HAAR LAATSTE SLACHTOFFER. Middelburg 24 Mei. Brieven uit de Hofstad. Verspreide Berichten. BIJVOEGSEL "FEUILLETON. Hertogin Hetty, Elly's Bekentenis enz LETTEREN EN KUNST. ONDERWIJS. RECHTSZAKEN. van de van Maandag 26 Mei 1890, n°. 122. 23 Mei 1890. Dat de smaken van de mensehen verschillen is een bekende bewering, en al pleit de afwij kende smaak van den eenen mensch, dikwijls van de groote meerderheid, niet zelden voor het gemis van goeden smaak, dus eigenlijk van smaak in den waren zin van het woord, om dat het nu eenmaal niet mogelijk is om op goede gronden iets leeljjk te noemen wat beant woordt aan de eischen van smaak of omgekeerd, er zjjn toch geheel tegenstrijdige smaken of dan beter gezegd inzichten, neigingen en voorkeuren, die zich naast elkaar uitstekend laten verde digen. Zoo houdt de een bijv. veel meer van den zomer dan van den winter, terwijl een ander aan laatstgenoemd jaargetijde den voor rang toekent. Die keuze hangt natuurlijk samen met ieders karakter en zin, hetzij voor natuurschoon of wereldsch genot, met ieders meer bestand zijn hetzjj tegen warmte of tegen koude en dergelijke omstandigheden. In ons klimaat, waar men beweert hoogstens vier maanden zomer te hebben, zou men meenen, dat de beminnaars van den winter geen reden tot klagen hebben, maar dan vergeet men rekening te houden met de verschillende redenen waarom zjj den lof van den winter zingen. Zelfs al mOihten het meestal natte voorjaars weer en het gure najaar op éen lijn worden gesteld met de droge, echte, ouderwetsche winterkoude wat zij, die den winter juist om die koude beminnen, zeker niet zullen toegeven dan heeft toch de winter bij uit nemendheid nog zoovele andere bjjzonderheden, welke de lente en de herfst missen, en waar aan de wintermaanden voor velen juist de grootste aantrekkelijkheid ontleenen. Zij, die bijv. den winter verkiezen om de diners en bals en opera- en tooneelvoorstellingen, genieten lang geen acht maanden in het jaar. De tijd, waarin »er veel te doen is," waarin men .uitgaat" in de mondaine beteekenis van het woord, duurt slechts twee a drie maanden, waarna de salons worden gesloten en alleen nog de schouwburg de herinnering aan den winter levendig houdt. En op het laatst van het seizoen, als de groote kachels in de couloirs koud zijn, als de deuren van alle loges wijd open bljjven en de vestiaire maar het half gewicht heeft te dragen van betgeen zjj drie maanden te voren pleegt te bergen in den vorm van pelsjassen, dikke mantels en wollen doeken, is die herin nering zelfs lang niet meer onvermengd de invloed van den naderenden zomer is dan ook daar in allen beter gezegd in de weinigen en in alles merkbaar. En als dan de' clötnre van de opera de sluiting van de winterverma. ken heeft gebracht komt er een tjjd, die noch winter, noch zomer mag heeten, die geen deel maakt van de vier Nederlandsche zomermaan den, maar toch ook niet aan den winter behoort. Aan welke zjjde zich die Meimaand het meest aansluit hangt van haar uiterljjk af, evenals bp zoovele menscheD, aan wier gelaat het bjjv. dikwijls te zien is of zij tot de anti-revolution- naire of tot de liberale partij behooren. Ts dat uiterlijk dor en grimmig en Btroef, dan behoort het aan een winterachtigen, aan een reactionairen Mei, terwijl een lachend en bloeiend en blozend gelaat daarentegen vooruit ziet en aan den zonnigen zomer doet denken. Zulk een zomerachtige Meimaand beleven wij thans, evenals het vorige jaar er eene schonk, zeker wel bij hooge uitzondering, want allengs had men de droeve ondervinding opge daan, dat de lieve schoone maand van Mei alleen in de verbeelding van dichters