Stil N°. 69. .133" Jaargang. 1890. Zaterdag 22 Maart. Deze courantverschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij ah anement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Nog eene curiositeit van het protectionisme. Middelburg 21 Maart, Keuchonius weer in de Kamer. as MIIIDIlltl ltl.S(lli: KIIR'M. w Thermometer. i Agenten te Ylissingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krainingen: F. v. d. Peot, te Zierikzee: A. O. de Mooij te Tholen: W. A. van Middelburg 21 Maart vm. 8 u 43 j Nieuwenhuijzen en te TemeuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Yan Ditmab te Rotterdam, de Gebk. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daubs Cie., John F. Jones, opvolger. m. 12 n 49 gr. av. 4 u. 48 gr. F. Verwacht Z. W. wind. Advertentiën moeten des namiddags te een nrr aan het bureau bezorgd zjjn, willen zp des avonds nog worden opgenomen Onwillekeurig kwam de herinnering aan het voortreffelijk geschrift van wijlen mr S. V. bij mij op, toen ik het hieronder volgende las in het voorloopig verslag over het wetsontwerp-Bahlmannen meer dan ooit betreurde ik het dat die meesterlijke pen de dwalingen en drogredenen onzer hedendaagsche protectionisfen niet langer met fijne satire kan aan de kaak stellen. Ik wensch een poging te wagen om althans een zwakke navolging te leveren van het hooggeprezen model, dat in 1884 in de N. Rotterd. Ct.' gegeven werd. De plaats, welke als curiositeit be spreking waard is, luidt in haar geheel en woordelijk als volgt «De bewering dat enkel de groote grond eigenaars voordeel zouden trekken van de in voerrechten, werd van de zjjde der voorstanders van bet ontwerp ten eenenmale onjuist ge noemd. Vooreerst zjjn de pachten eerst onlangs zeer verlaagd en kan er van verhooging voor loopig geen Bprake zijn. Maar daarenboven, wat voordeelig is voor den eigenaar is het ook voor den pachter, en omgekeerdbeidei be langen zijn niet te scheiden. «En al werden de pachten langzamerhand verhoogd, het zou slechts een bewijs zijn van toenemende welvaart. Zijn de dure pachten in de goede jaren niet gemakkelijk betaald en worden daarentegen tegenwoordig de lage pachten niet met moeite opgebracht 1 Overi gens rijzen en dalen de pachten ook niet altijd in evenredigheid met de prijzen der producten. In Zeeland bedroegen de pachtprijzen ongeveer f 50 per H. A., toen de tarwe 12 per heet. gold, terwijl zjj, nu de tarwe 6 a 7 kost, nog ongeveer 40 per H.A. bedragen. Zou men nu meenen, dat, als de tarwe tengevolge van het voorgestelde invoerrecht op 7 8 per heet. kwam te staan, de vroegere pacht prijs van 50 per H.A. weder zou worden hersteld Dit scheen ondenkbaar, maar al ware het zoo, dan zou de pachter nog slechts 10 per H.A. meer te betalen hebben, terwijl hjj bjj een oogst van 30 heet. per H.A. onge veer f 30 meer per H.A. zou ontvangen." Onwillekeurig vraagt men, dit lezende, zich afvoor welke streek zou de afgevaar digde zitting hebben, van wien deze uitingen afkomstig zijn. Oppervlakkig zou men ge neigd zijn hierop te antwoorden uit Zeeland. Doch bij nader inzien bestaan er toch ge wichtige gronden tot twijfel. Menoordeele: „Vooreerst zijn de pachten eerst onlangs zeer verlaagd, en kan er van verhooging voorloopig geen sprake zijn." Aangezien in Zeeland „de" pachten niet in eenig gegeven jaar vernieuwd worden, maar elk jaar een zeker getal perceelen of hofsteden uit de pacht komt, is het niet waarschijnlijk dat een Zeeuwsch afgevaardigde dit argument zal gebruikt hebben. Een Zeeuwsch afge vaardigde zou weten dat elk jaar pachten ein digen en vernieuwd worden, zoodat desnoods nog op de in 1890 te sluiten pachtcontracten invoering van beschermende rechten invloed zou kunnen hebben hij zou ook weten dat de daling der pachtprijzen niet van heden of gisteren dagteekent maar reeds verscheidene jaren geleden is ingetreden en thans tot staan gekomen, zoo niet reeds door rijzing