N°. 191. 133" Jaargang. 1890. Vrijdag 15 Augustus. Middelburg 14 Augustus. Deze courant verschijnt dagelflksj met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—3 Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiè'n20 cent per regel, Rij abonnement lager! Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! miffi'-rim-iT''*- tiii)i)i:iis(is(.siiir (DiinM. Vheratoraeter. Middelburg 14 Aug. vm. 8 o 61 gr. m. 12 n 67 gr. av. 4 u. 66 gr. F. Verwacht W. wind, Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdabh Zooï, te Goes: A. A. W. Bollam. te Kruiningen: P. v. b. Peul, te Zierikzee: A. 0. de Mooi* te Tholen: W. A. vae Nleuwbnitijijzen en te TemeuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentien aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Vae Ditmab, te ^Rotterdam, de Gebb. Belikeaktb, te 's Gravenhage, en A. de la Azn, te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dabde Cie., Johst F. Joras, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zij des avonds nog worden opgenomen Vóór eenige dagen veroordeelde de. Breda' ache rechtbank den ambtenaar van 's rijks belastingen H. B., gestationneerd te Rijsbergen tot een gevangenisstraf van twee jaren wegens meineed in strafzaken. Uit bet vonnis blijkt bet volgende Op Oudejaarsavond van het vorige jaar zaten drie kommiezen en twee burgers in een herberg. De kommiezen beloven den burgers geld, twee gulden den een, vier gulden den ander, indien beiden dien avond naar België willen gaan, daar minstens 10 kilo zout koopen en dat dienzelfden avond frauduleus over de grenzen vervoeren, teneinde zich daarmede omstreeks negen uur aan den zoogenaamden Watermolen te laten betrappen. Op zoodanige bekeuring, zjjnde meer dan tien kilo, gedaan na zonsondergang, is van rijkswege een premie van tien gulden gesteld. Aan beide smokkelaars zouden de kommiezen, tegen een uitgave van zes gulden, twintig gulden verdienen. Door een samenloop van omstandigheden voldoet echter de eene smokkelaar niet aan de afspraak, terwijl de andere eerst tegen den morgen aankomt en mitsdien bet afgesproken rendez-vous mist. Hjj brengt daarom zijn lading voorloopig in een herberg en gaat vervolgens aan de woning der kommiezen zijn aankomst melden. Tegen den avond, als bun diensttijd weer is aange vangen, begeven dezen zich ter afgesproken plaatsede smokkelaar verlaat de herberg en wordt dadelijk door hen bekeurd. Het aange haalde zout wordt door don smokkelaar, tegen de gewone belooning van éen gulden, voor de kommiezen naar het hoofdkantoor gebracht Proces-verbaal wordt daar opgemaaktdit volgt den gewonen loop en binnen enkele weken staat de smokkelaar wegens frauduleuzen invoer van zout voor de rechtbank terecht, terwijl zijn vrienden, de kommiezen, als getuigen figureeren. Welke was de reden, dat de smokkelaar daar de afspraak verried Het bljjft een raadsel, maar een feit ia het, dat de smokkelaar zich, tot., algemeene verbazing, op de omkooping beriep. Tot die der kommiezen niet het minst. De eerste van hen, buiten de tegenwoordigheid van den tweeden onder eede gehoord, verklaart bij herhaling en pertinent, den smokkelaar vóór de bekeuring nooit te hebben gezien, veel minder te hebben gesproken. Bij de rechtbank vindt dit echter blijkbaar weinig geloof, waarop de kommies, in bet nauw gebracht, flauw valt en, bijgebracht, verklaart, zich te hebben vergist (1) en den smokkelaar te voren in een herberg te hebben onthaald, maar hem geen geld te hebben gegeven. Onder deze omstandigheden treedt de tweede kommies binnen, die, van bet voorgevallene onkundig, met de gewone zekerheid bet relaas van zijn bekeuring begint te geven. Herhaal delijk en met nadruk verklaart hij vervolgens, den smokkelaar te voren niet te hebben gezien, noch hem geld te hebben gegeven of beloofd. Ook na te