver de mogelijkheid
niet uitsluiten dat er garnizoenen zijn, waar
het veel fatsoenlijker en beter toegaat, maar
tevens bestaat de mogelijkheid dat er gar
nizoenen zijn, waar het nog veel erger is.
Wat daar dan gebeuren moet, is ons niet
duidelijk.
Genoeg, de schrijver dringt op verbetering
aanen hij wijst, vooral met het oog op
de hedendaagsche beweging bij de katho
lieken tegen den persoonlijken dienstplicht,
op het feit dat deze zullen zeggen„ziet
ge wel, dót is nu het kazernelevenen
daaraan wil men onze jongens opofferen.
In dien poel zal men, mede door afschaffing
van de plaatsvervanging, thans onze zonen
werpenNeen, nooit persoonlijke dienst
plicht."
Ip verband met beide punten veroorloven
wij ons enkele belangrijke aanhalingen onder
de oogen onzer lezers te brengencitaten
die waarlijk belangsteüiug verdienen en de
moeite van het lezen ruimschoots beloonen.
Er zijn sommige vraagpunten, waarover
men als 't ware uitgepraat geraakt.
Dat is het geval met ons, waar het geldt
het kazerneleven, een punt dat nog onlangs
aanleiding gaf tot eene polemiek tusschen
twee Hollandsehebladen, waarbij de Standaard
het standpunt van dien oud-milicien innam.
Wij zouden beide als antwoord op hunne
beschouwingen, en laatstgenoemde tevens als
kritiek op zijn geschrift, eenige nommers van
ons blad kunnen zenden, verschenen in de
maand April van dit jaar, waarbij wij onze
meemng uitten over-dat kazerneleven en in
een polemiek met een stadgenoot opkwamen
tegen sterke overdrijving van de zijde der
bestrijders van den toestand in de tegen
woordige woningen onzer soldaten.
Bij onze lezers veronderstellen wij nog
eenige herinnering aan hetgeen toen door ons
is gezegden' om hen niet met herhalingen
lastig te valleüj maar tevens ook om te toonen
dat wij gelukkig niet alleen staan in ons
gevoelen, laten wij hier volgen wat wij, juist
naar aanleiding van het vlugschrift van dien
Oud-Milicien, vinden geschreven in de Arn-
hemsche courant. Daar lezen wij
»Men moet echter niet overdrijven, en dat
de oud-milicien overdrijft, waar hjj verzwegen
feiten met groote woorden qualificeert, kan
opgemaakt worden uit de overdrijving waar
mede hij medegedeelde feiten beoordeelt. Zijn
de door hem genoemde nesterijen, waarmede
een korporaal een soldaat plaagt en hem eene
niet ten volle verdiende straf bezorgt, van
dien aard, dat het groote woord »rechtspositie"
daaraan te pas moet komen Volstrekt niet.
Dat lieden van een lagen staat van beschaving
misbruik maken van een hun toevertrouwd
gezag, weet iedereen, daartoe behoeft men de
voorlichting niet van dezen ervaringrijken
pud-milicien. Maar ligt dan de conclusie niet
voor de hand, dat bij de invoering vaD den
persoonlijken dienstplicht, een maatregel die
tot onmiddellijke verbetering van het kader
strekken zal, deze groote grief vanzelf zal
verdwijnen
»Het vloeken en razen in de kazerne is zeker
een leeljjk ding, ofschoon alles wat de oud
milicien daarvan zegt vrijwat minder indruk
maakt dan de eenvoudige woorden uit dr G.
Kalff's ook een uit persoonlijke ervaring
puttend oud-milicien alleraardigste schets
Persoonlijke dienstplicht (in de Gids, Juni 1889):
«Baardelooze sergeantjes en korporaaltjes win
den zich op onder veel en smakeloos gevloek".
