N°. 135. 133e Jaargang.
Woensdag
11 Juni.
Middelburg 10 Juni,
Deze courant verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.1
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-2
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentïën20 cent per regel; By abonnement lager;
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alk
dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
N. POLDERMAN,
Uit de jongste raadszitting
te Middelburg.
aiaBsasaai^aiiaaaa»MMaiBifeBS8Bai»MWi^ai»M"'«
Theraometet. j Agenten te Vlissingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoo», te Goes: A. A. W. Bolland, ta Kruiningen: P. v. d. Penl, te Zierikzee: A. 0. de Mooij te Tholen: W. A. va* A(lreïteBti8«
Middelburg 9 Juni vm. 8 u 69 gr. Nietjwenhtjnzeh en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle poetkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te cc* uur
m. 12 u 76 gr. av. 4 u. 76 gr, F. advertentie-bureau's van Nngh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebb. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. aak het bureau bezorgd zjjn, willen
Verwacht Z. O. wind. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Pargs en Londen, de Compagnie générale de Publieité étrangère G. L. Datjbb Cie., John P. Jones, opvolger.iz? des avonds nog worden opgenomen
Bij de verkiezing voor een lid der Pro
vinciale staten van Zeeland in het district
Tholen op Maandag 16 «Ftini hevelen wij
den kiezers ten zeerste aan den heer
Burgemeester van St. Maartensdijk.
Het gebeurt te zelden dat ons blad de
eer wordt aangedaan van in den Middel-
burgschen gemeenteraad te worden genoemd
en onze meening daar aangehaald en be
streden dan dat wij niet wederkeerig de
beleefdheid zouden hebben voor de bij die
gelegenheid gevoerde discussie eenige meer
dere aandacht te vragen van onze lezers
en tevens van onze belangstelling daarvoor
te doen blijken.
En wij doen dit te eer, omdat de wijze,
waarop wij door een der raadsleden zijn
bestreden, zoo nobel en zoo loyaal was dat
wij het een voorrecht noemen, wanneer op
die wijze meeningen tegenover meeningen
worden gesteld. Daartegenover vooral zou
bet onzes inziens onheuscb wezen het stil
zwijgen te bewaren, wanneer men meent
dat er een misverstand heerscht.
Wel ligt er eenige tijd tusscben die raads
zitting en dit tijdstip, waarop wij ons neer
zetten om nader ons gevoelen te openbaren,
maar wij wachtten met opzet het officieele
raadsverslag af, dat de sanctie draagt der
leden van den raad, voor zoover bet door
hen gesprokene betreft. Bij den prijzens-
waardigen spoed, waarmee tegenwoordig die
officieele verslagen het licht zien, meenden
wij gerust met onze nadere opmerkingen, in
verband met het op Woensdag 21 Mei in
de raadszaal over de kermis gezegde, te
mogen wachten; te meer wijl wij nu den
waarborg hebben dat het in bet verslag
gemelde, van zelf meer volledig dan bij een
verslag in de courant, juist is.
Het geldt hierbij dit is waar een
reeds zeer veel besproken zaak, maar waar
zij toch nog voortdurend de algemeene be
langstelling wekt, zoowel van voor- als
tegenstanders, is nog eene enkele bespreking
niet ongewenscbten beamen wij wat o. a
de beer Van Dunné opmerkte dat men zich
niet mag laten weerhouden om al ware
bet ook voor de negen en veertigste maal
te spreken over een kwestie, wanneer men
dit nuttig oordeelt.
Onze lezers weten dat de heer mr E. P.
Schorer in de jongste raadszitting, bij de
bespreking van het verzoek van den kerke-
raad der Ned. herv. gemeente alhier om
afschaffing of anders beperking der kermis,
de aandacht zijner medeleden vestigde op
een door ons, naar aanleiding daarvan, ge
leverd kort opstel.
