N°. 120.
183° Jaargang.
1890-
Vrijdag
23 Mei.
OORLOG OF VREDE.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-2
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel; By abonnement lager;
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle
dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Middelburg 22 Mei,
LETTEREN EN KUNST.
HI u s i c a I i a.
ONDERWIJS.
lilDDllltl l!(.S(lli: (01 HIM.
Thetmometei.
Middelburg 22 Mei vin. 8 u 66
m. 12 u 70 gr, av. 4 u. 66 gr
Verwacht verand. wind.
Agenten te Ylissingen: P. G. ds Ybt Hfstdagh Zoo*, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v.d. Pbiji, te ZierikzeeA. C. de Mooij te TholenW. A. van j Adve*te*tïö*
3 gr. Nieuwznitoijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te een uur
F. j advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab. te_ Rotterdam, de Gebb. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de la Mae Azn, te Amsterdam. I aan het bureau bezorgd zjjn, willen
i Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen
i.
Een tot aan de tanden gewapend Europa
is de beste waarborg voor den vrede I
Zoo luidt de korte zin van de niet zeer
lange rede, door den grootsten veldheer van
onzen tijd Von Moltke onlangs in den Duit-
schen rijksdag gehouden. Het beweren klinkt
ons volstrekt niet vreemd in de ooren want
telkens wanneer de Duitsche regeering het
noodig oordeelde om gelden te vragen voor
uitbreiding van het leger vernamen wij het
zelfde motief ter aanbeveling van dit wij
zouden willen zeggen homoeopatisch
middel.
Welk een somber verschiet ligt er, met
deze telkens terugkeerende redeneering, voor
ons! Waar toch is het einde, wanneer men
op die wijze blijft voortgaanen de groote
mogendheden elkaar voortdurend hoogere
eisehen opleggen om ons den vrede te verschaf
fen, wiens zegeningen voor een groot deel
verloren gaan door de onduldbare lasten,
welke dit kostbaar middel na zich sleept.
Frankrijk is zoo werd ook ter verde
diging van deze jongste credietaanvrage
aangevoerd beter uitgerust dan Duit-
schlandhet leger van het Germaansche
rijk zal thans weer zóóveel sterker en zóó
veel meer kriegsfahig zijn dan het Fransche,
dat de republiek er eveneens over zal moeten
denken om tot uitbreiding van haar armee
over te gaan, om kort daarop weer door
haar overwinnaar van 1870 te worden ge
volgd. Zoo blijft men voortgaan tot
Ja tot wanneer Wie zal het zeggen Er
zijn er die tot zuivering van deze drukkende
atmosfeer en om tot een gezonden toestand
te geraken een oorlog nog verkiezen boven
de periode van gewapenden vrede, waarin
wij op dit oogenblik verkeeren. Zulk een
oorlog zou vreeselijk zijn, maar door de
meer en meer in kracht en volmaaktheid
toenemende vernielingswerktuigen slechts
kort duren.
Die illusie is dezen somberen profeten
door den grooten Von Moltke ontnomen. Als
er eene uitbarsting komt, dan kunnen wij
volgens hem een drie-, zelfs een zeven
jarigen oorlog beleven, want niet éen volk
zal na een of twee veldtochten zoo totaal
vernietigd worden dat het, welke voorwaarden
men het ook stelle, den vrede zal aanvaarden.
Die stelling is door Liebknecht weerspro
ken o. a. op grond van de ellende die
Frankrijk en Duitschland in den oorlog van
187071 in bijna negen maanden hebben
doorstaan en de onmogelijkheid om zulke
zware lasten als een oorlog tegenwoordig
met zich brengt lang te dragen. Maar de
bewering uit den mond van een man van
ervaring als Von Moltke geeft reeds veel te
denkenen een feit blijft het dat er slechts
wrange vruchten te plukken zijn van
<le toenemende zucht tot versterking van
de legerseen der heerlijkste gevolgen van
de zoo hoog geroemde beschaving der negen
tiende eeuw!