Maar zoo we tegenover het nadeelige getuigenis
van dezen oud-milicien over den daarnaar
afgemeten »levenstoon" van den soldaat, de
ervaring raadplegen van hen, die bekend zjjn
met de omgeving, waaruit de soldaten voort
komen, dan zou men met twee maten meten,
indien men over de militaire maatschappij
zoo ongunstig oordeel uitsprak. Om alleen
gelijksoortige grootheden te vergelijken, stemt
de »levenstoon" in de fabriek, in de werkplaat
sen der ambachtslieden, bjj de polderjongens,
aan boord, kortom in elke maatschappij, waar
mannen voor korter ot langer tjjd samen zjjn,
dan hooger dan die in de kazerne? Hebben
de leer-, krulle-en kajuitsjongens eene zachtere
bejegening van en een beter voorbeeld aan de
gezellen, wien zjj in 't werk bijstaan, dan de
miliciens ondervinden van hunne korporaals
en sergeants Zoo men hier tegen aanvoert,
dat het juist de in de kazerne geleerde manieren
zjjn, die ook den »levenstoon" in de industri-
eele maatschappij bederven, dan zou de oud
milicien het oog moeten laten gaan en het oor
te luisteren leggen bij het huiseljjk verkeer in
de lagere standen. De taal van de vrouwen,
die dan toch niet onder dienst zjjn geweest,
de toon harer gesprekken, de geest harer han
delingen vormen een geleidelijken overgang
voor den in de loting gevallen zoon tot het
geen bjj in de kazerne zal hooren, zien en
ondervinden.
»Liever dan het militaire leven te schelden
als «ttod- en menschonteerend", moeten wjj
durven bekennen, dat het peil van beschaving
in die kringen, welke totnogtoe bjjna uitslui
tend onze soldaten leverden, uitermate en
droevig laag is. Zal de zuurdeesem van het
Christendom dat moeten verbeteren, dan is de
uitwerking daarvan wel terdege langzaam,
want reeds elf eeuwen geleden kreeg het in
onze landen vasten voet, en nog heeft het
niet veel uitgewerkt. En hoe wil men het
deel verheöen, wanneer het geheel laag en
achterSjjk bljjft hoe goede vruchten plukken
van de loten, die op een oneaelen stam geënt
zjjn Het leger staat niet buiten het volk,
maar is een orgaan, uit en door het volk ge
vormd en gevoedde ondeugden, maar ook de
deugden al vallen die misschien eiken mili
cien niet in het oog van het volk vindt
men er in terug, en alleen door verhooging
van den »levenstoon" bjj het volk zal men
dien bjj het leger verhoogen. Niet echter door
wetten, reglementen en instruetiën, die in ons
land maar al te zeer en al te spoedig tot
doode letters worden."
Men ziet: de strekking van deze regelen
komt geheel overeen met ons betoog van nog
niet zoo lang geleden, toen wij als weer
slag op het verwijt, dat uit het kazerneleven
bleek hoe weinig de openbare school vermag
vroegen„waar blijft de invloed van
kerk en catechisatie", en wij tevens er op
wezen dat, welke verbeteringen in het kazerne
leven -men zou wensehen, men die des te
eerder zal krijgen, naarmate meerderen bij
eene goede organisatie ervan belang hebben.
Terwijl dus verbetering van ons kazerne
leven afgescheiden van de overdrijving
op dit punt gewenscht wordt, blijft bet
niettemin een feit dat, al moge die ook plaats
hebben, de antipathie der katholieken tegen
persoonlijken dienstplicht zal blijven bestaan.
Het was daarom een allerzonderlingste en
eigenaardige zet van een der anti-revolution-
naire bladen om dezer dagen den katholieken
nog meer in bet harnas te jagen door den
eisch, dat ook de aanstaande geestelijken
moesten dienen. Dat was natuurlijk olie in
het vuur. De schrik sloeg menig katholiek
orgaan om het hart. Eilieve, ook dat nog!
Zelfs die vrijstellingen werden door de
bondgenooten hun niet gegund. Daar moest
óf snood opzet óf een misverstand plaats
hebben. Bladen, die zulke stoutigheden ver
kondigen, moesten tot de orde geroepen
worden, beweerde men aan katholieke zijde
En dat laatste schijnt ook gebeurd te zijn
met het anti-revolutionnaire blad, want de
Nieuwe Provinciale Groninger courant dit
was het onhandige orgaan gaf eenige
nadere toelichtingen op zijn idee en wel op
de volgende wijze:
»Vrijstellingeii van den dienst voor aan
staande bedienaren van den godsdienst achten
wjj te behooren tot de door niets gemotiveerde
godsdienstige privilegiën uit vorige eeuwen. In
het afgetrokkene beschouwd, zonden we dus
wensehen dat ook theologische Btudenten en
seminaristen moesten dienen.
