1890. Maandag Jlils, 28 April. LAATSTE BERICHTEB. N°. 99. 1339 Jaargang. BUITENLAND. Deze courant verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.' Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels f 1.50; iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. Middelburg 26 April, UIT STAD EN PROVINCIE. VEREO CP IN GEN. ENZ. ASgemeen Overwicht. Burgerlijke stand. ■ama mtmm )iii)i)ri it( ii(.s( in mi rant. Thermometer. Middelburg 26 April vm. 8 o 49 gr. ai. 12 n 65 gr. av. 4 u. 53 gr. F. Verwacht W. wind. Agenten te Vlissingen: P. Cr. be Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peul, te Zierikzee: A. O. de Mooij te Tbolen: W. A. ta^' j? Nieuwenhitijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals 4®-' jfni advertentie-bureau's van Nijgh Yan Ditmar te Rotterdam, de Gebs. Eelinïante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. Jaan bet bureau bezorgd zgn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: t6 Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jones, opvolger. "W-" Advertentiën Jmoeten des namiddags te een zg des avonds nog worden opgenomen Bestrijders van den heer Tindal. Volgens het oordeel der Zutphensche courant ljjdt de beer Tindal aan een grenzenlooze naievi- teit, wanneer hg meent dat zgn bemoeiingen strekken kunnen tot verbooging van onze weer baarheid. »Stel" zoo schrijft de redactie van dat blad «dat hg gelijk heeft in zijne be wering, dat een bombardement van Den Haag onder zekere omstandigheden geenszins in strijd zou zijn met het volkenrecht, volgt daar dan uit, dat men don minister van oorlog moet laten vallen en den heer Tindal roepen om zijne taak over te nemen Wat die quaestie be treft, zoo waren wij, voordat de heer von Moltke e tutti quanti hun advies gegeven had den, overtuigd dat geen mogendheid zich door het volkenrecht zou laten weerhouden Den Haag te bombardeeren. Maar meent de heer Tindal nu werkelijk dat er iets gewonnen zou zijn, als het ministerie van oorlog overgebracht was naar de stelling Amsterdam Zoolang die stelling niet voltooid is, zoolang Amsterdam niet verzekerd is tegen een aanslag van een landingsdivisiedie evengoed bij Zand- voort als bij Scheveningen aan wal kan gezet worden, is de goede gang onzer mobilisatie toch niet tegen alle eventualiteiten gewaar borgd. «Wij zjjn, evenzeer als de heer Tindal, over tuigd, dat er ontzaglijk veel aan onze weer baarheid ontbreekt. Maar wjj zjjn evenzeer overtuigd dat de paardemiddelen, die hij aan wendt, den toestand niet verbeterenmaar erger maken. De groote kwaal is de lamlendige opinie, dat wg ons toch niet kunnen verdedigen, eene opinie, die alle belangstelling in leger en weerbaarheid doodt. Die meening berust op onbekendheid met de gesteldheid van ons terrein en met de middelen, die de krijgskunde ge bruikt. Zij zal niet wijken, voordat de persoon lijke dienstplicht de meer ontwikkelden in nauwe aanraking brengt met het krijgswezen. Is die omwenteling in het volksleven tot stand gekomen, dan zal men verbaasd staan over de misslagen, begaan door een voorgeslacht, waarbg over militaire aangelegenheden ten slotte be slist werd door mensehen, die er niets van wisten en niets van wilden weten. «Denken wij ons dat de heer Tindal inder daad zoo bekwaam is, als hij zelf meent te zijn. Denken wij ons dat de koning hem op draagt de militaire wetten en de legerorgani- satie zoo in te richten als hij noodig oordeelt. Zou hij dan eenige kans hebben die plannen door te zetten met staatspartijen, die nooit bljjk gegeven hebben veel voor de verdediging te voelen Na die