bestaat nu echter is zij weer in eere hersteld en zjjn de haar bezingende poëten mede gerehabiliteerd. Onder zulk een hemel als zich tkanB boven ons welft leert men spoedig genoeg zich te schikken in het ophouden der wintervermaken, als men ten minste den zomer liefheeft om zjjn natuurschoon, niet juist omdat hjj de zee badplaatsen opgraaft uit de bergen van zand, waaronder de winterstormen haar hebben be dolven, indien men althans houdt van .buiten", en in den zomer meer ziet dan de sleutel, die de deuren van het Kurhaus ontsluit. En zoo zjjn er gelukkig toch nog wel. Er zjjn er zelfs niet weinigen het is weer een kwestie van smaak die zelfs een minder schoone Mei maand met vreugde plegen te begroeten, omdat zij een soort van interregnum brengt tusschen de regeering van den wintervorst en die van de zomerkoningin, welke beide van sommige huiselijke zielen wel wat veel cjjns vorderen voor deze geeft deze tijd van het jaar een ware verademing. Het naloopen van al de winter feesten, wat voor velen een soort van plicht is, zjj het ook een, dien zjj zichzelven opleggen veelal omdat anderen het doen, heeft opgehou den en het terras of de concertzaal van het Kurhaus zjjn nog niet geopend. Zoo heeft men nu eenige weken om uit te rusten van de doorgestane vermoeienissen en zich voor te bereiden voor de zomer-campagne. Dat vele huisvrouwen die rust opofferen aan den grooten Hollandschen schoonmaak is hare schuld. Zooals bekend is zullen wij dit jaar een nieuw middel van vervoer naar Scheveningen kunnen gebruiken, nam. de electrische tram langs den zoogenaamdon nieuwen weg en door het park ter zijde daarvan. De proefritten, althans eenige, hebben reeds plaats gehad, maar vooralsnog beloven die niet veel voor de toekomst van de nieuwe tram. Zjj, die naar Scheveningen vertrekken, wenschen ook daar op een gemakkeljjke en liefst vlugge wjjze aan te komen, en er bestaat twijfel of dat verlangen wel steeds bevredigd zal worden door middel van de electrische tram, indien ten minste de exploitatie niet aanmerkeljjk zal verschillen van hetgeen de proefritten te zien gaven. Aan- vankeljjk in statige en vrij snelle vaart uit het station vertrokken bleef de tram reeds, na enkele honderden meters te hebben afgelegd, eensklaps stilstaan, en dat herhaalde zich meermalen. Misschien is dit euvel slechts aan bijzondere omstandigheden te wijten, die ge makkelijk kunnen worden weggenomende proefritten dienen dan ook om gebreken te leeren kennen en die zoo mogeljjk te verhelpen. Evenwel geeft de geschiedenis van andere electrische trammen niet veel hoop daarop. De eerste onderneming van dien aard in ons land was, indien ik mij niet bedrieg, de Zandvoort- sche, en deze heeft een ware ljjdensgescbiedenis gehad. Ook daar moesten de reizigers steeds bedacht zjjn op de mogeljjkheid, zelfs de waar- schjjnljjkheid, dat men midden op den weg bleef steken en óf geruimentjjd moest wachten alvorens vooruit te komen, óf verder te voet den tocht af leggen. Laten wjj echter het beste ervan hopen en wenschen, dat de nieuwe ljjn in werkelijkheid een groote concurrente zal worden voor de Rjjn-stoomtram aan de overzjjde van het kanaal; die concurrentie zal dan ongetwjjfeld het pu bliek ten goede komen, hoewel dit over die stoomtram waarljjk niet te klagen heeft, noch wat de wjjze van exploitatie betreft, noch wat de vrachtprjjzen aangaat. Bjj abonnement voor tien ritten betaalt men slechts 10 of 15 cent per rit, naar gelang van de tweede of eerste klasse wordt gebruik ge maakt, en op eenigszins drukke tijden behoeft men zelden te wachten op een tram meermalen rjjden zjj zoo spoedig na elkaar, dat