»Doch zoover zijn we nog niet en wie zal
zeggen, wanneer we zoover zullen komen
»Thans staan we slechts voor de vraag, hoe
het bezwaar weg te nemen dat onze Roomsche
landgenooten tegen den persoonleken dienst
plicht hebben
»En daarop hebben wij geantwoord, dat naar
ons inzien de minister in zjjn legerwet het
juiste getroffen heeft, door èn Protestantscbe
èn Roomsche aanstaande bedienaren van den
godsdienst vrjj te laten, met inbegrip van leden
van erkende geestelijke orden. Dit achten we
billjjk en op het oogenblik de beste solutie
van het probleem.
»Er is dus zoover we zien kunnen geen ver
schil tusschen ons en de anti-revolutionnairen
in den lande. De Standaard althans heeft in
geljjken geest over de ministerieele vrijstellingen
gesproken."
Men ziethet blad draait om de zaak
heen, en doet alle moeite om zich met eenig
fatsoen uit het lastig dilemma te redden.
Het werd tijd: de redactie van de Standaard
was reeds begonnen aan haar collega een
dementi te geven door te verklaren dat
zij de meening van de Nieuwe Prov. Gro
ninger Courant niet deelde. „Eer omgekeerd,
dat de vrijstelling van den krijgsdienst voor
hen, die zich voorbereiden voor den kerke-
lijken dienst, wel verre van een tijdelijke
concessie aan de Roomschen te zijn, veeleer
te beschouwen is als een vrijstelling, die uit
den aard zeiven van den kerkdienst voortvloeit,
en alzoo door alle gezindheden uit beginsel
moet worden voorgestaan. Nu en in de
toekomst. Zelfs al kwam tijdelijk een richting
op, die in den krijgsdienst der aanstaande
kerkdienaren geen bezwaar zag."
Deze moeilijkheid is alzoo voorloopig van
de baan. Trouwens er is op dit oogenblik in
verband met het vraagstuk van den per
soonlijken dienstplicht al scheuring en strijd
genoeg. De Tijd deelt n. 1. mee dat in een
Vrijdag te 's Bosch gehouden vergadering
van de voorzitters van al de katholieke
kiesvereenigingen in Noord-Brabant met
algemeene stemmen, op éen na, de volgende
motie is aangenomen.
«De Provinciale Bond der R. K. Kiezersver-
eenigingen in Noord-Brabant,
»in aanmerking nemende
»dat het nu aan het bewind zjjnde ministe
rie, ondanks alle vriendelijke en dringende
vertoogen, ondanks de van alle zjjden geop
perde bezwaren en bedenkingen, gemeend heeft
de verantwoordelijkheid op zich te moeten
nemen van het thans ingediende wetsontwerp
tot leger-organisatie
»dat bjj de memorie van toelichting van
genoemd wetsontwerp met geen enkel woord
gewag wordt gemaakt van de allergewichtigste
bezwaren, die van alle zjjden tegen algemeenen
dienstplicht en afschaffing der plaatsvervan
ging werden te berde gebracht, even als be
stonden die bezwaren niet, of als waren zjj
de moeite der wederlegging niet waardig
»dat dus dit ministerie, in plaats van de
plaatsvervanging en andere vrjheden in zake
militieplicht te bestendigen, de behandeling
van eeu wetsontwerp mogeljjk maakt, dat on-
noodig der bevolking dan zwaarsten, bjjna
ondrageljjken last oplegt;
»dat toch volgens het oordeel van den Bond
geen reden aan te voeren is, dat de eigenaar
dige verdediging, die de gesteldheid van ons
vaderland eischt, zulke zware offers van de
bevolking vordert en zulke inbreuk op de
vrijheid wettigt
»dat een ander ministerie zich wel zal wacb.
ten, wederom een wetsontwerp op zich te
nemen, dat zoozeer indruischt tegen den aard,
den vrijheidszin en de waarachtige belangen
van het Nederlandsche volk, en dat zooveel
beroering in den lande heeft verwekt
»dat men van dit ministerie had mogen
verwachten, van de behandeling van zulk een
wetsontwerp bevrjjd te bljjven, te meer nog
daar het ministerie wist dat dit onderwerp
scheuring en tweespalt tusschen de regeerings-
gezinde party zoude veroorzaken.
