'FEUILLETON. Verspreide Berichten. IIJÏÏ EERSTE ZAAK. tegen Charles Hoare, oud 61 jaar, commissionair, geboren en wonende te Enfield, thans alhier in hechtenis, ter zake dat hij op 25 Juni jl. des roormiddags, aan boord van de mailstoom boot Prinses Marie, destijds liggende in de buitenhaven te Ylissingen eene zakportefeuille, toebehoorende aan E. Pauli, althans niet aan hem, beklaagde, heeft weggenomen, met het oogmerk om zich die portefeuille wederrechte lijk toe te eigenen. Aan dezen beklaagde was mr M. J. de Witt Hamer, advocaat alhier, ambtshalve als ver dediger toegevoegd en in zjjne zaak waren 7 getuigen gedagvaard. De beklaagde, een man met grjjzend haar en een kleine knevel, heeft scherp geteekende gelaatstrekken en schjjnt niet te best van gezicht te zjjn. Hij was goed doch eenvoudig gekleed. Als tolk trad op de heer J. W. Jacobs, maga zijnmeester bjj de M" Zeeland te Ylissingen. Alvorens met de behandeling werd voortge gaan, werd door den verdediger aan de rechtbank het verzoek gedaan, om deze zaak te voegen bij die tegen Phillips, en wel in verband met artt 88 en 90 van het wetboek van strafvordering, op grond dat beide zaken door de vervolging in nauw verband zjjn gebracht en het belang der verdediging de samenvoeging van beide zaken eiseht. De officier van justitie verzette zich tegen inwilliging van dit verzoek èn omdat de beide beklaagden schuld hebben ontkend en verklaard elkander niet te kennen èn ook omdat diefstal en heling derzelfde zaak meermalen door deze rechtbank afzonderljjk is behandeld. Na re- en dupliek ging de rechtbank in raadkamer om het gedaan verzoek te over wegen. Nadat de zitting heropend was deelde de voorzitter mede dat de rechtbank ten deele het verzoek inwilligde, nl. wat de heling betreft. Daarop werd de tweede bekl. James Phillips binnengeleid. Deze, gentlemanlike van uiterlijk, grjjs van haar en baard en een bril dragend, was eveneens goed gekleed. Als zjjn verdediger trad ambtshalve op de heer mr W. A. van Hoek, rjjks advokaat alhier. In aansluiting met hetgeen aan C. Hoare wordt ten laste gelegd werd nu de aan James Phillips, oud 65 jaar, commissionair, geboren en wonende te Stratford en thans alhier in hechtenis, ten laste gelegde heling bij de zaak van Hoare gevoegd. Hij wordt beklaagd dat hjj op 25 Juni jl., des voormiddags, te Ylissingen, van Charles Hoare, thans alhier in hechtenis, een zakportefeuille, toebehoorende aan E. Pauli, althans niet aan hem, beklaagde, nocb aan voor noemden Charles Hoare, opzettelijk als geschenk heeft aangenomen of uit winstbejag verborgen, wetende dat die portefeuille door diefstal was verkregen. Door den officier van justitie werd medege deeld dat een der gedagvaarde getuigen, de heer E. Pauli te Stettin, wegens gezondheidsredenen, niet in staat is hier tegenwoordig te zijn. Als eerste getuige werd gehoord de heer S. de Gorter, diamanthandelaar te Amsterdam. Hjj verklaarde op den bewusten 25 Juni aan boord van de mailstoomboot Prinses Marie gezien te hebben dat C. Hoare uit den jaszak van een der reizigers, E. Pauli geheeten, iets wegnam, gelij kend op een boek. Hoare had een overjas op den arm en gaf, onder bedekking daarvan, aan den bjj hem staanden Phillips het ont vreemde over. Dezen Phillips ging getuige na en hij bemerkte dat hjj zich naar het privaat begaf. Hjj heeft Pauli daarop gevraagd of hjj niets miste en toen deze, na gedaan onderzoek, con stateerde dat zjjn portefeuille hem was ont. futseld heeft getuige Hoare als den dief aan gegrepen en Phillips aangewezen als den be zitter van den buit. Dit werd door den tolk medegedeeld aan den bekl. Hoare en dezen daarop gevraagd of hjj op 24 Juni de reis met de Prinses Marie heeft mede gemaakt, wat hjj toestemmend be antwoordde. Hjj verklaarde, ernaar gevraagd, van de boot gaande een jas over den rechter arm en een taschje in