MiËÉirgscliö Courant. Middelburg 22 Maait. Verspreide Berichten. "FEUILLETON. BIJVOEGSEL MIJI EEKSTE ZAAK. VAN DE VAN Maandag 24 Maart 1890, n°. 70. Sprokkelingen uit Scbouwen-Duiveland. Onlsngs is ook in dit blad de mededeeling opgenomen, dat de gemeenteraad van Zierikzee in beginsel beeft aangenomen den door de heeren D. Q. Muloek Houwer alhier en C. H. Humelinck te Vlaardingen voorgenomen aan leg eener waterleiding geldelijk te steunen op zekere nader vast te stellen voorwaarden. Hiermede is deze hoogst belangrijke zaak een goeden stap nader tot haar verwezenlijking gekomen. Over die voorwaarden enz. zal ik hier niet behoeven te spreken. De zaak zelf verdient echter wel besproken en onder de aandacht gehouden te worden. Immers meer nog dan in vele streken van het land is hier het bekomen van goed drinkwater en geschikt water voor de keuken en de wasch vaak een zeer moeilijk iets, zoo moeilijk soms, dat men het met dat woordje goed niet eens zoo nauw kan nemen. Intusschen is de zaak der waterleiding hier nooit een brandende kwestie geweest. Op de verleden jaar door het bestuur der liberale kiesvereeniging uitgelokte meeting tot bespreking der zaak en bekendmaking der plannen was de opkomst wel vrij talrijk en de belangstel ling niet te miskennen, doch men miste er die warmte van geestdrift, dat geloof aan den goeden uitslag, die vurige begeerte die natuur lijkerwijze voortvloeit uit een innig gevoelde behoefte Het is te hopen, dat er nu schot in de zaak zal komen en dat eerlang ook Zie rikzee zich in het genot eener goede water leiding zal mogen verbeugen. Niet onwaarschijnlijk is het dat het opzien tegen eventueele geldelijke bezwaren bij velen wel eenige terughouding teweeg bracht. Als men echter toen de eenvoudige, onopgesmukte, degeljjke uiteenzetting van de plannen en de kosten, door den ingenieur vernam, die destijds het woord voerde, dan moest men wel tot geloof aan de uitvoerbaarheid komen. De aanleidingen tot de zooeven aangeduide slapheid van belang stelling en overtuiging ten aanzien van dit toch zoo belangrjjke punt van openbare en particuliere gezondheidszorg waren menigerlei, en daar doorgaans allerlei bedenkingen en bezwaren tegen nieuwe ondernemingen vanzelf worden ontzenuwd en opgeheven, als men ze wat nader beziet, acht ik het niet van belang ontbloot daaraan hier eenige regels te wijden. Yan oudsher heeft onze Zeeuwsche grond, hoe goed en rijk ook in menig opzicht, een heel kwaden naam gehad, wat betreft het water voor allerlei huiseljjk en lichamelijk gebruik. Die kwade naam was niet onverdiend. Over 't algemeen toch is het water der putten en wellen, overal waar de kleibodem op veenlagen, drijfzand en dergel. rust en in de steden, waar hjj meest uit vuilen, zoogenaamden aangevulden grond bestaat, ondrinkbaar en voor de keuken en de wasch ongeschikten het water in on diepe vijvers, watergangen en drinkputten, ofschoon voor 't vee, althans waar het zooge noemd versch is, niet te eenenmale ongeschikt, toch voor den mensch en zjjn behoeften niet bruikbaar. Vandaar dat bij ons in Zeeland het regenwater zulk een groote rol speelt. Vraagt men de meeste menschen, wat zij liever drinkenons regenwater of bijv. het water uit de Rotterdamsche of Dordtsche waterleiding, zij zullen zonder twijfel het regenwater prefe- reeren. Als er nu maar voor alle huisgezinnen en het geheele jaar door genoegzaam regenwater te bekomen was, dan zou men allicht kunnen zeggen, dat de waterkwestie hier niet bestond. Men zou dan echter oppervlakkig en zeer onjuist oordeelen, hoewel sommigen toch nu al zoo spreken en meenen dat er, het eene jaar door het andere, slechts weinige