vervangen is. In de tweede plaats lezen wij: „Maar daarenboven, wat voordeelig is voor den eigenaar, is het ook voor den pachter, en omgekeerdbeider belangen zijn niet te scheiden." Ook deze zinsnede schijnt niet van Zeeuwsche afkomst. De procureurs en de deurwaarders in Zeeland zullen het u wel anders vertellen. Executies en uitzet ting zijn hier waarlijk niet zeldzaam geweest in de laatste jaren; zeker omdat de belangen van pachter en eigenaar niet te scheiden zijn 1 De man, die deze opmerking heeft gemaakt, komt vermoedelijk uit Utopia. Zeker, het moest zoo zijn. Een wel inge richt pachtcontract, op veel langeren termijn en heel andere voorwaarden dan in Zee land gebruikelijk is, zou de belangen van eigenaar en pachter beiden kunnen vereenigen. Doch dan moet dit er anders uitzien dan de hier gebruikelijke contracten, van welke men wel eens zegt dat voor den pachter de korte inhoud is „hangen en branden." De derde zinsnede luidt: „En al werden de pachten langzamerhand verhoogd, het zou slechts een bewijs zijn van toenemende welvaart". Dit is de eenige verstandige zet welke in de gelxeele passage voorkomt, doch met deze beperking: mits die verhooging het gevolg niet zij van kunstmatige prijsver hooging door den wetgever". Want moet de pacht stijgen tengevolge van invoerrecht op g-.aan, welke gepaard gaat met het eten van duurder brood dan uit den aard der dingen zou moeten volgen, zoo zal de welvaart, ondanks de verhoogde pacht, niet toenemen, (behalve voor den grondeigenaar), maar verminderen. Thans zijn wij genaderd tot hetgeen op den eersten aanblik specifiek Zeeuwsch van oorsprong scheen „Overigens rijzen én dalen de pachten ook niet altijd in evenredigheid met de prijzen der producten. In Zeeland bedroegen de pachtprijzen ongeveer 50 per H.A., toen de tarwe 12 per heet. gold, terwijl zij, nu de tarwe 6 a 7 kost, nog ongeveer 40 per H.A. bedragen. Zou men nu meenen dat, als de tarwe ten gevolge van het voorgestelde invoerrecht op 7 A 8 per heet. kwam te staan, de vroegere pachtprijs van 50 per H.A weder zou worden hersteld? Dit scheen ondenkbaar, maar al ware het zoo, dan zou de pachter nog slechts 10 per H.A. meer te betalen hebben, terwijl hij bij een oogst van 30 Heet. per H.A. ongeveer 30 meer per H.A. zou ontvangen". Doch vermoedelijk is het ook hier „schijn bedriegt." Niemand toch, die inderdaad in Zeeland bekend is, zal zeggen dat in Zee land de pachtprijzen ongeveer 50 per H A. bedragen. Want men kan hier niet een gemiddelde nemen voor de geheele provincie. Door de pacht, welke in het vierde district en die welke in Schouwen betaald wordt van gelijksoortig land op te tellen en door twee te deelen, krijgen we wel een deelsommetje, maar dat cijfer heeft als gemiddeld voor den pachtprijs niet de minste waarde, even min als men een gemiddelde kan maken van de pachten welke op Walcheren en in het land van Hulst worden opgebracht. Een middensom van de pachtwaarde is even ongerijmd, d. w. z. heeft voor de zaak, waarop het hier aankomt, even weinig waarde, als een gemiddelde opbrengst per H.A. En toch wordt ook die gemiddelde opbrengst in het betoog gebruikt. Doch weet dan de afgevaardigde, van wien de opmerking afkomstig is, niet dat de opbrengst van tarwe per H.A. b. v. in Schouwen in den regel bijna 1/3 hooger is dan op Wal cheren en dat het verschil met het vierde district nog wel iets grooter is En waarom worden die „gemiddelden" gebruikt? Om aan te toonen dat ook de pachter bij de voorgestelde beschermende rechten voor deel zal hebben. Immersde van 50 tot 40 gedaalde pacht zal vermoedelijk niet stijgen tot 50doch al stijgt die tot 50, dan zal de pachter toch nog 20 voordeel hebben, want hij ontvangt 30 meer voor het graan. O heilige onnoozelheid Welke pachter bezaait elk jaar al zijn land met tarwe, gerst of rogge Immers geen enkeleEn daarmede vervalt de geheele redeneering. üe snuggere afge vaardigde, die deze