vraag eenigszins uitvoerig ontken nend te hebben beantwoord, neemt de Zutpl. Crt. den heer Tindal, en hen die hem hulde brengen om zijne vaderlandsliefde, d faire. Uit die betuiging toch blijkt dat genoemde heer niet alleen staat in zgn gevoelen, dat het zuiver vaderlandsliefde was, die hem met von Moltke en andere beroemde deskundigen de krijgskundige naaktheid van zgn vaderland in bijzonderheden deed nagaan. »Wat ons betreft, wij hebbenzegt het blad ten slotte meer op met Sera en Japhet, die de naaktheid huns vaders met den mantel der liefde bedekten dan met Cham, die zijne oogen daaraan weidde. Europa rond te reizen om met van Moltke en andere «deskundigen" de mili taire zwakheden van zijn vaderland te bekijken, en daarna de treurige slotsom met een juichtoon in de dagbladen bekend te maken, schijnt ons wel zoo erg als de daad van Cham, die, voor zoover Genesis ons meedeelt, geen vreemdelin gen er bg riep om zijns vaders naaktheid te zien. De heer Tindal moge ons daarom ten goede houden, dat wij zijne veelvuldige bemoeiingen minder toeschrijven aan de vaderlandsliefde, die hg in zich gevoelt, dan aan de neiging om regeering en volksvertegenwoordigers schaakmat te zetten, waarvan hij zich geen rekenschap geeft. Ware die neiging hem niet te sterk ge weest, dan moest hg ingezien hebben, dat zijne reis en de daaraan gegeven publiciteit de achting voor ons land bij den vreemdeling moet doen dalen, den reiziger zelf in een verdacht licht plaatst, den goeden moed en ten gevolge daarvan de veerkracht van het leger vermindert, sn eindelijk in de gegeven omstandigheden geen enkele verbetering bewerker., maar alleen reel verbittering wekken kan." In het Dagblad beproeft een officier van het Nederlandsche leger vele mensehen van hunne lichtgeloovigheid in zake Tindal te genezen. Yolgens hem is het met de beschouwingen van den heer Tindal als met een groot vat, dat ieder onzer zich gaarne met edelen wijn gevuld zou denken, doch dat leeg bleek, toen men er tegeD stootte. De bewering dat de residentie, de zetel van het krijgsbestuur, aan bombarde ment bloot staat is naar zijn meening onjuist, want de residentie is na de oorlogsverklaring nog hoogstens enkele uren de zetel van het krijgsbestuur, daar dit direct naar Amsterdam wordt verplaatst. Dat verplaatsen betreft natuurlijk de personen alleen, met het hoog noodige, en ieder begrijpt dat slechts een zeer Klein deel van alles, wat zich op de ministeries bevindt, mede naar Amsterdam gaat. Dat een eventueele vijand hij den aanvang van den oorlog tot een beschieting van Den Haag zal kunnen overgaan, is, als dat woord: »aanvang" niet zeer ruim genomen wordt, volgens den «officier", tevens onwaar. De heer Tindal schijnt zeer slecht op do hoogte te zijn van marinezaken, daar hij zich een zeer scheeve voorstelling maakt van de uitrusting van een transportvloot voor lan dingstroepen, begeleid door beveiligende sche pen en bovendien nog van schepen, voor het zoogenaamde bombardement zelf noodig. De heer Tindal spreekt van «éen of meer uren," die slechts na de oorlogsverklaring zouden behoeven te verloopen om een vijan- deljjke vloot voor Scheveningen te zien. Be hoeft zoo iets nog weersproken te worden vraagt de «officier". Feitelijk niet. Ieder, die zijn gezond verstand gebruikt, begrijpt toch dat er weken, om niet te spreken van maanden, voorbij gaan eer zulk een vloot uitgerust is en zou dit tegenwoordig kunnen geschieden, zonder dat de couranten het bericht er van naar alle deelen van Europa hadden verbreid Yerder schijnt de heer Tindal zich nooit de moeite gegeven