1890.
Maandag
Jlils,
28 April.
LAATSTE BERICHTEB.
N°. 99.
1339 Jaargang.
BUITENLAND.
Deze courant verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.'
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle
dankbetuigingen: van 17 regels f 1.50;
iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel.
Middelburg 26 April,
UIT STAD EN PROVINCIE.
VEREO CP IN GEN. ENZ.
ASgemeen Overwicht.
Burgerlijke stand.
■ama
mtmm
)iii)i)ri it( ii(.s( in mi rant.
Thermometer.
Middelburg 26 April vm. 8 o 49 gr.
ai. 12 n 65 gr. av. 4 u. 53 gr. F.
Verwacht W. wind.
Agenten te Vlissingen: P. Cr. be Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peul, te Zierikzee: A. O. de Mooij te Tbolen: W. A. ta^' j?
Nieuwenhitijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals 4®-' jfni
advertentie-bureau's van Nijgh Yan Ditmar te Rotterdam, de Gebs. Eelinïante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. Jaan bet bureau bezorgd zgn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: t6 Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jones, opvolger. "W-"
Advertentiën
Jmoeten des namiddags te een
zg des avonds nog worden opgenomen
Bestrijders van den heer Tindal.
Volgens het oordeel der Zutphensche courant
ljjdt de beer Tindal aan een grenzenlooze naievi-
teit, wanneer hg meent dat zgn bemoeiingen
strekken kunnen tot verbooging van onze weer
baarheid. »Stel" zoo schrijft de redactie van
dat blad «dat hg gelijk heeft in zijne be
wering, dat een bombardement van Den Haag
onder zekere omstandigheden geenszins in strijd
zou zijn met het volkenrecht, volgt daar dan
uit, dat men don minister van oorlog moet
laten vallen en den heer Tindal roepen om zijne
taak over te nemen Wat die quaestie be
treft, zoo waren wij, voordat de heer von
Moltke e tutti quanti hun advies gegeven had
den, overtuigd dat geen mogendheid zich door
het volkenrecht zou laten weerhouden Den
Haag te bombardeeren. Maar meent de heer
Tindal nu werkelijk dat er iets gewonnen zou
zijn, als het ministerie van oorlog overgebracht
was naar de stelling Amsterdam Zoolang die
stelling niet voltooid is, zoolang Amsterdam
niet verzekerd is tegen een aanslag van een
landingsdivisiedie evengoed bij Zand-
voort als bij Scheveningen aan wal kan gezet
worden, is de goede gang onzer mobilisatie
toch niet tegen alle eventualiteiten gewaar
borgd.
«Wij zjjn, evenzeer als de heer Tindal, over
tuigd, dat er ontzaglijk veel aan onze weer
baarheid ontbreekt. Maar wjj zjjn evenzeer
overtuigd dat de paardemiddelen, die hij aan
wendt, den toestand niet verbeterenmaar erger
maken. De groote kwaal is de lamlendige
opinie, dat wg ons toch niet kunnen verdedigen,
eene opinie, die alle belangstelling in leger en
weerbaarheid doodt. Die meening berust op
onbekendheid met de gesteldheid van ons terrein
en met de middelen, die de krijgskunde ge
bruikt. Zij zal niet wijken, voordat de persoon
lijke dienstplicht de meer ontwikkelden in
nauwe aanraking brengt met het krijgswezen.
Is die omwenteling in het volksleven tot stand
gekomen, dan zal men verbaasd staan over de
misslagen, begaan door een voorgeslacht, waarbg
over militaire aangelegenheden ten slotte be
slist werd door mensehen, die er niets van
wisten en niets van wilden weten.
«Denken wij ons dat de heer Tindal inder
daad zoo bekwaam is, als hij zelf meent te
zijn. Denken wij ons dat de koning hem op
draagt de militaire wetten en de legerorgani-
satie zoo in te richten als hij noodig oordeelt.
Zou hij dan eenige kans hebben die plannen
door te zetten met staatspartijen, die nooit
bljjk gegeven hebben veel voor de verdediging
te voelen
Na die vraag eenigszins uitvoerig ontken
nend te hebben beantwoord, neemt de Zutpl.
Crt. den heer Tindal, en hen die hem hulde
brengen om zijne vaderlandsliefde, d faire.