Hoewel het door den heer Schorer gespro
kene in ons blad beknopt maar toch, blijkens
vergelijking met het officieele verslag, zeer
juist is weergegeven, meenden wij toch hier
zijne woorden te moeten herhalen, eerstens om
hem de eer te geven die hem toekomt en het
recht waarop elk die bestreden wordt mag
aanspraak maken, en in de tweede plaats om
onze lezers, wien het door hem gezegde
mocht zijn ontgaan of niet duidelijk meer
voor den geest staat, beter in de gelegenheid
te stellen zijne argumenten met de onze te
vergelijken.
De heer mr E. P. Schorer dan verklaarde
dat „ons artikel hierop neerkomt dat die
kermis niet behoeft te worden afgeschaft,
omdat dezelfde brooddronkenheid enz. wordt
gevonden op de Christelijke feestdagen en
de kerk niet voorgaat deze feestdagen af te
schaffen."
.Dankbaar" zoo vervolgde de heer Schorer
»moe'en zij, die voorstanders van de afschaffing
der kermis zjjn, der redactie zijn, dat zjj althans
heeft erkend, dat de kermis aanleiding geeft tot
brooddronkenheid enz. Mij even plaatsende op
het standpunt, dat op Christelijke feestdagen
dezelfde onregelmatigheden plaats vinden, trek
ik allerminst de conclusie, waartoe de redactie
komt, nl. dat, waar de kerk hare feestdagen
niet intrekt, ook wjj de kermis niet behoeven
af te schaffenik trek die conclusie niet, om
dat het geen zin heeft, dat, waar twee partijen
elkaar iets verkeerds verwijten, de eene partij
op de andere wacht om het kwaad te weren.
»Maar de vergelijking is niet juist. De kerk
geeft door de instelling van hare feestdagen
geene aanleiding tot uitspattingenhaar doel
is een zedelijk doel niet in de kerk is de
oorzaak van die onregelmatigheden te zoeken,
maar wel bij hen, die daarvan geene leden zjjn
of zich niet om haar bekommeren. Deze zijn
het, die bjj die gelegenheden misbruik maken
van sterken drank, en hierin moet de oorzaak
gezocht worden van de ongerechtigheden, die
ook op die feestdagen plaats grijpen.
»Op de door duizenden bezochte zendings
feesten, die ook van de kerk uitgaan, waarvoor
men overigens sympathie mag gevoelen of niet,
is het een feit -dat geene ongerechtigheden ge
schieden en zulks omdat daar geene gelegen
heid bestaat tot gebruik van sterken drank.
Het is dus duideljjk dat de kerk geene reden
heeft om hare feestdagen af te schaffen, omdat
een deel van het publiek, dat buiten haar staat,
die dagen tot drinkdagen bestemt.
>Wjj echter geven wel aanleiding tot onge
rechtigheden, want zoolang het misbruik van
sterken drank op de kermis niet is te weren
en zoolang de ervaring leert, dat dat misbruik
gemaakt wordt, werken wij door de kermis
in stand te houden mede tot een onzedelijk
doel en rust op ons de verantwoordelijkheid
van al wat op de kermis voorvalt".
Op deze redeneering van den heer Schorer
bleven zijne collega's het antwoord niet
schuldigen menige bedenking zijnerzijds
tegen de kermis werd weersproken. Wij
kunnen ons dus bepalen tot betgeen meer
direct tot ons is gerichten dan zoeken wij
liefst eerst naar de punten van aanraking,
die wij vinden kunnen tusechen de woorden
van den heer Schorer en onze redeneering.
Jammer dat die zoo weinig zijn.