En dat alles trots het grootste deel èn
van het Duitsche èn van het Fransche volk
snakt naar den vredetrots het feit dat
Duitschland verre van rijk nog tal
van krachten, vele zijner zonen, juist uit
antipathie tegen het militairisme ziet heen
gaan naar Amerika en elders. Ook dat feit
schijnt de oogen der regeeringen niet te openen.
Von Moltke wees er bij dezelfde gelegen
heid uitdrukkelijk op dat verreweg de
groote meerderheid van ieder volk den
vrede wilen Liebknecht verklaarde dit
zelfs, niet alleen van zijn eigen landgenooten
maar, ook van de Franschenterwijl vorst
Bismarck zooals wij dezer dagen onzen
lezers meedeelden evenzeer de vredelie
vendheid van de Duitschers ons verkondigde,
maar tegelijkertijd algemeene ontwapening
een hersenschim noemdeen tot behoud van
den vrede natuurlijk hetzelfde middel aan
prees dat hij herhaaldelijk in toepassing had
helpen brengen.
Jaren aan jaren zal Europa dus gebukt
gaan onder het noodlot van een niet te
verzadigen militairisme; want mogen wij
den ex-kanselier gelooven dan blijft ons niets
over dan slechts te hopen op de toekomst
hopen zonder eenigen grond. En dat die
toekomst nabij zal zijn, wie zal het ver
wachten met het oog op de alles beheer-
schende richting, die thans alle landen op
aandrang der regeeringen en op het voor
beeld der groote rijken inslaan
Dien regeeringen mogen wij geen schuld
wijten aan dezen ongezonden toestand, want
hoe vredelievend ook gestemd, hun kracht
moeten zij zoeken in het op de been houden
van machtige legers, omdat dit de eenige
waarborg is om van die vredelievendheid
voortdurend het bewijs te kunnen leveren.
Ook dit is een der uitspraken van den
grooten Duitschen veldheer.
Waar schuilen dan toch de oorzaken van
het noodzakelijk kwaad, dat regeeringen en
volkeren kennen maar waar tegenover beide
machteloos staan
Een antwoord op die vraag geeft ons
weer Von Moltke; en dat antwoord komt
ons belangrijk genoeg voor om daarbij iets
langer stil te staan dan wij reeds deden.
De oorzaken voor een oorlog moet men zoeken
zegt hij bij de volken zeiven. Daar
bevinden zich onder hen tal van elementen,
die ontevreden zijn met de bestaande toe
standen. Daar treft men misdeelden aan
die met geweld eene lotsverbetering trachten
te verkrijgen, zonder te bedenken dat slechts
langs geleidelijken weg en wat hen zeiven
betreft door arbeid maatschappelijke
wonden zijn te heelen. En dan dient men
bij het opsommen der oorzaken voor een
oorlog vooral niet te vergeten het antago
nisme der rassen en de nationale aspiratiën.
Niemand zal ontkennen dat deze verschijn
selen zijn waar te nemen; dat de groote
veldheer recht had in zijn beweren, dat
daaraan voor een deel toe te schrijven is het
ontstaan van een oorlog. Maar aan wie de
schuld dat die verschijnselen zich voordoen?
Aan de volken? Wij geven daarop niet zoo
grif een bevestigend antwoord en schrijven
juist een groot, ja het grootste deel dier
schuld op rekening van vorsten en regee
ringen.
Het meest dreigend gevaar ducht men op dit
oogenblik van Rusland; een land waar men
de meeste ontevredenen aantreft, waar het
woelt en gist en kookten welks regeering,
om den inwendigen rotten toestand te be
dekken, wel eenige afleidiDg zou willen zoeken
in een buitenlandschen krijg, als zij niet wist
dat een sterk leger tegenover haar stond.