dagen, hoogstens weken, betrekkelijk watergebrek is. Van nabjj beschouwd en als men wezenljjk de eischen der gezondheidszorg in het oog houdt, is het met het water treurig gesteld, ook ondanks de menigte aanwezige regenbak ken of zoogenaamde trassen. Wat is het ge val? Leert het scheikundig en mikroskopissh onderzoek van de putten en wellen, dat die water opleveren, hetwelk schadelijk voor de ge zondheid is, het onderzoek van het water uit tal van regenbakken voert tot dezelfde uitkomst. Het water der regenbakken is verontreinigd door grondwater, als de bakken niet dicht zijn, of door allerlei onreinheden, die er- van de daken inspoelen en die dan wel bezinken, doch niettemin het water stoffen meedeelen welke voor de gezondheid schadelijk zijn. Wie dan ook eenigszins zuiver water uit den regenbak wil gebruiken, filtreert het eerst en bezigt het niet ongefiltreerd of ongekookt. Op de oude manier voortsukkelende, zou men hier dan moeten hebben een menigte regen bakken meer dan er nu zijneen zeer groot deel der bestaande regenbakken zou moeten vernieuwd of op kostbare wijze hersteld worden, aangenomen nog dat een eenmaal gescheur de regenbak herstelbaar is, waaraan vele deskundigen met grond twjjfelen en eindelijk in elk gezin een of meer goede filtertoestellen. Dan zou men nog wel geen volmaakten toe stand verkregen hebben, doch er zou veel ver beterd zijn en de slentergangers onder ons konden met eenigen grond beweren, dat we hier geen waterleiding noodig hebben. Er zou echter een krachtiger impulsie op de meeste menschen, vooral op de eigenaars van heerenhuizen en huisjes, noodig zijn, om het zoover te brengen, dat men eens met ernst de verbetering van het water ging ter hand ne men. Ik twjjfel of zelfs de drjjfkracht van een Kuyper en Schaepman samen daar wel voldoende voor zou zijn. En wat willen nu de aanvragers der con cessie voor de waterleiding Zij willen ons verschaffen goed, deels op natuurlijke wjjze, deel kunstmatig gefiltreerd regenwater en dit in zoo voldoende hoeveelheid dat er ook voor brandkranen en besproeiingstoestellen genoeg is. Proeven met Nortonwellen, op onderscheidene punten binnen de kom der gemeente genomen, hebben tot teleurstelling geleid zoo ook de genomen proeven in den naasten omtrek buiten de komdoch op ongeveer 3/4 uur gaans van de stad, onder de gemeente Noordgouwe, is een zandig terrein gevonden, hetwelk water oplevert dat volkomen aan het doel beantwoordt en zelfs bij onderzoek door dr Koppeschaar gebleken is beter en zuiverder te zijn dan het water van sommige Hollandsche waterleidingen. Nu is het denkbeeld der ontwerpers het water te verkrijgen door een zoogenaamde onder- grondsche prise d'eau, d. w. z. door een soort draineerstelsel door middel van wijde door boorde buizen, die in een filtreerende omgeving worden gelegd en het reeds door het zand van den bodem grootendeels gezuiverde hemelwater verder zuiveren en naar het pompstation voeren, waar het in putten verzameld en daaruit door buizen naar den watertoren bij de stad geperst wordt, in welken toren het dan de vereischte drukking verkrijgt om de leidingen door de stad te voorzien. Volgens het ontwerp en het wetenschappelijk onderzoek zou Zierikzee dan een waterleiding kunnen bekomen, die tot de beste van het land geteld kon worden. En nu de nog restende bezwaren. Vooreerst de financieele. Nu de gemeente Zierikzee iets wil doen en nog al veel zelfs, met het oog op zoovele andere lasten, die zij te dragen heeft, nu dienen eigenaren en huurders van huizen zich ook eenige opoffering te getroosten, zal het goede doel kunnen bereikt worden. Daar voor is dan alweer geloof noodig, doch nu niet in