N°. 48. 1336 Jaargang. 1890. W oensdag 26 Februari. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën26 cent per regel. Bij abonnement lager.' Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle dankbetuigingen: van 17 regels f 1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Autocratisch gezag in de West Middelburg 25 Februari. miDDELillGSCHE (IRiVI. Tbermoineter. Middelburg 25 Febr. Tm. 8 u 36 gr. at. 12 n 44 gr. av. 4 u. 40 gr. F. Verwacht N. wind. Agenten te VHssingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. O. de Mooij te Tholen: W. A. tan Advertentlë» Nibuwenhtj ijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te ee» nu* advertentie-bureau's van Nijgh Va» Ditmab te Rotterdam, de Gebe. Belinïante, te 's Gravenhage, en A. de la Mae Azn, te Amsterdam. aan het bureau bezorgd zjjn, wille» Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicity étrangère G. L. Daubb Cie., John F. Jones, opvolger ijj des avonds nog worden opgenomen ii. In een der dagen nu dat de gouverneur van Suriname op eene dienstreis was in de Marowijne en mr Tonckens wederom zijne eigenaardige positie van waarnemend gou verneur innam, kreeg hij het was 25 Sept. bericht door den officier van gezond heid te Fort Nieuw Amsterdam dat de Prins Maurits, die den 14en te voren Curajao had verlaten, was voorzien van een z. g. „vuilen gezondheidsbrief" van den gouverneur van Curasao. In dien brief stond aangeteekend, dat zich daar in de laatste dagen drie ge vallen van gele koorts hadden voorgedaan, waaronder twee met doodelijken afloop; eeD op Z. M. Friso, die dadelijk daarop zee had gekozen, een onderwijzer en een der manschap pen van het garnizoen, en dat de gouverneur uit dien hoofde geen schoonen gezondheidspas had kunnen afgeven. Tevens werd daarbij vermeld, dat de Prins Maurits zich, in af wachting van orders, bij het quarantaine etablissement in afzondering had gesteld. Na dit bericht ontvangen te hebben, werd door mr Tonckens de geneeskundige commissie bijeengeroepen, om in deze hem van advies te dienen, en dit advies luidde eenstemmig dat bemanning en passagiers van de Prins Mauritsovereenkomstig art. 3 der quaran taine wet, moesten worden onderworpen aan een quarantaine van 21 dagen, te rekenen van den dag van vertrek van Curasao. De verder te nemen maatregelen waren als van zelf aangegevenmaar wat doet mr Tonckens, hij, wiens ervaring in deze toch verre achter moet staan bij die der leden van de geneeskundige commissie, onder wie er zijn die menig geval van gele koorts hebben gezien, en die weten hoe snel die ziekte zich uitbreidt Hij iaat berichten dat hij het niet eens is met de commissie, en ontbiedt de drie officieren van gezondheid van Paramaribo bij zich om hun te vragen of zij evenzeer eene quarantaine noodig achten. Onder die drie was de chef van den geneeskundigen dienst, tevens lid der geneeskundige com missie, wiens advies dus niet twijfelachtig is geweest. Denzelfden dag komt mr De Savornin Lobman terug van zijn uitstap en wordt, in strijd met de wet, in strijd met het een parig advies van bevoegde autoriteiten onder wie bovengenoemde chef van den geneeskundigen dienst en van den militairen geneeskundigen dienst verlof gegeven om het groote getal passagiers van de Prins Maurits den 29 d. a v. van boord te laten gaan en te Paramaribo te landen. Men kan begrijpen welk eene paniek dit te weeg bracht. In de dagbladen werd dan ook aan die verontwaardiging uitiDg ge geven, welke zich vooral richtte tegen mr Tonckens, die èn tegen het advies der ge neeskundige commissie had gehandeld