de linkerhand gehad te hebben. Verder verklaarde Hoare den tweede bekl. Phillips niet te kennen en hem nooit ontmoet te hebbenook niet, wat hem door den voor zitter gevraagd werd, bjj de wedrennen te Derby. Phillips werd daarop gevraagd of hjj iets van het hem ten laste gelegd afweet. Hjj verklaarde bij het van boord gaan een oogenblik naast Hoare, dien hjj volstrekt niet kent, gestaan en toen een handschoen van den grond opgeraapt te hebben met hem gesproken heeft hjj echter nooit. In het privaat is bjj niet geweest, wel naar den waterbak. Een in het privaat te Vlissingen gevonden portefeuille werd alsnu aan beide beklaagden vertoond, doch zjj verklaarden die niet te kennen. De heer mr W. A. van Hoek, verdediger van Phillips, wees er hierna op dat door getuige De Gorter wel verklaard is dat door Hoare iets, niet een zakboek of portefeuille, maar een voorwerp aan Phillips is overgegeven. Getuige verklaarde zich daarop naderhjj heeft de zekerheid dat hetzelfde voorwerp, dat Uit het Engelsch. van JOHN LEYS. HOOFDSTUK IY. Ik begon met een mjjner boortjes te werken en probeerde voorzichtig elk plekje van het graveersel boven op de plaatdit maakte voor zoover ik zien kon, nergens indrukdoch nauwer toeziende zag ik een fijn sleufje, dat rondom het midden van den rand der plaat door Hoare is gestolen, door dezen aan Phillips is overhandigd. Als tweede getuige werd gehoord de heer L. Pekel, koopman te Arasterdam. Deze heeft Hoare op den bewusten morgen van boord zien gaan naar hjj meent met een jas over den arm en een taschje in de hand hjj is hem gevolgd en heeft gezien dat deze aan Phillips een voorwerp, niet een taschje maar een boek of een portefeuille, waarin hij het hem ter terechtzitting aanwezige herkende, overgaf. Deze getuige heeft Hoare in de wachtkamer zien zitten en naar een privaat zien gaan. Daar dit niet sloot met de verklaring van den voiigen getuige werd deze nogmaals ge hoord. Hjj bleef bjj zjjn verklaring dat hjj niet heeft gezien dat Hoare naar het privaat is gegaan j dit is dan ook waarschjjnljjk ge schied in het oogenblik dat de eerste getuige den heer Pauli aansprak om hem op den diefstal attent te maken. De tweede getuige heeft verder de arrestatie van beide beklaagden bijgewoond. Op een vraag van den heer mr De Witt Hamer aan dezen geiuige of er buitengewoon veel gedrang was, antwoordde hjj ontkennend. De beklaagden ontkenden alles, wat ook deze getuige had medegedeeld. Als derde getuige werd gehoord de portierster aan het station te Vlissingen, die verklaarde dat, naar zjj meent, op den bewusten morgen van 25 Juni Hoare haar een jas en een taschje te bewaren gegeven heeft en van het privaat gebruik gemaakt heeft. Zjj heeft, nadat de diefstal hekend is ge worden, het privaat onderzocht en is tegen woordig geweest bjj het vinden van de portefeuille; zjj herkent het boekje, dat haar wordt vertoond. De bekl. Hoare ontkende op het privaat geweest te zjjn wel is hjj in de wachtkamer geweest, maar hjj heeft zijn jas of taschje niet afgegeven. De volgende getuige C. v. d. Voorde, spoorweg arbeider te Vlissingen, verklaarde de porte feuille, die op 25 Juni in het privaat van het station te Vlissingen is gevonden, te hebben schoongemaakt; hjj herkende het hem vertoonde taschje als het schoongemaakte. De agent van politie L. Saay te Ylissingen, de vjjfde getuige, deelde mede dat hem het boekje onmiddeljjk na de vondst is getoond en hjj het van den vorigen getuige heeft overge nomen het hier aanwezige herkent hjj als het zelfde. De heer Fanoy, inspecteur van politie te Vlissingen, die eveneens het boekje heeft over genomen, verklaarde ook het zakboekje te herkennen en deelde mede dat bjj onderzoek ervan hem bleek dat er eenige namen in ston den geschreven en dat het visitekaartjes be vatte. De heer mr W. A. van Hoek vestigde er de aandacht op dat bjj de