N°. 328. 133° Jaargang. 1890. Zaterdag 27 September. Middelburg 26 September. Deze courant verschijnt d a g e 1 fj k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-^1 Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.' Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; iedere regel meer /0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! IfJ.C, VAD DER LEK ÜE CLERCQ. Op den verkeerden weg. LETTEREN EN KUNST, HIDIIIlUl lil.St lll Kll lïiM. Agentea te Ylissingen: P. G. db Vbt Mbstdagh Zoo», te Goes: A. A. W. Bolland, te Rruiningen: F. t. d. Pbi/l, te Zierikzee: A. 0. de Mooi/ te TholenW. A. tab adreirfebllëb nrbvwbithtji/zbh en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te mm nnr advertentie-burean's van 'Ni/gh Van Ditmab te Rotterdam, de Gebk. Belinïante, te 's Gravenhage, en A. de la Man Azn, te Amsterdam. j aan het bureau bezorgd zjjn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nogworden opgenomen Theraometet. Middelburg 26 Sept. vm. 8 a 56 gr. nx. 12 u 62 gr. av. 4 u. 63 gr. F. Verwacht W. wind. Voor de verkiezing, Dinsdag 30 Sep tember in het hoofdkiesdistrict Ki^rïk- zec te houden vóór een iid der Provinciale Staten, bevelen wij ten dringendste aan den heer Wij beginnen met de voor onze lezers geruststellende verzekering dat wij hen niet zullen vermoeien met lange beschouwingen over de financieele plannen van den beheer der van 's lands schatkist. Wij vermeden dit tot heden met opzet en zijn nu ook voornemens ons eenvoudig te bepalen tot enkele opmerkingen, hoofdzakelijk om te protesteeren tegen de hoofdstrekking van die voorstellen. Financieele beschouwingen toch zijn uit haar aard voor het krantenlezend publiek weinig uitlokkend, en ook meer op haar plaats in een tijdschrift dan in de kolom men van een dagblad, meestal kind van éen dag. Toch mogen wij niet geheel zwijgen over de vruchten van een langdurigen arbeid; vruchten, waarop wij geruimen tijd hebben moeten wachten en die wij al worden zij ook ons voorgezet als getuigende van een buitengewoon beleid van twee ministers, -niet smakelijk en frisch kunnen, vinden. Zij, die met zooveel ophef daarvan ge wag maken; ja zelfs, om eere te geven wien die rechtmatig toekomt, er bijzonder op wezen dat de medewerking aan die plannen „reeds voor een deel verleend was, toen Mackay nog op het Torentje zat", zoo dat hem en niet minister Lobman daarvoor lof toekomt, zij zullen wel weer spreken van partij-politiek wanneer er zich stem men verheffen tegen deze ontwerpen; en wanneer ook wij niet met ingenomenheid daarvan gewagen. En toch allerminst worden wij daartoe door partijdigheid gedrevenwie vroeger ons de eer bewees te lezen, wat wij nu en dan over ons belastingstelsel schreven, zal van zelf begrijpen dat wij geen voorstellen mogen en kunnen goedkeuren die besten digen wat slecht is, wat onbillijk mag heeten. Zij zullen inzien dat elke regeling, als de nu voorgestelde, die ons weer afvoert van den goeden weg tot herziening van dat stelsel in gezonden zin zoo dat eene rijksinkom stenbelasting ons deel wordt en menige thans van kracht zijnde grondslag voor belasting heffing worde weggenomen voor ons een gevaarlijk en verwerpelijk middel is. Het is waarde minister spiegelt ons voor een herziening van de personeele belasting, die in menig opzicht veroordeeld is, wijl zij o. a. het verkrijgen van licht, lucht en warmte voorname factoren voor gezond leven belemmert. Maar waarom daarmee dan niet voor alles aangevangenvooral nu toch zij het dan op andere wijze dan thans aan de gemeenten eene uitkeering zal wor den gedaan uit de opbrengst dier belasting Als men bovendien, zooals de minister ver langt, den gemeenten het recht wil verleenen eene belasting te heffen „naar den uiterlijken staat", dan is het toch zeker niet meer dan verstandig en practisch dat zij, die daartoe verlof moeten geven, eerst weten wat de minister met de rijksbelasting op het perso neel, die van dezelfde bedoeling uitgaat, wil uitrichten. Dit schijnt de minister niet in te zienhij heeft eenvoudig het oog gehad -en lang genoeg daarover gepeinsd op een middel