MiËÉirgscliö Courant.
Middelburg 22 Maait.
Verspreide Berichten.
"FEUILLETON.
BIJVOEGSEL
MIJI EEKSTE ZAAK.
VAN DE
VAN
Maandag 24 Maart 1890, n°. 70.
Sprokkelingen uit Scbouwen-Duiveland.
Onlsngs is ook in dit blad de mededeeling
opgenomen, dat de gemeenteraad van Zierikzee
in beginsel beeft aangenomen den door de
heeren D. Q. Muloek Houwer alhier en C. H.
Humelinck te Vlaardingen voorgenomen aan
leg eener waterleiding geldelijk te steunen op
zekere nader vast te stellen voorwaarden.
Hiermede is deze hoogst belangrijke zaak een
goeden stap nader tot haar verwezenlijking
gekomen.
Over die voorwaarden enz. zal ik hier niet
behoeven te spreken. De zaak zelf verdient
echter wel besproken en onder de aandacht
gehouden te worden. Immers meer nog dan in
vele streken van het land is hier het bekomen
van goed drinkwater en geschikt water voor
de keuken en de wasch vaak een zeer moeilijk
iets, zoo moeilijk soms, dat men het met dat
woordje goed niet eens zoo nauw kan nemen.
Intusschen is de zaak der waterleiding hier
nooit een brandende kwestie geweest. Op de
verleden jaar door het bestuur der liberale
kiesvereeniging uitgelokte meeting tot bespreking
der zaak en bekendmaking der plannen was
de opkomst wel vrij talrijk en de belangstel
ling niet te miskennen, doch men miste er die
warmte van geestdrift, dat geloof aan den
goeden uitslag, die vurige begeerte die natuur
lijkerwijze voortvloeit uit een innig gevoelde
behoefte Het is te hopen, dat er nu schot
in de zaak zal komen en dat eerlang ook Zie
rikzee zich in het genot eener goede water
leiding zal mogen verbeugen.
Niet onwaarschijnlijk is het dat het opzien
tegen eventueele geldelijke bezwaren bij velen
wel eenige terughouding teweeg bracht. Als
men echter toen de eenvoudige, onopgesmukte,
degeljjke uiteenzetting van de plannen en de
kosten, door den ingenieur vernam, die destijds
het woord voerde, dan moest men wel tot geloof
aan de uitvoerbaarheid komen. De aanleidingen
tot de zooeven aangeduide slapheid van belang
stelling en overtuiging ten aanzien van dit
toch zoo belangrjjke punt van openbare en
particuliere gezondheidszorg waren menigerlei,
en daar doorgaans allerlei bedenkingen en
bezwaren tegen nieuwe ondernemingen vanzelf
worden ontzenuwd en opgeheven, als men ze
wat nader beziet, acht ik het niet van belang
ontbloot daaraan hier eenige regels te wijden.
Yan oudsher heeft onze Zeeuwsche grond,
hoe goed en rijk ook in menig opzicht, een
heel kwaden naam gehad, wat betreft het water
voor allerlei huiseljjk en lichamelijk gebruik.
Die kwade naam was niet onverdiend. Over
't algemeen toch is het water der putten en
wellen, overal waar de kleibodem op veenlagen,
drijfzand en dergel. rust en in de steden, waar
hjj meest uit vuilen, zoogenaamden aangevulden
grond bestaat, ondrinkbaar en voor de keuken
en de wasch ongeschikten het water in on
diepe vijvers, watergangen en drinkputten,
ofschoon voor 't vee, althans waar het zooge
noemd versch is, niet te eenenmale ongeschikt,
toch voor den mensch en zjjn behoeften niet
bruikbaar. Vandaar dat bij ons in Zeeland
het regenwater zulk een groote rol speelt.
Vraagt men de meeste menschen, wat zij liever
drinkenons regenwater of bijv. het water uit
de Rotterdamsche of Dordtsche waterleiding,
zij zullen zonder twijfel het regenwater prefe-
reeren. Als er nu maar voor alle huisgezinnen
en het geheele jaar door genoegzaam regenwater
te bekomen was, dan zou men allicht kunnen
zeggen, dat de waterkwestie hier niet bestond.
Men zou dan echter oppervlakkig en zeer
onjuist oordeelen, hoewel sommigen toch nu
al zoo spreken en meenen dat er, het eene
jaar door het andere, slechts weinige dagen,
hoogstens weken, betrekkelijk watergebrek is.