de eene soms moet stilstaan alleen omdat de voorgaande stilstaat en anders zou worden aangereden. Een enkelen avond moet men, onderweg wil lende instappen, wel eens eenige trammen zien voorbjjrjjden met het hateljjke bordje .bezet" voorzien, doch daartegen vermag de maat schappij, die reeds zoovele, ik geloof wel hon derden ritten per dag laat doen, zoo goed als niets. Dit bewijst alleen dat nog een tweede even goed en vlug vervoermiddel wel reden van bestaan zou hebben. Als de electrische tram aan die eischen beantwoordt zal de dienst dan ook stellig opnemen. Ik schreef in een vorigen brief over de gun sten, die de koning aan sommige door Zijne majesteit misschien meer dan door den minister van oorlog uitverkoren officieren had toege dacht. Dezer dagen werd zulk een gunst ver leend, die nog al stof tot vrooljjkheid oplevert. Bij koninklijk besluit toch werd de titel van baron en barones geschonken aan een gepen sioneerd generaal en aan diens wettige zoo Uit het Eng els ch. Door de Schrjjfster van: HOOFDSTUK XVIII. Op zekeren avond kom ik naar den patiënt hooren en vind iedereen zoo uitgeput van ver moeienis dat ik voorstel zelf te bljjven waken. Juffrouw Pénélope, die er den heelen dag ge weest is, neemt dit dankbaar aan en laat mjj met haar meegaan om thee te drin ken daar ik eerst in de ziekenkamer kan gaan zitten, als het kind voor den nacht geholpen is. In de gezellige huiskamer van de Hermitage brandt een helder vuurtje, de kaarsen zjjn opgestoken en op een tafeltje bij den haard is het theegoed klaar gezet. Het is acht uur en de kinderen zjjn naar bed. .Het gaat mjj aan mjjn hart dat gjj moat waken, gij ziet er nu reeds zoo moede uit", zegt juffrouw Penelopé. »Ik verzeker u dat ik niet moede ben." .Dit maakt gjj mjj niet wjjsIs uw werk in die steengroeven haast afgeloopen >Ja, bjjna." manneljjke als vrouweljjke nakomelingen. Op zich zelf is hierin niets vreemds gelegen, maar als men weet, dat de goede man nooit is ge huwd geweest, den trouwlustigen leeftijd te boven is en naar meDScheljjke berekening, al mocht hjj nog eens huwen, zich toch nimmer in de geboorte van kinderen meer zal kunnen ver heugen, wordt die vermelding van zjjne wettige afstammelingen wel wat belachelijk. Hier had veilig de verleende titel tot den persoon zeiven kunnen beperkt worden, zooals meermalen bjj verheffing of bevordering in den adel geschiedt. Men vraagt zich zelf af wat de man, die toch reeds jonkheer was, op zjjn leeftjjd nog aan den nieuwen titel heeft Maar het is waar, voor een luitenant-generaal, opper-inten- dant der koninkljjke paleizen, adjudant des konings in buitengewonen dienst, ridder van den A'ederlandschen Leeuw, ridder 2e klasse van den Gouden Leeuw van Nassau, grootkruis van de Eikenkroon, is moeiljjk nog een andere ko ninkljjke onderscheiding uit te denken. Bjj kon. besl. is op verzoek eervol ontslag verleend aan P. Kakebeeke, als lid van bestuur van het waterschap de Yalkenisse geul en als plaatsverv. dijkgraaf van den Emma- nuelpolderaan J. A. Geluk JKz., als dijk graaf van den Joanna-Mariapolderen benoemd tot dijkgraaf van den A'fsteinpolder, P. Ver hagen tot lid van het bestuur van het water schap der Sluis aan de Wielingen, J. Otto Risseeuw.. Ten deele reeds gemeld in een gedeelte der oplaag van ons vorig nommer. Verder is aan dr L. C. van Goudoever eervol ontslag verleend als hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde aan de rjjks-universiteit te Utrecht, met dankbetuiging, en benoemd tot hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde aan de rjjks universiteit te Utrecht, om onder wijs te geven in de heelkunde, dr