èn, door geen geloof te hechten aan de ver klaring van den gouverneur van Curasao, een hoogst gevaarlijk precedent had gegeven. Hoewel mr Lohman het landen der passa giers had toegelaten en dus evenzeer de quarantaine-wet had geschonden, werd jegens hem niet het minste onaangename woord gebezigdalleen uitte men de hoop, dat Zijne Excellentie, wanneer hij weer inspectie reizen maakte, dit niet zou doen op het tijdstip dat de booten van de Koninklijke West-Indische Mail uit Curasao verwacht werden. In October deed zich echter weer hetzelfde geval voor. Den derden dier maand was op Curasao opnieuw een slachtoffer van de gele koorts gevallen; en toch gaf mr Tonckens, die wêer vrijheid van handelen had omdat mr Lohman Paramaribo had verlaten, aan de Oranje 'Nassauwelke in New-York wel degelijk aan, een quarantaine onderworpen was geweest, verlof vrij op te stoomen, zelfs zonder dat de geneeskundige commissie werd gehoord. In een ingezonden stuk in De West-Indiër Van 3 November werd over die daad van mr Tonckens o. a. gezegd„In elk geval heeft de waarnemende gouverneur even onwettig en eigendunkelijk gehandeld als in het geval van verleden maand." en „Het is mij niet bekend welke de capaciteiten zijn van den heer Tonckens, gouvernements secretaris, aangewezen plaatsvervanger van den gouverneur zooveel is zeker, dat er van die capaciteiten naar buiten niet veel anders gebleken is dan een zekere vaardigheid in het schrijven van ambtelijke brieven, die waarschijnlijk elk ander zou aarzelen te onderteekenen. Maar dit weinig benijdens waardig talent maakt den gouvernements secretaris, aangewezen plaatsvervanger van den gouverneur, niet tot een grooter autoriteit in quarantaine-zaken dan de daartoe aange wezen autoriteit in New-York." Naar aanleiding van dit stuk werd door den procureur-generaal eene vervolging ingesteld tegen de West-Indiërwat een gebeurtenis mocht heeten, daar in Suriname de laatste vijftig jaren gêene diukpersver volgingen hadden plaats gehad, behalve eene, meer dan twintig jaar geleden, door een gouverneur, wiens naam slechts weinigen zich nog herinneren. Die vervolging maakte de zaak nog erger temeer toen eene vrijspraak volgde, naar men zegt op grond dat mr Tonckens niet als vertegenwoordiger des konings kon wor den beleedigd of in zijn persoon het gezag van den vertegenwoordiger des konings kon worden aangerand, omdat hij niet is de vertegenwoordiger des konings, het koninklijk besluit hem als vervanger aanwijst enkel voor het geval dat de gouverneur (uit- Suriname) afwezig is. Hierbij werd dus tevens het vonnis geveld over de opvatting van mr Tonckens ten opzichte zijner waarneming van het gouver neurschap en tegelijkertijd beslist dat alle besluiten, door hem als plaatsvervangend gouverneur genomen, onwettig waren. Na dit vonnis regende het in de couranten allerlei spotternijen over de vervolgingswoede van den procureur-generaal en den gouver- nements-secretaris. Zoo was de geschiedenis der quarantaine kwestie, waarvan enkele bladen in ons land reeds mededeeling deden. In de bewuste annonce, die tot de mee gedeelde vervolging aanleiding gaf, werd zooals wij lazen gezinspeeld op eene zekere vaardigheid van den gouvernements secretaris in het schrijven van brieven. Een staaltje daarvan, door den schrijver van de brochure aangehaald, dienen wij hier te laten volgen. Door regenten van het weldadigheidsge sticht 's Lands grond Boniface was een brief gezonden aan den gouverneur. Aanleiding daartoe bestond in het feit dat eens een stuk gronds, behoorende tot Bonifacezonder voorkennis van