zijn gewezen op het gewicht van den eed, volhardt hjj bij zijn verklaring. Doch zoodra hem het voorgevallene met zjjn makker is mêegedeeld, verbleekt hij, tracht al draaiende op zjjn vorige verzekeringen terug te komen, verklaart zich in alles te hebben vergist, maar bljjft toch ontkennen, geld te hebben gegeven of beloofd. Een nauwkeurige instructie volgde, waarvan het gevolg was, dat de kommies ter zake van meineed terechtstond, overtuigd werd van onder eede te hebben gelogen, en tot twee jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Dit relaas van een allertreurigste zaak, die het bewjjs levert van een groote wondeplek in onze maatschappij, vinden wij in de Tijd; en komt ons belangrijk genoeg voor om onder de oogen van onze lezers te brengen, wijl het zout-smokkelen ook in ons gewest bijna eiken dag voorkomt. Wij laten de feiten, zooals ze daarin worden medegedeeld, voor rekening van den schrijver die terecht zjjne verontwaardiging uitspreekt over zulke ergerljjke misbruiken, als bij deze zaak aan het licht zijn gekomen. Hjj ziet daarin alweêr een bewjjs hoe gewenscht het is tot eene vermindering van den zoutaccjjns over te gaan, opdat deze dale tot een peil, waarop fraude niet meer loonend is. Maar tevens levert de zaak volgens hem een zware aanklacht tegen de administratie onzer belastingen. «Want even onbillijk als het zou zjjn, alleen Wegens deze veroordeeling op baar het spreek woord toe te passen tel maitre, tel valet, even 'onverantwoordelijk zou het zjjn, -,S zegt hjj de oogen te sluiten voor wat haar behandeling ten opzichte dezer administratie aan het licht bracht. »Reeds het feit, dat door rijks-ambtenaren met 's lands geld arme lieden tot wetsover treding worden omgekocht, schreit ten Hemel om wraakde wetenschap, dat dergeljjke om- kooperjj tot de zeer gewone praktjjken op onze grenzen schjjnt te behooren, moet ieder eerljjk gemoed met verontwaardiging vervullen. »Met verontwaardiging over de lagere be ambten, die zich uit vuig winstbejag aan deze schanddaden plichtig maken, maar met veront waardiging vooral over een administratie, waar onder dergeljjke toch zoo licht te achterhalen vergrijpen niet worden ontdekt. Een adminis tratie, die te pverig bezig schjjnt het getal der processen-verbaal in klimmende reeks op haar statistische tabellen te doen paraisseeren, om oog te kunnen hebben voor hun gehaltedie de grootste chicanes duldt en een kweekschool van letterknechten vormt, zonder ooit te vra gen nai .r recht of billjjkheidzoo blind ge staard op den vorm, dat zjj den inhoud, het wezen nimmer in het oog schjjnt te vatten, in die mate slaaf van de letter, dat zjj den vrjjen geest niet meer verstaat. »Mag het haar met recht worden verweten, dat zjj dergeljjke schandalen niet ontdekte, toch treft haar nog veel erger verwjjtdat zjj ze niet straft. «Waaraan ligt het, dat een maréchausBée wordt geëerd en ontzien, doch over het alge meen een kommies tot alle laagheden wordt in staat geacht »Zou het niet daaraan liggen, dat de supe rieuren der eersten ook in die kleinigheden, waarfuit politiezorg bestaat, vóór alles naar recht en billjjkheid strevendat, in weerwil van de overstelpende drukte der ambtenaren van het openbaar ministerie bjj de kanton gerechten, zooveel mogelijk ieder cbicaneus proces-verbaal wordt ter zjjde gelegddat nauwlettend bet gedrag der ondergeschikte ambtenaren, aan wie een zoo groot gedeelte van onze persoonlijke vrijheid is toevertrouwd, wordt nagegaandat ook maar het geringste vermoeden van misbruik vaak tot schorsing aanleiding geeft. Te recht zjjn die ambtenaren van oordeel dat de justitie even weinig als Caesars vrouw de geringste verdenking duldt, »Heel wat minder fijngevoelig bljjkt de ad ministratie der belastingen omtrent haar per soneel. «Ook dit beschikt, evenals de politie, over