om de gemeenten te helpenen hij meent dit nu gevonden hebben door hun toe te kennen het recht tot heffing van een belasting als hierboven genoemd; tot het heffen van 60 opcenten op de grondbelasting en 30 op de patentbelasting waarvoor het rijk afstand doet van zijn 28 percent op die belasting;- benevens het heffen van debietrechten op den verkoop van tabak en dranken. Die 60 en 30 opcenten worden als maxi mum gestel*}maar dat maximum zal zeker in de meeste gevallen wel worden toegepast, want alleen die gemeenten kunnen aanspraak maken op liet 3/5 van het personeel, dat in plaats komt van het 4/5, die dat hoogste opcenten-cijfer heffen. En bovendien de gemeentebesturen zullen gaarne de gelegen heid aangrijpen die hun zoo royaal wordt geboden om over een ruime kas te beschikken. Verder stelt de regeering eene wijziging voor van de artikelen 245 en 254 der ge meentewet. In het eerste wil zij niet meer doen spreken van „hoofdverblijf", ten einde de ontduikingen van belastingen tegen te gaan van (hen, die elders hun z. g. „hoofd verblijf" hebben maar meestal toch wonen in en profiteeren van een groote gemeente. De vraag of men in zekere gemeente steeds in de lasten' zal bijdragen, zal volgens het ontwerp niet meer afhangen van de omstandigheid of men daar hoofdverblijf houdt, maar van den aard der belasting, waarin men is aangeslagen. Heeft men in de gemeente een woning of eene localiteit, waar men zijn bedrijf uitoefent, dan is men belastingplichtig, onverschillig of men al dan niet in de gemeente verblijft. Is de belasting echter eene vermogens- en inkomstenbelasting dan moet, volgens de regeering de verplichting om daarin bij te dragen steunen op eene per soonlijke betrekking tusschen den belasting schuldige en de gemeente, b. v. door werke lijk verblijf in de gemeente, verblijf metter woon in onderscheiding van een tijdelijk logeeren in hotels, logementen of bij particu lieren. De verandering in art. 254 bedoelt af schaffing der beperking van de opbrengst eener heffing tot het bedrag der kosten, teneinde de gemeenten niet te beletten financieele vruchten te plukken voor de door haar in het publiek belang beheerde inrichtingen en werken. Tegen deze beide wijzigingen zal zeker geen bezwaar bestaan, mits ten opzichte van het laatste de noodige maatregelen worden genomen, teneinde te voorkomen dat besturen, zich verschuilend achter het „publiek belang", de gemeenten in gewaagde onder nemingen steken. Zelfs het wakend oog van Gedeputeerde staten kan niet altijd voorzien of het oogenschijnlijk solide niet na korter of langer tijd te groote opofferin gen zal vorderenen of men zich niet te veel beweegt op het terrein van het particu lier initiatief en van de particuliere industrie. Ea die industrie, die handel de bron van veler bestaan, van het leven en vertier eener gemeente - wordt reeds genoeg door de plannen van den minister bedreigd. Wat toch doet de minister anders door zijne voorstellen om gemeentebesturen opcenten te doen heffen op de patentbelasting, op wier afschaffing men reeds jaren terecht aandringt; door hun recht te geven tot invoering van eene bedrijfsbelasting en het debiet van tabaken dranken te verzwaren! Zulk een financieele politiek te laten drijven, ja die besturen daartoe als 't ware aan te zetten, verdient afkeuring; omdat een dergelijk behoudend belastingsysteem waardoor zooals triomfantelijk door de voorstanders van allerlei kleine belastingen en tegenstanders van eene inkomstenbelas ting wordt uitgeroepen gelukkig het gevaar voor afschaffing van personeel en patentrecht is geweken, reeds sedert jaren in zich zelf is veroordeeld. Wat de voorgestelde wijziging ten opzichte der belasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen betreft, er valt veel te zeg gen voor het idee om den gemeentebesturen het recht te geven opcenten te heffen met een zeker maximum; terwijl die belasting over het gansche rijk op een vast en ver hoogd cijfer in percenten wordt gebracht. De bezitters van die eigendommen hebben belang bij een richtig beheer en een goeden gang van zaken in de gemeenten