Uit die betuiging toch blijkt dat genoemde
heer niet alleen staat in zgn gevoelen, dat
het zuiver vaderlandsliefde was, die hem met
von Moltke en andere beroemde deskundigen
de krijgskundige naaktheid van zgn vaderland
in bijzonderheden deed nagaan.
»Wat ons betreft, wij hebbenzegt het blad
ten slotte meer op met Sera en Japhet, die
de naaktheid huns vaders met den mantel der
liefde bedekten dan met Cham, die zijne oogen
daaraan weidde. Europa rond te reizen om met
van Moltke en andere «deskundigen" de mili
taire zwakheden van zijn vaderland te bekijken,
en daarna de treurige slotsom met een juichtoon
in de dagbladen bekend te maken, schijnt ons
wel zoo erg als de daad van Cham, die, voor
zoover Genesis ons meedeelt, geen vreemdelin
gen er bg riep om zijns vaders naaktheid te zien.
De heer Tindal moge ons daarom ten goede
houden, dat wij zijne veelvuldige bemoeiingen
minder toeschrijven aan de vaderlandsliefde, die
hg in zich gevoelt, dan aan de neiging om
regeering en volksvertegenwoordigers schaakmat
te zetten, waarvan hij zich geen rekenschap
geeft. Ware die neiging hem niet te sterk ge
weest, dan moest hg ingezien hebben, dat zijne
reis en de daaraan gegeven publiciteit de
achting voor ons land bij den vreemdeling
moet doen dalen, den reiziger zelf in een verdacht
licht plaatst, den goeden moed en ten gevolge
daarvan de veerkracht van het leger vermindert,
sn eindelijk in de gegeven omstandigheden geen
enkele verbetering bewerker., maar alleen reel
verbittering wekken kan."
In het Dagblad beproeft een officier van het
Nederlandsche leger vele mensehen van hunne
lichtgeloovigheid in zake Tindal te genezen.
Yolgens hem is het met de beschouwingen
van den heer Tindal als met een groot vat,
dat ieder onzer zich gaarne met edelen wijn
gevuld zou denken, doch dat leeg bleek, toen
men er tegeD stootte.
De bewering dat de residentie, de zetel
van het krijgsbestuur, aan bombarde
ment bloot staat is naar zijn meening onjuist,
want de residentie is na de oorlogsverklaring
nog hoogstens enkele uren de zetel van het
krijgsbestuur, daar dit direct naar Amsterdam
wordt verplaatst. Dat verplaatsen betreft
natuurlijk de personen alleen, met het hoog
noodige, en ieder begrijpt dat slechts een zeer
Klein deel van alles, wat zich op de ministeries
bevindt, mede naar Amsterdam gaat.
Dat een eventueele vijand hij den aanvang
van den oorlog tot een beschieting van Den
Haag zal kunnen overgaan, is, als dat woord:
»aanvang" niet zeer ruim genomen wordt,
volgens den «officier", tevens onwaar.
De heer Tindal schijnt zeer slecht op do
hoogte te zijn van marinezaken, daar hij zich
een zeer scheeve voorstelling maakt van de
uitrusting van een transportvloot voor lan
dingstroepen, begeleid door beveiligende sche
pen en bovendien nog van schepen, voor het
zoogenaamde bombardement zelf noodig.
De heer Tindal spreekt van «éen of meer
uren," die slechts na de oorlogsverklaring
zouden behoeven te verloopen om een vijan-
deljjke vloot voor Scheveningen te zien. Be
hoeft zoo iets nog weersproken te worden
vraagt de «officier". Feitelijk niet. Ieder, die
zijn gezond verstand gebruikt, begrijpt toch
dat er weken, om niet te spreken van maanden,
voorbij gaan eer zulk een vloot uitgerust is
en zou dit tegenwoordig kunnen geschieden,
zonder dat de couranten het bericht er van
naar alle deelen van Europa hadden verbreid
Yerder schijnt de heer Tindal zich nooit de
moeite gegeven te hebben eens met cgfers te
berekenen, hoeveel tijd een landingsdivisie
noodig heeft om te landen, zelfs al werd niet
getracht dit te beletten, want hjj laat de lan
dingsdivisie zoo spoedig het strand betreden,
dat het garnizoen van Den Haag overhaast
moet terugtrekken, met den minister van oorlog
en de stafofficieren aan het hoofd. Inderdaad
een aardig schetsje voor de Fliegende Blatter
Ook hier schijnt de heer Tindal te vergeten,
dat de minister van oorlog zich dan reeds in
Amsterdam bevindt en de hoofdbureau's ook
reeds daarheen verplaatst zgn.