den alledaagschen verdeelenden en scheiden den zin, maar in den verbindenden en vereeni- genden zin het geloof nl. aan de nuttigheid en noodzakelijkheid en ook aan de indirecte rentegevendheid van de zaak. Het geloof, dat de waterleiding toch wel een goede zaak zal blijken te zjjn, kan ook hier wonderen doen. Nu is veler geloof in dit opzicht nog klein. Dat moest anders wezen. Men zegt in 't al gemeen hierer komt niets van, want zij, die 't betalen kunnen, hebben goede regenbakken aan hun huizen en gevoelen dus de behoefte niet, en de bewoners van de menigte kleine huizen, huisjes en krotten, die geen voldoend regenwater kunnen vangen, kunnen het niet betalen, terwijl de eigenaars dier huisjes en krotten zich de kosten van aansluiting niet openlijk te verklaren dat zij, na nauwgezet onder, zoek, tot de overtuiging zjjn gekomen »le. dat het ontslag van den heer W. E. Willink Ketjen is geweest in strjjd met de wet (zie koninkljjk besluit, Indisch Staatsblad 1860 no. 26 en 1880 no. 23 2e. dat de heftigheid, die den heer Willink Ketjen is verweten, door de handelingen van anderen is geprovoceerd »3e. dat de heer Willink Ketjep al het mogelijke heeft gedaan om der regeering het herstel zjjner grieven gemakkelijk te maken »4e. dat, zoo lang den heer Willink Ketjen geen recht wordt gedaan, een groot onrecht moedwillig wordt bestendigd. .Ondergeteekenden doen nu met vertrouwen een beroep op het rechtsgevoel hunner land- genooten, in de eerste plaats op dat van hen, die reeds bljjken gaven van hunne instemming met de eerste poging om het onrecht te her stellen. Zij stellen zich voor, om te trachten een fonds bijeen te brengen, teneinde zich het rechtskundig advies te verschaffen van een of meer Juristen van erkende kunde en onaf- hankeljjkheid, om, gewapend met die adviezen, tot dat herstel te geraken. >Laat men bedenken, dat zonder de hulp van een groot deel van bet Engelsche volk de blaam van medeplichtigheid aan moord ook nu nog op Parnell zou rusten, en toone het Nederlandsche volk, door een kleine bjj- drage ran velen, dat de triomph van het recht ons even dierbaar is als aan onze westeljjke naburen." Bovengenoemde heeren belasten zich gaarne met de ontvangst der eventueel toe te zenden bjjdragen, waarvan ter behoorljjke tjjd en plaats rekening en verantwoording zal worden gedaan. Bij kon. besluit zijn benoemd tot ontv. der dir. bel. enz. te Eindhoven c. a. H. B. H. Malingré, te Nieuwer-Amstel c. a.te Ginne- ken c. a. L. A. van Giffen, te Vlaardingen c. a.te Doetinchem c. a. G. J. Buekers, te Bergum; te Dongen e. a. T. G. VerBfelt, te Weert c. a.te Nieuwer-Amstel c. a. W. van Nouhuyg, te Beverwjjk c. a. Verder is de heer R. Takens, rjjks-veearts, benoemd en aangesteld tot paardenarts 3e kl. bij het personeel van den geneesk. dienst van het leger in Nederlandsch-Indië. De audiëntie van den minister van justitie zal op Dinsdag 25 Maart niet plaats hebben. Aan het slot der zitting van de Tweede kamer Vrjjdag verklaarde de heer Okma zich slerk tegen de aanhangige belastingplannen der hee ren Goeman Borgesius c. s., omdat daardoor de kleine boeren- en burgerstand te zeer zal ge troffen worden. De heer Gleichman zette de voordeelen van een effecten belasting uiteen, en hjj wilde zich ook met een inkomstenbelasting vereenigen, al heeft hjj eenige bedenkingen. Hij ziet in de voorstellen een stap in goede richtingde ontlasting van te zwaar gedrukten en bet meer belasting betalen van hen, die betalen kunnen. De heer Travaglino sloot'zich aan bjj den heer Schimmelpenninck en acht een effecten belasting onuitvoerbaar. Verder beval hij aan een belasting op sigaren, spoorwegkaartjes en een