gebeurtenis op 25 Juni, zooals hem uit de stukken gebleken is, ook nog van een derden persoon sprake is geweest en vraagt daaromtrent inlichtingen. Getuige geeft diealleen op deze twee personen is de verdenking gevallen. Beklaagden, hierop ondervraagd, verklaren van de gansche zaak niets te weten. De ambtenaar van het openbaar minis terie, die nu aan het woord kwam, begon met erop te wjjzen dat, waar het feit in Juni jl. voorviel, de zaak eerst negen maanden later is in behandeling gekomen. Oorzaak daarvan was de noodzakeljjkheid om personen buiten Nederland op te sporen, die als getuigen in deze zaak licht moesten verspreiden. Dit heeft de instructie vertraagdechter buiten de schuld van de justitie. Het zal voor de bekl. eene les zjjn om eene herhaling van het hun te lasten gelegde feit niet meer in dit arrondissement te plegen. De officier bracht daarop hulde aan de heeren De Gorter en Pekel voor de flinke, tactvolle wijze, waarop zjj er toe medewerkten deze bekl., die in het buitenland meermalen met de gevan genis kennis maakten, te ontmaskeren. Of bekl. werkeljjk heeten, zooals zjj opgeven genaamd te zjjn, is nog onbekendof zjj zich hier in hunne ware gedaante vertoonen even eens, want op onderscheidene wjjze weten zjj zich steeds te vermommen en onherkenbaar te maken. De politie te Londen, aan wie de portretten van de bekl. werden gezonden, heeft verklaard dat deze beruchte zakkenrollers zjjn. De bekl. Hoare, die zich nu eens Greats, dan eens Greas, dan weder Jackson cf Turk noemt is onder al die namen herhaaldeljjk veroordeeld te Londen, te Parjjs en in andere plaatsen. De bekl. Phillips heet dan Hoall, dan Watser, dan Willips, Williams etc.; en hjj is in Londen, Windsor, Antwerpen, Boulogne en Parjjs her haaldelijk veroordeeld tot onderscheidene straf fen, telkens wegens zakkenrollen of diefstal. Hierop ging de officier van justitie de ten laste gelegde feiten na. Uit de verklaringen van den eersten getuige De Gorter en die van den tweede blijkt de dief stal van het boekje en de overgave aan Phillips. Uit het medegedeelde van de andere getuigen is verder gebleken dat het boekje, hetwelk te liep. Dus was de plaat dubbel of hol; dat wist ik nu, maar ik was nog even ver van haar te kunnen openen als vroeger. Dit alles had mjj nog al tjjd gekost. Het werd middernachtmaar ik wilde het nog niet opgeven. Nu nam ik een tangetje en pakte elke verhevenheid of uitsteekseltje dat ik kon beetpakken te beginnen met het knopje aan het einde. Doch te vergeefs, alles bleef even onwrikbaar. Toen kwam ik op een nieuwen inval. Misschien was er drukking op het knopje in verband met drukking op een ander punt noodig, om de veer los te maken, die het kleine doosje zoo sekuur gesloten hield. Ik zette een klein stiftje tusschen het bewuste knopje en mjjn borst, zoo dat er voortdurend tegen gedrukt werd, en begon opnieuw tegen de verschillende Vlissingen in het privaat gevonden is, hetzelfde is als het hier aanwezige. Het staat vast dat Hoare het boekje heeft weggenomen van een mede-reisgenoot en het doet er niets toe hoe hjj zich van dat boekje, dat geen waarde bevatte, heeft ontdaan. Wat bekl. Phillips betreft, dezen wordt heling ten laste gelegdde beide eerste getuigen hebben gezien dat Hoare het boekje aan Phillips over gaf; deze wist dat het door diefstal was ver kregen en heeft zich op het privaat daarvan ontdaan. Na dit alles in het licht gesteld te hebben vorderde de ambtenaar van het O. M. tegen C. Hoare wegens diefstal eene gevangenisstraf van drie jaren en tegen J. Phillips ter zake van heling eene gevangenisstraf van een jaarin beide gevallen met bepaling dat de tjjd, die in voorloopige hechtenis is doorgebracht, geheel in mindering zal komen van hunne straf. De heer mr De Witt Hamer, verdediger van C. Hoare, begon met er op te wjjzen hoe de zaak, waarvoor deze