«Spreekt als zjjn overtuiging uit, dat ver
dere samenwerking tusschen dit ministerie en
de Staten-generaal ongewenscht moet geacht
worden.
«Besluit van deze zjjn zienswjjze, met vol
komen eerbiediging van ieders vryheid, over
tuiging en onafhankeljjkheid, kennis te geven
aan de katholieke leden van de Eerste en de
Tweede kamer der Staten-generaal."
Bovengenoemde Provinciale Boud bestaat
uit de afdeelingenBergen op Zoom, Breda,
Eindhoven, Grave, Helmond, 's Hertogenbosch,
Öosterhout, Tilburg, Vechel, Waalwijk en
Zevenbergen; en de lijd noemt de door hare
voorzitters aangenomen motie een hoogst
ernstige. Dat het zóóver heeft moeten komen
doet de vedatie van het blad en met
z'J,
zeker allen katholieken in
haar, zegt
het land pijnlijk aan. Over de directe
of indirecte gevolgen van deze motie wil
het blad geen voorspellingen wagenhet
laatste woord in deze blijft aan de kamer
leden en het blad wil hopen dat het hun
moge gelukken, de dreigende breuk te
voorkomen en de eenheid der rechterzijde
te bewaren. „Van katholieke zijde alleen
echter zegt de Tijd ten slotte valt geen
uitredding te verwachten; blijven alle anti-
revolutionnaire kamerleden de gedragslijn
volgen, hun door dr Kuyper in de Standaard
voorgeschreven; blijft bij hen de doode letter
van het Program van hun leider als hoogste
wet gelden, boven het waarachtig belang
der natie en de zegepraal van hun christe
lijke beginselen, dan voorzien wij een toe
komst vol onheil en verwarring, en dan
zullen noch het woord van invloedrijke leiders,
noch de grootst mogelijke meegaandheid en
toegevendheid van de katholieke afgevaar
digden in de kamers, noch het woord van
de regeeringsgezinde pers krachtig genoeg
blijken om de in 1888 verkregen meerder
heid te handhaven,"
Al dreigender worden, in verband met
deze kwestie van den dag, de wolken die
zich aan den politieken horizont samenpakken.
Wie weet hoe kort het nog duren zal
voor het tot een uitbarsting komt.
Of zal dr Schaepman nog een middel
weten om den storm te bezweren
Ons dunkt i wij zijn reeds te ver heen om
in deze met succes als bemiddelaar op te
treden en de katholieke minister van oorlog
heeft te veel reeds gedaan, om nog te
kunnen terugtreden óf om zijne geloofsge-
nooten tot verzoenings-gezindheid te stemmen.
Der regeering is dus door een deel der
rechterzijde de oorlog verklaard.
In het verslag over 1889 van den Raad van
toezicht op de spoorwegdiensten, dezer dagen
in de Staatscourant opgenomen, wordt, evenals
in het vorige, weêr besproken de beperking van
den Zondagdienst. Reeds in 1888 waren de
bezwaren daartegen medegedeeld: in de eerste
plaits omdat het reizigersverkeer voor een
aantal plaatsen op Zondag veel belangrijker is
dan in de week en ten tweede omdat het inter
nationaal goederenverkeer in overeenstemming
met België en Duit sckland moet worden geregeld.