Van nabjj beschouwd en als men wezenljjk
de eischen der gezondheidszorg in het oog
houdt, is het met het water treurig gesteld,
ook ondanks de menigte aanwezige regenbak
ken of zoogenaamde trassen. Wat is het ge
val? Leert het scheikundig en mikroskopissh
onderzoek van de putten en wellen, dat die
water opleveren, hetwelk schadelijk voor de ge
zondheid is, het onderzoek van het water uit
tal van regenbakken voert tot dezelfde uitkomst.
Het water der regenbakken is verontreinigd
door grondwater, als de bakken niet dicht zijn,
of door allerlei onreinheden, die er- van de
daken inspoelen en die dan wel bezinken, doch
niettemin het water stoffen meedeelen welke
voor de gezondheid schadelijk zijn. Wie dan
ook eenigszins zuiver water uit den regenbak
wil gebruiken, filtreert het eerst en bezigt het
niet ongefiltreerd of ongekookt.
Op de oude manier voortsukkelende, zou men
hier dan moeten hebben een menigte regen
bakken meer dan er nu zijneen zeer groot
deel der bestaande regenbakken zou moeten
vernieuwd of op kostbare wijze hersteld worden,
aangenomen nog dat een eenmaal gescheur
de regenbak herstelbaar is, waaraan vele
deskundigen met grond twjjfelen en eindelijk
in elk gezin een of meer goede filtertoestellen.
Dan zou men nog wel geen volmaakten toe
stand verkregen hebben, doch er zou veel ver
beterd zijn en de slentergangers onder ons
konden met eenigen grond beweren, dat we
hier geen waterleiding noodig hebben.
Er zou echter een krachtiger impulsie op de
meeste menschen, vooral op de eigenaars van
heerenhuizen en huisjes, noodig zijn, om het
zoover te brengen, dat men eens met ernst de
verbetering van het water ging ter hand ne
men. Ik twjjfel of zelfs de drjjfkracht van
een Kuyper en Schaepman samen daar wel
voldoende voor zou zijn.
En wat willen nu de aanvragers der con
cessie voor de waterleiding Zij willen ons
verschaffen goed, deels op natuurlijke wjjze,
deel kunstmatig gefiltreerd regenwater en dit
in zoo voldoende hoeveelheid dat er ook voor
brandkranen en besproeiingstoestellen genoeg
is. Proeven met Nortonwellen, op onderscheidene
punten binnen de kom der gemeente genomen,
hebben tot teleurstelling geleid zoo ook de
genomen proeven in den naasten omtrek buiten
de komdoch op ongeveer 3/4 uur gaans van
de stad, onder de gemeente Noordgouwe, is een
zandig terrein gevonden, hetwelk water oplevert
dat volkomen aan het doel beantwoordt en zelfs
bij onderzoek door dr Koppeschaar gebleken is
beter en zuiverder te zijn dan het water van
sommige Hollandsche waterleidingen.
Nu is het denkbeeld der ontwerpers het water
te verkrijgen door een zoogenaamde onder-
grondsche prise d'eau, d. w. z. door een soort
draineerstelsel door middel van wijde door
boorde buizen, die in een filtreerende omgeving
worden gelegd en het reeds door het zand van
den bodem grootendeels gezuiverde hemelwater
verder zuiveren en naar het pompstation voeren,
waar het in putten verzameld en daaruit door
buizen naar den watertoren bij de stad geperst
wordt, in welken toren het dan de vereischte
drukking verkrijgt om de leidingen door de
stad te voorzien. Volgens het ontwerp en het
wetenschappelijk onderzoek zou Zierikzee dan
een waterleiding kunnen bekomen, die tot de
beste van het land geteld kon worden.
En nu de nog restende bezwaren. Vooreerst
de financieele. Nu de gemeente Zierikzee iets
wil doen en nog al veel zelfs, met het oog op
zoovele andere lasten, die zij te dragen heeft,
nu dienen eigenaren en huurders van huizen
zich ook eenige opoffering te getroosten, zal
het goede doel kunnen bereikt worden. Daar
voor is dan alweer geloof noodig, doch nu niet
in den alledaagschen verdeelenden en scheiden
den zin, maar in den verbindenden en vereeni-
genden zin het geloof nl. aan de nuttigheid
en noodzakelijkheid en ook aan de indirecte
rentegevendheid van de zaak. Het geloof, dat
de waterleiding toch wel een goede zaak zal
blijken te zjjn, kan ook hier wonderen doen.