bekl. terecht staan, negen maanden onderzoek heeft gevorderd tengevolge van internationale onderzoekingen, terwjjl, was den man hetzelfde ten laste gelegd in Engeland, hij binnen het uur zjjn vonnis of vrijspraak had gekend. Daarop stelde de vdPSediger in het licht dat aan zjjn cliënt wordt ten laste gelegd diefstal van eene portefeuille, terwjjl thans ter terecht zitting bljjkt dat hetgeen moet ontvreemd zjjn een zakboek is geweest. Pleiter wees erop dat daarin groot verschil bestaat en meende dat, waar iets anders wordt ten laste gelegd dan is ontvreemd, ook al werd bewezen dat de bekl. Hoare zich had schuldig gemaakt aan ont vreemding, ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen. Yoor het geval echter de rechtbank het boek identiek acht met een portefeuille, toonde de heer DeWittjHamer aan dat tjjdens den diefstal de heeren reizigers, die hier getuigenis aflegdent zeer geagiteerd waren zjj erkennen dat zelf waardoor eene nauwkeurige waarneming be- moeiljjkt wordt. Dat bljjkt uit de verklaringen van de drie eerste getuigen die, zooals door pleiter in het breede werd aangetoond, niet juist met elkaar overeenstemmen. De verdediger wees verder op het weinig aannemeljjke dat Hoare, wanneer hjj het boek had ontfutseld, dit dadelijk, terwjjl de bestolene naast hem loopt, aan een gezel zou overgeven in plaats van dit rustig bjj zich te houden. De heer De Witt Hamer stelde nog in het licht dat, hoezeer door het openbaar ministerie wordt beweerd dat de bekl. beruchte pick pockets zjjn, die meermalen gevangenisstraf ondergingen, dit volstrekt niet bewezen is, niettegenstaande het zeer gemakkeljjk ware geweest door een gevangenbewaarder, dien men had kunnen laten overkomen, de identiteit van de gevangenen te laten bewjjzen. Alleen op brieven en portretten wordt hier afgegaan. Dat men zich door portretten op een valsch spoor kan laten brengen helderde de heer De Witt Hamer door een paar voorvallen uit zjjn eigen leven op. De verdediger wees er verder op dat de bekl. C. Hoare in het bezit is van een pas, geteekend door den markies of Salisbury, waaruit at te leiden valt dat hij is een fatsoenljjk man. Eindeljjk besprak de heer Hamer de mate der straf, door den ambtenaar tegen pick-pockets geëischt. De verdediger vond die straf zeer groot en wees erop dat de pick-pockets z. i. zjjn schadeljjke insecten, die ter loops hier en daar iets weggrjjpen doch meestal dat doen van lieden, die het missen kunnen en veelal door hunne jjdelheid of zorgeloosheid aanleiding tot hun verlies geven. Waar tegen deze bekl. zoo groote straf wordt gevraagd, welke straf moesten dan vroeg pleiter zij hebben die groote en belangrijke diefstallen plegen De heer mr. W. A. van Hoek, verdediger van Phillips, wees erop dat zjjn cliënt slechts voor een klein deel in deze zaak betrokken is. Alle zaken hebben eene legende en ook de maatschappij Zeeland. De maildienst is geworden eene route first rate ennatuurljjk behooren daarbjj ook pick-pockets; en dit heeft volgens pleiter den ambtenaar van het O. M. zeker bjj deze zaak voor oogen gezweefd. De pleiter stelde alzoo in het licht dat het openbaar ministerie aangenomen heeft dat hier zakkenrollerjj in het spel moest zjjn, maar pleiter meent dat de ambtenaar dit feit vol strekt niet heeft bewezen en waar de diefstal niet bewezen is, vervalt natuurljjk de ten laste gelegde heling van zelf. Yerder toonde de heef Van Hoek aan dat het voorwerp, dat geheeld heet te zjjn, niet op zjjn cliënt is gevonden en dat in elk geval niet bewezen is, hoe deze wist, dat het boek van de heling, waarvan hjj beticht wordt, door misdrjjf zou zjjn verkregen. De ambtenaar van het O. M. hield in zjjne repliek vol dat de bjj dagvaard te lasten leg ging juist is hjj achtte de uitdrukkingen zak portefeuille en boek in dezen identiek, te meer waar hier een boek bedoeld wordt, waarin