het vermogen en de vrijheid van iederen bur ger. De beëedigde verklaring van één van hen geldt als volkomen bewjjs. »Reden te over dus, om te trachten hun geloofwaardigheid boven eiken redeljjken twjjfel verheven te houden. «En wat zien wjj nu in deze strafzaak ge beuren «Niet alleen, dat vjjf beëedigde ambtenaren in deze strafzitting, op een enkele uitzondering na, zoo achterhoudend en draaierig getuigen, dat de officier van justitie later openljjk ter terechtzitting zjjn overtuiging uitspreekt, dat minstens weder drie van hen onder eede hebben gelogen, en deze toch in dienst blijvenniet alleen, dat de eerste kommies, die door tjjdig te retireeren een strafvervolging voorkwam, al erkende hij daardoor te zjjn begonnen met on der eede onwaarheid te verklaren, niet is ont slagen of zelfs geen dag iB geschorstniet alleen, dat veel ambtenaren, blijkbaar zonder vrees zich bjj hun superieuren te compromit- teeren, openlijk, als gold het een manifestatie, hun veroordeelden kameraad door Breda's straten begeleidden, maar zelfs dat de man, die daar terechtstond, op wien zulke zware, zulke ont- eerende vermoedens drukten, niet alleen was ontslagen, maar zelfs niet geschorst dat hij toen was, en nu nog is gebleven, beëedigd en bezoldigd ambtenaar in dienst van den staat der Nederlanden, bij de administratie der di recte belastingen en accjjnzen, volkomen be voegd om tegen wien ook proces-verbaal op te maken, en wiens getuigenis in rechte volledig wetteljjk bewjjs oplevert. Aan zulke mannen durft de administratie der belastingen onze eer en onzen goeden naam, ons vermogen en onze vrijheid toevertrouwen, zegt de schrijver. »Waar zulke feiten spreken, blijft het, helaas, niet mogeljjk te gelooven dat de malversatiën, welke op onze grenzen aan het licht zjjn gekomen, uitsluitend aan gebrek aan toezicht zjjn te wijten en valt derhalve de verontwaardiging, die zjj opwekten, verdubbeld terug op de administratie, welke in deze haar tegenover de contribnabelen spreekwoordelijke gestrengheid, geheel schjjnt te zjjn verleerd. «Zoolang zij zich 'n dez^ lankmoedig toont, drukt op haar de verantwoordelijkheid voor de wandaden harer minderen, en is het volk ge rechtigd te oordeelenZoo heer, zoo knecht." Tot zoover de inzender der beschouwing in de Tijd. De redactie van dat blad, diens mee ning beamende en grootendeels instemmende met zijne verontwaardiging over de meegedeelde feiten, oppert toch de ook naar onze meening zeer juiste bedenking of hjj niet wat al te scherp en te onbilljjk is tegenover de administratie der directe belastingen. Het is goed dat dergeljjke schandalen, als voor de rechtbank te Breda bleken te gebeuren, bekend worden en daarover de staf eens worde gebroken, maar aan wie de schuld dat er ook in dien kring zooveel verkeerds is Niet aan haar alleen. Wjj kennen menig controleur bjj de belas tingen die zjjn ondergeschikten tot eene humane opvatting van hun taak tegenover de belas tingschuldigen aanmaanten onder wiens toe zicht zeker dergeljjke fraudes als waarvan hierboven sprake is niet licht voor de tweede maal zouden voorkomen. Het generaliseeren in deze en het hard vallen van de gansche administratie heeft dus zijn bedenkeljjke zijdeen is zelfs niet gewettigd door de afkeurenswaardige feiten, voor de rechtbank te Breda aan het licht gekomen. Maar er is eene andere kwestie die nadere en ernstige overweging verdient. Wjj bedoelen het bestaande premiestelsel. Zoolang men daardoor het ondergeschikt personeel prikkelt om zooveel mogeljjk te verbaliseeren zoolang geeft men aanlei ding tot een misbruik, dat eene schande is voor den rjjks-ambtenaarsstand. Dit af te schaffen zal zs^rer, met het oog op de daaruit voor het personeel voortspuitende financieele gevolgen, zjjne moeiljjkheden opleve ren. Bovendien bestaat niet zonder reden