Nu is veler geloof in dit opzicht nog klein.
Dat moest anders wezen. Men zegt in 't al
gemeen hierer komt niets van, want zij, die
't betalen kunnen, hebben goede regenbakken
aan hun huizen en gevoelen dus de behoefte
niet, en de bewoners van de menigte kleine
huizen, huisjes en krotten, die geen voldoend
regenwater kunnen vangen, kunnen het niet
betalen, terwijl de eigenaars dier huisjes en
krotten zich de kosten van aansluiting niet
openlijk te verklaren dat zij, na nauwgezet onder,
zoek, tot de overtuiging zjjn gekomen
»le. dat het ontslag van den heer W. E.
Willink Ketjen is geweest in strjjd met de wet
(zie koninkljjk besluit, Indisch Staatsblad 1860
no. 26 en 1880 no. 23
2e. dat de heftigheid, die den heer Willink
Ketjen is verweten, door de handelingen van
anderen is geprovoceerd
»3e. dat de heer Willink Ketjep al het
mogelijke heeft gedaan om der regeering het
herstel zjjner grieven gemakkelijk te maken
»4e. dat, zoo lang den heer Willink Ketjen
geen recht wordt gedaan, een groot onrecht
moedwillig wordt bestendigd.
.Ondergeteekenden doen nu met vertrouwen
een beroep op het rechtsgevoel hunner land-
genooten, in de eerste plaats op dat van hen,
die reeds bljjken gaven van hunne instemming
met de eerste poging om het onrecht te her
stellen. Zij stellen zich voor, om te trachten
een fonds bijeen te brengen, teneinde zich het
rechtskundig advies te verschaffen van een
of meer Juristen van erkende kunde en onaf-
hankeljjkheid, om, gewapend met die adviezen,
tot dat herstel te geraken.
>Laat men bedenken, dat zonder de hulp
van een groot deel van bet Engelsche volk
de blaam van medeplichtigheid aan moord
ook nu nog op Parnell zou rusten, en toone
het Nederlandsche volk, door een kleine bjj-
drage ran velen, dat de triomph van het recht
ons even dierbaar is als aan onze westeljjke
naburen."
Bovengenoemde heeren belasten zich gaarne
met de ontvangst der eventueel toe te zenden
bjjdragen, waarvan ter behoorljjke tjjd en plaats
rekening en verantwoording zal worden gedaan.
Bij kon. besluit zijn benoemd tot ontv. der
dir. bel. enz. te Eindhoven c. a. H. B. H.
Malingré, te Nieuwer-Amstel c. a.te Ginne-
ken c. a. L. A. van Giffen, te Vlaardingen
c. a.te Doetinchem c. a. G. J. Buekers, te
Bergum; te Dongen e. a. T. G. VerBfelt, te
Weert c. a.te Nieuwer-Amstel c. a. W.
van Nouhuyg, te Beverwjjk c. a.
Verder is de heer R. Takens, rjjks-veearts,
benoemd en aangesteld tot paardenarts 3e kl.
bij het personeel van den geneesk. dienst van
het leger in Nederlandsch-Indië.
De audiëntie van den minister van justitie
zal op Dinsdag 25 Maart niet plaats hebben.
Aan het slot der zitting van de Tweede kamer
Vrjjdag verklaarde de heer Okma zich slerk
tegen de aanhangige belastingplannen der hee
ren Goeman Borgesius c. s., omdat daardoor de
kleine boeren- en burgerstand te zeer zal ge
troffen worden.
De heer Gleichman zette de voordeelen van
een effecten belasting uiteen, en hjj wilde zich
ook met een inkomstenbelasting vereenigen,
al heeft hjj eenige bedenkingen. Hij ziet in de
voorstellen een stap in goede richtingde
ontlasting van te zwaar gedrukten en bet
meer belasting betalen van hen, die betalen
kunnen.
De heer Travaglino sloot'zich aan bjj den
heer Schimmelpenninck en acht een effecten
belasting onuitvoerbaar. Verder beval hij aan
een belasting op sigaren, spoorwegkaartjes en
een verhooging op den wjjnaccjjns.