niet alleen geschreven wordt maar dat ook dient plekjes der gegraveerde oppervlakte te tikken en te duwen. Opnieuw werd ik teleurgesteld ik kon niets uitrichten en was op het punt van het op te geven, toen ik op het denk beeld kwam om eens met mjjn stift langs den kant der plaat te gaan. Dit had geen beter gevolg, doch toen ik aan het hoekje het verst van mjj af gekomen was, gleed mjjn stift uit en drukte bjj toeval op een der lettertjes, die naar ik meende den naam van den maker vormden. Die letter bewoog. Ik probeerde er nog een. Die bewoog ook en waarljjk al de letters weken voor den druk der naald, zoolang ik tegen het knopje bleef drukken. Nu was ik toch de oplossing nabjj. Maar geen druk ken of wringen kon de plaat doen opensprin gen. Ik zag dat elke letter op zich zelf als als bergplaats voor kaartjes enz. Daarop ver dedigde de ambtenaar den langen duur der instructie en de door hem geeischte straf. Z. i. moet tegen mannen als bekl., die naar zjjne overtuiging hun leven lang niets anders deden dan als pick-pocket optreden, een langdu rige straf worden gevraagd, omdat zjj een groot nadeel voor de maatschappjj zjjn. Ook de ten laste gelegde heling hield de ambtenaar volhjj bleef daarom bjj zijn in eersten termjjn gedane vordering. Na dupliek van de beide verdedigers, die eveneens bjj hunne conclusie volhardden, werd aan bekl. medegedeeld welke straf tegen hen was geeischt. Daarop werd aan den eersjken bekl. gevraagd of hjj niet onder verschillende namen in 1867 te Parjjs is veroordeeld tot 12 maanden, niet in 1871 te Brussel tot geljjke strafniet in 1886 te Mechelen tot 9 maanden en in 1888 te Parjjs tot 6 maanden gevangenisstraf. Al deze vra gen beantwoordde bekl. ontKennend. Aan den tweeden bekl. weid gevraagd of hjj niet in 1871 te Londen tot 18 maanden gevan genisstraf, niet in 1873 aldaar tot 5 jaar dwangarbeid, niet in 1880 te Antwerpen tot 4 jaar gevangenisstraf, niet in 1887 te Boulogne tot 4 maanden en niet in 1888 te Parjjs tot 6 maanden gevangenisstraf is veroordeeld. «Neen^ ik niet", antwoordde hjj. Te hunner verdediging voerden zjj aan dat de Engelsche politie, die inlichtingen omtrent hen heeft gegeven, zich in de portretten moet hebben vergist. Daarop werden hun, op verzoek van den heer De Witt Hamer, de portretten getoond, die uit Londen zjjn ontvangen. Beklaagden verklaarden beiden dat dit niet hunne beeltenis was. Het onderzoek werd alsnu door den voor zitter gesloten en de uitspraak bepaald op heden over 14 dagen. Opmeikeljjk was het dat gedurende den ganschen duur der zaak de beide beklaagden volstrekt geene notitie van elkander namen, zelfs met geen blik of gebaar eenige verstand houding of kennis met elkander verrieden. De tweede zaak betrof alleen James Phil lips, hierboven genoemd. Aan hem werd ten laste gelegd dat hjj op 24 Juni 11., des avonds, te Queensborough, aan boord van het Neder- landsch vaartuig de mailstoomboot Prinses Marie, van de stoomvaartmaaatschappjj Zee land, gevestigd te Vlissingen, heeft wegge nomen, met het oogmerk om zich na te noemen voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenenlo een dasspeld met diamant, toe behoorende aan S. de Gorter, en 2o eene por tefeuille, waarin zich o. a. bevonden 3 bank noten, ieder van 100 Mark, eene banknoot van 5 Mark, 2 banknoten ieder van 5, een munt stuk van 20 francs, 2 dito van 20 Mark, een dito van 10 Mark, 2 dito van 1 franc, 3 chè- ques ieder van 500, 4 chèques ieder van 50 en 1 chèque van 969 en 7 pence, alles toebehoorende aan J. Hallenstein, of althans die voorwerpen op 24 of 25 Juli jl. aan boord van voornoemd vaartuig te Queensborough of gedurende de reis van daar naar Vlissingen opzetteljjk als geschenk heeft aangenomen of uit winstbejag verborgen, wetende dat zjj door diefstal verkregen waren. Als zjjn verdediger trad weder op de heer mr. W. A. van