F. A. Salzer tè Weenen. Nog is bjj de kon. bibliotheek te 's Gravenhage benoemd tot bibliothecaris, dr Th. Ch. L. Wijnmalen, thans onder-bibliothecaris bij die rijks instelling en tot onder-bibliothecarissen, dr W. P. C. Knuttel, thans tjjdeljjk ambtenaar en mr J. II. D. Kraeutler, thans amanuensis bjj die rjjks-instellir.g. Eindelijk is Leenhoff, thans te 's Gravenhage, benoemd tot hoogleeraar bij de rjjks-academie van beeldende kunsten te Amsterdam en aan L. Bejjerinck, op verzoek, eervol ontslag ver leend als commies bij het dep. van binnenl. zaken, behoudens aanspraak op pensioen. .Dat doet mjj genoegen. Waar denkt gjj heen te gaan als gjj Belvidère verlaat Waarom doet die eenvoudige vraag mjj ont stellen Ik moet Belvidère natuurljjk toch eenmaal verlaten. »Ik weet het nog niet. Waarschjjnljjk ga ik eerst naar Londen terug." »lk geloof dat het tjjd wordt dat gjj naar Londen terugkeert. Deze plaats ljjkt u niet. Nog een kopje Ik reik haar gehoorzaam mjjn kopje. »Ik verbaas mjj altijd zoo dwaas als jonge lieden kunnen zjjn", vervolgt zjj op een onge- wonen, gemeljjken toon. .Wie is er nu dwaas, juffrouw Penelopé »Ja, krijg maar een kleurWien de schoen past, die trekke hem aan." .Mjj past hjj niet." .Ik ben bljj dit te hooren." »Gjj moest mjj liever ronduit bekennen", zeg ik lachende, »ik weet wel dat gij mjj bedoelt, maar ik ben altijd onhandig geweest in het begrijpen van wenken." »Ik wil u niet beknorren of iemand anders. Maar ik houd te veel van u om te zien dat gjj tot speelbal gebruikt wordt dat ergert mjj." Dezelfde woorden, die ik kort geleden tot Nellie Browne gezegd heb en die even weinig ingang vonden als deze waarschjjnljjk zullen vinden j «Maak u niet bezorgd over mjj, juffrouw Door den minister van waterstaat enz. is be paald dat de commies 3de kl. bij de admini stratie der posterpen W. J. Bormans zijne functie zal uitoefenen ten postkantore te Vlissingen. De telegrafist 2de kl. M. Dolhain is tjjdeljjk van Amsterdam naar Goes verplaatst. Zooals men zich wellicht herinnert, is op de begrooting van waterstaat voor 1890 een cre- diet toegestaan, om over te gaan tot het af schaffen van alle emolumenten voor de post ambtenaren en hun daarvoor van rijkswege een evenredige tegemoetkoming te verleenen. De minister heeft thans, naar Het Vad. mede deelt, aan dat plan uitvoering gegeven. De ambtenaren, die de emolumenten verliezen, zullen voorloopig uit de schatkist een toelage ontvangen, overeenkomend met het gemiddeld bedrag van hetgeen zjj in de laatste drie jaren aan emolumenten ontvangen hebben. Zoodra een nieuwe traktementsregeling tot stand komt, zullen die toelagen vervallen. De Staat zal zich nu, zooals het voornemen was, voortaan zelf belasten met de diensten aan particulieren, bijv. het aannemen van abonnementen op dagbladen, tegen een provisie, die in de schat kist zal vloeien. De mail uit Oost-Indië, dezer dagen ontvan gen, loopt tot 15 April. Volgens berichten uit Atjeh, van 18 tot 31 Maart, eischt de cholera buiten de linie, vooral in de Moekim-Montasih en in de Moekim- Indrapoera, offers. Op Groot Atjeh was het gedurende den ver- slagtjjd betrekkelijk rustig. Kleine benden beschoten nu en dan onze posten en hielden de bevolking in onrust. In de onderhoorigheden viel op politiek gebied weinig of niets voor. De beschietingen van Segli waren gering. De heer Carpentier Alting heeft Padang, waar hjj eenige jaren als predikant werkzaam was, verlaten. Dat hjj er meer deed dan het predikantambt uit te oefenen bljjkt uit een correspondentie van de Java-Bode, waaraan o. a. het volgende is ontleend .Door het heengaan van ds Carpentier