N°. 191.
133" Jaargang.
1890.
Vrijdag
15 Augustus.
Middelburg 14 Augustus.
Deze courant verschijnt dagelflksj
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—3
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiè'n20 cent per regel, Rij abonnement lager!
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle
dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte!
miffi'-rim-iT''*-
tiii)i)i:iis(is(.siiir (DiinM.
Vheratoraeter.
Middelburg 14 Aug. vm. 8 o 61 gr.
m. 12 n 67 gr. av. 4 u. 66 gr. F.
Verwacht W. wind,
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdabh Zooï, te Goes: A. A. W. Bollam. te Kruiningen: P. v. b. Peul, te Zierikzee: A. 0. de Mooi* te Tholen: W. A. vae
Nleuwbnitijijzen en te TemeuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentien aan, evenals de
advertentie-bureau's van Nijgh Vae Ditmab, te ^Rotterdam, de Gebb. Belikeaktb, te 's Gravenhage, en A. de la Azn, te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dabde Cie., Johst F. Joras, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zij des avonds nog worden opgenomen
Vóór eenige dagen veroordeelde de. Breda'
ache rechtbank den ambtenaar van 's rijks
belastingen H. B., gestationneerd te Rijsbergen
tot een gevangenisstraf van twee jaren wegens
meineed in strafzaken.
Uit bet vonnis blijkt bet volgende
Op Oudejaarsavond van het vorige jaar zaten
drie kommiezen en twee burgers in een herberg.
De kommiezen beloven den burgers geld, twee
gulden den een, vier gulden den ander, indien
beiden dien avond naar België willen gaan,
daar minstens 10 kilo zout koopen en dat
dienzelfden avond frauduleus over de grenzen
vervoeren, teneinde zich daarmede omstreeks
negen uur aan den zoogenaamden Watermolen
te laten betrappen.
Op zoodanige bekeuring, zjjnde meer dan
tien kilo, gedaan na zonsondergang, is van
rijkswege een premie van tien gulden gesteld.
Aan beide smokkelaars zouden de kommiezen,
tegen een uitgave van zes gulden, twintig
gulden verdienen.
Door een samenloop van omstandigheden
voldoet echter de eene smokkelaar niet aan de
afspraak, terwijl de andere eerst tegen den
morgen aankomt en mitsdien bet afgesproken
rendez-vous mist.
Hjj brengt daarom zijn lading voorloopig in
een herberg en gaat vervolgens aan de woning
der kommiezen zijn aankomst melden. Tegen
den avond, als bun diensttijd weer is aange
vangen, begeven dezen zich ter afgesproken
plaatsede smokkelaar verlaat de herberg en
wordt dadelijk door hen bekeurd. Het aange
haalde zout wordt door don smokkelaar, tegen
de gewone belooning van éen gulden, voor de
kommiezen naar het hoofdkantoor gebracht
Proces-verbaal wordt daar opgemaaktdit
volgt den gewonen loop en binnen enkele weken
staat de smokkelaar wegens frauduleuzen invoer
van zout voor de rechtbank terecht, terwijl
zijn vrienden, de kommiezen, als getuigen
figureeren.
Welke was de reden, dat de smokkelaar daar
de afspraak verried Het bljjft een raadsel,
maar een feit ia het, dat de smokkelaar zich,
tot., algemeene verbazing, op de omkooping
beriep.
Tot die der kommiezen niet het minst. De
eerste van hen, buiten de tegenwoordigheid van
den tweeden onder eede gehoord, verklaart bij
herhaling en pertinent, den smokkelaar vóór de
bekeuring nooit te hebben gezien, veel minder te
hebben gesproken. Bij de rechtbank vindt dit
echter blijkbaar weinig geloof, waarop de
kommies, in bet nauw gebracht, flauw valt en,
bijgebracht, verklaart, zich te hebben vergist (1)
en den smokkelaar te voren in een herberg te
hebben onthaald, maar hem geen geld te hebben
gegeven.
Onder deze omstandigheden treedt de tweede
kommies binnen, die, van bet voorgevallene
onkundig, met de gewone zekerheid bet relaas
van zijn bekeuring begint te geven. Herhaal
delijk en met nadruk verklaart hij vervolgens,
den smokkelaar te voren niet te hebben gezien,
noch hem geld te hebben gegeven of beloofd.