Van een verrassende landing kan dus even
min sprake zgn als van eene onverwachte be
schieting.
Wat het beroep des heeren Tindal betreft
op tal van mannen van gezag, in zake de
meening dat eene beschieting van Den Haag
niet strijden zou met het volkenrecht, de «offi
cier" verbaast er zich over dat die groote mannen
hun ideeën over zulk een gewichtig vraagstuk
voor den heer Tindal ontwikkelden. Hij voor
zich gelooft nog steeds aan de mogelijkheid,
dat de heer Tindal zijn vragen niet zeer juist
en duidelijk aan die heeren zal hebben voor
gelegd oi wel hun antwoorden niet precies be
grepen zal hebben.
En aangenomen dat eene beschieting van
Den Haag gerechtvaardigd is, wat zaldannog
de uitwerking daarvan zijn?
De «officier" zegt met opzet beschieting, daar
men onder bombardement verstaateen be
schieting met zulk een hevigheid doorgezet, dat
het den verdediger onmogelijk wordt de bran
den, die door het inslaan van projectielen ont
staan, te blusschen. Kan dit niet, dan heeft een
beschieting geen uitwerking. De branden, die
hier en daar ontstaan, zijn wel niet aangenaam
voor de bevolking, doch als er goede maatregelen
voor het blusschen getroffen zijn, is het resultaat
gel ijk nul te stellen.
«Dien regel toch zien we bevestigd door ver
schillende voorbeelden uit den oorlog van 1870.
Bij het bombardement yan Belfort o. a. werden
door de Duitschers meer dan 400,000 projec
tielen verschoten, waarvan slechts li deel in
de stad terecht kwam. Het getal gesneuvelden
bedroeg gemiddeld éen per dag, terwijl geen
enkele ernstige brand in de stad heeft plaats
gehad.
«Men zal" zegt de «officier" «mij te
genwerpen, dat de uitwerking der artillerie nu
zooveel grooter is geworden. Volkomen waar.
Maar hiertegenover stel ik de feiten, dat Den
Haag van uit zee volstrekt geen bepaalde schijf
oplevert, dat van waarnemen geen kwestie is
en dat de schepen een betrekkelijk zeer gering
aantal projectielen per vuurmond aan boord
hebben. Is die voorraad verbruiktdan is
aanvulling zelfs bij zeer kalm weder moeilijk,
zoo niet dikwijls onmogelijk.
«Dat deze omstandigheden veel ongunstiger
zijn dan die, waaronder het bombardement van
Belfort heeft plaats gehad, is voor ieder te
begrijpen, daar deze Btad een goed afgeteekend
doel was, waarop zonder ophouden gevuurd kon
worden, daar munitieaanvoer ten allentijde kon
plaats hebben".
Hiermee hoopt de «officier" aangetoond te
hebben aan welke overdrijving de heer Tindal
zich schuldig maakt.
Als officieel wordt ons thans gemeld dat
H. M. de koningin van Engeland met prins
en prinses Henry van Battenberg, Dinsdag a.,
des morgens, te Vlissingen zal aankomen, en
van daar direct naar Port-Victoria zal ver
trekken, alwaar zij te ongeveer vier uren in
den namiddag wordt verwacht. Van daar zal
H. M. met een specialen trein naar Windsor
doorreizen.
Benoemd tot bewaarder in de strafgevan
genis te Goes C. A. van Beugen, schrijnwerker
te Utrecht.