regenten, die anders den afstand zouden hebben afgeraden, was afgestaan aan een aangrenzend erf, waarop eene Roomsch katholieke kerk is gebouwd. Nu meenden regenten dat wederom aan den gouverneur een verzoek was ge richt om afstand van een ander gedeelte der terreinen van Bonifacewelk gedeelte zij juist hoog noodig achtten voor die inrichting te behouden. Regenten veroorloofden zich daarom de vrijheid, onder uiteenzetting van de gronden, zich tot den gouverneur te wenden en hem te adviseeren, het gevraagde stuk grond niet af te staan. En wat was hun succes? Dat zij het volgende briefje ontvingen gedateerd Paramaribo 9 September 1889. „Op last van den gouverneur heb ik de eer, aan de commissie van regenten van het weldadigheids-gesticht 's Lands grond Boniface mede te deelen, dat de mingepaste toon van haar schrijven van 7 dezer no 25, waarbij betrekkelijk een terrein, grenzende aan dat gesticht, aan zijne excellentie adviezen, die niet waren gevraagd, worden gegeven, den gouverneur noopt, voormeld schrijven terzijde te leggen. Zijne excellentie verwacht dat zoo iets niet weder zal voorkomen". De gouvernements-secretari8, (w. g.) W. Tonckens J.Cz." Nu beweren betrouwbare personen dat de toon van het schrü?*& der commissie van regenten volstrekt niet ongepast was; inte gendeel. Het gevolg was dat vier leden van den raad van regenten van dat gesticht hun ontslag namen. Ook om dien brief, later in de West-Indiër gepubliceerd, werden algemeen mr. Tonckens en de gouverneur ten zeerste gelaaktmaar daarbij werd tevens de hoogste lof toegezwaaid aan een dier afgetreden regenten, den heer Cateau van Rosevelt, een algemeen geacht man, iemand met vijf en veertig koloniale dienstjaren. Eu wat doet jhr De Savornin Lohman in zijne verontwaardiging over het openbaar maken van dien brief? Hij geeft dien heer Rosevelt de vernederende opdracht bij de afgetreden regenten van Boniface rond te gaan en van ieder te vragen, of hij den brief, aan de commissie van regenten gericht, aan de redactie van de West-Indiër heeft medegedeeld. „Alsof hun dat recht kon worden betwist! roept de schrijver der brochure uit. Alsof geene meer belangrijke zaken op afdoening door den gouverneur wachtten Die couranten schijnen mr. Loh- man's schrikbeeld te zijn. Bij eene andere gelegenheid, toen in een der dagbladen was verhaald, hoe de ontvangst van den gouverneur door de Para-negers verre van welwillend was geweest en wat op des gouverneur's reis naar de Para de bewoneis van de verschillende nederzettingen, die hij had bezocht, hadden gezegd en gedaan waar wel 50 personen bij tegenwoordig waren schroomde ue gouverneur niet, den districts commissaris die hem had vergezeld, door den gouvei nements secretaris brieven naar men zegt, van min gepasten toon te laten schrijven, waarbij hem opgedragen werd uit te vorschen, wie de inlichtingen aan de courant had gegeven, met mededeeling, dat die ambtenaar voor den berichtgever werd gehouden, niettegenstaande deze verzekerd had dat hij 't niet was, De commissaris, geen ander middel wetende om den gouver neur te overtuigen, wendde zich tot de courant, met verzoek om eene verklaring dat hij niet de berichtgever was. Deze zaak verwekte niet weinig opspraak en spotternij en droeg weer een steen bij tot het ridicuul maken van het gezag." In een ander opzicht zijn zaken aan den dag gekomen, die een eigenaardig licht werpen op de wijze, waarop de gouverneur meent de belangen der kolonie te moeten behartigen. Zoolang mr Smidt, die zeker niet gewoon was voor verantwoordelijkheid terug te dein zen, gouverneur was