Ook na te zijn gewezen op het gewicht van
den eed, volhardt hjj bij zijn verklaring. Doch
zoodra hem het voorgevallene met zjjn makker
is mêegedeeld, verbleekt hij, tracht al draaiende
op zjjn vorige verzekeringen terug te komen,
verklaart zich in alles te hebben vergist, maar
bljjft toch ontkennen, geld te hebben gegeven
of beloofd. Een nauwkeurige instructie volgde,
waarvan het gevolg was, dat de kommies ter
zake van meineed terechtstond, overtuigd werd
van onder eede te hebben gelogen, en tot twee
jaar gevangenisstraf werd veroordeeld.
Dit relaas van een allertreurigste zaak, die
het bewjjs levert van een groote wondeplek
in onze maatschappij, vinden wij in de Tijd;
en komt ons belangrijk genoeg voor om
onder de oogen van onze lezers te brengen,
wijl het zout-smokkelen ook in ons gewest
bijna eiken dag voorkomt.
Wij laten de feiten, zooals ze daarin worden
medegedeeld, voor rekening van den schrijver
die terecht zjjne verontwaardiging uitspreekt
over zulke ergerljjke misbruiken, als bij deze
zaak aan het licht zijn gekomen. Hjj ziet
daarin alweêr een bewjjs hoe gewenscht het
is tot eene vermindering van den zoutaccjjns
over te gaan, opdat deze dale tot een peil,
waarop fraude niet meer loonend is.
Maar tevens levert de zaak volgens hem
een zware aanklacht tegen de administratie
onzer belastingen.
«Want even onbillijk als het zou zjjn, alleen
Wegens deze veroordeeling op baar het spreek
woord toe te passen tel maitre, tel valet, even
'onverantwoordelijk zou het zjjn, -,S zegt hjj
de oogen te sluiten voor wat haar behandeling
ten opzichte dezer administratie aan het licht
bracht.
»Reeds het feit, dat door rijks-ambtenaren
met 's lands geld arme lieden tot wetsover
treding worden omgekocht, schreit ten Hemel
om wraakde wetenschap, dat dergeljjke om-
kooperjj tot de zeer gewone praktjjken op onze
grenzen schjjnt te behooren, moet ieder eerljjk
gemoed met verontwaardiging vervullen.
»Met verontwaardiging over de lagere be
ambten, die zich uit vuig winstbejag aan deze
schanddaden plichtig maken, maar met veront
waardiging vooral over een administratie, waar
onder dergeljjke toch zoo licht te achterhalen
vergrijpen niet worden ontdekt. Een adminis
tratie, die te pverig bezig schjjnt het getal der
processen-verbaal in klimmende reeks op haar
statistische tabellen te doen paraisseeren, om
oog te kunnen hebben voor hun gehaltedie
de grootste chicanes duldt en een kweekschool
van letterknechten vormt, zonder ooit te vra
gen nai .r recht of billjjkheidzoo blind ge
staard op den vorm, dat zjj den inhoud, het
wezen nimmer in het oog schjjnt te vatten, in
die mate slaaf van de letter, dat zjj den vrjjen
geest niet meer verstaat.
»Mag het haar met recht worden verweten,
dat zjj dergeljjke schandalen niet ontdekte, toch
treft haar nog veel erger verwjjtdat zjj ze
niet straft.
«Waaraan ligt het, dat een maréchausBée
wordt geëerd en ontzien, doch over het alge
meen een kommies tot alle laagheden wordt
in staat geacht
»Zou het niet daaraan liggen, dat de supe
rieuren der eersten ook in die kleinigheden,
waarfuit politiezorg bestaat, vóór alles naar
recht en billjjkheid strevendat, in weerwil
van de overstelpende drukte der ambtenaren
van het openbaar ministerie bjj de kanton
gerechten, zooveel mogelijk ieder cbicaneus
proces-verbaal wordt ter zjjde gelegddat
nauwlettend bet gedrag der ondergeschikte
ambtenaren, aan wie een zoo groot gedeelte
van onze persoonlijke vrijheid is toevertrouwd,
wordt nagegaandat ook maar het geringste
vermoeden van misbruik vaak tot schorsing
aanleiding geeft. Te recht zjjn die ambtenaren
van oordeel dat de justitie even weinig als
Caesars vrouw de geringste verdenking duldt,
»Heel wat minder fijngevoelig bljjkt de ad
ministratie der belastingen omtrent haar per
soneel.
«Ook dit beschikt, evenals de politie, over
het vermogen en de vrijheid van iederen bur
ger. De beëedigde verklaring van één van hen
geldt als volkomen bewjjs.