berekening heeft gemaakt, heeft zeker verzuimd zich op de hoogte te stellen van de stukken, o. a. van het rapport van het Nederlandsch landbouw- comité (te vinden in de gedrukte stukken 1885/86 no 156). In dat rapport had hij kunnen lezen, zoo hij het ai niet van elders wist, dat jaarlijks ten hoogste 1/5 van de landerijen eener hoeve met tarwe kan worden bebouwd. Nu ook rogge en gerst onder de bescherming begrepen staan te worden, dient het deel iets hooger dan 1/5, stel 2/5 gesteld te worden. Doch dan wordt het voordeel niet f 30, maar 1/5 van f 30 of 6 voor de tarwe en gerekend naar het invoerrecht van f 0.60 voor rogge en gerst tegen 1.20 voor tarwe ongeveer f 3 voor de gerst en rogge, samen f 9. Stijgt de pacht met f 10, dan zal het in voerrecht dus geen voordeel voor den pachter opleveren. En dan is nog geen rekening gehouden met de omstandigheid dat in stre ken, waar graanbouw en veeteelt vereenigd worden uitgeoefend, ruime beschikking over mest een vereischte is en dat die niet zon der veehouden is te verkrijgen. Dat vee vooral voor de slachtbank krachtvoeder behoort te ontvangen en niet uitsluitend met gras of hooi kan gemest worden, schijnt een, alleen den eerzamen S. Maljaars van Oostkapelle nog verborgen gebleven feit. Het invoerrecht nu zal menige onmisbare soort van krachtvoeder duurder maken, waardoor de vetweiderij minder verdiensten zal gaan afwerpen. In verband met de laatst aange stipte vraag is het niet ondienstig er nog eens op te wijzen hoe vreemd dit ook moge schijnen in 't oog van protectionisfen dat de vetweiderij in ons land voordeel trekt van de beschermende graanrechten in Duitscliland. Het feit vermeld in een adres van de Handelssocieteit te Utrecht van Febr. 1890, dat te weinig de aandacht schijnt getrokken te hebben komt hierop neer. Bij uitvoer van aan invoerrecht onderhevige artikelen, nadat die in Duitscliland een fabriekmatige bewerking hebben ondergaan, wordt een zeker bedrag aan rechten teruggegeven, het zoogenaamde restitutie-stelsel, dat een niet te vermijden gevolg van beschermende in voerrechten op granen is en tot allerlei han digheden ten nadeele van de schatkist aan leiding geeft. Dat restitutiestelsel nu maakt, dat het voor den Duitschen roggemeelmaker voordeelig is, een zeker (3e) soort roggemeel niet in Duitscliland te verkoopen, maar naar Nederland uit te voeren, daar 4.72 per 100 kilogram als restitutie wordt verkregen dientengevolge worden groote hoeveelheden van dat roggemeel bij ons ingevoerd en wal vrij te Amsterdam geleverd voor 4.90 de 100 kilo. Nu zou men meenen dat dit nadeel zal doen aan de waarde van onze voederartikelen. Doch dit is onjuist. Daar voederartikelen in Duitschland onbelast bin nenkomen, koopen de Duitschers van ons rijstmael van oneindig minder voedingswaarde, dat hun 1 de 100 kilo duurder komt te staan dan zij voor het ons geleverde rogge meel ontvangen. Het is duidelijk dat de Nederlander hier bevoordeeld wordt op kos ten van de Duitsche schatkist! Wordt het voorstel Bahlmann aangenomen, dan wordt dat roggemeel met 2.40 aan inkomend recht bezwaard en zijn onze vetmesters van dat uitstekend veevoeder (vooral voor var keus) verstoken. Inderdaad, de pachter moge zich wel twee maal bedenken, voordat hij zich vangen laat door verleidelijke voorspiegelingen, als van ƒ20 extra winst per jaar en per hectare! Schade voor de groote menigte, nadeel voor handel en scheepvaart, alsmede voor de vet weiderij, geen voordeel voor de pachters, doch sterke bevoorrechting van de betrekkelijk weinige eigenaars der gronden, welke voor bebouwing met de te belasten artikelen in aan merking kunnen komen. Onrecht en dwaasheid, verdedigd door drogredenen en onbekookte becijferingenHet is dan ook waarlijk geen wonder, dat de heer Mackay als minister van binnenlandsche zaken tot dergelijke plannen niet wilde medewerken, dat de min van finan ciën zich evenmin nog bij de voorstanders