Hoek, terwjjl het aantal ge dagvaarde getuigen 13 bedroeg. De heer mr W. A. van Hoek vroeg vóór de behandeling der zaak het woord. Na uiteen gezet te hebben dat er onderscheid is tusschen een toegevoegd verdediger en gekozen raads man, wees hjj er op dat de laatste zoo hjj wil van de zaak kan afzien, de eerste nietdat de laatste vrij is, de andere gebonden, om daarop in het licht te stellen dat in deze zaak eene exeptie is. Naar het pleiter voorkomt is de ambtenaar van het O. M. ten deze niet ontvankeljjk. In de dagvaarding is ten laste gelegd diefstal aan boord van de mailstoomboot Prinses Marie van de stoom vaartmaatschappjj Zeeland, gevestigd te Vlissingen. Dit is niet juistde stoom vaartmaatschappij is niet te Ylissingen, maar te Amsterdam gevestigd, wat bljjkt uit onderscheidene feiten, die spreker in het mid den bracht. Het bljjkt uit de Staatscourant, en het bljjkt ook uit de vermelding op de booten zei re, zoowel als uit contracten, door den Staat der Nederlanden met de maatschappjj gesloten, en uit het Staatsblad, waarin de desbetreffende wetten zjjn opgenomen. Op dien grond meende spreker dat de feiten, aan den bekl. ten laste gelegd, niet behooren tot de competentie van deze rechtbank en zjj dus zich dient incompetent te verklaren en de zaak te verwjjzen naar de bevoegde rechtbank. De ambtenaar van het O. M. wenschte dat, alvorens de rechtbank hierover beslisse, als getuige werd gehoord de heer Van Woelderen, directeur der maatschappjj Zeeland. Daartegen verzette zich de verdediger op grond dat dan de exceptie zou vervallen zjjn, wat door hem in het breede werd aangetoond in verband met het bepaalde in art. 153 van het wetb. van strafvordering en de daarover het ware een paar treden neergedrukt kon worden. Een lichte drukking dreef de eerste letter een klein eindje naar binnenals ik iets meer kracht aan het instrument gaf ging het een weinig dieperdrukte ik nog harder dan ging het naar een derde verdieping, waar het stuitte. Zoo was het met al de letters. En nu was het mjj duideljjk, hoe het werk in el kaar zat. "Wanneer er tegelijk op de letters en op het knopje gedrukt werd zou het slot openspringen maar daarvoor was een sleuteltje noodig, volgens hetzelfde stelsel gemaakt als een gewone lettersleutel. Dat sleuteltje moest passen op het slot waarvan de letters het woord vormden, en de eene letter neerdrukken tot de derde verdieping, als het ware een bjj de behandeling van dat wetboek gevoerde discussiën. De ambtenaar van het O. M. handhaafde zjjn verzoek, en zette hierna uiteen, dat z. i. het geen verschil maakt of de verdediging is geko zen of toegevoegd. Vervolgens wees hjj erop dat de exceptie, door den heer Van Hoek gesteld, niet in het belang is van bekl. want, indien de rechtbank die geldig achtte, dan zou diens voorloopige hechtenis nog langer duren dan thans reeds het geval is, aangezien dan zjjne zaak zeker zou worden verwezen naar de rechtbank te Am sterdam. Nog stelde de ambtenaaar in het licht dat de dagvaarding juist is, wjjl te Vlissingen het gemeenschappelijk kantoor der maatschappjj gevestigd is. Maar ook, al werd dit betwist, dan nog is de verdachte in het arrondissement Middelburg gearresteerd, wat de Middelburgsche rechtbank competent maakt deze zaak te behandelen. De heer mr. W. A. van Hoek repliceerde nogmaals in het breede, wat den ambtenaar van het O. M. ook weder tot een antwoord drongbeide hielden aan hunne uitgedrukte meening vast. De rechtbank voegde zich aan de zjjde van den ambtenaar van het O. M., speciaal op grond dat de verdachte is gevonden in het arrondissement Middelburg. Hierna werd met de behandeling der zaak aangevangen en deze ten einde gebracht. Plaatsgebrek noopt ons echter het verslag hierbij af te breken. Morgen verleenen wjj daaraan ruimte. Wjj vermelden alleen dat tegen James Phil lips is geëischt