De kermis geeft aanleiding tot brooddron
kenheid, dat Lerkennen wij beiden, maar
onzerzijds drongen wij aan op verbetering
en allerminst trokken wij eene conclusie zooals
de heer Schorer die voorstelt. Wij opperden
slechts een vraag in dien geestvroegen oi
de tegenstanders der kermis niet goed zouden
doen de volle consequentie hunner eigen
redeneering toe te passen, maar wezen
ten opzichte der christelijke feestdagen wel
degelijk op de goede zijden daarvanen
waarschuwden toch „vooral dien dagen het
niet te wijten wanneer men hen misbruikt,
maar wel aan de slechte karakters die geen
genot kennen zonder ruwheid, zonder drank
misbruik, zonder laagheid". En ten slotte
drongen wij aan om bij de beoordeeling van
al die toestanden toch vooral de billijkheid
in acht te nemen.
Wij verlangden dus in geen geval af
schaffing van de christelijke feestdagen; ons
zijn ze vaak zeer welkom. En zelfs al
besloot men, om een voorbeeld te geven, tot
zulk eene afschaffing, dan nog zouden wij
geen reden zien om ten opzichte der kermis
dat voorbeeld te volgen, want ons bezwaar
zou blijven bestaanmen zou uitgaan van
een verkeerd beginseleen beginsel dat
mannen als mr Schorer zelfs ook niet huldigen.
Wij zien dus in de christelijke feestdagen
op zich zelf evenmin als in de kermis iets
verkeerdsen het spijt ons dat de heer
Schorer, scherpzinnig en rechtvaardig man
als hij is en zich ook in onzen raad steeds
toont niet daarop meer het licht heeft
laten vallen. Onze bedoeling zou dan dui
delijker zijn weergegevende strekking van
ons betoog om toch vooral niet aan goede
dagen of goede zaken het misbruik te wijten
dat ervan gemaakt wordt een principe
door den heer Schorer eveneens gehuldigd
edoch alleen, te eenzijdig, ten opzichte van
kerkelijke feestdagen meer op den voor
grond zijn getreden.
Volgens den heer Schorer en wij
wenschen hier even op te merken dat wij
zijn gevoelen eenigszins uitvoerig bespreken,
omdat hij in den raad weergaf wat velen
zeggen en denken gaat het echter niet
aan de christelijke feestdagen en de kermis
te vergelijken. De kerk heeff een zedelijk
doel voor oogen, en zij die op de door haar
ingestelde feestdagen onregelmatigheden ple
gen zijn daarvan geen leden of gelukkig
dat de heer Schorer dit er bij voegde
bekommeren zieh niet om haar. Ons dunkt
dat onze geachte tegenstander zich hierbij
aan eene vriendelijke begoocheling overgeeft.
Zou hij waarlijk meenen dat onder hen, die
zulke dagen misbruiken, geen lidmaten
van eenige keik worden gevonden of dat
het op dit punt louter onverschilligen zijn
Het is jammer dat daaromtrent nooit een
onderzoek is ingesteldmaar gaan wij den
feitelijken toestand in de wereld slechts
na, dan weten wij genoeg hoeveel ongerech
tigheden er gepleegd worden onder het
masker van vroomheid, hoe onzedelijk velen
waren of zijn, die zich bij voorkeur onder
den preekstoel plaatsen. En is er dan geen
grond om de stelling van den heer Schorer
voor vrij betwistbaar te houden
Wij hebben bovendien ook nog destijds
gewezen op de onhebbelijkheden, die vaak,
behalve op Christelijke feestdagen, op gewone
Zondagen in plattelands gemeenten plaats
hebbenhoe er onder de bewoners van
verschillende plaatsen rivaliteit bestaat, die
zich op alles behalve vreedzame wijze uit,
en hoe zij dikwijls rustige wandelaars en
bezoekers molesteeren. Men zal toch niet
zoo onnoozel zijn om ook die allen als niet-
lidmaten of onverschilligen voor te stellen,
want het meerendeel gaat trouw ter kerk en
het z. g. christenvolk bij uitnemendheid
vindt men immers juist daar.
Dat alles pleit echter volstrekt niet tegen
eenige kerk of eenig geiooï. Er zijn er in
elke samenleving, in eiken kring die deze
oneer aandoen.