Uit dat oogpunt hebben het drievoudig ver
bond en het machtige leger van Duitschland
hun nuttige zijde. Maar zal men het Rus
sische volk de schuld geven van den toe
stand waarin het land verkeert, van het feit
dat duizenden naar Siberië worden verbannen?
Is het niet de font der regeerende en over-
heerscheDde, meestal militaire partij, dat
daar zooveel onrechtvaardigs gebeurtzoo
veel ellende heerscht en hierdoor zooveel
ontevredenheid wordt gekweekt?
En dit feit valt niet alleen in het Czaren-
rijk waar te nemen. De ellende, de wan
verhoudingen die er in onze maatschappij
bestaan en oorzaken zijn van veler ontevre
denheid zij zijn de gevolgen der fouten
van vele regeeringen, die jarenlang oog noch
oor hadden voor hetgeen op sociaal gebied
verbetering behoefde, maar zich eenvoudig
blind staarden op éen punt: vergrooting en
uitbreiding van hunne legers. Wat prof.
Pierson in het Mei-nommer van de Gids
naar aanleiding der nagelaten Brieven
van Ed. Busken Huet schrijft over pre
dikanten, geldt wel van vele regeeringen
der laatste jaren. „De sociale kwestie is bij
ons nog niet boven den gezichtseinderEr
is een samenleving er zijn duizenden weinig
beter dan slavenonterfden, ten prooi aan
altijd groot ere verbastering, niet ontevreden
misschienmaar dan alleen omdat
zij zelfs het besef van een menschwaardig
bestaan hebben verloren." Die regeeringen
schenen dit alles niet te weten of te willen
begrijpen.
Dat velen te vergeefs arbeid zoekenwie
zal het ontkennen? Oorzaken en gevolgen
zijn in het zoo gecompliceerd samenstel van
onze maatschappij eeh' moeilijk na te gaan;
maar te ontkennen valt het niet dat de ont
zaglijke uitgaven voor de legers een groot
deel van den nationalen rijkdom der landen
wegnemen en duizenden een ondragelijken
last op de schouders leggen.
Daartegenover staan verdiensten wij
ontkennen dit niet maar zou het arbeids
vermogen niet verhoogd worden, wanneer die
leger-uitgaven konden beperkt worden tot
het strikt noodzakelijke?
Welke bedoeling de Duitsche krijgsoverste
had met zijn beweren dat uit die ontevreden
elementen en die misdeelden gevaren dreigen
voor een oorlog, is ons niet recht duidelijk.
Een sociale revolutie is meer voorspeld
maar zoo die ontstaat dan zal in elk land
de regeering voor de inwendige rust zorg
moeten dragenen zal het niet zoo moeilijk
vallen die rust te bewaren. Die misdeelden
en ontevredenen zullen allerminst de volke
ren, onder wie zoo vele lotgenooten, tegen
elkaar in het harnas jagenzij zullen de
handen ineen slaan om elk op zijn gebied
te trachten de regeeringen, die naar hun
meening te kort kwamen in hun plicht tegen
over de sociale nooden, omver te werpen.
Zoo stellen wij ons ten minste het gevaar
voor, dat van die zijde dreigt; en dat gevaar
maakt het op de been houden van een leger
voor eigen rust noodzakelijk.
Maar oorlogen maken regeeringen en di
plomaten, door hun fouten, door hun intriges,
ter wille van bedoelingen, waarvan vaak het
volk de strekking niet begrijpt, het nut
allerminst inziet.,
Het grootste deel van het volk is vrede
lievend, wij zeggen het Von Moltke na.
Het heeft in 1866 heel wat moeite gekost
om het Pruisische volk tegen Oostenrijk te
doen optrekken. En het ontstaan van
den oorlog van 1870 was niet te wijten aan
den volksgeest, maar aan intriges in het
kabinet van een keizer.