een gevangenisstraf van 4 jaren, eveneens met bepaling dat de tjjd, in preven tieve hechtenis doorgebracht, in mindering dier straf zal worden gebracht. Kantongerecht te Middelburg. Heden (Dinsdag) zjjn veroordeeld; J. J., Middelburg, wegens het niet zorgen voor het onschadeljjk houden van een onder zjjne hoede staand gevaarljjk dier, tot 3 b. s. 2 d.L. L. Az., J. 1. Jz., Westkapelle, wegens het ver wekken van rumoer des nachts, ieder tot 3 b. s. 2 d.; W. F. v. d. P., W. P. T., G T., C. R., Middelburg, wegens het zjjn regenbak aan straat niet verzekeren met een slot, ieder tot 2 b. s. 1 d.H. M., Arnemuiden, wegens straatschenderij, 2 maal gepleegd, tot 2 b. van 3 s. 2 d. elke b.J. P., O. en W. Souburg, wegens het als voerman van een voertuig, waarvoor een trekdier is aangespannen, dit voertuig op de straat te Vlissingen, gedurende den tjjd van 1 uur na zonsondergang tot 1 uur voor zonsopgang, niet voorzien van een helder brandend licht, tot 1 b. s. 1 d. Yerder wegens dronkenschapP. W., West kapelle, M. J. P., J. S., W. R., Vlissingen, F. M. P., J. S., Middelburg, ieder tot 1 b. s. ld.; A. R. Jz., Westkapelle, tot 5 b. b. 2 d.A. de V., Vlissingen, tot f 2 b. s. 2 d. En allen in de kosten van het geding. Verspert een tolbaas den publieken weg, als hjj niet voldoet aan het verzoek van een vélocipèdist om den tolboom te openen, maar hem toeroeptdoe het zelfDe kantonrechter te Delft beantwoordde de vraag bevestigend en veroordeelde den tolgaarder. Maar de Hooge raad vernietigde Maandag het vonnis van den Delftschen kantonrechter, achtte het feit niet strafbaar en ontsloeg den tolgaarder van alle rechtsvervolging. Nergens toch vond de Hooge raad de verplichting voorgeschreven aan tol gaarders om voor personen, die geen tol be hoeven te betalen, den tolboom te ontsluiten. Van wegversperring kan hier geen sprake zjjn, daar de tolboom openstond, en de tol, zonder personen of goederen in gevaar te brengen, gemakkeljjk kon worden gepasseerd. Omtrent de werkstaking te Enschedé, deelt de Zio. Ct. mede, kan nog worden gemeld dat de arbeiders van de firma Ter Kuile en Morsman eerst per brief en later persoonljjk door middel eener commissie hebben verzocht met de heeren in onderhandeling te treden. Zjj hebben tot antwoord gekregen, dat van eene onderhandeling geen sprake meer kan zjjn, maar dat de heeren in de courant hebben gevraagd goede wevers, en indien deze zich aanmelden, zjj door hen aan het werk zouden worden gezet. Door de arbeiders aan de spinnerjj van de firma Bljjdenstein Co., te Enschede, werd naar de Tw. Crt meldt Donderdagmor gen een verzoek om verhooging van loon aan geboden. Dit werd terstond afgeslagen, en de arbeiders gingen, niettegenstaande er in dit geschrift een bedreiging tot staking lag opge sloten, 's namiddags 1 uur evenals anders aan hun arbeid. Bjj nader onderzoek door de patroons is ge bleken, dat lang niet alle namen, welke onder het verzoekschrift stonden, door de personen zeiven waren gezet, doch dat anderen dit maar voor hen gedaan hadden, toen zjj de onder- teekening weigerden. andere slechts tot de eerste, een derde tot de tweede verdieping en als al de letters op hare plaats gebracht waren en men daarna het knopje indrukte zou het slot openspringen. Toen ik tot deze gevolgtrekking gekomen was, sloeg het twee uur en dus moest ik alle verdere proefnemingen tot den anderen morgen uitstellen. Zoodra ik op was begaf ik mij naar een instrumentmaker en vervaardigde met zjjn hulp een werktuigje, waarmede ik mjjn doel hoopte te bereiken. Hjj stak een aantal naalden met stompe punten naast elkaar in een vormpje, zoodat elke naald regelrecht op een der letters werkte. Alle naalden hadden precies dezelfde lengte, zoodat ik kon voelen of ik een letter in de eerste, tweede of derde positie drukte. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 2