te hebben eens met cgfers te berekenen, hoeveel tijd een landingsdivisie noodig heeft om te landen, zelfs al werd niet getracht dit te beletten, want hjj laat de lan dingsdivisie zoo spoedig het strand betreden, dat het garnizoen van Den Haag overhaast moet terugtrekken, met den minister van oorlog en de stafofficieren aan het hoofd. Inderdaad een aardig schetsje voor de Fliegende Blatter Ook hier schijnt de heer Tindal te vergeten, dat de minister van oorlog zich dan reeds in Amsterdam bevindt en de hoofdbureau's ook reeds daarheen verplaatst zgn. Van een verrassende landing kan dus even min sprake zgn als van eene onverwachte be schieting. Wat het beroep des heeren Tindal betreft op tal van mannen van gezag, in zake de meening dat eene beschieting van Den Haag niet strijden zou met het volkenrecht, de «offi cier" verbaast er zich over dat die groote mannen hun ideeën over zulk een gewichtig vraagstuk voor den heer Tindal ontwikkelden. Hij voor zich gelooft nog steeds aan de mogelijkheid, dat de heer Tindal zijn vragen niet zeer juist en duidelijk aan die heeren zal hebben voor gelegd oi wel hun antwoorden niet precies be grepen zal hebben. En aangenomen dat eene beschieting van Den Haag gerechtvaardigd is, wat zaldannog de uitwerking daarvan zijn? De «officier" zegt met opzet beschieting, daar men onder bombardement verstaateen be schieting met zulk een hevigheid doorgezet, dat het den verdediger onmogelijk wordt de bran den, die door het inslaan van projectielen ont staan, te blusschen. Kan dit niet, dan heeft een beschieting geen uitwerking. De branden, die hier en daar ontstaan, zijn wel niet aangenaam voor de bevolking, doch als er goede maatregelen voor het blusschen getroffen zijn, is het resultaat gel ijk nul te stellen. «Dien regel toch zien we bevestigd door ver schillende voorbeelden uit den oorlog van 1870. Bij het bombardement yan Belfort o. a. werden door de Duitschers meer dan 400,000 projec tielen verschoten, waarvan slechts li deel in de stad terecht kwam. Het getal gesneuvelden bedroeg gemiddeld éen per dag, terwijl geen enkele ernstige brand in de stad heeft plaats gehad. «Men zal" zegt de «officier" «mij te genwerpen, dat de uitwerking der artillerie nu zooveel grooter is geworden. Volkomen waar. Maar hiertegenover stel ik de feiten, dat Den Haag van uit zee volstrekt geen bepaalde schijf oplevert, dat van waarnemen geen kwestie is en dat de schepen een betrekkelijk zeer gering aantal projectielen per vuurmond aan boord hebben. Is die voorraad verbruiktdan is aanvulling zelfs bij zeer kalm weder moeilijk, zoo niet dikwijls onmogelijk. «Dat deze omstandigheden veel ongunstiger zijn dan die, waaronder het bombardement van Belfort heeft plaats gehad, is voor ieder te begrijpen, daar deze Btad een goed afgeteekend doel was, waarop zonder ophouden gevuurd kon worden, daar munitieaanvoer ten allentijde kon plaats hebben". Hiermee hoopt de «officier" aangetoond te hebben aan welke overdrijving de heer Tindal zich schuldig maakt. Als officieel wordt ons thans gemeld dat H. M. de koningin van Engeland met prins en prinses Henry van Battenberg, Dinsdag a., des morgens, te Vlissingen zal aankomen, en van daar direct naar Port-Victoria zal ver trekken, alwaar zij te ongeveer vier uren in den namiddag wordt verwacht. Van daar zal H. M. met een specialen trein naar Windsor doorreizen. Benoemd tot bewaarder in de strafgevan genis te Goes C. A. van Beugen, schrijnwerker te Utrecht. Weinig aandeelhouders bezochten dezer dagen de driemaandelijksche vergadering der bijzondere telegraaf-onderneming