»Reden te over dus, om te trachten hun
geloofwaardigheid boven eiken redeljjken twjjfel
verheven te houden.
«En wat zien wjj nu in deze strafzaak ge
beuren
«Niet alleen, dat vjjf beëedigde ambtenaren
in deze strafzitting, op een enkele uitzondering
na, zoo achterhoudend en draaierig getuigen,
dat de officier van justitie later openljjk ter
terechtzitting zjjn overtuiging uitspreekt, dat
minstens weder drie van hen onder eede hebben
gelogen, en deze toch in dienst blijvenniet
alleen, dat de eerste kommies, die door tjjdig
te retireeren een strafvervolging voorkwam, al
erkende hij daardoor te zjjn begonnen met on
der eede onwaarheid te verklaren, niet is ont
slagen of zelfs geen dag iB geschorstniet
alleen, dat veel ambtenaren, blijkbaar zonder
vrees zich bjj hun superieuren te compromit-
teeren, openlijk, als gold het een manifestatie,
hun veroordeelden kameraad door Breda's straten
begeleidden, maar zelfs dat de man, die daar
terechtstond, op wien zulke zware, zulke ont-
eerende vermoedens drukten, niet alleen was
ontslagen, maar zelfs niet geschorst dat hij
toen was, en nu nog is gebleven, beëedigd en
bezoldigd ambtenaar in dienst van den staat
der Nederlanden, bij de administratie der di
recte belastingen en accjjnzen, volkomen be
voegd om tegen wien ook proces-verbaal op te
maken, en wiens getuigenis in rechte volledig
wetteljjk bewjjs oplevert.
Aan zulke mannen durft de administratie der
belastingen onze eer en onzen goeden naam, ons
vermogen en onze vrijheid toevertrouwen, zegt
de schrijver.
»Waar zulke feiten spreken, blijft het, helaas,
niet mogeljjk te gelooven dat de malversatiën,
welke op onze grenzen aan het licht zjjn gekomen,
uitsluitend aan gebrek aan toezicht zjjn te wijten
en valt derhalve de verontwaardiging, die zjj
opwekten, verdubbeld terug op de administratie,
welke in deze haar tegenover de contribnabelen
spreekwoordelijke gestrengheid, geheel schjjnt
te zjjn verleerd.
«Zoolang zij zich 'n dez^ lankmoedig toont,
drukt op haar de verantwoordelijkheid voor de
wandaden harer minderen, en is het volk ge
rechtigd te oordeelenZoo heer, zoo knecht."
Tot zoover de inzender der beschouwing in
de Tijd. De redactie van dat blad, diens mee
ning beamende en grootendeels instemmende
met zijne verontwaardiging over de meegedeelde
feiten, oppert toch de ook naar onze meening
zeer juiste bedenking of hjj niet wat
al te scherp en te onbilljjk is tegenover de
administratie der directe belastingen.
Het is goed dat dergeljjke schandalen, als
voor de rechtbank te Breda bleken te gebeuren,
bekend worden en daarover de staf eens worde
gebroken, maar aan wie de schuld dat er ook
in dien kring zooveel verkeerds is Niet aan
haar alleen.
Wjj kennen menig controleur bjj de belas
tingen die zjjn ondergeschikten tot eene humane
opvatting van hun taak tegenover de belas
tingschuldigen aanmaanten onder wiens toe
zicht zeker dergeljjke fraudes als waarvan
hierboven sprake is niet licht voor de tweede
maal zouden voorkomen.
Het generaliseeren in deze en het hard vallen
van de gansche administratie heeft dus zijn
bedenkeljjke zijdeen is zelfs niet gewettigd
door de afkeurenswaardige feiten, voor de
rechtbank te Breda aan het licht gekomen.
Maar er is eene andere kwestie die nadere
en ernstige overweging verdient. Wjj bedoelen
het bestaande premiestelsel.
Zoolang men daardoor het ondergeschikt
personeel prikkelt om zooveel mogeljjk
te verbaliseeren zoolang geeft men aanlei
ding tot een misbruik, dat eene schande is voor
den rjjks-ambtenaarsstand.