Weinig aandeelhouders bezochten dezer
dagen de driemaandelijksche vergadering der
bijzondere telegraaf-onderneming te St. Anna-
land. De voorzitter deelde mee, dat de ge
meenteraad, behalve het vroeger verleende
subsidie, nog een ^voor 1800 van f 25 had
toegestaan, om gedeeltelijk te gemoet te komen
in het jaarlijks te verleenen verlof aan den
telegrafist, den heer J. Theunisse. Deze be
richtte, dat van lo Januarieinde Maart wa
ren ontvangen 272, verzonden 201, behandeld
dus 473 telegrammen. Na besproken te hebben,
boe bet best in de electrische schel te voorzien,
werd nog tot bestuurslid herbenoemd de beer
J. Zandee.
Het departement Yzendijke der Maatschappij
tot Nut van Algemeen koos uit de voordracht
van het hoofdbestuur tot leden hiervan de
heeren C. J. Dijkmans te Amsterdam en prof.
dr. W. Koster te Hilversum.
Tot afgevaardigde ter algemeene vergadering
werd benoemd de heer J. J. L. ten Berge,
secretaris van het departement.
Door het bestuur der waterkeering van
den calamiteusen Leendert Abrahampolder,
werd Vrijdag in zgn vergaderlokaal te Cats
aanbesteed de aanleg van een zinkstuk en het
doen van steenbestorting op den oever van den
polder. Begrooting f 4149.25.
Ingekomen waren vijf biljetten van de heeren
C. v. d. Hooft te Terneuzen, f 5275, M. v. d.
Hoek te Terneuzen, 5164, P. J. Visser te
Hansweert, 4695, J. Roskam te Sliedrecht
f 4580 en C. de Wilde te Kattendgke 4478.
Te Walzoorden (gem. Hontenisse) had heden
middag door het bestuur der waterkeering van
het calamitense waterschap Walzoorden de
aanbesteding plaats van het herstel, de ver
nieuwing en het onderhoud tot 30 April 1891
van de aarde-, kram-, rjjs- en glooiingwerken
aan de waterkeering van bovengenoemd cala-
miteus waterschap.
Minste inschrijver was de heer H. Klaassen
te Zaamslag voor 6327.
Te Terneuzen is heden door den eerst
aanwezend-ingenieur te Bergen op Zoom, onder
nadere goedkeuring van den minister van oor
log, in het openbaar bij enkele inschrijving
aanbesteedhet éénjarig onderhoud van de
werken en gebouwen enz. te Terneuzen en te
Ellewoutsdijk; (raming f 3500), onder beheer
der genie te Bergen op Zoom.
Minste inschrijver was de heer C. de Smidt
Czn. te Terneuzen voor f 3720.
C. Feg, geb. Geertse, d. C. A. den Outer, geb.
Elve, d. J. de Voogd, geb. Klugfhout, z. D. L.
Toutenhoofd, geb. Sap, z.
OverledenM. P. Lagaaij, d. 8 m. C. A.
D-uinkerke, vrouw van J. Florusse, 23 j. A. J.
Booth, vrouw van J. A. Hariot, 84 j. J. Lefevre,
vrouw van J. A. Bark, 21 j. J. Adriaanse, d. 6 j.
Van 19 tot 26 April.
Vlissingen. Gehuwd J. de Ngs, jm. 43 j.
met M. van Ginnekens, wede 51 j.
BevallenM. Naerebout, geb. De Rijke, d.
H. C. Snoep, geb. Van Spanje, d. C. E. Ghijs.
geb, Speckens, z. J. W. Bosmans, geb. Schot, z
Nergens draagt op d i t oogenblik de strijd
der arbeiders tegen de bezittende klassen een
zoo direct dreigend karakter als in Oostenrijk.
Neemt de beweging onder de arbeiders toe,
dan belooft de naaste toekomst ernstige ge
varen voor de Oostenrgksche monarchie welke
kans loopt, behalve door den rassenhaat, dooi
den bijna nog verschrikkelijker klassenhaat
harer leden verscheurd te worden.
Het ware echter een schreeuwend onrecht
elke verstoring der rust, elke gewelddaad eener
opgewonden menigte, gelgk er de laatste weken
herhaaldelijk uit Oostenrijk gemeld worden, te
schrijven op rekening der arbeidersbeweging.