En even zedelijk als de strekking der
kerk is, even eenvoudig en onschuldig was
de instelling van de kermis dat zal de heer
Schorer ons wel willen toestemmen. Maar
zij is langzamerhand ontaard evenals menig
geloof of leerstuk; en toch, zelfs in den
tegenwoordigen vorm geeft zij honderden
ouders en kinderen nog een onschuldig
genoegen. Zij, die van haar misbruik maken,
om aan booze hartstochten bot te vieren,
doen dit bij elke gelegenheid, en zij, die
haar op grond van dat misbruik veroordee-
len en willen verbannen, zijn meestal per
sonen, die over elke openbaar vermaak den
neus ophalen en zich te hoog achten om
met eigen oogen zich te overtuigen of zij
niet schromelijk overdrijven, of personen die
om de kermis zich in het geheel niet be
kommeren.
De zendingsfeesten worden ons tot voorbeeld
gesteld. Daar geschieden geene ongerech
tigheden „omdat daar geen gelegenheid
bestaat tot gebruik van sterken drank". Wij
nemen dit geloovig aan maar zijn toch zoo
vrij om te vragenzijn er geen andere on
zedelijkheden, geen ongerechtigheden dan
die, waarvan het gebruik van sterken drank
oorzaak is Is men zoo heilig overtuigd
dat er na afloop van die zendingsfeesten,
wanneer de bezoekers niet meer te contro
leeren zijn, geen zaken gebeuren, die reden
tot ergernis kunnen geven En dan gaat
het aan die feesten te vergelijken met de
kermis Ons dunkt van niet. Die feesten
hebben plaats op een afgesloten terrein,
waar niemand wordt toegelaten dan na betaling
van een zekere somwaar commissarissen
voor de orde waken en het recht hebben
ieder te verwijderen, die zich misdraagt.
Die feesten dragen dus van zelf een besloten
karakterwat met de kermissen niet het
geval is. En nu moge de heer Schorer
ter versterking van zijn beweren, dat er
zooveel ongerechtigs op die kermissen gebeurt,
vooral tegenover den heer Tak die terecht
opmerkte dat hij van al die onhebbelijkheden
zoo weinig bemerkte en gaarne wat officieele
gegevens wenschte, waarschuwen niet de
allerminste waarde te hechten aan eene
opgaaf van het aantal opgemaakte processen-
verbaal gedurende de kermis, lo omdat het
politietoezicht dan onvoldoende is 2o omdat
er bij dergelijke gelegenheden veel door de
vingers wordt gezien en 3o omdat alleen
verbaal kan worden opgemaakt tegen
openbare dronkenschap en niet tegen dron
kenschap in herbergen en huizen ook
dat beweren is in ons debat van niet veel
waarde. Dezelfde verschijnselen vallen
eveneens op christelijke of andere feestdagen
waar te nemen en bij een vergelijking met
de kermis kunnen die dus buiten bespreking
blijven.
Onze groote grief is en blijft voortdurend
dat men tegenover de kermis alle bijomstan
digheden en voorkomende onbehoorlijkheden
bij voorkeur op den voorgrond plaatst,
en de ongerechtigheden van het volk breed
uitmeet, zonder te erkennen dat dit ook eene
gepaste ontspanning wel gegund mag worden.
Hierdoor wordt men onbillijk tegenover het
meerendeel dat op fatsoenlijke wijze zich op
zijne manier vermaakt. Onzes inziens mag
men niet het geheel hard vallen om de
ongerechtigheden van enkelen. Als men die
maatstaf bij alles wilde aanleggen, dan zou
nog wel meer afgeschaft dienen te worden.
Weg dan met godsdienst en de kerken, want
er zijn huichelaars, bedriegers en speculanten
weg dan met sociëteiten, want ook daar
wordt wel eens misbruik gemaakt van sterken
drank of om grove winsten gespeeldweg
dan met onze volksconcerten in de open lucht,
want zij geven aanleiding tot onverkwik
kelijke tooneelen weg dan maar waar
zouden wij eindigen als wij dien weg opgingen
Waar geen gelegenheid is, is ook geen
verleiding tot overdadig gebruikdat is zeker.