Dit af te schaffen zal zs^rer, met het oog op
de daaruit voor het personeel voortspuitende
financieele gevolgen, zjjne moeiljjkheden opleve
ren. Bovendien bestaat niet zonder reden de
vrees dat dan de ambitie verflauwen zal;
maar waar men staat voor eene keuze tus-
schen zulke gevolgen en de misbruiken,
waarop hierboven is gewezen, daar meenen
wjj dat de keuze niet moeilijk zijn kan. Laat
men dan liever het traktement der betrokken
ambtenaren verhoogenen door eene reorgani
satie van dezen tak van dienst mogeljjk ma
ken dat b. v. bevordering een prikkel worde
tot getrouwe en ijverige plichtsbetrachting.
Aan onze deskundigen zij het echter over
gelaten in deze de zoo dringend noodige ver
betering te brengen.
Een onderwijzer in Zeeuwsch-Vlaanderen
(0. D.) schrijft ons
Toen ik Vrijdag uit Axel huiswaarts keerde
en zoo bjj mjj zeiven de beteekenis der daar
gehouden voordracht over elementair teeken
onder wjjs naging, kwam er een denkbeeld bjj
mjj op. Zou er, dacht ik, in deze richting
niet meer gedaan kunnen worden door de hooge
regeering Is het wellicht de bedoeling der
regeering nog meer voordrachten over teeken-
onderwijs te geven Krjjgen wij ook een
bekwaam gymnast te hooren
Al deze vragen stelde ik, in de hoop die later
met ja te kunnen beantwoorden. In de koop,
zeg ik. En ja, wel mag ik dat hopen, wetende
hoe moeilijk het hier gaat de noodige instructie
in de nieuwe leervakkemteekenen en gymnastiek
te verkrijgen. Wat de gymnastiek betreft zjjn
door de onderwijzers te Terneuzen reeds pogin
gen aangewend om daarin des Zaterdags aldaar
onderricht te ontvangen van een deskundige.
Doch ofschoon er nog al eenige deelneming
ook buiten de stad is en de belanghebbenden
7.50 per drie maanden en per hoofd willen
bjjdragen, toch zal deze, van ware belangstelling
getuigende stap denkeljjk geene vruchten
dragen. Met dit voor oogen zal iedereen be
grijpen, dat de onderwijzers hier in 't algemeen
hoogeljjk ingenomen zjjn met de proeven van
de regeering en dat zjj van harte wensohen,
dat de minister op den ingeslagen weg moge
voortgaan. Velen toch zullen Vrijdag jl. heel
wat geleerd hebbenen ook voor hen, die
reeds vrij goed met het teekenen op de hoogte
waren, zal het een nuttige dag geweest zjjn,
want de heer W. Wierink heeft er slag van
om voor de zaakdie hjj bespreekt, de harten te
winnen hjj dwong zjjne hoorders om het tee
kenen lief te hebben.
Bjj kon. besluit is benoemd tot notaris bin
nen het arr. Arnhem, ter standplaats Veenendaab
J. G. Sandbrink, candidaat notaris te Arnhem.
Thans is, onder den titel Licht, van wege
der centralen raad der sociaal-democratische
partij een antwoord verschenen op de brochnre
van den heer C. Crgll.
Hoewel een kjjkje in zulk een onverkwik-
keljjken en eeuwen ouden strijd om het gezag
ons niet bekooren kan meenen wij onzen lezers,
dien wjj onlangs een en ander meedeelden
omtrent hetgeen door den heer Croll wordt
beweerd, ook een blik op de tegenspraak van
dien centralen raad niet te mogen onthouden.
De leden van dien raad betreuren het
natuurljjk zeer dat personen, op wien zjj
meenden te kunnen rekenen ter bereiking
van hun verheven doel dat in de eerste
plaats geldt de verbetering van de maatschap
pelijke positie der arbeiders ten slotte tegen
vallen en de oorzaak bljjken te zjjn van
onderlinge twisten in de gelederen om zaken,
die den bond in de verste verte niet raken.
Ontmoedigen laat de raad zich daardoor intus-
schen niet, gedachtig aan het spreekwoord
«door schade en schande wordt men wjjs."
Enkele onjuiste voorstellingen, die direct of
indirect den raad betreffen, worden daarop
weerlegd. In de eerste plaats het «koninkje
spelen" van den heer Domela Nieuwenhuis.
Twee feiten, door Croll vermeld, zjjn onjuist.
Vooreerst wat betreft de coöperatie, daar het
voorstel daartoe niet van D. N., maar van
den centralen raad zelf uitging. Het andere
punt de demonstratie op 1 Mei jl. is
niet door D. N. op eigen gezag tegengehouden.