van beschermende rechten heeft laten inlijven, dat de minister van buitenlandsche zaken zich nog onlangs ten voordeele van den vrijen handel heeft uitgelaten. Van deze regeering hebben wij dus blijkbaar in dit opzicht niet te vreezen en in „het program" worden gelukkig de graanrechten niet aan geprezen, al stonden ze hier en daar wel op het programma tijdens de verkiezingen. M. 19 Maart '90. Mr E. F. Men zie no 45, dd. 22 Peb. van deze courant. Het changement de places is gelukt. Jhr. De Savornin Lohman zit zij het dan ook niet op denzelfden zetel aan dezelfde tafel, die mr. Keuchenius heeft verlaten, en de gewezen minister van koloniën neemt de plaats van kamerlid in, die jhr. De Savornin Lohman heeft geruimd. Dat spelletje is goed gegaan, dank zij den invloed van dr. Kuyper en de goedgezindheid van het meerendeel der Goesche kiezers. Trouwens met menschen, voor wie men den naam van een candidaat in schrjjfletters moet afdrukken, opdat zij hem slechts hebben na te teekenen, kan men alles doen. Er is maar éen snaar waarop men bij hen tokkelen moet en dat is die van het geloof. Als men maar z.g. »zuiver in de leer" is, dan vragen die «goed- geloovigen" niets meeren hesehouwen zij een man als Keuchenius, op gezag van hun leiders, als hun afgod. En dan, welke manoeuvres men bezigde bleek o. a. uit het verhaal, door de Goesche courant gedaan omtrent het sprookje over het houden van varkens. Toch blijkt nit die verkiezing dat men de kiezers niet zoo warm heeft kunnen maken als in 1888. Toen stemden er 3597 van de 4072 kiezers, en bleven er dus slecht» 475 thuis; Dinsdag kwamen er Blechts 2772 van de 4051, zoodat 1279 kiezers het niet de moeite vonden om hun plicht te vervullen. Jhr De Savornin Lohman werd.6 Maart 1888 gekozen met 2194, Keuchenius kon 18 Maart 1890 slechts verkrijgen 1548 stemmen. Zou dit verschil ontstaan zijn door de ont houding der katholieken Zoo ja, dan blijkt dat de anti-revolutionnairen het in het district Goes zonder de hulp hunner bondgenooten best kunnen stellen. Zoo niet, en wij gelooven dat lang niet alle katholieken zich onthielden, en er nog genoeg geweest zijn, die dr Schaep- man's advies opvolgden om wèl Keuchenius te stemmen dan zou gebleken zijn hoe zelfs onder de anti-revolutionnairen de lust voor de partij of voor den candidaat Keuchenius zeer flauw ge weest is, wat men ook zou opmaken uit een klacht van het anti-revolutionnaire blad in ons gewest dat de »vrienden" te Arnemui- den en Nieuwdorp wel wat heter hadden kunnen opkomen en uit de vraag, van dezelfde zijde gedaan, of de waakzaamheid dier vrienden op Zuid-Beveland hier en daar niet te wen- schen overliet Wat de liberalen betreft: het valt moeiljjk te zeggen waaraan het toe te schrijven is dat de heer Hejjse 168 Btemmen minder kreeg dan de heer Six. Het kan wezen dat laatstgenoemde om zijne bekende kerkelijke richting in 1888 stemmen verwierf van gematigde anti-revolu tionnairen of liberalen, die aan den heer Hejjse hun stem niet konden gevenmaar het is ook mogelijk dat de neerlaag, in 1888 geleden, en de telkens geuite meening dat de liberalen toch niet konden overwinnen menigeen moedeloos of onverschillig heeft gemaakt en tot ont houding drong. Toch rest de vraag of de organisatie der liberalen, vooral op het eiland Tholen, niet beter kan zjjn. Terwijl in Goes en op Noord- Beveland nog eenige flinke mannen alles doen wat zij kunnen om de liberalen wakker te schudden, gelooven wij dat op Tholen een drachtige, krachtige, flinke samenwerking nog ontbreekt. Dat men daarop bedacht zij, vooral met het oog op de algemeene verkiezingen in 1892. Hoe men echter den uitslag der verkiezing te Goes ook beschouwe het resultaat is in ieder geval dat mr. Keuchenius weer in de kamer komt. Als hjj dan, bij het zien van de ministers tafel, erom denken wil dat hij daar geen triomfen heeft gevierd maar wel neerlagen heeft geleden; dat hjj daar een