verhooging op den wjjnaccjjns. De heer Farncombe Sanders verklaarde zich niet sterk ingenomen met bet stelselhjj zal er voor stemmen, maar hij zou de successie in de zijlinie zwaarder willen getroffen zien. Dinsdag middag voortzetting van het debat. De minister van justitie heeft tot de procureurs-generaal, fungeerende directeuren van rjjkspolitie, een Bchrijven gericht, waarbjj voorschriften worden gegeven ten behoeve der ambtenaren van politie, voor de richtige hand having van de wet van 23 Juni 1889 (Stbl. no 82), houdende bepalingen tot voorkoming van bedrog in den boterhandel. Uit het jaarverslag over 1889 betreffende den toestand van het kroondomein blijkt dat de inspectiën, in eenige rentambten gemaakt, de overtuiging hebben geschonken, dat de goederen en bezittingen van net kroondomein in goeden toestand zjjn, dat de gebouwen naar behooren worden onderhouden, dat de wegen in voldoen den staat zjjn en de dijken en waterwerken nauwkeurig worden nagegaan en onderhouden. Het ten name van het kroondomein op het Grootboek der 2j percents Nationale schuld ingescheven kapitaal bedroeg op den 31el1 De cember 1889 de som van 6,353,000. Te Oosterhout is overleden de heer H. M. Smits, sedert 2 Mei 1888 lid van de Eerste kamer voor de provincie Noord-Brabant. De commissie belast met het afnemen van het vergeljjkend examen voor eene plaatsing als machinist leerling 2e kl. bjj de opleiding te Hellevoetsluis, bestaat uit den luit. ter zee le kl. J. H. Strootman, dien der 2e kl. jhr. H. M. de Koek, den officier-machinist 2e kl. J. A. Goetz, den heer W. Valkboff, leeraar aan de opleidingsschool voor machinisten, en den heer P. v. Driel, hoofd der 2e openbare lagere school te Hellevoetsluis. Door de Vereeniging tot behartiging der stoom- vaartbelangen in Nederlandis een adres gezonden aan de Tweede kamer, om adhesie te betuigen aan de slotsom, waartoe de commi sie van rapporteurs over het wetsontwerp .tot regeling van de heffingen voor het gebruik van wegen, vaarten, havens, kaaien, sluizsn, bruggen, veren en dergeljjke werken en inrichtingen, welker onderhoud door den staat bekostigd wordt", gekomen is. Adressante, erop wjjzende dat geen bedrjjf in Nederland zwaarder wordt be last dan de scheepvaart, sluit zich geheel aan bjj de slotsom van de meerderheid der commissie van rapporteurs, dat eene billjjke oplossing slechts te verkrjjgen is door opheffing van de watertollen. Zjj vei neemt, dat deze gevolgtrekking nog versterkt wordt, doordat de scheepvaart in geen land meer op hare plaats is dan in Nederland, zoo rjjk met waterwegen doorsneden, en waar zjj letterljjk is samengeweven met handel en njjverheid. De scheepvaart verschaft aan tal van menschen arbeidbelangrjjke kapitalen voor den bouw en het onderhoud harer vloot van duizenden schepen komt de binnenland- sche njjverheid ten goede. Zjj wordt grooten deels met eigen kapitaal en krachten ge dreven. Ontvangt geen subBidiën, maar moet wel overal betalen. Bovendien toont de sta tistiek der scheepvaart-beweging in Nederland voor de beide voornaamste waterwegen der binnenlandsche vaart aan, dat het verkeer door het heffen van tolgelden aanzienljjk wordt tegengehouden. De vaart naar en van den Boven- Rijn, die geheel vrjj is, nam in het tjjdvak van 1881—1888 van 4.900.000 tot 7.200.000 kub. meter toe, terwjjl de zwaar belaste vaart op den waterweg RotterdamAmsterdam van 1879—1888 is bljjven schommelen om een verroer van 2.000.000 kub. meter. Ook de aanleg van nieuwe waterwegen in de ons omringende landen is een aanwijzing om het scheepvaartverkeer in ons land niet door velerlei heffingen te bemoeieljjken. Door tot opheffing van de