Het congres had besloten tot de demonstratie
over te gaan, maar daar het den centralen
raad nader bleek, dat er zich moeiljjkheden
voordeden, werden op nieuw de afdeelingen
geraadpleegd en werd overeenkomstig het door
haar gegeven advies de demonstratie niet ver
der voortgezet.
Dat Croll ontslagen moest worden, toen
het bleek dat de verhouding tusschen D. N.
en hem op 't redactiebureau te wenschen over
liet, spreekt van zelf. Er kunnen geen twee
redacties aan éen blad zjjn en Croll erkent zelf,
dat het verschil te groot was om samen te
werken. Dat men hem een strik heeft gespannen,
toen men hem in overweging gaf te vragen om
een plaats als correspondent te Parijs, is niet
waar, wjjl de raad zelf daartoe het initiatief
niet nam. Wat een zjjner leden persoonljjk doet,
bindt de raad niet. Verder heeft Croll, vóór den
centralen raad geroepen, geen enkele reden
opgegeven voor de vjjandige houding, door
hem tegen D. N. aangenomen.
Een paar brieven worden nog medegedeeld,
waaruit bljjkt dat Croll de bekende brochure
eerst als geheim drukwerk had willen doen
drukken ter drukkerij Excelsior. Voorts wordt
door den meesterknecht verzekerd, dat 't bekende
berichtje nopens het eerste kievitsei, den heer
D. N. vereerd, door hem aan Croll is terugge
zonden met de vraag ot 't wel geplaatst moest
worden, waarop het antwoord volgde, dat het
moest worden opgenomen. De meesterknecht
«meent" dat D. N. toen uit de stad was.
Verder verzekert dezelfde meesterknecht,datmen
onder de redactie van Croll voortdurend suk
kelde op de zetterij door onvoldoende toezen
ding van kopjj. Dat een der leden van den
centralen raad zou hebben gezegd«Wjj kiezen
D. N. boven Croll, want die heeft de centen",
spreekt de centrale raad pertinent tegen.
Het slotwoord van den centralen raad be
helst de verklaring dat, hetgeen nu wederom
is geschied de juistheid bevestigt der leer
«de vrijmaking der arbeiders moet het werk
der arbeiders zelve zjjn". 't Is geen wonder,
dat het vertrouwen op de «heeren" wordt ver
loren als men overal en telkens stuit op de
oneenigheden, door hen in 't kamp binnen ge
smokkeld en gestadig onderhouden.
«Niet alleen in onze omgeving, maar overal
om ons, in België, Frankrijk, Duitschland, En
geland treft men dezelfde verschijnselen aan.
Overal wordt de algemeene zaak achtergesteld
voor persoonlijke kibbelarijen, die ten eerste
de hoofdzaak niet raken en ten tweede de
onnadenkende arbeiders tegen elkander opzet
ten, als gold het een strijd op leven en dood.
Daaraan moet een einde komen, willen we ten
minste niet ondergaan door éigen onverstand.
We weten hiertegen geen beter middel dan
dat we die «heeren", die onze partjj willen ge
bruiken öf als een luxe artikel, een nieuwmo
dische speelpop bjj v., öf als een tournooiveld,
waar zjj onderling hunne krachten willen meten,
en gekrenkt zijn, wanneer niet hun de prjjs
der overwinning wordt toegekendöf als een
geschikte gelegenheid om zich te kunnen wreken
op lichamen of stelsels, over een misschien ge
krenkt eergevoel, eenvoudig toeroepen: «Dank
u, heeren, voor uwe bereidwillige hulp, maar
verschoont ons dat we zelve onze zaken zullen in
orde maken gij kent onze bezwaren, gij gevoelt
onze ellende niet; bjjgevolg hebt ge er geen
verstand van, Wilt ge ons helpen, ons wel,
maar dan op een afstand." Wjj gelooven dat
we daarmede verder zullen komen, dan met alle
hulp, die ons brengt van den wal in de sloot;
en daarom doen wjj een beroep op den goeden
wil van alle arbeiders, om de onderlinge veeten
te doen uitvechten door die personen, die daarin
schjjnen te liefhebberen, en zelve slechts het
groote doel na te jagen, dat ons allen ver-
eenigd heeftden arbeidersstand te brengen
op het standpunt waarop hjj rechtens behoort
te Btaan."