Alting moeten weer allerlei betrekkingen vervuld worden. Ds Alting „zat in alles" zooals men zegt van iemand, die op allerlei gebied werk zaam is in het belang van anderen. De Euro- peesche schoolcommissie verliest in hem haar secretaris, de vereeniging tot weezenverpleging en die van wetenschap, handel en nijverheid haren voorzitter, de Loge haren voorzittend meester. Gaarne zou ik ook nog wjjzen op alles wat ds C. A. te Padang tot stand heeft gebracht. Daarvoor zou deze correspondentie echter te veel plaatsruimte moeten vragen ik wijs er daarom maar alleen op dat velen het ook betreuren dat de populair wetenschap- peljjke voordachten, die ds C. A. in het kerk gebouw over de kerkgeschiedenis hield, nu voor goed geëindigd zjjn." In het laatst verschenen nommer van Schorers Familienblatt komt een kort artikel voor, getiteld Ein seltenes Diener-juhilaum van de hand van K. Fest, waarin het feit herdacht wordt dat drie eeuwen geleden, in 1590, de twee eenvoudige brillensljjpers Hans en Za- charias Janssen, vader en zoon, in hun werk plaats in het .kleine stadje" Middelburg den eersten microscoop, den trouwsten dienaar der wetenschap, vervaardigden. Den meesten onzer lezers zal het bekend zjjn, dat onze stadgenoot dr. H. Japikse onlangs een kleine brochure schreef, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen, over het aandeel van denzelfden Zacharias Jansen in de uitvinding der verrekjjkers. Achteraf blijkt dat de nieuwe Nederland- sche muziekvereeniging, waarvan te Amsterdam sprake is, niets anders is dan de Vereeniging tot ondersteuning der Hollandsche opera, waarvan vroeger melding werd gemaakt. Het plan daartoe ging uit van den heer Gerlach te Utrecht, die steun vond bjj de heeren Dan. de Lange, Romswinekel, mr H. Trip, Muller, Ejj- mans van Wadenojjen, Schmitz en F. Coenen. De statuten moeten reeds zjjn vastgesteld en aan mr J. H. van Hall zou het voorzitterschap zjjn aangeboden. De nieuwe vereeniging zal heeten Vereeniging tot bevordering der Nederland- sche muzikaal-dramatische kunst. Tallooze bljjken van bewondering en ge negenheid, in den vorm van gelukwenschen en bloemgeschenken, ontving Georg Ebers in zjjne villa aan het Starnberger meer op zjjn zilveren bruiloft. Eber's kunstvriend, Alma Tadema,en diens echtgenoote waren opzette!jjk voor het feest uit Engeland overgekomen. Penelopé. Mij deert niets, wat niet door den tjjd genezen zal." .Dat hoop ik, dat vertrouw ikmaar die dingen zjjn niet altijd gemakkei jjk te genezen", zegt zjj met een zucht en veegt langzaam haar bril af; waarom is die zoo dof geworden .Ik weet dat gij een goede brave jongen zijt maar menige brave jongen heeft zjjn leven door anderen zien verwoesten." .Geen vrouw zal ooit mijn leven verwoes ten", zeg ik met een wanhopigen trots, die mjj het hoofd in den nek doet werpen. .Dapper gezegd. Gij kunt niets voor haar zjjn laat zjj niet te veel voor u ziju, John. Zjj meent er niets van, daarvan ben ik overtuigd maar zjj is zooals geheel haar geslacht. Wat voor haar een spelletje is, kan uw dood zjjnmaar daar zal zjj nooit aan denken." Zjj noemt geen naam en toch weet ik heel goed op wie zjj zinspeelt en zij weet dat ik haar begrijp, en ik zie dat het haar leed doet dien blaam te moeten werpen want zjj wordt door die persoon even goed betooverd als ik. .Het is mjjn eigen schuld", roep ik op staande uit, .geheel mjjn eigen schuld. Ik werd gewaarschuwd voor ik haar zag en dat baatte niet. Ik denk dat het mjjn noodlot was." »En bemint gij haar?" Juffrouw Penelopé is ook opgestaan en legt Het eindexamen van het gymnasium te Middelburg zal gehouden worden op 19, 20 en 21 Juni