maar aller meest is dit wèl het geval met de eigenaren van het gebouwde. Dat voor beide eene gelijk percentage is gesteld, mag onrecht vaardig heeten, en op dit punt gaan wij mee met een opmerking van de Arnh. Crt., dat, sedert men in belastingzaken fijner onderscheid is gaan maken en vooral voor het onbillijke van verhooging van grondbe lasting jegens de eigenaars van het oogen- blik is ontwaakt, or geene grondige reden is voor de gelijkstelling der beide heffingen te vinden. Integendeel, inzonderheid wan neer men het middel tot versterking der gemeente-fmanciën bij de grondbelasting zoeken wil, bestaat er alle aanleiding om de gebouwde eigendommen naar een hooge- ren maatstaf te belasten dan de andere. De vermeerdering der opcenten op de ongebouwde eigendommen dan door de gemeentebesturen te beffen heeft ook hare bedenkelijke zijde met het oog op den land bouwenden stand, die natuurlijk het zij bij zelf grondeigenaar is of van grondeige naren zijn land moet pachten het nadeel van die verhooging zal ondervinden. Ziedaar enkele bedenkingen tegen de aan hangige ontwerpen. De minister heeft ten doel gehad eene betere regeling tot stand te brengen tusschen rijks- en gemeentebelastingenen, tot uit redding uit haar financieelen nood, het belastinggebied der gemeenten uit te breiden. Hoofdzakelijk had hij daarbij het oog op de gemeenten in Friesland, maar wanneer dan een man als mr J. Sickenga ons met cijfers aantoont dat, terwijl wij door die ontwerpen slechts eene verplaatsing van lasten verkrij gen, de uitgebreide .gemeenten van Friesland niet merkbaar zullen genieten van die voorgestelde regeling, dan achten wij het hoogst bedenkelijk in te gaan op de voor stellen der regeering, hoe fraai zij door de bewonderaars van dit kabinet ook worden voorgespiegeld en hoe langdurig de minister daaraan ook heeft gewerkt. Worden zij wet dan zijn wij weer zooveel verder af van eene grondige herzie ning van ons rijks belastingstelsel; dan worden industrie en handel belemmerd en krijgen de gemeentebesturen een vrijheid van be- lastingheffen, die bedenkelijk is. Zelfs de Tijd overigens ingenomen met die ontwerpen laat daartegen zijn waarschuwende stem hooren. Het belasting gebied der gemeenten wordt door het ontwerp ontzaglijk uitgebreidde middelen, welke tot dusver den gemeentebesturen ten dienste stonden, om den burgers aan de beurs te komen, worden duchtig vermeer derd en dan nog op welke wijzeOp tal van manieren zullen in bet vervolg de gemeentebesturen de ingezetenen kunnen aanslaan en belasten een ruime keus van middelen staat huu ten dienste. „Dit alles ware fraai en wel, indien men overal in den lande als het geldt het op leggen en verdeelen van belastingen, mocht vertrouwen op de wijze keuze, het doorzicht, de onpartijdigheid van de gemeenteraden of juister van de meerderheid in de verschillende gemeenteraden. „Men weet echter genoeg hoe het daarmede in sommige streken gesteld is. En zóo zou het kunnen geschieden, dat een groote mate van vrijheid, aan de plaatselijke besturen toegekend bij de keuze van belastingen, en een groote gemakkelijkheid, om geld te be komen voor allerlei uitgaven, aan menige gemeente ten slotte niet ten zegen maar ten onheil zou strekken." En dan nog hebben wij deze ernstige be denking, reeds vroeger geopperd, dat het rijk een inkomst van twee roillioen afstaat aan de gemeenten, die, vooral nu met het oog op de Millioenenrede, o. i. niet zoo gemakkelijk te vinden zal zijn. De minister moge nog zoo optimistisch den toestand kleuren, spreken van bezuinigingen die geen bezuinigingen zijnontkennen of liever niet erkennen dat hij zijne dolce far niente tot heden te danken heeft aan het goed beheer zijner voorgangers en de buitengewone opbrengst der middelen, wat echter kan verkeeren, al zijnergunstige redeneeringen kunnen niet verbergen dat er een tekort is, terwijl hij geld moet hebben om de gemeenten te helpen. Het moet komen uit de lengte of uit de breedtedat is een onloochenbaar feit. En het zal den belastingschuldigen wel onver schillig wezen of zij aan het rijk of aan het gemeentebestuur