Aan een correspondentie uit Kotta-Radja
van 2 Juli aan de Sumatra-Ct. is het volgende
ontleend
Aan de monding der Atjeh-rivier (Kocala
Atjeh) wenschen eenige Atjehsche hoofden een
kampong in het leven te roepen en de aldaar
bestaande nederzettingen van Chineesche en
Atjehsche visschers uit te breiden. Bjj hen zou
eveneens het voornemen bestaan om er peper
tuinen aan te leggen. Hoewel dat alles toe te
juichen is en tot pacificatie kan medewerken,
mag toch niet over het hoofd worden gezien,
dat aldaar een goede politie een eerste ver-
eischte is, zal de nieuwe nederzetting niet
spoedig in eon roovershol herschapen zjjn.
In het Lampermeisehe, even buiten de Linie,
heeft de vjjand nu een benting opgeworpen,
bewapend met een vuurmond, waaruit op de
onzen geschoten wordt. Ten einde dat veld
werk te vernielen, zjjn thans naar Lampermei
gezonden een houwitser en een mortier van
twintig centimeter met het noodige bedienings
personeel.
De Javaansche fuselier Sidin, die ongeveer
twee jaren geleden met medeneming van zijn
geweer, uit de benting Landjamoe deserteerde,
is op last van het beruchte bendehoofd Toe
koe Oemar om het leven gebracht, omdat hjj
een hoofdversiersel van diens heldhaftige echt-
genoote ontvreemd en in de IX Moekims ver
kocht heeft.
Ook heeft dat Atjehsche hoofd doen ombren
gen Iman Bantam, het hoofd van Lepong, zoo
mede diens zoon en volgelingen, en wel omdat
zjj zich aan willekeurige handelingen en verzet
tegen hem hebben schuldig gemaakt. Toekoe
Oemar heerscht thans als onbeperkt gebieder
ter Westkust, en de radjas aldaar zjjn niet
tegen hem opgewassen.
De hoofdpanghoeloe van Kota-Radja, die met
vredesvoorwaarden naar Kemala gezonden werd,
mocht de residentie van den pretendent-sultan
Toeankoe Daoed niet bereiken. Toeankoe
Machmoed, oom van dien sultan, hield hem
te Gighienh aan en belette hem, zjjn zending
te volbrengen.
Ten opzichte van de gevechten te Edi vallen
de volgende bjjzonderheden te vermelden.
De eerste-luitenant bij de cavalerie Posno
maakte op zekeren dag met twaalf cavaleristen
een excursie en stuitte al spoedig op een At
jehsche benting, die bjj dadeljjk onder vuur
nam. Toen de vjjand zich niet spoedig genoeg
naar den zin van dien officier verkoos over te
geven, beklom hij, vergezeld door korporaal
Senser, de vjjandeljjke Bterkte, deed, daarin
gekomen, menig Atjeher de scherpte van zjjn
zwaard ondervinden en nam vier hunner ge
vangen, waarna hjj een vlaggetje op de sterkte
plantte ten teeken voor den colonne-comman
dant, dat de benting genomen was. "Vervol
gens nam hjj nog vier andere Atjehsche
bentings stormenderhand in.
Op een anderen dag ging genoemde officier
andermaal met twaalf onderhebbenden uit en
kreeg, aan den kali-kant gekomen, al spoedig
vuur uit de pepertuinen. Het bruggetje, dat
beide rivieroevers aan elkander verbond, waa
door den vjjand vernield, tegevolge waar
van hij met de vechtersbazen niet nader bon
kennismaken. In deze omstandigheden beproefde
een korporaal-cavalerist met zjjn ros het ri
viertje over te springen. De sprong was echter
te kort, en paard en ruiter vielen in het wa
ter. Terwijl deze waaghals den oever trachtte
te bereiken, begaven eenige Atjehers zich te
water om hun slag te slaan. Een hunner zou
den korporaal juist een kogel door het lichaam
jagen, toen deze met zjjn sabel hem een arm
afsloeg, tengevolge waarvan het vuurwapen in
het water viel en de schutter afgemaakt werd.
De andere Atjehers kozen hierop de vlucht;
aan een oversteken van het riviertje kon we
gens zijne diepte niet worden gedacht.
Tijdens de onzen de Atjehsche heuvelbeDting
Boekit Panas (Edi) met dertig man bezet hiel
den, poogden geheele benden Atjehers haar te
hernemen. De belegerden lieten den vijand
tot op honderd vjjftig pas naderen en lieten
daarop hunne beide vuurmonden het woord
voeren. Reeds spoedig daarop leden de aan
vallers zulk een gevoelig verlies, dat zjj vaa