De heer Farncombe Sanders verklaarde zich
niet sterk ingenomen met bet stelselhjj zal
er voor stemmen, maar hij zou de successie in
de zijlinie zwaarder willen getroffen zien.
Dinsdag middag voortzetting van het debat.
De minister van justitie heeft tot de
procureurs-generaal, fungeerende directeuren
van rjjkspolitie, een Bchrijven gericht, waarbjj
voorschriften worden gegeven ten behoeve der
ambtenaren van politie, voor de richtige hand
having van de wet van 23 Juni 1889 (Stbl.
no 82), houdende bepalingen tot voorkoming
van bedrog in den boterhandel.
Uit het jaarverslag over 1889 betreffende den
toestand van het kroondomein blijkt dat de
inspectiën, in eenige rentambten gemaakt, de
overtuiging hebben geschonken, dat de goederen
en bezittingen van net kroondomein in goeden
toestand zjjn, dat de gebouwen naar behooren
worden onderhouden, dat de wegen in voldoen
den staat zjjn en de dijken en waterwerken
nauwkeurig worden nagegaan en onderhouden.
Het ten name van het kroondomein op het
Grootboek der 2j percents Nationale schuld
ingescheven kapitaal bedroeg op den 31el1 De
cember 1889 de som van 6,353,000.
Te Oosterhout is overleden de heer H. M.
Smits, sedert 2 Mei 1888 lid van de Eerste
kamer voor de provincie Noord-Brabant.
De commissie belast met het afnemen van het
vergeljjkend examen voor eene plaatsing als
machinist leerling 2e kl. bjj de opleiding te
Hellevoetsluis, bestaat uit den luit. ter zee le
kl. J. H. Strootman, dien der 2e kl. jhr. H. M.
de Koek, den officier-machinist 2e kl. J. A.
Goetz, den heer W. Valkboff, leeraar aan de
opleidingsschool voor machinisten, en den heer
P. v. Driel, hoofd der 2e openbare lagere school
te Hellevoetsluis.
Door de Vereeniging tot behartiging der stoom-
vaartbelangen in Nederlandis een adres gezonden
aan de Tweede kamer, om adhesie te betuigen
aan de slotsom, waartoe de commi sie van
rapporteurs over het wetsontwerp .tot regeling
van de heffingen voor het gebruik van wegen,
vaarten, havens, kaaien, sluizsn, bruggen, veren
en dergeljjke werken en inrichtingen, welker
onderhoud door den staat bekostigd wordt",
gekomen is. Adressante, erop wjjzende dat
geen bedrjjf in Nederland zwaarder wordt be
last dan de scheepvaart, sluit zich geheel aan
bjj de slotsom van de meerderheid der commissie
van rapporteurs, dat eene billjjke oplossing
slechts te verkrjjgen is door opheffing van de
watertollen.
Zjj vei neemt, dat deze gevolgtrekking nog
versterkt wordt, doordat de scheepvaart in geen
land meer op hare plaats is dan in Nederland,
zoo rjjk met waterwegen doorsneden, en waar
zjj letterljjk is samengeweven met handel en
njjverheid. De scheepvaart verschaft aan tal
van menschen arbeidbelangrjjke kapitalen
voor den bouw en het onderhoud harer vloot
van duizenden schepen komt de binnenland-
sche njjverheid ten goede. Zjj wordt grooten
deels met eigen kapitaal en krachten ge
dreven. Ontvangt geen subBidiën, maar moet
wel overal betalen. Bovendien toont de sta
tistiek der scheepvaart-beweging in Nederland
voor de beide voornaamste waterwegen der
binnenlandsche vaart aan, dat het verkeer door
het heffen van tolgelden aanzienljjk wordt
tegengehouden. De vaart naar en van den Boven-
Rijn, die geheel vrjj is, nam in het tjjdvak van
1881—1888 van 4.900.000 tot 7.200.000 kub.
meter toe, terwjjl de zwaar belaste vaart op
den waterweg RotterdamAmsterdam van
1879—1888 is bljjven schommelen om een
verroer van 2.000.000 kub. meter.
Ook de aanleg van nieuwe waterwegen in de
ons omringende landen is een aanwijzing om
het scheepvaartverkeer in ons land niet door
velerlei heffingen te bemoeieljjken. Door tot
opheffing van de tollen op rjjks waterwegen te
besluiten, zal het rjjk een goed voorbeeld geven
aan provinciën en gemeenten, die subsidiën en
rentegarantiën geven aan spoor-en tramwegen
en de scheepvaart zwaar bljjven belasten.