tollen op rjjks waterwegen te besluiten, zal het rjjk een goed voorbeeld geven aan provinciën en gemeenten, die subsidiën en rentegarantiën geven aan spoor-en tramwegen en de scheepvaart zwaar bljjven belasten. Uit het verslag van de Gooische stoom tram over 1889 blijkt, dat de exploitatiekosten dat jaar met ongeveer f 9000 zjjn verminderd. Het gewone personenvervoer bracht 3.352 minder op dan in het vorig jaar, tengevolge van het ongunstige zomerweder, daar in de maanden Juli en Augustus 10.000 minder werd ontvangen. Van de obligatiën werden 4 stuks uitgeloot en van de vlottende schuld 3000 afgelost. De balans en winst en verliesrekening over 1889, over te leggen in de algemeene verga dering van aandeelhouders op 2 April a. s., wjjst aan, dat het vervoer heeft opgebracht f 95.875, makende met andere baten en het saldo van 1888 te zamen f 103.012. Daarte genover staan aan exploitatiekosten 61.959, zoodat een netto winst blijft van 41.053. Deze worden voorgesteld te verdeelen als volgt: annuiteit (voor rente en aflossing)/26.500, ver nieuwingsfonds 2500, dividend a 22.50 per aandeel van 1000 f 11.250, patentbel. 288, extratol Watergraafsmeer f 500blijft voor overdracht op nieuwe rekening 14. Uit het Engelsch. VAN JOHN LEYS. HOOFDSTUK V. De mond van mad. Barceau werd vastbera den gesloten en hare uitdagende oogen zagen mjj brutaal aan. Ik beklaagde wijlen den heer Barceau. .Hoe zag mjjnheer uw echtgenoot er uit, mevrouw. Was hjj donker of blond?" Getuige werd boos en keerde zich tot den rechter»Mylord »Ik begrjjp niet goed, mjjnheer Winter" zei deze. »Ik heb mjjne redenen, Mylord," sprak ik kalm. .Was mynheer uw echtgenoot donker of blond .Donker", zei zij na een oogenblik. .Donker dus heel goed. Welnu Mad. Barceau, gij herinnert u zeker wel dat juffrouw Marchmont vroeg om die broche te zien den avond, waarop gjj haar verloren hebt?" .Den avond waarop zjj gestolen werdja." .Gaf zjj ook als reden op, waarom zjj haar wenschte te zien, dat zjj meende dat bet de broche was van haar moeder, of dat zij op een broche harer moeder geleek?" .Neen." .Weet gij dat zeker?" .Heel zeker." .Zeide zjj .Haltriep de rechter, .dat moet ik opteekenen." Terwjjl ik wachtte tot de rechter klaar was, viel mjjn blik op den Amerikaanschen heer op de tribune. Hjj zat zoo dat hjj de getuigen- loge niet zien konmaar hij was zeer opge wonden geworden, leunde over de balustrade en deed alle moeite om de getuige in het oog te krjjgen, doch daar de gerechtszaal op dit oogenblik zeer vol was en hjj aan het uiteinde zjjner bank zat, gelukte hem dit niet. »Ga voort", sprak de rechter. .Zei zij tegen u, of tot Lady Pendruhyn .Lady Pendruhyn was er immers .Ja." .Zei juffrouw Marchmont tegen u of tegen haar dat, als het de broche van haar moeder was, er een portret van haa rvader in moest zjjn .Neen." .Zeker niet .Ik herinner het mjj niet." .Is er een portret in de broche vroeg de rechter mjj. »Is er een portret in herhaalde ik tot de getuige. zullen getoosten, omdat de huren te laag zjjn of ook zelfs in 't geheel niet binnen komen. Dat zjjn ernstige zakendoch al weer niet zoo heel ernstig. Vooreerst de voorname hui zen, hebben zjj inderdaad goede en voldoende regenbakken Een onderzoek van het water door deskundigen zou velen bjjna zeker onge rust maken en ook voor de aansluiting doen zjjn. Het is toch ook waar, dat men wel eens door gewoonte zjjn regenwater go: d vindt, hoewel het toch niet zuiver, ja misschien zelfs schadelijk is in het gebruik. Heeft men een goede waterleiding dan is men zeker van goed water te hebben. Hierbjj komt nog dat de waterleiding veel geschikter is tot voeding van de badkuip dan de besie