en ook zijne ambtsvoorgangers deden hetzelfde, werd nooit een maatregel van gewicht genomen, zonder dat de raad van bestuur over de zaak eerst was gehoord, behoudens het recht van den gouverneur om het gegeven advies niet te volgen. En dat doet ieder verstandig man van zelf reeds daarom, omdat, indien de maatregel tot een verkeerd resultaat voert, hij het verwijt niet op zich laadt, dat hij de door de wet aangewezen raadslieden niet in de zaak gekend heeft. De raad kwam destijds minstens 1 maal 's maands bijeen. Art. 63 4e lid van het regeerings reglement zegt, dat de raad van bestuur door den gouverneur wordt gehoord nopens „alle andere zaken waaromtrent de gouverneur in het belang zijner verantwoor delijkheid het gevoelen van den raad wenscht te vernemen." Jhr De Savornin Lohman had daaromtrent eene andere opvatting. Hij riep den raad niet bijeenliet eenvoudig de stukken bij de leden individueel rondgaan zoodat hij ze wel terug kreeg met de aanteekeningen erop van elk lid afzonderlijkmaar er geen kwestie was van overleg, van samenspreking en menig lid van dien raad van zelf geen kennis kon nemen van het advies van zijn collega's. Eerst toen op deze zonderlinge, eveneens autocratische wijze van zaken behandelen in het publiek weid gewezen, kwam de gouver neur op deze manier van handelen een enkel maal terug, een manier van werken die volgens den schrijver der brochure hoofd zakelijk zijn. oorzaak hierin vond dat jhr Lohman mr Tonckens, die gedurende zes maanden waarnemend gouveineur is geweest, het onaangename wilde besparen van als jongste lid en secretaris van dat lichaam te moeten zitting nemen. Zoo regeert men in Suriname onder het regime-De-Savornin-Lohman. Bovendien heeft deze gouverneur, aan zijne kleine omgeving van zeven k acht personen, een gewillig oor verleend om eene scherpe lijn te trekken tusschen Nederlanders en Surinamers. Het afgeven op laatstgenoemden schijnt bij hem schering en inslag te zijn en eene meermalen door hem gebezigde uitdrukking luidt„mijnheer, dat doet een Surinamer, maar geen Nederlander." Dat dit geene verstandige taktiek is voor een vertegenwoordiger des konings, kan ieder licht begrijpen. Zulk een persoon moest zich te hoog gevoelen voor dergelijke opvattingen en uitingen en toonen te begrijpen dat het zijn plicht is te staan boven de partijen. Verschillende andere grieven tegen den heer Lohman als gouverneur kunnen wij met stilzwijgen voorbijgaan. Zij zijn niet van zooveel gewichtalleen zouden zij tot bewijs kunnen strekken dat menigmaal de gouverneur van Suriname zich bezighoudt met futiliteiten waar hij zich in zijne posi tie buiten moest houden. In een volgend opstel wijzen wij nog op een paar belangrijker kwestiën, waaronder het bekende conflict met den kolonialen raad, om ten slotte onze conclusie te trekken uit hetgeen wat wij uit de belangrijke bro chure vernamen. Doelloos geven of helpen? Mogen wjj de aandacht van Middelburg's ingezetenen nog eens met aandrang vragen voor eene zeer dringende roepstem van een hoogst nuttige vereeniging in hun midden Het is de Vereeniging tot het bezoeken van armen die jaarljjks hare inkomsten ziet afnemen, en daardoor natuurlijk gedwongen wordt haren nuttigen arbeid zeer te beperken. Het bestuur van die vereeniging zal nu dezer dagen de volgende, duidelijk sprekende circulaire verspreiden »Om te voorzien in de toenemende behoefte, als gevolg van nieuwe inschrijvingen jaar ljjks gemiddeld 55 terwijl van de vroeger ingeschrevenen jaarljjks nog gemiddeld 35 in behandeling komen, is het bedrag der inkom sten onvoldoende. De