Toch wilden de besturen der Nederlandsche
spoorwegmaatschappijen een proefneming voor
bereiden. Het hoofdbestuur der posteryen zou
opgeven welke treinen voor het postverkeer
Zondags gemist kunnen worden. Het bleek
evenwel dat geen bevredigende oplossing was te
vinden. De administratie der posterjjen achtte
joist die treinen niet noodig, welke voor het
reizigersverkeer onmisbaar waren. Terwjjl de
postdienst bjjna geen der morgentreinen kon
missen, kon hjj van de avondtreinen afstand
doen, die evenwel onmogelijk geschrapt konden
worden, daar hiermede de reizigers teruggevoerd
moesten worden. Het wegvs llen toch van treinen
in éene richting zou niet alleen een dienst doen
ontstaan voor de maatschappjj zoo goed als on
uitvoerbaar, maar deze zou ook aan het personeel
niet de gewenschte verlichting geven. Beter
schjjnt het doel bereikt te kunnen worden door
een wjjrigiDg in de organisatie van den dienst
en door vermeerdering van het personeel.
Om op den goederendienst vereenvoudiging te
verkrjjgen, nameljjk door opheffing des Zondags
van binnenlandsche goederentreinen, waardoor
ook de stationsdienst verlicht zou worden, werd
metde besturen der voornaamste spoorwegonder
nemingen overleg gepleegd. De Mij tot expl. van
Staatsspw. was er voor het geheele goederen
verkeer op Zondag te staken. DQHoll.IJz.Spio.
en de Ned. Rijnspw. waren hiertegen en wezen
o. a. op het verveer van aan bederf onderhevige
stoffen. De raad achtte de bezwaren niet over
wegend en heeft aan den minister van waterstaat
een voorstel in dien geest gedaan. Voor de ver
zending van visch en oesters b. v. zou ontheffing
kunnen verleend worden als dit noodig bleek.
Kort nadat het belangrijke boek van
Edw. Bellamy Looking Backward verscheen
gaven wjj van zjjn inhoud een uitvoerig over
zicht. Nu daarvan eene vertaling is verschenen
van de hand van den heer P. v. d. Goes, onder
den titel van In het jaar 2000, kunnen wij
volstaan met de mededeeling dat die vertaling
zich goed lezen laat, en de hoop uit te druk
ken dat zjj bevorderljjk moge zjjn aan de ver
spreiding der kennis omtrent een werk, dat
zjj de schryver ook een idealist in ieder
geval menigeen tot nadenken kan brengen of
er niet wat meer kan gedaan worden om ons
tot een gelukstaat te voeren, die Bellamy met
evenveel talent als ingenomenheid beschrijft.
Een tooneelstuk Cleopatra van den heer
D. M. Maaldrink te Twelloo is ter opvoering
aangenomen door de vereeniging De Rotter-
damsche looneelisten, directie Le Gras en Haspels,
In de laatste bjjeenkomst der Académie
franfaise deed de hertog De Broglie voorlezing
van een fragment uit de mémoires van Talley
rand. Het eerste deel der gedenkschriften ver"1
schjjnt binnen zes weken.
«Geld is de ziel van de negotie", zoo
schrijft men ons uit Goesja, waarvan is het
geld de ziel niet, zou men kunnen vragen i
De Muntpoort van de Abdjj te Middelburg
vermeldt immers ook dat geld «de zenuw"
ïb van den oorlog.
Geld, en nog eens geld, is de spil waarom
alles draait, ook de pogingen tot het versprei
den van kennis onder de mindere standen,
Geld is de klip, waarop zoo menig goed voor
nemen strandt.
Jammer slechts dat besturen van gemeenten;
provinciën enz. altjjd in de eerste plaats vra
gen moeten: «Wat kost het?" Zonder die
noodlottige «ziel" zou bjj al het goede, dat
reeds tot stand gekomen is, nog veel meer in
het leven geroepen worden. Geld zal ook
het struikelblok zjjn van het te verwachten
voorstel tot invoering van het Fransch als
leervak op een der lagere scholen.
Dat die uitbreiding van het leerplan onder
de bestaande omstandigheden niet noodig is,
is door bevoegde hand duideljjk uiteengezet.
Dat het voor iedereen, ook voor den kleinen
burger, nuttig kan zjjn ten minste iets van
eene vreemde taal geleerd te hebben, zal wel
aan geen twjjfel onderhevig zjjn. En in zoo
verre verdient de voorsteller lof voor zjjn initi
atief, maar «geen geld, geen Zwitsers."
Met ingang van 1 Nov. is benoemd lot
onderwijzeres aan de bjjzQndere school te Wn