Maar of ons volk heter zal worden, wanneer
men zooals tegenwoordig het ziekelijk
streven schijnt te zijn het stelselmatig
zedelijk wil maken door het alles te onthouden,
dat betwijfelen wij. Want dan krijgen wij geen
sterk, geen krachtig volk, maar een dat, zich
beter voordoende dan het is, in het geheim
uithaalt, wat nu in het openbaar stof tot
ergernis geeft, en wat zoo nuttig wezen kan
om te weten, teneinde middelen tot verbetering
te kunnen beramen.
En wil men ten slotte nog nader ons
gevoelen over de kermis kennen, dan weten
wij niet beter te doen dan aan te halen wat
de heer mr G. N. de Stoppelaar in dezelfde
raadszitting van Woensdag 21 Mei sprak.
Hij wees er bij vernieuwing op, dat de voor
standers der afschaffing zich altijd beroepen
op de vele gemeenten die hierin reeds zijn
voorgegaan. „Dit is" zeide hij „minder
juist, want zoover hem bekend is hebben
nog geene gemeenten gelijk aan Middelburg
daartoe besloten. Alleen Amsterdam, Den
Haag en Arnhem, die in den regel voor de
mingegoeden nu en dan voldoende uitspan
ningen opleveren.
„In den gemeenteraad van Utrecht, waarin
alle godsdienstige richtingen zijn vertegen
woordigd, kwam die zaak in 1888 ter sprake,
zonder dat tot de afschaffing werd besloten.
Te Haarlem werd in April jl. op niet minder
dan vijftien ingediende adressen als het
thans besprokene met algemeene stemmen
afwijzend beschikt. Vroeger ook te Zwolle.
„Te Leiden, welke stad mijns inziens door
de academiefeesten en andere vrij wat ge
noegen voor den minderen man aanbiedt,
althans in vergelijking met onze gemeente,
verklaarden burgemeester en wethouders op
een verzoek tot afschaffing, „dat zij van
oordeel zijn dat in die gemeente, waar de
gelegenheid voor een aangename ontspan
ning en afleiding voor de minder gegoede
klasse niet zeer groot is, de kermis aan een
werkelijke behoefte voldoet en hare afschaf
fing alzoo eenen nadeel igen invloed zou
uitoefenen. Tot dusver wordt dan ook die
kermis zoowel door de ingezetenen als door
de bewoners van de omliggende gemeenten
druk bezocht, terwijl daarvan vele nering
doenden niet onbelangrijke verdiensten ge
nieten, die bij afschaffing vermoedelijk aan
andere gemeenten ten deel zullen vallen."
„Dit is het standpunt waarop ook de
gemeenteraad van Middelburg zich steeds
geplaatst heeft. Hij wenscht, dat die ziens
wijze gehandhaafd blijve, althans hij zal
zijnerzijds daartoe steeds zóólang medewer
ken, totdat aan de mingegoede klasse,
die geene buitenverblijven heeft, die 's zomers
niet op reis kan gaan, voor welke alle
andere uitspanningen te kostbaar zijn
in plaats van de kermis eenig ander passend
genoegen worde verstrekt, waardoor zij zich
eenige dagen als nu op min kodtbare wij Je
aangenaam kunnen ontspannen."
Ziet, dat is ons uit het hart gegrepen.
En hiermede nemen wij, wat ons betreft
afscheid van deze kwestie, die thans weêr
voor eenigen tijd kan blijven rusten.
Wij hopen het geachte raadslid, dat zijne
meening tegenover de onze heeft gesteld,
den indruk te hebben gegeven dat wij zijne
heusche bestrijding op prijs stellen, en ook
zijne meening waardeeren, maar tevens dat
wij op dit punt eene gevestigde opinie heb
ben, die niet zoo gemakkelijk aan het wan
kelen wordt gebracht.