de vrees dat dan de ambitie verflauwen zal; maar waar men staat voor eene keuze tus- schen zulke gevolgen en de misbruiken, waarop hierboven is gewezen, daar meenen wjj dat de keuze niet moeilijk zijn kan. Laat men dan liever het traktement der betrokken ambtenaren verhoogenen door eene reorgani satie van dezen tak van dienst mogeljjk ma ken dat b. v. bevordering een prikkel worde tot getrouwe en ijverige plichtsbetrachting. Aan onze deskundigen zij het echter over gelaten in deze de zoo dringend noodige ver betering te brengen. Een onderwijzer in Zeeuwsch-Vlaanderen (0. D.) schrijft ons Toen ik Vrijdag uit Axel huiswaarts keerde en zoo bjj mjj zeiven de beteekenis der daar gehouden voordracht over elementair teeken onder wjjs naging, kwam er een denkbeeld bjj mjj op. Zou er, dacht ik, in deze richting niet meer gedaan kunnen worden door de hooge regeering Is het wellicht de bedoeling der regeering nog meer voordrachten over teeken- onderwijs te geven Krjjgen wij ook een bekwaam gymnast te hooren Al deze vragen stelde ik, in de hoop die later met ja te kunnen beantwoorden. In de koop, zeg ik. En ja, wel mag ik dat hopen, wetende hoe moeilijk het hier gaat de noodige instructie in de nieuwe leervakkemteekenen en gymnastiek te verkrijgen. Wat de gymnastiek betreft zjjn door de onderwijzers te Terneuzen reeds pogin gen aangewend om daarin des Zaterdags aldaar onderricht te ontvangen van een deskundige. Doch ofschoon er nog al eenige deelneming ook buiten de stad is en de belanghebbenden 7.50 per drie maanden en per hoofd willen bjjdragen, toch zal deze, van ware belangstelling getuigende stap denkeljjk geene vruchten dragen. Met dit voor oogen zal iedereen be grijpen, dat de onderwijzers hier in 't algemeen hoogeljjk ingenomen zjjn met de proeven van de regeering en dat zjj van harte wensohen, dat de minister op den ingeslagen weg moge voortgaan. Velen toch zullen Vrijdag jl. heel wat geleerd hebbenen ook voor hen, die reeds vrij goed met het teekenen op de hoogte waren, zal het een nuttige dag geweest zjjn, want de heer W. Wierink heeft er slag van om voor de zaakdie hjj bespreekt, de harten te winnen hjj dwong zjjne hoorders om het tee kenen lief te hebben. Bjj kon. besluit is benoemd tot notaris bin nen het arr. Arnhem, ter standplaats Veenendaab J. G. Sandbrink, candidaat notaris te Arnhem. Thans is, onder den titel Licht, van wege der centralen raad der sociaal-democratische partij een antwoord verschenen op de brochnre van den heer C. Crgll. Hoewel een kjjkje in zulk een onverkwik- keljjken en eeuwen ouden strijd om het gezag ons niet bekooren kan meenen wij onzen lezers, dien wjj onlangs een en ander meedeelden omtrent hetgeen door den heer Croll wordt beweerd, ook een blik op de tegenspraak van dien centralen raad niet te mogen onthouden. De leden van dien raad betreuren het natuurljjk zeer dat personen, op wien zjj meenden te kunnen rekenen ter bereiking van hun verheven doel dat in de eerste plaats geldt de verbetering van de maatschap pelijke positie der arbeiders ten slotte tegen vallen en de oorzaak bljjken te zjjn van onderlinge twisten in de gelederen om zaken, die den bond in de verste verte niet raken. Ontmoedigen laat de raad zich daardoor intus- schen niet, gedachtig aan het spreekwoord «door schade en schande wordt men wjjs." Enkele onjuiste voorstellingen, die direct of indirect den raad betreffen, worden daarop weerlegd. In de eerste plaats het «koninkje spelen" van den heer Domela Nieuwenhuis. Twee feiten, door Croll vermeld, zjjn onjuist. Vooreerst wat betreft de coöperatie, daar het voorstel daartoe niet van D. N., maar van den centralen raad zelf uitging. Het andere punt de demonstratie op 1 Mei jl. is niet door D. N. op eigen gezag tegengehouden. Het congres had besloten tot de demonstratie over te