Uit het verslag van de Gooische stoom
tram over 1889 blijkt, dat de exploitatiekosten
dat jaar met ongeveer f 9000 zjjn verminderd.
Het gewone personenvervoer bracht 3.352
minder op dan in het vorig jaar, tengevolge
van het ongunstige zomerweder, daar in de
maanden Juli en Augustus 10.000 minder
werd ontvangen. Van de obligatiën werden
4 stuks uitgeloot en van de vlottende schuld
3000 afgelost.
De balans en winst en verliesrekening over
1889, over te leggen in de algemeene verga
dering van aandeelhouders op 2 April a. s.,
wjjst aan, dat het vervoer heeft opgebracht
f 95.875, makende met andere baten en het
saldo van 1888 te zamen f 103.012. Daarte
genover staan aan exploitatiekosten 61.959,
zoodat een netto winst blijft van 41.053.
Deze worden voorgesteld te verdeelen als volgt:
annuiteit (voor rente en aflossing)/26.500, ver
nieuwingsfonds 2500, dividend a 22.50 per
aandeel van 1000 f 11.250, patentbel. 288,
extratol Watergraafsmeer f 500blijft voor
overdracht op nieuwe rekening 14.
Uit het Engelsch.
VAN
JOHN LEYS.
HOOFDSTUK V.
De mond van mad. Barceau werd vastbera
den gesloten en hare uitdagende oogen zagen
mjj brutaal aan. Ik beklaagde wijlen den heer
Barceau.
.Hoe zag mjjnheer uw echtgenoot er uit,
mevrouw. Was hjj donker of blond?"
Getuige werd boos en keerde zich tot den
rechter»Mylord
»Ik begrjjp niet goed, mjjnheer Winter"
zei deze.
»Ik heb mjjne redenen, Mylord," sprak
ik kalm. .Was mynheer uw echtgenoot donker
of blond
.Donker", zei zij na een oogenblik.
.Donker dus heel goed. Welnu Mad.
Barceau, gij herinnert u zeker wel dat juffrouw
Marchmont vroeg om die broche te zien den
avond, waarop gjj haar verloren hebt?"
.Den avond waarop zjj gestolen werdja."
.Gaf zjj ook als reden op, waarom zjj
haar wenschte te zien, dat zjj meende dat bet
de broche was van haar moeder, of dat zij op
een broche harer moeder geleek?"
.Neen."
.Weet gij dat zeker?"
.Heel zeker."
.Zeide zjj
.Haltriep de rechter, .dat moet ik
opteekenen."
Terwjjl ik wachtte tot de rechter klaar was,
viel mjjn blik op den Amerikaanschen heer op
de tribune. Hjj zat zoo dat hjj de getuigen-
loge niet zien konmaar hij was zeer opge
wonden geworden, leunde over de balustrade
en deed alle moeite om de getuige in het oog
te krjjgen, doch daar de gerechtszaal op dit
oogenblik zeer vol was en hjj aan het uiteinde
zjjner bank zat, gelukte hem dit niet.
»Ga voort", sprak de rechter.
.Zei zij tegen u, of tot Lady Pendruhyn
.Lady Pendruhyn was er immers
.Ja."
.Zei juffrouw Marchmont tegen u of
tegen haar dat, als het de broche van haar
moeder was, er een portret van haa rvader in
moest zjjn
.Neen."
.Zeker niet
.Ik herinner het mjj niet."
.Is er een portret in de broche vroeg
de rechter mjj.
»Is er een portret in herhaalde ik tot
de getuige.
zullen getoosten, omdat de huren te laag zjjn
of ook zelfs in 't geheel niet binnen komen.
Dat zjjn ernstige zakendoch al weer niet
zoo heel ernstig. Vooreerst de voorname hui
zen, hebben zjj inderdaad goede en voldoende
regenbakken Een onderzoek van het water
door deskundigen zou velen bjjna zeker onge
rust maken en ook voor de aansluiting doen
zjjn. Het is toch ook waar, dat men wel eens
door gewoonte zjjn regenwater go: d vindt,
hoewel het toch niet zuiver, ja misschien zelfs
schadelijk is in het gebruik. Heeft men een
goede waterleiding dan is men zeker van goed
water te hebben. Hierbjj komt nog dat de
waterleiding veel geschikter is tot voeding van
de badkuip dan de besie pomp in de keuken
of de grootste regenbak op de plaats. De
waterleiding bespaart voor de boden in hui»
veel arbeid en kosten. En ik behoef er hier
niet op te wjjzen dat de badkuipen reeds nu
meer en meer algemeen worden in de voorname
huisgezinnen, en dan zeker wel nergens meer
zouden behoeven le ontbreken, terwjjl ook voor
de gewone burgerjj het zoo nuttige en gezonde
bad dan niet meer geljjk nu tot de vrome
wenschen zou bljjven behooren.