En toch verzekert Von Moltke dat regeerin
gen en vorsten waarlijk in onze dagen de oor
logen niet in het leven roepen. Rechtstreeks
misschien niet altijdmaar om een voor
beeld te noemen als er een krijg ontstaan
was tusschen Engeland en Portugal na het
jongste conflict, was dan de Engelsche
regeering door haar onrechtvaardige handel
wijze niet daarvan de oorzaak geweest
Het antagonisme der rassen en de natio
nale aspiratiën zijn niet minder gewichtige
factoren, als oorzaken genoemd voor het
ontstaan van een oorlog. En zij zijn waard
iel s meer van nabij te worden beschouwd
vooral met het oog op de toekomst.
Eigenaardig dat juist van een zijde als
van Von Moltke op de gevaren wordt ge
wezen, die uit nationale aspiratiën kunnen
voortkomen. Want wanneer ergens het
nationaliteitsgevoel sterk op den voorgrond
treedt en wordt gedrongen, dan is dit wel
bij het Duitsche volk en door zijn leiders.
Van algemeen standpunt uit gezien komt
van zelf de vraag bij ons opzijn het niet
juist weer de regeeringen, die vooral in
dagen, waarin zij een oorlog verlangen, die
nationale aspiratiën prikkelen, het volk, dat
tegenover hen staat, trachten te verkleinen
den haat daartegen aanwakkeren?
En naast de regeeringen schaart zich dan
de geestelijkheid, die terwijl zij altijd
predikt van éen God, die liefde is en alle
mensehen gelukkig wil maken, datzelfde
nationaliteitsgevoel zoo sterk op den voor
grond doet treden dat zij zich niet ontziet
een nationaal opperwezen te scheppen, uit
wiens naam zij de vaandels van haar eigeD
volk zegent, en de overwinning afsmeekt
voor eigen legers, ten koste van hun mede-
menschen; aan wie zij anders altijd leerde
dat zij éen waren in geloof en in hoop op
godsdienstig gebied.
Als wij nog altijd gevaar moeten duchten
van dit nationaliteitsgevoel, dat zijn goede
zijde heeft maar dan toch ook zijn beden
kelijke tevens, dan ligt in dat feit een
ernstig protest tegen die groote macht in
onze maatschappij, wijl zij op dat gebied nog
niet meer humane en degelijke begrippen
heeft kunnen ingang doen vindenen zij
nog altijd den moed schijnt te missen om
zich boven het al te bekrompen nationaliteits
begrip te verheffen, wanneer het geldt de
wereld van de ellende van een oorlog te
verlossen.
En dan te moeten weten dat de meer
derheid van de volkeren vredelievend gezind
isen er dus zulk een vruchtbaar veld ter
bearbeiding ligt!
Of dit veld ook op andere wijze te bewer
ken zou zijn, zullen wij, nu de groote Von
Moltke ons ongezocht daartoe aanleiding
gaf in een volgend opstel onderzoeken.
Naar aanleiding van het bericht aan de School
wereld omtrent den omzendbrief der bisschop
pen aan de R. K. pastoors, waarin o. a. gelast
wordt om van hun invloed op het volk gebruik
te maken om naast de openbare school eene
bjjzondere te erlangen en bevolen om alles aan
te wenden ten einde de boeken, die op de
openbare school worden gebruikt, te vervangen
door R. K. werkjes, schrijft de bisschop van
Haarlem, Monseigneur C. J. M. Bottemanne
aan de Oprechte. Haarlemsche Courant het vol
gende
»Iudien alle R.-K. pastoors van hunne bis
schoppen dien .omzendbrief" ontvangen hebben,
dan moet een dergeljjk schrijven ook van mij
zijn uitgegaan.
»Intusschen is mij daarvan volstrekt niets
bekend. Zelfs zou ik de poging ongeoorloofd
noemen om boeken, gebruikt in de openbare
school waar derhalve niet-Katholieke zoowel
als Katholieke kinderen onderwezen worden
te doen vervangen door R.-K. werkjes.