pomp in de keuken of de grootste regenbak op de plaats. De waterleiding bespaart voor de boden in hui» veel arbeid en kosten. En ik behoef er hier niet op te wjjzen dat de badkuipen reeds nu meer en meer algemeen worden in de voorname huisgezinnen, en dan zeker wel nergens meer zouden behoeven le ontbreken, terwjjl ook voor de gewone burgerjj het zoo nuttige en gezonde bad dan niet meer geljjk nu tot de vrome wenschen zou bljjven behooren. En dan de bedenking der eigenaars van huisjes. Zouden dergeljjke menschen te Rotter dam en elders niet dezelfde bedenking gehad hebben vdor de waterleiding er was Al zijn de huren daar hooger, de geldswaarde der panden en pandjes is ook grooter en daardoor zijn de omstandigheden vrijwel dezelfde, terwjjl de rente daar niet hooger zal zijn al is de huur ook hooger. Zeker is het ook dat een nietig huisje wat meer waard zou worden als het aan de waterleiding was aangesloten. Men vergete niet, dat, zooals thans de toestand is, juist de bewoners der kleine woningen een groot deel van het jaar geld voor water moeten uitgeven en het overige deel van het jaar minder goed, ja zelfs slecht water gebruiken. Zjj zouden tegen een kleine verhooging van de huur, in aanmerking nemende de groote ver betering en het gemak, zoo erg niet opzien. Ten slotte merk ik nog op dat ik het een origineel idee vind om bij ;u te Middelburg den fraaien Langen Jan tot een watertoren in te richten. Wjj hebben hier ook nog een ouden ledigen toren, die sinds eenige jaren ons het voordeel doet van zoo wat gerestaureerd te wordenwie weet of die in zijn kolossalen ledigen romp niet een goed waterbassin zou kunnen dragen, voldoende voor de geheele gemeente. In de bekende en veelbesproken zaak van den heer Willink Ketjen is door de heeren mr Th. M. Verster te Amsterdam, S. Boom, J. W. van Vooren, G. Herklots, M. W. Gold- bach, L. C. van Vleuten, Erp Taalman Kip, allen gep. kapt. O.-I. leger te Amsterdam R. L. Kellermann. gep. maj. O.-I. leger Amsterdam, J. Bartbélémjj, gep. luit. kol. te Bergen op Zoom, Van Oppenraai, arts Den Haag, en A. C. Eijsaell, oud-officier van gezondh. Den Haag de volgende circulaire tot hunne landgenooten gericht .Ondergeteekenden hebben op hun verzoek aan den Raad van ministers, door zeven honderd Nederlanders ondersteund, om, hetzij door een onderzoek de onwaarheid der door den heer W. E. Willink Ketjen tegen Nederlandsche en Nederlandsch-Indische regeeringspersonen uit gesproken beschuldigingen van roof, wetschennis vervalsching en meineed voor iedereen helder in het licht te stellen, dan wel het onrecht, den heer Willink Ketjen aangedaan, te her stellen, het volgende antwoord ontvangen ..Overwegende dat uit een nauwgezet onder zoek aan den Raid is gebleken, dat door den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, bjj het verleenen van eervol ontslag met pensioen aan den kapitein der infanterie van het Neder landsch-Indische leger, W. E. Willink Ketjen, de bestaande wetteljjke voorschriften zijn in acht genomen. Geeft aan de adressanten te kennen, dat er geen termen aanwezig zjjn om hun verzoek in te willigen"". »De Raad van ministers oordeelt het derhalve, ook, volgens nader mondeling ontvangen ant woord, onnoodig, om openljjk te doen bljjken van de onwaarheid van de beschuldigingen des heeren Willink Ketjen en acht zich slechts geroepen om van de beschuldigingen éen enkele onjuist te verklaren. .Ondergeteekenden achten het thans plicht' .Niet dat ik weet." .Niet dat gij weet 1" herhaalde ik, »en gjj hebt haar twintig jaar in uw bezit gehad." .Laat mjj die speld zien", zei de rechter. Hij nam haar aan, bekeek haar aan alle kanten en legde