Zonder twijfel zullen er lieden genoeg zijn, die
bij het lezen der jongste betreurenswaardige
ongeregeldheden in Gallicië zeker leedvermaak
gevoelen zij, voorstanders van het oude systeem
van dwang en onvrijheid tegenover de arbei
dersbevolking, zullen niet aarzelen ook weder
deze voorvallen aan te halen als een bewijB
voor de ondankbaa r h e i d der werklieden,
na alles wat er in Ol/zon tijd voor hou gedaan
wordt
Voor deze bewonderaars van het ancien régime
is het goed te lezen, wat een hunner geestver
wanten over de bloedtooneelen in Gallicië schrijft.
De Weener correspondent van den Standard,
die met onmiskenbare vijandigheid over de
arbeidersbeweging te Weenen schrijft, werpt
een blaam op de autoriteiten voor hun gedrag.
Het is ten zeerste de vraag zegt deze
berichtgever of al dit bloedvergieten nood
zakelijk was, en zij, die goed bekend zgn in
het district, beweren dat het had kunnen voor
komen worden, indien tijdig de gewone voor
zorgsmaatregelen waren genomen."
Het schijnt dus hier weder als zoo dikwerf
de overheid zelve, die de grootste schuld draagt
voor het gepleegde onrecht, wijl zjj niet tjjdig
door haar maatregelen ernstige ongeregeldheden
wist te voorkomen en later door haar barsch
optreden erger provoceerde.
Voor de Oostenrijksohe arbeiders is het niet
genoeg te betreuren, wanneer zij in hun ver
blindheid zich door den rassenhaat van andere
verdwaasden laten verleiden om gemeene zaak
te maken met het anti-semietisme.
In hoeverre deze gedrochtelijke vorm van
geloofshaat de hand ook wederom heeft bij de
ongeregeldheden in Galicië, gelijk zij het on
langs te "Weenen had, valt met juistheid niet
te beoordeelen.
De laatste uitbarstingen van jodenhaat in de
Habsburgsehe monarchie heeft aanleiding ge
geven tot een manifestatie van den kant der
Israëlieten in Boheme, waaruit men zien kan,
hoe gevaarlijk het anti-semietisme ook uit poli
tiek oogpunt voor Oostenrijk is. In de Czechi-
sche bladen komt eene oproeping voor aan de
Joden van Boheme, onderteekend door de voor
naamste Israëlieten, leden van de Oostenrijksohe
kamer van afgevaardigden, den Boheemschen
landdag, gemeenteraden en kamers van koop
handel in Boheme. De onderteekenaren noodi-
gen hunne geloofsgenooten uit zich met hart
en ziel aan te sluiten aan de Czechische natie
en vooral de opvoeding hunner kinderen in
verband daarmede te leiden. Zij merken onder
meer op, dat het anti-semietisme geen wortel
heeft geschoten bjj de Czechen, evenmin als
bij de Hongaren.
A bon entendeur demi mot suf fitIndien Hon
garen noch Czechen in het rijk de Juden-
hetze bevorderen, zoo blgven slecbts de Duit
Bchers over
Bij menigeen in Oostenrijk is met het oog
op de in den laatsten tijd zoo dikwerf voor
gekomen rustverstoringen en werkstakingen de
vraag gerezen, of het niet tijd is te breken
met het stelsel van onderdrukking en dwang,
in Oostenrjjk toegepast, dat niets anders uit
werkt dan een toenemende ontevredenheid en
verbittering onder de arbeidende klassen. Vooral
de verouderde politiemaatregelen, waarmede de
politiestaat bij uitnemendheid nog altijd schermt
bij zijn pogingen om de orde te handhaven
zooalshet in olficieele taal heet, doch in waar
heid om elke vrije uiting te smoren, vinden
algemeen afkeuring.
Een poging echter, dezer dagen in de Oosten
rijksohe kamer van democratische zijde inge
steld om alle uitzonderingsmaatregelen, die het
tegenovergestelde uitwerken van hetgeen de
regeering er mede beoogt, op te heffen leed
schipbreuk. Een voorstel daartoe werd met
112 tegen 93 stemmen verworpen, nadat graaf
Taaffe verklaard had, dat de regeering den
tegenwoordigen tijd niet geschikt acht om uit
zonderingsbepalingen op te heffen. Wanneer
een Oostenrijksche regeering het tgdstip daartoe
wel geschikt acht?