en zal plaats hebben ten overstaan van de heeren gecommitteerden dr. A. Koenen, hoogleeraar aan de rjjks-universiteit te Leiden dr. H. van Herwerden, hoogleeraar aan de rijks-universiteit te Utrecht, en dr. H. G. van de Sande Bakhuyzen, hoogleeraar aan de rjjks- universiteit te Leiden. Aan de rijksuniversiteit te Leiden is het 2e natuurkundig examen afgelegd door den heer B. G. Verhulst. aan haar broeder Leendert Boljjn. Toen de weduwe overleden was, betrok een harer kin deren de woning, met uitzondering van het voorkamertje en den zolder, welke in gebruik bleven van L. B., die bjj deze gelegenheid 600 stortte, waarvoor? Mr Jac. van Gigch, die voor den appellant optrad, deelde, behalve de hierboven vermelde feiten, nog het volgende mede: L. B. was ten slotte ook tot zjjn vaderen verzameld en had tot universeel erfgenaam den tegenwoordigen appellant benoemd. De familie van den erfla ter, die het huis te Bruinisse bewoonde, weigerde echter, op verzoek van appellant, dit te ont ruimen, op grond dat het niet tot de bezittin gen van Leendert-oom behoorde. Appellant had dientengevolge bjj het kantongerecht tegen de bewoners een eisch tot ontruiming ingesteld, maar deze was ontzegd, op grond dat eischer's recht van bezit niet was gebleken. Hij had inmiddels het voorkamertje en den zolder van het betwiste huis aan iemand verhuurd, die zich dan ook daar geïnstalleerd had. De familie van den erflater was evenwel niet met de inwoning van den haar opgedrongen huisgenoot ingenomen en Btelde op haar beurt tegen dezen bjj de rechtbank te Zierikzee een vordering tot ontruiming in. De buurman riep echter zjjn huisheer in vrjj waring, tengevolge waarvan het proces tegen dezen werd voort gezet, die ten slotte, na het houden van een enquête en contra-enquête, in het ongelijk ge steld en tot ontruiming veroordeeld werd. Pleiter besprak de qualiteit der bjj de beide enquêtes gehoorde getuigen en meende dat die van de enquête, ten behoeve van app gehoord, meer geloof verdienden dan die van de contra enquête, ten behoeve van geïntimeerden gehou den, en wel omdat eerstgenoemden meer ontwikkeld en dus beter in staat waren om zekere gezegden, door den erflater bjj diens leven geuit, te apprecieeren. De verklaringen zeiven besprekende, trachtte pleiter aan te toonen dat daaruit bleeklo dat L. B. aan verschillende respectabele personen had medegedeeld, dat hij vóór 80 jaren het be wuste huis gekocht en met 600 betaald had, maar dat hij het uit gierigheid en .omdat hjj bang was voor zwartrokken zooals dominé's, advocaten enz." niet had laten overschrjjven verder dat hjj jaren lang door velen in het dorp als den eigenaar van het huis werd beschouwd 2o dat één van de nu geintn., die thanB nog het huis bewoont, wekelijks aan L. B. f 2 huis huur moest betalen 3o dat deze zoolang hjj in het huis had gewoond de lasten had betaald tn 4o dat hjj steeds de reparatiën, welke aan het huis waren geschied had bevolen en ook be taald. Al deze vermoedens te zamen en in onderling verband waren meende pl. voldoende om het bewjjs te leveren, dat de erflater het huis gedurende 30 jaren in eigendom had bezeten en des appellants aanspraken daarop rechtma tig waren. Mr. A. M. van Stipriaan Luïsijius geloofde niet dat het hof het ten opzichte van de meerdere of mindere geloofwaardigheid van sommige getuigen met den vorigen pleiter eens zou zjjn. Wat de door dezen aangevoerde vermoedens betrof, kon pleiter niet toegeven, dat daaruit ook maar eenigszins het ondubbelzinnig onge stoord bezit gedurende 30 jaar, waarop appel lant zich beriep, bleek. Als men een huis koopt, maakt men zeide pl. natuurljjk