»Gaarne verklaar ik mij bereid, mijnheer de
redacteur, om, indien UWelEd. in het vervolg
alvorens dergelijke onware en slechts verbitte
ring wekkende berichten uit andere bladen over
te nemen de noodige inlichtingen van mij
wenscht te ontvangen, die aan u te verschaffen.''
Een gisteren bij het departement van koloniën
ontvangen telegram van den gouverneur-gene
raal van Ned.-lndië, dat wij Dog in een deel
der oplaag van ons vorig nommer opnamen,
meldt, dat 14 dezer Edische hulptroepen hun
benting te Pedawa Boentong, nabij Edi, ver
lieten, welke daarna door den vijand bezet werd.
Den volgenden dag werd vruchteloos gepoogd met
300 bajonetten den vijand te verdrijven. Gesneu
veld zijn drie fuseliers, terwijl gewond werden
kapt. H. F. C. van Bijleveldt, de le luit. F. J.
Oudendal, de 2e luit. A. J. P. Kessler, 14 schepe
lingen en 7 fuseliers. De vijand had 14 dooden
en 15 gewonden.
In de St. Ct. is opgenomen de wet tot rege
ling van de pensioenen der burgerlijke ambte
naren en de wet tot regeling van het pensioen
der weduwen en weezen van burgerlijke ambte
naren.
Bij kon. besluit is de heer dr. H. M. D.
Yan Riemsdijk, gewezen adjunct-inBpecteur
van het inlandsch onderwijs in Nederlandsch-
Indië, laatstelijk met verlof hier te lande, op
zijn verzoek, eervol uit 's lands dienst ontslagen,
met toekenning van pensioen.
Hoe gezocht Pia Von Sicherer is, kan
blijken uit het feit, dat zij in den loop van
dezen zomer voor 5 muziekfeestenis geëngageerd.
Sarah Bernhardt is in zooverre hersteld,
dat haar geneesheeren haar hoop hebben ge
geven, dat zij den 28 Mei a. haar tournee door
de provincie kan aanvaarden.
Het zal ongeveer negen jaren geleden zijn
dat hier eene uitvoering van Mendelssohn's
oratorium Paulus plaats vond. Die uitvoering
werd algemeen zoo gewaardeerd dat de herin
nering eraan nog niet geheel was uitgewischt
en men nu met vreugd vernam dat dit orato
rium door Oefening en Uitspanning voor hare
laatste uitvoering in dit seizoen gekozen was,
en tevens dat mevr. C. ook weder de solo
sopraan-partij zou vervullen. Met gespannen
verwachting werd de uitvoering dan ook te
gemoet gezien, en het bleek Dinsdagavond, hoe
de muzikale toestanden hier sedert die eerste
uitvoering sjjn vooruitgegaan.
Men had zich beijverd om naast mevr. C.
ook drie goede solisten te engageeren.
Men zal algemeen instemmen dat mevr. C.,
dank zij hare prachtige stem en uitstekende
muzikale voordracht, have niet altijd dankbare
partij onberispelijk fraai heeft gezongen en tot
baar volle recht deed komen. Hare beide aria's,
vooral de eerste: Jerusalem! Jerusalem!, zong
zij wegslepend mooi, en zullen wel lang in
herinnering blijven.
De altzangeres, mejuff. Marie Snijders, had niet
veel gelegenheid om zich als solozangeres te
doen beoordeelenzij had slechts éane aiie
trouwens eene zeer dankbare aria, te zingen,
waarvan zij zich goed kweetlater hopen wjj
wel in eene meer omvangrijke partij in de
gelegenheid gesteld te worden de kennisma
king met haar te hernieuwen.
De tenorzanger, de heer Litzinger, is hier zoo
gunstig bekend en wordt zoozeer gewaardeerd
dat het wel niet noodig is, hem hier nog te
roemen. Wij moeten echter aanstippen hoe
uitnemend mooi bv. het Stephanus sprach door
hem werd gezongen en niet minder de Cavatine,
waarbij hjj door eene solo violoncel, van éen
onzer dilettanten, zeer net werd begeleid.