En dan de bedenking der eigenaars van
huisjes. Zouden dergeljjke menschen te Rotter
dam en elders niet dezelfde bedenking gehad
hebben vdor de waterleiding er was Al zijn
de huren daar hooger, de geldswaarde der
panden en pandjes is ook grooter en daardoor
zijn de omstandigheden vrijwel dezelfde, terwjjl
de rente daar niet hooger zal zijn al is de
huur ook hooger. Zeker is het ook dat een
nietig huisje wat meer waard zou worden als
het aan de waterleiding was aangesloten. Men
vergete niet, dat, zooals thans de toestand is,
juist de bewoners der kleine woningen een
groot deel van het jaar geld voor water moeten
uitgeven en het overige deel van het jaar
minder goed, ja zelfs slecht water gebruiken.
Zjj zouden tegen een kleine verhooging van de
huur, in aanmerking nemende de groote ver
betering en het gemak, zoo erg niet opzien.
Ten slotte merk ik nog op dat ik het een
origineel idee vind om bij ;u te Middelburg
den fraaien Langen Jan tot een watertoren
in te richten. Wjj hebben hier ook nog een
ouden ledigen toren, die sinds eenige jaren ons
het voordeel doet van zoo wat gerestaureerd
te wordenwie weet of die in zijn kolossalen
ledigen romp niet een goed waterbassin zou
kunnen dragen, voldoende voor de geheele
gemeente.
In de bekende en veelbesproken zaak van
den heer Willink Ketjen is door de heeren
mr Th. M. Verster te Amsterdam, S. Boom,
J. W. van Vooren, G. Herklots, M. W. Gold-
bach, L. C. van Vleuten, Erp Taalman Kip,
allen gep. kapt. O.-I. leger te Amsterdam R. L.
Kellermann. gep. maj. O.-I. leger Amsterdam,
J. Bartbélémjj, gep. luit. kol. te Bergen op
Zoom, Van Oppenraai, arts Den Haag, en A. C.
Eijsaell, oud-officier van gezondh. Den Haag de
volgende circulaire tot hunne landgenooten
gericht
.Ondergeteekenden hebben op hun verzoek
aan den Raad van ministers, door zeven honderd
Nederlanders ondersteund, om, hetzij door een
onderzoek de onwaarheid der door den heer
W. E. Willink Ketjen tegen Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische regeeringspersonen uit
gesproken beschuldigingen van roof, wetschennis
vervalsching en meineed voor iedereen helder
in het licht te stellen, dan wel het onrecht,
den heer Willink Ketjen aangedaan, te her
stellen, het volgende antwoord ontvangen
..Overwegende dat uit een nauwgezet onder
zoek aan den Raid is gebleken, dat door den
gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, bjj
het verleenen van eervol ontslag met pensioen
aan den kapitein der infanterie van het Neder
landsch-Indische leger, W. E. Willink Ketjen,
de bestaande wetteljjke voorschriften zijn in
acht genomen. Geeft aan de adressanten te
kennen, dat er geen termen aanwezig zjjn om
hun verzoek in te willigen"".
»De Raad van ministers oordeelt het derhalve,
ook, volgens nader mondeling ontvangen ant
woord, onnoodig, om openljjk te doen bljjken
van de onwaarheid van de beschuldigingen des
heeren Willink Ketjen en acht zich slechts
geroepen om van de beschuldigingen éen enkele
onjuist te verklaren.
.Ondergeteekenden achten het thans plicht'
.Niet dat ik weet."
.Niet dat gij weet 1" herhaalde ik, »en
gjj hebt haar twintig jaar in uw bezit gehad."
.Laat mjj die speld zien", zei de rechter.