haar voor zich neer. .Wat beteekent dit alles Tenzjj gjj wilt bewjjzen dat de speld het eigendom der beklaagde is 1" sprak hjj tot mjj. .Zelfs al kondt gij bewjjzen dat zjj aan haar moeder heeft behoord, gat haar dat nog niet het recht om haar te stelen gesteld dat zij haar gestolen heeft." .Natuurljjk niet, mylordmaar ik geloof dat ik alle vragen gedaan heb, die ik doen moest." Ik had mad. Barceau nog wel wat meer in het nauw willen brengen, maar ik wilde geen gevaar loopen den rechter onge duldig te maken. De andere getuigen volgden en herhaalden hunne verklaringen, die zij voor de politie rechtbank afgelegd hadden. Ik ondervroeg hen zooveel ik kon, doch zonder bijzonder gevolg. Ik spon dit verhoor zoolang mogeljjk uit, teneinde den heer Gubbings tjjd te laten om terug te komen en de openingsrede voor de verdediging te houden. .Dit is dus de staat van beschuldiging", zei de heer Turnbull, toen de laatste getuige de loge verliet. »En nu stel ik voor de zitting een half uur te verdagen. Om twee uur zal ik weer zitting nemen", sprak de rechter. Er ontstond een groot rumoer, iedereen stond op om de zaal te verlaten, waarboven uit men de schrille stem van den deurwaarder hoorde, die den politie-agent den eed afnam. .Gij zult deze jury op een veilige, afgezon derde plaats brengen en niet gedoogen dat iemand tot hen spreekt enz." Temidden der opschudding,die nu volgde, werd mjjn aandacht getrokken door den Amerikaan Hij scheen het hof te willen toespreken, stond zelfs op, schraapte zjjn keel, juist toen de rechter door zjjn particuliere deur verdweent maar de dame greep hem bij den arm en slaagde er in hem weer plaats te doen nemen. Ik hield hem voor een zonderling, die inge beelde grieven had en zich voorgenomen had het Hof er over aan te spreken. Zooals de man in .Bleak House." Ik keerde mjj om en zag dat de cipier Lucy aanstiet, waarop zjj zich omkeerde en met hem naar beneden ging. .Wacht even!" zei ik en boog over het hek om haar toe te fluisteren.Houd moed, lieveling, ik heb hoop, ik heb alle hoop. De heer Gubbings komt in alle geval bjj tjjds voor de slotrede." »Ik wilde liever dat gjj die hieldt" mom pelde zjj en ging verder. »Ik zal u iets te eten zenden, beloof mjj dat gij het gebruiken zultriep ik haar na. En ondanks haar droefheid deed zjj haar best om mjjn glimlach te beantwoorden. HOOFDSTUK VI. Om twee uur nam de rechter weer zitting en de advocaat was er nog niet dit speet mij eigenlijk niet erg. Ik had het werk be gonnen en wilde het ook gaarne ten einde brengen. Nu was de tjjd gekomen, waarop ik de verdediging moest openen, daar de getuigen a charge allen vóór het reces gehoord waren. Ik durfde natuurlijk niet van somnambnlis- miH spreken, zonder een zweem van bewjjs om mijn beweren te staven. Dat zou juist iets zjjn om de zaak geheel te bederven. De heer Turnbull zou aan de jury zeggen dat ik hen wilde misleiden en zjj zouden hem naar alle waar8chjjnljjkheid gelooven. Ik begon dus heel kalm te spreken over de fatsoenlijke fa milie van juffrouw Marchmont en haar onbe- vlekten naam. Ik zei dat ik slechts éen ge tuige zou oproepen, maar de jury zou het met mjj eens zijn dat die tegen twintig enderen opwoog, Lady Pendruhyn, in wier gezin be klaagde gewoond had tjjdens deze treurige zaak en bjj wie zjj toch op den huidigen dag nog woonde. Tot dusver had ik, naar ikjmeende, eenigen indruk gemaakt op een oud heer achter in de loge der jury en ik besloot hem later meer aandacht te wijden. »En nu, mjjne heeren, zal ik openhartig jegens u zjjn. Ik geef toe dat mejuffr. March mont die broche nit de kamer van Mad. Bar-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 5