hunne penningen offeren. In ieder geval zal het rijk na afstand van zulk een som moeten zoeken naar nieuwe middelen van inkomst en-het vooruitzicht van meer te moeten betalen zal dén belas tingschuldigen niet toelachen, vooral niet wanneer zooals nu belet wordt dat door eene goedé reorganisatie juist zij betalen, die het best betalen kunnen. Een kleingeestige financieele politiek heeft onze goedkeuring nooit weggedragen. Waar de minister die wilkleine middelen zoekt en de groote middelen versmaadt, daar kunnen wij hem niet steunen, ja, wij mogen hem in deze niet vrijpleiten van partijbelang, vooral wijl hij speculeert op de besturen van plattelands-gemeenten, wien hij ter wille tracht te zijn. De toestand is moeilijk, dat is waar, maar wij meenen dat deze regeering langs deu verkeerden weg beterschap tracht te brengen zij deed o. i. beter eene reorganisatie ter band te nemen van het rijksbelastingstelsel, waar mee dan de belastingheffing door gemeente besturen in overeenstemming gebracht kon worden. De schrijver der Brieven uit Suriname in het N. v. d. D., die niet zonder halfslachtig heid den tegenwoordigen gouverneur eenig- zins de handen hoven het hoofd wil houden, schrijft in zijn jongste epistel Volgens menschenheugenis hebben hier de negers nog nooit zoo'n brutalen toon aange slagen als thans. Volgens hun domme meening heeft hun broeder in den Heere, de gouverneur, de macht in handen en mogen zjj doen wat zij willen. Z. E. is daarom met hen een ge vaarlijk spelletje begonnen, want begint hij nu met terug te nemen, dan wordt het nog erger en krijgt hij ook de zwarte bevolking onmiddellijk tegen zich. Het is een treurige toestand. Bij het beoordeelen van den staat van zaken moet men niet vergeten, dat slechts zeer wei nigen alleen belang hebben bjj handhaving van het Nederlandsche gezag, want behalve onder het garnizoen zjjn hier slechts zeer weinig Nederlanders. Men oordeelevan de 2000 blanken in de geheele kolonie zjjn ongeveer 1900 van vreemden oorsprong, die nooit Neder land gezien hebben, noch van Nederlandsche ouders afstammen. Onder die 1900 bevinden zich bij toeval 1500 Joden, meest van Brazilië of Portugal afkomstig, zoodat de tegenwoordige strjjd tegen de vreemden geen Hollanders slechts schijnbaar een anti-p.emitiache kleur heeft. De tegenwoordige gouverneur is gekant tegen iederen vreemdeling en daarom als gevolg tegen de geboren Surinamers. Men heeft dus verkeerdelijk dezen strijd een godsdienstigen ge noemd, hoewel het moeiljjk valt uit te maken wat daaromtrent de gevoelens van Z. E. zijn. Op het uiterlijke moet afgegaan worden. In Nederland moet evenwel rekening gehouden worden met het geconstateerde feit, dat hier, met uitzondering van het garnizoen, zoo goed als geene Neder^nders zijn en dat het hoog tijd wordt wil men de kolonie behouden om er Nederlanders heen te zenden of het garnizoen zoodanig te versterken, dat men op alle gebeurtenissen als voorbereid is. Aan den eenen kant zou het dom zijn den tegenwoordigen gouverneur te vervangen, daar het koren op den molen zou wezen van de vijanden van het Nederlandsch gezag, maar aan den anderen kant heeft Z. Ex. zich men- schelijkerwijze aan grove dwalingen schuldig gemaakt, door de negers op alle mogelijke wijze te ontzien, want de neger is slechts gevoelig voor belooning en straf en heeft niet het minste eergevoel of goede hoedanigheden. De lang durige slavernij heeft alle goede gevoelens uit gedoofd, en de kinderen hebben alle slechte hoedanigheden geërfd. Slechts onder streng, maar rechtvaardig toezicht is met hen huis te houden. De eenige bevolking, hier Bteeds op de hand der Hollanders geweest, zjjn de India nen, maar ook met hen is weinig te beginnen, tenzij men de individueele beschaving met die en masse wil verwisselen. Enkele Indianen, hoe ook beschaafd, keeren weer vroeger of later tot hun gewone levenswijze terug, maar voor het volk in zijn geheel is beschaving zeer goed, doch zoo langzaam mogeljjk. Het Nederlandsche gouvernement staat voor een moeilijk feit. Aan den eeuen kant een gouverneur, die het goed meent, die van de