te St. Anna- land. De voorzitter deelde mee, dat de ge meenteraad, behalve het vroeger verleende subsidie, nog een ^voor 1800 van f 25 had toegestaan, om gedeeltelijk te gemoet te komen in het jaarlijks te verleenen verlof aan den telegrafist, den heer J. Theunisse. Deze be richtte, dat van lo Januarieinde Maart wa ren ontvangen 272, verzonden 201, behandeld dus 473 telegrammen. Na besproken te hebben, boe bet best in de electrische schel te voorzien, werd nog tot bestuurslid herbenoemd de beer J. Zandee. Het departement Yzendijke der Maatschappij tot Nut van Algemeen koos uit de voordracht van het hoofdbestuur tot leden hiervan de heeren C. J. Dijkmans te Amsterdam en prof. dr. W. Koster te Hilversum. Tot afgevaardigde ter algemeene vergadering werd benoemd de heer J. J. L. ten Berge, secretaris van het departement. Door het bestuur der waterkeering van den calamiteusen Leendert Abrahampolder, werd Vrijdag in zgn vergaderlokaal te Cats aanbesteed de aanleg van een zinkstuk en het doen van steenbestorting op den oever van den polder. Begrooting f 4149.25. Ingekomen waren vijf biljetten van de heeren C. v. d. Hooft te Terneuzen, f 5275, M. v. d. Hoek te Terneuzen, 5164, P. J. Visser te Hansweert, 4695, J. Roskam te Sliedrecht f 4580 en C. de Wilde te Kattendgke 4478. Te Walzoorden (gem. Hontenisse) had heden middag door het bestuur der waterkeering van het calamitense waterschap Walzoorden de aanbesteding plaats van het herstel, de ver nieuwing en het onderhoud tot 30 April 1891 van de aarde-, kram-, rjjs- en glooiingwerken aan de waterkeering van bovengenoemd cala- miteus waterschap. Minste inschrijver was de heer H. Klaassen te Zaamslag voor 6327. Te Terneuzen is heden door den eerst aanwezend-ingenieur te Bergen op Zoom, onder nadere goedkeuring van den minister van oor log, in het openbaar bij enkele inschrijving aanbesteedhet éénjarig onderhoud van de werken en gebouwen enz. te Terneuzen en te Ellewoutsdijk; (raming f 3500), onder beheer der genie te Bergen op Zoom. Minste inschrijver was de heer C. de Smidt Czn. te Terneuzen voor f 3720. C. Feg, geb. Geertse, d. C. A. den Outer, geb. Elve, d. J. de Voogd, geb. Klugfhout, z. D. L. Toutenhoofd, geb. Sap, z. OverledenM. P. Lagaaij, d. 8 m. C. A. D-uinkerke, vrouw van J. Florusse, 23 j. A. J. Booth, vrouw van J. A. Hariot, 84 j. J. Lefevre, vrouw van J. A. Bark, 21 j. J. Adriaanse, d. 6 j. Van 19 tot 26 April. Vlissingen. Gehuwd J. de Ngs, jm. 43 j. met M. van Ginnekens, wede 51 j. BevallenM. Naerebout, geb. De Rijke, d. H. C. Snoep, geb. Van Spanje, d. C. E. Ghijs. geb, Speckens, z. J. W. Bosmans, geb. Schot, z Nergens draagt op d i t oogenblik de strijd der arbeiders tegen de bezittende klassen een zoo direct dreigend karakter als in Oostenrijk. Neemt de beweging onder de arbeiders toe, dan belooft de naaste toekomst ernstige ge varen voor de Oostenrgksche monarchie welke kans loopt, behalve door den rassenhaat, dooi den bijna nog verschrikkelijker klassenhaat harer leden verscheurd te worden. Het ware echter een schreeuwend onrecht elke verstoring der rust, elke gewelddaad eener opgewonden menigte, gelgk er de laatste weken herhaaldelijk uit Oostenrijk gemeld worden, te schrijven op rekening der arbeidersbeweging. Zonder twijfel zullen er lieden genoeg zijn, die bij het lezen der jongste betreurenswaardige ongeregeldheden in Gallicië zeker leedvermaak gevoelen zij, voorstanders van het oude systeem van dwang en onvrijheid tegenover de arbei dersbevolking, zullen niet aarzelen ook weder deze voorvallen aan te halen als een bewijB voor de