Bjj kon. besluit
is eervol ontslag verleend wegens verandering
van woonplaats aan A. S. Fransen van de
Putte, als 2e-luit. bij de dd. schutterij te Goes,
en op verzoek aan H. Evekink jr. als kapitein
en aan mr. P. Evekink als 2e-lnit. der dd.
schutterij te Zutphen
is 1°. bij het wapen der cavalerie benoemd
bjj het le reg. huzaren tot le-luit. de 2e-luit.
G. J. A. baron van Hardenbroek van Ammer-
stol, van het korps 2". de le-luit. W. Witsen
Elias, van het escadron ordonnansen, krachtens
punt 4°. van art. 38 der wet van 28 Aug.
1851 Stblno. 128) op non-activiteit gesteld
is aan J. F. C. Okon, op zijn verzoek eervol
ontslag verleend als leeraar aan de rijks hoo-
gere burgerschool te Zwolle, en aan C. J.
Kruimel als notaris te Amsterdam
zijn benoemd tot commissaris van politie
te Hilversum J. W. Tuinenburg, thans te Gouda,
en te Gouda W. N. van Garderen, thans te
Hilversumen
is benoemd tot griffier bij het kantongerecht
te Meppel mr. C. van der Zweep, thans te
Medemblik.
De correspondent der TV. R. Crt te Londen
meldt dat de onderhandeling tusschen de Brit-
sche en de Nederlandsche regeering over de
grensregeling in Oostelijk Borneo thans te
Londen hervat wordt op den grondslag van
eene scheidsrechteljjke uitspraak. De bij deze
zaak belanghebbende sultan van Balangan
neemt, als vazal der Indische regeering, daar
mede genoegen.
Een heden door hetzelfde blad ontvangen
telegram meldt dat, volgens de Nord-Borneo
Herald, de sultan van Broenei den raad van
den gouverneur van Noord-Borneo heeft inge
roepen betreffende de inlijving van Limbang.
Verscheidene hoofden in Limbang verzetten
zich tegen de inljjving bij Serawak en roepen
de tusschenkomst der koningin in, teneinde
dit te beletten.
Dit jaar treedt een derde gedeelte der Eerste
kamer af. Ter voorziening in die vacaturen
moet Dinsdag 8 Juli eene verkiezing plaats
hebben.
Alsdan treden af: in Noord-Brabant
de heeren mr J. B. Hengst en mr J. G. de
Bruyn in Gelderland de heeren jhr F. X.
J. van Nispen tot Pannerden en mr W. C.
baron van Pallandt van Waardenburg en Nee
rijnen in Zuid-Holland de heeren Hen
drik Muller Sz., mr S. A. Vening Meinesz, mr
J. van Gennep en mr B. M. Vlielander Hein
in Noord-Holland de heeren jhr mr D.
van Akerlaken, mr G. van Tienhoven en J.
Prinsin Utrecht de heer mr R. Melvil
baron van Lijndenin Friesland de heer
mr W. J. van Weideren baron Rengers in
Overijsel de heer A. J. Blijdensteinin
Groningen de heer D. K. Welt; in Drente
de heer mr A. E. J. Mjjsingh en in Li m-
b u r g de heer L. H. A. Magn^e'
In Zeeland treedt ditmaal geen lid af.
De jongste mailberichten uit Oost-Indië
dt. 10 Mei bevatten geen belangrijke tijdingen.
Uit Atjeh viel ook niets bijzonders te melden,
Alleen komt van daar het bericht dat de kapi
tein van den staf Van Heutz zjjn functiën
heeft hervat.
Nopens het gebeurde te Edi werd te Batavia
via Penang het navolgende telegram ontvangen:
29 April met compagnie infanterie en lan
dingsdivisie Prins Hendrik opgerukt tegen,
vjjand, 200 sterk, nabjj Pedawa Pontong, uj$