deel van zjjn reputatie heeft verspeeld, dan is het niet onmogeljjk, dat wjj een eenigszins veranderden Keuchenius zullen aanschouwen. Is hjj echter dezelfde gebleven, danarme collega's-kamerleden Dezer dagen bevatte de Indischs Locomotief de volgende aardige opmerking van de hand van mr Brooshooft, naar aanleiding van Keu chenius' val als minister: «Wie zich voorstelt een logé te zien ver trekken, waarmee men niet kon opschieten, die zwaar op de hand was, breedsprakig zon der tot den kern der dingen door te dringen, veel wist maar niet helder doordacht, en ten slotte het geheele gezin wilde bekeeren tot zjjne zeer eigenaardige Gods- en kerkbegrip pen wie, zeggen wjj, zich de verademing denkt, waarmee men het rijtuig den hoek ziet omrollen, dat zulk een gast naar het spoor wegstation brengt, die zal waarschijnljjk het best de gewaarwording weêrgeven, bjj ieder, die in Indië iets met politiek heeft te ma ken, opgewekt door het altreden van minister Keuchenius. «Inderdaad, Keuchenius heeft zich als staats man volkomen onbruikbaar getoond. Zoo ooit eene Goddelijke beschikking voor den mensch ondoorgrondeljjk was, dan is het wel deze, waarbjj indertjjd de jongeling L. W. G. Keu chenius werd bestemd voor minister in plaats van voor godsdienstleeraar. In den laatsten werkkring zou deze vurige, onweerstaanbaar immers zelfs in regeeringsstnkken tot «getuigen" geprangde, Calvinist een grooten naam hebben gemaakt, thans heeft hjj niets gemaakt dan een deerljjk fiasco. «Daar zat geen diepte in Keuchenius' werken." En nu zal diezelfde «breedsprakige", zwaar- op-de-hand zjjnde man in de Tweede kamer den nationalen tjjd wêar gaan dooden met allerlei predicaties. Wat een vooruitzicht! De meerderheid der kiezers in het district Goes heeft het echter zoo gewilden als ver tegenwoordiger van een groot deel des volks komt Keuchenius ook een plaats in de Kamer toe. Hjj is daar een figuur, zij het ook een weinig aantrekkeljjke, vooral thans na het fiasco, door hem als minister gemaakt. In de Belgische kamer hield dezer dagen bjj de behandeling van de hegrooting van land bouw de minister De Brujjn een rede, welke wjj onzen protectionnisten ten zeerste ter lezing aanbevelen omdat dit krachtig protest van een lid der clericale Belgische regeering tegen graanrechten, door haar partjjgenootengevraagd, wellicht meer gehoor bjj hen zal vinden clan de best overwogen betoogen van andere zjjde. Invoering van graanzeide de minister is in ons land te noodzakeljjk om er invoer rechten van te heffen, wat sommige arrondis sementen verlangen, doch de regeering bezit niet het recht ten bate van een enkele categorie burgers het brood duurder te makenzjj moet het algemeen belang in het oog vatten. De heer De Bruyn achtte het oogenblik voor het eischen van graanrechten slecht gekozen. Bovendien is volstrekt nog niet bewezen, dat de landbouw voordeel plukt van beschermende rechten. Ook wil elk arrondissement, slechts aan zjjn eigen belang denkend, bescherming voor zjjn productenhet eene vraagt bescher ming voor het jjzer; het andere voor het lin nen een derde voor wollen stoffen enz. Zal nu vraagde de minister het land aan de niet slechts wetenschappeljjk, maar ook door eene jarenlange ervaring in België deug- deljjk bevonden vrjjhandelstheorieën den rug gaan toekeeren, om zich aan protectio nistische proefnemingen en av on- turen te wagen? Welke eischen de toekomst zal stellen, wie zal het beslissen, maar op het oogenblik is vervolgde de heer De Bruyn voor België stellig nog niet de tjjd gekomen om met zjjne oeconomische politiek te breken. Bjj kon. besl. is zooals nog in een deei der oplaag van ons vorig nommer werd mede gedeeld benoemd tot officier van justitie de arrond. rechtbank te Zierikzee mr A. N. baron de Yos van Steenwjjk, thans subst.- officier van justitie by de arrond. rechtbank te 'b Gravenhage.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1