In het Duitsche rjjk daarentegen achtte de
nieuwe regeering het oogenblik gekomen om
een der uitzonderingswetten op te heffen. De
bondsraad nl. heeft gisteren de opheffing der
zoogenaamde verbanningswet,een der Mei wetten
krachtens welke geestelijken, die na afzetting
door den staat toch hunne bediening voort
zetten, uit het rijk kunnen worden verwijderd,
goedgekeurd. Een voorstel daartoe was door
Windthorst in den rijksdag gedaan en door
dezen aangenomen, doch de bondsraad had er
zijn goedkeuring aan onthouden. Dit is nu de
tweede maal sedert het aftreden van Bismarck,
dat de bondsraad aan een door den rijksdag
aangenomen, uit het initiatief van een der par
tijen ontsproten wetsontwerp, door Bismarck
steeds stelselmatig bestreden, zijn bekrachtiging
schenkt.
Omtrent een mogelijk verschijnen van Bis
marck in het Pruisisch heerenhuis dezer dagen,
wordt niets naders vernomen. Misschien heeft
het verstand over ergernis en boosheid op
Friedrichsruh gezegevierd en zgn den staatsman
in ruste de woorden ingevallen, welke hij in
1881 in het Pruisisch heerenhuis gesproken
heeft ïAiar aanleiding Tan de bestrijding van
een regeeringsvoorstel door den ex-minister
Camphausen.
Volgens het stenographisch bericht gaf de
rijkskanselier op de rede van zjjn ex-collega
het volgende antwoord
«Ik hoop, mijne heeren, dat, wanneer ik ooit
in uw midden en tegenover mijn opvol
gers en vroegere collega's zal zitten, een
gunstig lot er mg voor behoedt,
dat ik in de verzoeking kom, mijn collega's of
opvolgers, wier moeilijken arbeid
ik uit ervaring ken en lang mede
gemaakt heb, van mijn kant bij hun
werk te bemoeilijken, dat ik buiten staat
was met u tot stand te brengen. Ik betreur het,
dat ik herhaaldelijk deze onwelkome ervaring
opgedaan heb van de zijde van vroegere collega's,
van collega's, die goed weten, hoe doornig de
taak des ministers is, en dat wij niet tot ons
persoonlijk genoegen en uit partijbelang ons
ambt vervullen, maar datwjj eerljjk, evenals wg
het vroeger met u te zamen gedaan hebben,
naar het beste welzijn van het land streven.
Dwalen daarbij kunnen wij allen, dwalen doen
wg heden, gedwaald hebben wg met hen en zij
met ons, toen zij nog onze collega's waren."
Indien Bismarck's in 1881 en te anderen
tijde zoo oordeelde over de oppositie van een
afgetreden minister van gewoon slag, hoe zou
hg het dan met zgn beginselen overeen kun
nen brengen zelf, hij de buitengewone man,
als opponent van zgn opvolger, die niet in
de gemakkelijkste positie verkeert, op te treden
In de heden namiddag, onder voorzitterschap
van den heer mr G. N. de Stoppelaar, gehou
den vergadering van de Kamer van koophandel
en fabrieken te Middelburg waB afwezig de
beer Alberts met kennisgeving.
De commissie, in wier handen om advies
gesteld is de brief van den minister van
waterstaat betreffende aanmonstering van
scheepsvolk, deelde mede hoe baar bij onderzoek
gebleken is dat te Middelburg en te Vlissingen
de aanmonstering voor de groote vaart steeds
plaats heeft voor eene reis, terwijl de aanmon
stering der equipages van de geregeld op
Engeland varende stoomschepen der stoom
vaartmij Zeeland, kon. Ned. postvaart, reeds
sedert geruimen tijd plaats beeft geheel in den
zin der door den minister voorgestelde wijziging.
Telkens om de drie maanden worden de equi
pages dier stoomschepen aangemonsterd en
geniet de waterschout te Vlissingen eene be-
looning van 0.30 per hoofd.
De commissie heeft zich overtuigd dat deze
maatregel, door onderling overleg der betrokken
maatschappij en van den waterschout te Vlis
singen in het leven geroepen, tot geenerlei
bezwaren aanleiding geeft en adviseert mitsdien
de aanneming van het voorstel van den
nister aan te hevelen,