Hij nam haar aan, bekeek haar aan alle
kanten en legde haar voor zich neer. .Wat
beteekent dit alles Tenzjj gjj wilt bewjjzen
dat de speld het eigendom der beklaagde is 1"
sprak hjj tot mjj. .Zelfs al kondt gij bewjjzen
dat zjj aan haar moeder heeft behoord, gat
haar dat nog niet het recht om haar te
stelen gesteld dat zij haar gestolen heeft."
.Natuurljjk niet, mylordmaar ik geloof
dat ik alle vragen gedaan heb, die ik doen
moest." Ik had mad. Barceau nog wel wat
meer in het nauw willen brengen, maar ik
wilde geen gevaar loopen den rechter onge
duldig te maken.
De andere getuigen volgden en herhaalden
hunne verklaringen, die zij voor de politie
rechtbank afgelegd hadden. Ik ondervroeg
hen zooveel ik kon, doch zonder bijzonder
gevolg. Ik spon dit verhoor zoolang mogeljjk
uit, teneinde den heer Gubbings tjjd te laten
om terug te komen en de openingsrede voor
de verdediging te houden.
.Dit is dus de staat van beschuldiging",
zei de heer Turnbull, toen de laatste getuige
de loge verliet.
»En nu stel ik voor de zitting een half
uur te verdagen. Om twee uur zal ik weer
zitting nemen", sprak de rechter.
Er ontstond een groot rumoer, iedereen stond
op om de zaal te verlaten, waarboven uit
men de schrille stem van den deurwaarder
hoorde, die den politie-agent den eed afnam.
.Gij zult deze jury op een veilige, afgezon
derde plaats brengen en niet gedoogen dat
iemand tot hen spreekt enz."
Temidden der opschudding,die nu volgde, werd
mjjn aandacht getrokken door den Amerikaan
Hij scheen het hof te willen toespreken, stond
zelfs op, schraapte zjjn keel, juist toen de
rechter door zjjn particuliere deur verdweent
maar de dame greep hem bij den arm en
slaagde er in hem weer plaats te doen nemen.
Ik hield hem voor een zonderling, die inge
beelde grieven had en zich voorgenomen had
het Hof er over aan te spreken. Zooals de
man in .Bleak House." Ik keerde mjj om en
zag dat de cipier Lucy aanstiet, waarop zjj
zich omkeerde en met hem naar beneden ging.
.Wacht even!" zei ik en boog over het
hek om haar toe te fluisteren.Houd moed,
lieveling, ik heb hoop, ik heb alle hoop. De
heer Gubbings komt in alle geval bjj tjjds
voor de slotrede."
»Ik wilde liever dat gjj die hieldt" mom
pelde zjj en ging verder.
»Ik zal u iets te eten zenden, beloof
mjj dat gij het gebruiken zultriep ik haar
na. En ondanks haar droefheid deed zjj haar
best om mjjn glimlach te beantwoorden.
HOOFDSTUK VI.
Om twee uur nam de rechter weer zitting
en de advocaat was er nog niet dit speet
mij eigenlijk niet erg. Ik had het werk be
gonnen en wilde het ook gaarne ten einde
brengen. Nu was de tjjd gekomen, waarop ik
de verdediging moest openen, daar de getuigen
a charge allen vóór het reces gehoord waren.
Ik durfde natuurlijk niet van somnambnlis-
miH spreken, zonder een zweem van bewjjs om
mijn beweren te staven. Dat zou juist iets
zjjn om de zaak geheel te bederven. De heer
Turnbull zou aan de jury zeggen dat ik hen
wilde misleiden en zjj zouden hem naar alle
waar8chjjnljjkheid gelooven. Ik begon dus
heel kalm te spreken over de fatsoenlijke fa
milie van juffrouw Marchmont en haar onbe-
vlekten naam. Ik zei dat ik slechts éen ge
tuige zou oproepen, maar de jury zou het met
mjj eens zijn dat die tegen twintig enderen
opwoog, Lady Pendruhyn, in wier gezin be
klaagde gewoond had tjjdens deze treurige
zaak en bjj wie zjj toch op den huidigen dag
nog woonde.
Tot dusver had ik, naar ikjmeende, eenigen
indruk gemaakt op een oud heer achter
in de loge der jury en ik besloot hem later
meer aandacht te wijden.
»En nu, mjjne heeren, zal ik openhartig
jegens u zjjn. Ik geef toe dat mejuffr. March
mont die broche nit de kamer van Mad. Bar-