ondankbaa r h e i d der werklieden, na alles wat er in Ol/zon tijd voor hou gedaan wordt Voor deze bewonderaars van het ancien régime is het goed te lezen, wat een hunner geestver wanten over de bloedtooneelen in Gallicië schrijft. De Weener correspondent van den Standard, die met onmiskenbare vijandigheid over de arbeidersbeweging te Weenen schrijft, werpt een blaam op de autoriteiten voor hun gedrag. Het is ten zeerste de vraag zegt deze berichtgever of al dit bloedvergieten nood zakelijk was, en zij, die goed bekend zgn in het district, beweren dat het had kunnen voor komen worden, indien tijdig de gewone voor zorgsmaatregelen waren genomen." Het schijnt dus hier weder als zoo dikwerf de overheid zelve, die de grootste schuld draagt voor het gepleegde onrecht, wijl zjj niet tjjdig door haar maatregelen ernstige ongeregeldheden wist te voorkomen en later door haar barsch optreden erger provoceerde. Voor de Oostenrijksohe arbeiders is het niet genoeg te betreuren, wanneer zij in hun ver blindheid zich door den rassenhaat van andere verdwaasden laten verleiden om gemeene zaak te maken met het anti-semietisme. In hoeverre deze gedrochtelijke vorm van geloofshaat de hand ook wederom heeft bij de ongeregeldheden in Galicië, gelijk zij het on langs te "Weenen had, valt met juistheid niet te beoordeelen. De laatste uitbarstingen van jodenhaat in de Habsburgsehe monarchie heeft aanleiding ge geven tot een manifestatie van den kant der Israëlieten in Boheme, waaruit men zien kan, hoe gevaarlijk het anti-semietisme ook uit poli tiek oogpunt voor Oostenrijk is. In de Czechi- sche bladen komt eene oproeping voor aan de Joden van Boheme, onderteekend door de voor naamste Israëlieten, leden van de Oostenrijksohe kamer van afgevaardigden, den Boheemschen landdag, gemeenteraden en kamers van koop handel in Boheme. De onderteekenaren noodi- gen hunne geloofsgenooten uit zich met hart en ziel aan te sluiten aan de Czechische natie en vooral de opvoeding hunner kinderen in verband daarmede te leiden. Zij merken onder meer op, dat het anti-semietisme geen wortel heeft geschoten bjj de Czechen, evenmin als bij de Hongaren. A bon entendeur demi mot suf fitIndien Hon garen noch Czechen in het rijk de Juden- hetze bevorderen, zoo blgven slecbts de Duit Bchers over Bij menigeen in Oostenrijk is met het oog op de in den laatsten tijd zoo dikwerf voor gekomen rustverstoringen en werkstakingen de vraag gerezen, of het niet tijd is te breken met het stelsel van onderdrukking en dwang, in Oostenrjjk toegepast, dat niets anders uit werkt dan een toenemende ontevredenheid en verbittering onder de arbeidende klassen. Vooral de verouderde politiemaatregelen, waarmede de politiestaat bij uitnemendheid nog altijd schermt bij zijn pogingen om de orde te handhaven zooalshet in olficieele taal heet, doch in waar heid om elke vrije uiting te smoren, vinden algemeen afkeuring. Een poging echter, dezer dagen in de Oosten rijksohe kamer van democratische zijde inge steld om alle uitzonderingsmaatregelen, die het tegenovergestelde uitwerken van hetgeen de regeering er mede beoogt, op te heffen leed schipbreuk. Een voorstel daartoe werd met 112 tegen 93 stemmen verworpen, nadat graaf Taaffe verklaard had, dat de regeering den tegenwoordigen tijd niet geschikt acht om uit zonderingsbepalingen op te heffen. Wanneer een Oostenrijksche regeering het tgdstip daartoe wel geschikt acht? In het Duitsche rjjk daarentegen achtte de nieuwe regeering het oogenblik gekomen om een der uitzonderingswetten op te heffen. De bondsraad nl. heeft gisteren de opheffing