daarvan een acte op en laat het overschrjjven; dit zou hier met opzet zjjn verzuimd, en toch bleek, dat L. B. volstrekt niet zoo'n grooten afkeer van de zoogenaamde .zwartrokken" had als door sommige getuigen werd beweerd, want andere vaste panden, welke hij bezat, waren wel degelijk overgeschreven. Pleiter conclu deerde derhalve tot bevestiging van het von nis a que. De uitspraak van het hof deelen wjj later mede. {Dbl.) Donderdag werd voor het gerechtshof te 's Gravenhage, kamer van burgerljjke zaken, gepleit in de volgende kwestie. In het jaar 1833 werd zekere LemBon, ge huwd met Clara Boljjn, door koop eigenaar van een huis met hof te Bruinisse. Eerstge noemde stierf in het jaar 1851 en zjjn echtge noote, die bedoeld huis bleef bewonen, ver huurde daarvan een voorkamertje en den zolder haar hand op mjjn arm. .Dat weet ik nietzeg ik op een geheel anderen toon »en als het zoo is dan helpt het niet, of ik er al over tob en als het niet zoo is, nu dan is er geen onheil geschied." .Gij zijt een brave jongen en het zou jammer zjjn als u leed veroorzaakt werd. Ik weet niet waardoor ik zooveel van u houd, John." .Als gjj dat wist zoudt gij niet zooveel van mij houden antwoord ik. Zij heeft zich aangewend mjj bjj mjjn voornaam te noemen en dat gebeurt mjj zoo zelden dat het mjj bijna vreemd in de ooren klinkt. »lk weet het niet", zegt zjj en ziet mjj met hare lieve oogen vorschend aan, »ik ge loof niet dat ik minder van u zou houden als ik u beter kende. Maar dat is het niet. Er is een trek in uw gelaat een uitdrukking nu en dan die mjj doet denken dat ik u vroe ger ergens gezien heb." .Dat is toch niet goed mogelijk." .Neen, daar gjj nooit te voren in Ierland geweest zjjt en ik het nooit verlaten heb Het is zeker alleen verbeelding, maar het houdt mjj dikwijls bezig." Ik herinner mjj dat Richard Fignoles mij ook vaak zoo peinzend aanziet en dit brengt mjj op het denkbeeld juffrouw Penelopé een vraag te doen. .Weet gjj juffrouw Penelopé hoe de voor naam van de grootmoeder van Nellie Browne Mr Van Houten heeft te Slochteren in eene politieke rede medegedeeld, dat hij weldra een wetsontwerp zal indienen, waarvan de strekking zal zjjn om aan de gemeentebesturen gemakkeljjk te maken de onteigening van gronden, benoodigd voor uitbreiding van steden enz. Dit jaar hebben zich niet minder dan 180 was, die oude dame in het Witte Huis van wie gjj zooveel hieldt .Zij heette Anastasia", antwoordt zjj ter stond, verbaasd over die vraag. .Weet gjj zeker dat het Anastasia was?" .Heel zeker. Ik neb het zoo dikwjjls op haar muziek zien staan Anastasia E. Browne." .Niet Chatherina Anastasia?" .Neen zeker niet." »En ook niet C. Anastasia?" .Neen, er was geen C. bjj. Het was Anastasia E. Browne, of A. E. B. Daarin kan ik mjj niet vergissen." Anastasia is geen gewone naam en Anasta sia E. beteekende zeker Anastasia Eleonore dat is meer dan waarschjjnljjkdaar haar kleindochter Eleonore heet. En men laat dikwjjls een van zijn voorletters vervallen. Catherina is ook lang zoo mooi niet als Ana stasia. Ik geloof nog niet dat ons bewijs in het minst verzwakt wordt door het feit dat mevrouw Browne zich Anastasia noemde. .Mevrouw Browne had een minnaar, niet waar, juffrouw Penelopé Heeft zjj u ooit daaromtrent haar vertrouwen geschonken .Neen, zij had geen minnaar" zegt zjj en bloost als een jong meisje. »Ik heb nooit aan dat lasterljjke praatje geloofd, en zal er nooit aan gelooven. Praat mjj daar niet van Johnik heb er nooit naar willen luisteren en zal er nooit naar luisteren, nooit I" .Maar hjj placht haar toch te bezoeken,"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 5