Yerder maakten wij kennis met een hier voor
het eerst optredenden baszanger, den heer Max
Biittner, Herzogl. Kam.mersa.nger uit Gotha, eene
kennismaking die ons zoo aangenaam was, dat
wij hem gaarne hier spoedig hopen terug te
zien. De heer Büttner, van nature begaafd
met eene zeldzaam fraaie stem, is operazanger
en slechts kortelings, vooral op aanraden van
verscheidene muzikale autoriteiten,als oratorium-
zanger opgetreden. Blijft hij zich daaraan
wijden, dan is het huiten twijfel of hij zal
binnen korten tijd, met zijne uitnemende stem
en muzikale talenten, eene eerste plaats onder
de beste zangers innemen. Zjjne aria Gott sei
inir gnadig behoorde wel tot de schoonste mo
menten van den avond.
Dat wij alle redenen hebben om met het
koor der zangvereeniging ingenomen te zjjn,
behoeft niet meer gezegd te worden, maar
zooals het koor zich Dinsdagavond gehouden
heeft, geeft den doorslag aan onze goede mee
ting. Ware het eene ruimere, acoustiek ge
bouwde concertzaal geweest, dan zeker zou de
uitvoering der koren door geene zangvereeni
ging, zij het ook in de grootste steden, te
verbeteren zijn geweest. Wij stippen in het
bijzonder aan het koor no 11 Siehe wir preisen
selig, waarin de bassen zich zoo uitmuntend
hielden, het slotkoor van het eerste deel O t
welch eine Tiefe des Reichthums, het koor Wie
lieblich sind die Botenmaar waar zouden wij
eindigen Alle koren toch werden uitstekend
gezongen.
Ook de koralen en de Cantusfirmas, waar
het koor der Knaben, kinderkoor, mede zong,
voldeden bijzonder goedware er meer be
schikbare ruimte op het orkest geweest, dan
had een grooter aantal geoefende jeugdige
zangers kunnen mede zingen, wat aan den
totalen klank zeker bevorderlijk zou geweest zijn.
Bp den voortdurenden vooruitgang van onze
muzikale uitvoeringen blijkt het dat de Schut-
tershofz&JS. noch voor het orkest, noch voor het
publiek genoegzame ruimte meer biedt. Wij
merkten dit ook Dinsdagavond nog op, toen
de tuindeuren moesten worden opengezet en
velen buiten onder de veranda gingen zitten
onder het genot van een glaasje wijn of bier
en sigaar, waarvan de rook in de zaal tusschen
beiden zeer merkbaar was.
Het orkest, zooals het zich Dinsdag avond
gehouden heeft, verdient allen lofhet speelde
correct en ontwikkelde een fraaien klankmen
moet hierbij nog in aanmerking nemen, dat
alleen de blaasinstrumenten en enkele strijkers
uit den vreemde warenhet grootste deel
van het orkest was door onze Middelburgsche
dilettanten bezet.
Na het slotnummer van het oratorium werd
onze geachte zangeres eene verrassing bereid;
een jong meisje bood haar uit naam van de
dames van het koor een prachtige bloemen
korf aan fanfares van het orkest en toejuichin
gen van het publiek bezegelden deze zoo
welverdiende hulde, mevr. C. bewezen.
Nu nog een woord dat wij voor het einde
van ons verslag hebben bewaard. Het is een
woord van lof en hulde aan den directeur, den
heer Cleuver; het is toch aan zijne talenten,
aan zijn onvermoeiden ijver te danken dat de
muzikale toestanden, in ons betrekkelijk klein
Middelburg zulk eene hoogte hebben bereikt,
dat wij, wat ook dezen winter weder gebleken
is, uitvoeringen kunnen genieten, die met de
beste, ook die uit de groote steden medegere-
kend, volkomen kunnen wedijveren.
Benoemd als onderwijzeres aan de rijks-
normaalschool te Hellevoetsluis mej. C. H,
Worrell.