gaan, maar daar het den centralen raad nader bleek, dat er zich moeiljjkheden voordeden, werden op nieuw de afdeelingen geraadpleegd en werd overeenkomstig het door haar gegeven advies de demonstratie niet ver der voortgezet. Dat Croll ontslagen moest worden, toen het bleek dat de verhouding tusschen D. N. en hem op 't redactiebureau te wenschen over liet, spreekt van zelf. Er kunnen geen twee redacties aan éen blad zjjn en Croll erkent zelf, dat het verschil te groot was om samen te werken. Dat men hem een strik heeft gespannen, toen men hem in overweging gaf te vragen om een plaats als correspondent te Parijs, is niet waar, wjjl de raad zelf daartoe het initiatief niet nam. Wat een zjjner leden persoonljjk doet, bindt de raad niet. Verder heeft Croll, vóór den centralen raad geroepen, geen enkele reden opgegeven voor de vjjandige houding, door hem tegen D. N. aangenomen. Een paar brieven worden nog medegedeeld, waaruit bljjkt dat Croll de bekende brochure eerst als geheim drukwerk had willen doen drukken ter drukkerij Excelsior. Voorts wordt door den meesterknecht verzekerd, dat 't bekende berichtje nopens het eerste kievitsei, den heer D. N. vereerd, door hem aan Croll is terugge zonden met de vraag ot 't wel geplaatst moest worden, waarop het antwoord volgde, dat het moest worden opgenomen. De meesterknecht «meent" dat D. N. toen uit de stad was. Verder verzekert dezelfde meesterknecht,datmen onder de redactie van Croll voortdurend suk kelde op de zetterij door onvoldoende toezen ding van kopjj. Dat een der leden van den centralen raad zou hebben gezegd«Wjj kiezen D. N. boven Croll, want die heeft de centen", spreekt de centrale raad pertinent tegen. Het slotwoord van den centralen raad be helst de verklaring dat, hetgeen nu wederom is geschied de juistheid bevestigt der leer «de vrijmaking der arbeiders moet het werk der arbeiders zelve zjjn". 't Is geen wonder, dat het vertrouwen op de «heeren" wordt ver loren als men overal en telkens stuit op de oneenigheden, door hen in 't kamp binnen ge smokkeld en gestadig onderhouden. «Niet alleen in onze omgeving, maar overal om ons, in België, Frankrijk, Duitschland, En geland treft men dezelfde verschijnselen aan. Overal wordt de algemeene zaak achtergesteld voor persoonlijke kibbelarijen, die ten eerste de hoofdzaak niet raken en ten tweede de onnadenkende arbeiders tegen elkander opzet ten, als gold het een strijd op leven en dood. Daaraan moet een einde komen, willen we ten minste niet ondergaan door éigen onverstand. We weten hiertegen geen beter middel dan dat we die «heeren", die onze partjj willen ge bruiken öf als een luxe artikel, een nieuwmo dische speelpop bjj v., öf als een tournooiveld, waar zjj onderling hunne krachten willen meten, en gekrenkt zijn, wanneer niet hun de prjjs der overwinning wordt toegekendöf als een geschikte gelegenheid om zich te kunnen wreken op lichamen of stelsels, over een misschien ge krenkt eergevoel, eenvoudig toeroepen: «Dank u, heeren, voor uwe bereidwillige hulp, maar verschoont ons dat we zelve onze zaken zullen in orde maken gij kent onze bezwaren, gij gevoelt onze ellende niet; bjjgevolg hebt ge er geen verstand van, Wilt ge ons helpen, ons wel, maar dan op een afstand." Wjj gelooven dat we daarmede verder zullen komen, dan met alle hulp, die ons brengt van den wal in de sloot; en daarom doen wjj een beroep op den goeden wil van alle arbeiders, om de onderlinge veeten te doen uitvechten door die personen, die daarin schjjnen te liefhebberen, en zelve slechts het groote doel na te jagen, dat ons allen ver- eenigd heeftden arbeidersstand te brengen op het standpunt waarop hjj rechtens behoort te Btaan." Aan een correspondentie uit Kotta-Radja van 2 Juli aan de Sumatra-Ct. is het volgende ontleend Aan de monding der Atjeh-rivier (Kocala