zelfde kleur is als de heei-Bchende, maar die noch bij de zwarte, noch bjj de blanke bevol king veel gezag meer heeft. Aan de andere zjjde een vjjandige bevolking, gesteund door een 2000tal blanke vreemde lingen. De toestand van Z, M. den koning bljjft, naar het Hbld gemeld wordt, over het geheel genomen, steeds bevredigend. Alleen begint zich meer behoefte aan rust te openbaren. Ook schjjnt in de laatste dagen de eetlust minder goed te zijn- De Staatscourant van heden bevat de statuten der vereeniging de Kerkelijke kas te Oostkapelle. Doel van de vereeniging is de bevordering van de belangen der Nederduitsche Gerefor meerden te Oostkapelle, door het verleenen van stoffeljjke hulp, voor zoover die bljjken zal noodig te zjjn voor de verzorging van armen, voor de voorziening in geestelijke be hoeften, en voor bet onderwjjs der jeugd. De vereeniging tracht haar doel te bereiken door het bijeenbrengen en als haar bjjzonder eigendom beheeien van roerende en onroerende goederen, van welken aard ook, die haar tot het voorschreven doel worden verstrekt. Het bestuur der vereeniging bestaat uit vjjf leden, in de gewone jaarvergadering te kiezen uit eene voordracht van het bestuur, bevattende voor elke benoeming éen naam, door het bestuur zelf op de voordracht geplaatst, en voorts de namen, welke de leden der vereeniging, volgens regelen, bjj huishoudelijk reglement vast te stellen, daarvoor hebben opgegeven. De eerste maal treden als bestuurders op de heeren A. Maljaars, K. Melis, A. de Kam, H. Sturm en J. Geldof Pz., wier functiën geacht worden te zjjn ingegaan op den dag, waarop deze statutendoorden koning zijn goedgekeurd. De vereeniging wordt aangegaan voor den tijd van 29 jaren en 11 maanden, welke ge rekend worden een aanvang te nemen op den dag der teekening van het koninkljjk besluit, waarbjj deze vereenigiDg is erkend. Bij beschikking van den minister van binn. zaken is aan D. J. Blok, met ingang van 1 October a., op zjjn verzoek, eervol ontslag ver leend als assistent bjj de pathologie en hygiëne aan de rjjks-univeraiteit te Leiden. Uit een nader onderzoek, te Hamburg inge steld, bljjkt ons, dat het bericht van het Han delsblad over de Oost-Afrika-ljjn onjuist is. Dat de directie te Rotterdam ongenoegen zou hebben gehad, is onwaar. Alleen zou het aanloopen van Amsterdam in overweging ge nomen worden, »indien het Rotterdamsche gemeentebestuur bleef voortgaan zich zoo weinig tegemoetkomend jegens de onderneming te betoonen als tot dusver." Waarschijnlijk wordt hiermede gedoeld op een verschil over de havengelden, van de schepen der Oost-Afrika-ljjn te heffen. Uit Amsterdam wordt ons gemeld De directie der Oost-Afrika-ljjn heeft wel het voornemen gehad, haar stoomschip Bun- desrath voor éene reis Amsterdam te laten aandoen, maar aangezien het schip te Rotter dam eene grootere lading kon innemen, is dat plan opgegeven. Yan meer belang echter is het, te weten dat de schepen dezer ljjn, aan vangende met Nieuwjaar, geregeld om de vier weken zullen vertrekken en Rotterdam zullen aandoen. {N. R. Ct.) De verschillende wetsontwerpen tot be krachtiging van provinciale belastingen in al de provinciën zjjn bij de kamer ingekomen. Worden zjj wet dan zal over 1891 in de onder scheidene provinciën, behalve Friesland, een geljjk getal opcenten worden geheven als voor het loopende jaar is toegestaan. In Friesland zullen de uitgaven worden gedekt hg vermin dering van het getal opcenten op de grond belasting met twee en van dat der opcenten op het personeel met een. De ware naam van mej. Maeth-Piazza, die te Amsterdam Lakmé creëerde bjj de Holli Opera, is Storm van 's Gravesande. Zjj werd te Batavia geboren. - Onder een grooten toevloed van vrienden en belangstellenden vond Woensdag te Malde- ghem de teraardebestelling van mev. Courtmans- Berchmans plaats. Onder de aanwezige letterkun digen bevonden zich o. a.Julius Sabbe uit Brugge, Julius Obrie van de Ylaamsche academie, Em. Hiel uit Brussel en tal van andere schrjjvers, dichters ep journalisten. To| veler verbasica

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1