der zoogenaamde verbanningswet,een der Mei wetten krachtens welke geestelijken, die na afzetting door den staat toch hunne bediening voort zetten, uit het rijk kunnen worden verwijderd, goedgekeurd. Een voorstel daartoe was door Windthorst in den rijksdag gedaan en door dezen aangenomen, doch de bondsraad had er zijn goedkeuring aan onthouden. Dit is nu de tweede maal sedert het aftreden van Bismarck, dat de bondsraad aan een door den rijksdag aangenomen, uit het initiatief van een der par tijen ontsproten wetsontwerp, door Bismarck steeds stelselmatig bestreden, zijn bekrachtiging schenkt. Omtrent een mogelijk verschijnen van Bis marck in het Pruisisch heerenhuis dezer dagen, wordt niets naders vernomen. Misschien heeft het verstand over ergernis en boosheid op Friedrichsruh gezegevierd en zgn den staatsman in ruste de woorden ingevallen, welke hij in 1881 in het Pruisisch heerenhuis gesproken heeft ïAiar aanleiding Tan de bestrijding van een regeeringsvoorstel door den ex-minister Camphausen. Volgens het stenographisch bericht gaf de rijkskanselier op de rede van zjjn ex-collega het volgende antwoord «Ik hoop, mijne heeren, dat, wanneer ik ooit in uw midden en tegenover mijn opvol gers en vroegere collega's zal zitten, een gunstig lot er mg voor behoedt, dat ik in de verzoeking kom, mijn collega's of opvolgers, wier moeilijken arbeid ik uit ervaring ken en lang mede gemaakt heb, van mijn kant bij hun werk te bemoeilijken, dat ik buiten staat was met u tot stand te brengen. Ik betreur het, dat ik herhaaldelijk deze onwelkome ervaring opgedaan heb van de zijde van vroegere collega's, van collega's, die goed weten, hoe doornig de taak des ministers is, en dat wij niet tot ons persoonlijk genoegen en uit partijbelang ons ambt vervullen, maar datwjj eerljjk, evenals wg het vroeger met u te zamen gedaan hebben, naar het beste welzijn van het land streven. Dwalen daarbij kunnen wij allen, dwalen doen wg heden, gedwaald hebben wg met hen en zij met ons, toen zij nog onze collega's waren." Indien Bismarck's in 1881 en te anderen tijde zoo oordeelde over de oppositie van een afgetreden minister van gewoon slag, hoe zou hg het dan met zgn beginselen overeen kun nen brengen zelf, hij de buitengewone man, als opponent van zgn opvolger, die niet in de gemakkelijkste positie verkeert, op te treden In de heden namiddag, onder voorzitterschap van den heer mr G. N. de Stoppelaar, gehou den vergadering van de Kamer van koophandel en fabrieken te Middelburg waB afwezig de beer Alberts met kennisgeving. De commissie, in wier handen om advies gesteld is de brief van den minister van waterstaat betreffende aanmonstering van scheepsvolk, deelde mede hoe baar bij onderzoek gebleken is dat te Middelburg en te Vlissingen de aanmonstering voor de groote vaart steeds plaats heeft voor eene reis, terwijl de aanmon stering der equipages van de geregeld op Engeland varende stoomschepen der stoom vaartmij Zeeland, kon. Ned. postvaart, reeds sedert geruimen tijd plaats beeft geheel in den zin der door den minister voorgestelde wijziging. Telkens om de drie maanden worden de equi pages dier stoomschepen aangemonsterd en geniet de waterschout te Vlissingen eene be- looning van 0.30 per hoofd. De commissie heeft zich overtuigd dat deze maatregel, door onderling overleg der betrokken maatschappij en van den waterschout te Vlis singen in het leven geroepen, tot geenerlei bezwaren aanleiding geeft en adviseert mitsdien de aanneming van het voorstel van den nister aan te hevelen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1