Atjeh) wenschen eenige Atjehsche hoofden een kampong in het leven te roepen en de aldaar bestaande nederzettingen van Chineesche en Atjehsche visschers uit te breiden. Bjj hen zou eveneens het voornemen bestaan om er peper tuinen aan te leggen. Hoewel dat alles toe te juichen is en tot pacificatie kan medewerken, mag toch niet over het hoofd worden gezien, dat aldaar een goede politie een eerste ver- eischte is, zal de nieuwe nederzetting niet spoedig in eon roovershol herschapen zjjn. In het Lampermeisehe, even buiten de Linie, heeft de vjjand nu een benting opgeworpen, bewapend met een vuurmond, waaruit op de onzen geschoten wordt. Ten einde dat veld werk te vernielen, zjjn thans naar Lampermei gezonden een houwitser en een mortier van twintig centimeter met het noodige bedienings personeel. De Javaansche fuselier Sidin, die ongeveer twee jaren geleden met medeneming van zijn geweer, uit de benting Landjamoe deserteerde, is op last van het beruchte bendehoofd Toe koe Oemar om het leven gebracht, omdat hjj een hoofdversiersel van diens heldhaftige echt- genoote ontvreemd en in de IX Moekims ver kocht heeft. Ook heeft dat Atjehsche hoofd doen ombren gen Iman Bantam, het hoofd van Lepong, zoo mede diens zoon en volgelingen, en wel omdat zjj zich aan willekeurige handelingen en verzet tegen hem hebben schuldig gemaakt. Toekoe Oemar heerscht thans als onbeperkt gebieder ter Westkust, en de radjas aldaar zjjn niet tegen hem opgewassen. De hoofdpanghoeloe van Kota-Radja, die met vredesvoorwaarden naar Kemala gezonden werd, mocht de residentie van den pretendent-sultan Toeankoe Daoed niet bereiken. Toeankoe Machmoed, oom van dien sultan, hield hem te Gighienh aan en belette hem, zjjn zending te volbrengen. Ten opzichte van de gevechten te Edi vallen de volgende bjjzonderheden te vermelden. De eerste-luitenant bij de cavalerie Posno maakte op zekeren dag met twaalf cavaleristen een excursie en stuitte al spoedig op een At jehsche benting, die bjj dadeljjk onder vuur nam. Toen de vjjand zich niet spoedig genoeg naar den zin van dien officier verkoos over te geven, beklom hij, vergezeld door korporaal Senser, de vjjandeljjke Bterkte, deed, daarin gekomen, menig Atjeher de scherpte van zjjn zwaard ondervinden en nam vier hunner ge vangen, waarna hjj een vlaggetje op de sterkte plantte ten teeken voor den colonne-comman dant, dat de benting genomen was. "Vervol gens nam hjj nog vier andere Atjehsche bentings stormenderhand in. Op een anderen dag ging genoemde officier andermaal met twaalf onderhebbenden uit en kreeg, aan den kali-kant gekomen, al spoedig vuur uit de pepertuinen. Het bruggetje, dat beide rivieroevers aan elkander verbond, waa door den vjjand vernield, tegevolge waar van hij met de vechtersbazen niet nader bon kennismaken. In deze omstandigheden beproefde een korporaal-cavalerist met zjjn ros het ri viertje over te springen. De sprong was echter te kort, en paard en ruiter vielen in het wa ter. Terwijl deze waaghals den oever trachtte te bereiken, begaven eenige Atjehers zich te water om hun slag te slaan. Een hunner zou den korporaal juist een kogel door het lichaam jagen, toen deze met zjjn sabel hem een arm afsloeg, tengevolge waarvan het vuurwapen in het water viel en de schutter afgemaakt werd. De andere Atjehers kozen hierop de vlucht; aan een oversteken van het riviertje kon we gens zijne diepte niet worden gedacht. Tijdens de onzen de Atjehsche heuvelbeDting Boekit Panas (Edi) met dertig man bezet hiel den, poogden geheele benden Atjehers haar te hernemen. De belegerden lieten den vijand tot op honderd vjjftig pas naderen en lieten daarop hunne beide vuurmonden het woord voeren. Reeds spoedig daarop leden de aan vallers zulk een gevoelig verlies, dat zjj vaa

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1