vereeniging drijft bijna geheel op de krachtige hulp van het bestuur der Loterij van Vrouwelijke Handwerken jaarlijks gemiddeld 315 ongeveer en van de beheerders van twee particuliere fondsen, waarvan het eene, dat de ondersteuning van weldadigheidsinstel lingen ten doel heeft, haar dit jaar met 400 steunt, terwjjl het andere, dat geheel van particulieren aard is, daaraan sedert tal van jaren telkens 1000 schenkt. Ieder jaar blijkt echter opnieuw, dat de in gezetenen, wanneer zij niet door het bestuur aan het bestaan der Vereeniging worden herinnerd, zich daaraan geldelijk weinig of in het geheel niet laten gelegen liggen. Eene gemiddelde opbrengst van f 424 aan vrijwillige giften, jaarlijks bijeengebracht door hoogstens tien personen met uitzondering van het jaar 1887, toen aan ongevraagde gif ten f 924 werd ontvangen van 17 personen moge strekken ten bewijze van vorenstaande beweriDg. En wat deed intusschen die vereeniging? Sedert 1881, toen voor goed gebroken werd met alle bedeelingen in bons voor eetwaren, brandstoffen enz., werd alleen als tegemoetko ming in ziekte, voornamelijk waar het den kostwinner gold van het gezin, achtereenvol gens aan wekeljjkBche hulp besteed J 223, ƒ481, ƒ1640, ƒ2300, ƒ2045, 1500, 2182, 2997 en 3127. Voeg daarbij wat gemiddeld per jaar wordt uitgegeven aan voorschotten 657), bjjdragen van verschillenden sard 340), ligging- en dekkingstukken 145) en de noodzakelijkste kosten van beheer (f 75), en het valt gemak kelijk te begrjjpen, dat, bij de bovenvermelde onthouding van het publiek, het kapitaal van 67C0 tot 20C0 inkromp. Dat nu is, door de zoo gelukkige beschik king van wijlen dr. S. Dobbelaar de Wind, wel weer tot 6000 aangegroeid eveneens met vrjje beschikking over het kapitaal maar de directie, uit grond harer veeljarige ondervinding groote waarde hechtende aan het blijvend bestaan der vereeniging, is van oordeel, dat het niet opnieuw zoover mag komen en het, vóór alles zaak iB het publiek er op te wijzen, dat het ook in deze verplichtingen heeft. Langdurige overwegingen hebben haar tot de overtuiging gebracht, dat zjj niet langer ljjdeljjk mag afwachten, welke hulp haar uit vrjjwillige gilten zal worden geschonken. De tijden zjjn lang voorbij, waarin de jaar verslagen, in stede van te spreken van 3 a 400 gulden, mochten gewagen van eene gemiddelde ontvangst van 3 a 4000 gulden eens zelfs tot ƒ8000 toe aan giften; toen muziek- en andere gezelschappen jaarljjks, somwjjlen zeer aanzienlijke, giften schonken, van welke laatBte echter, omdat daaraan veelal als voorwaarde eene buitengewone uitdeeling was verbonden, is moeten worden afgezien, sedert de vereeni ging niet meer als bedeelings-commissie optrad. Te betreuren is het, dat die herinnering niet mag achterwege bljjven. Intusschen be hoeft dat gelukkig niet te geschieden zonder hoop op goeden uitslag, want het is bij de in '85 en '88 gehouden collecten, die 1387 en 1222 opbrachten, gebleken, dat het publiek, wordt het aan het bestaan der vereeniging herinnerd, daaraan zijn steun nog niet onthoudt. Toch is de directie van oordeel, dat tegen het houden van jaarljjksche collecten over wegende bezwaren bestaan, ook omdat daar door de gewenschte stabiliteit niet wordt ver kregen. Zij is daarom besloten over te gaan tot toe passing van het eenige middel, dat haar die kan schenken en dat tevens gelegenheid geeft waar het den weg tot vrijwillige gilten niet afsnijdt, om de kleinste zoowel als de grootBte gift te ontvangen en de geheele gezeten bur- gerjj te doen bjjdragen aan eene zaak, die de zaak van allen behoort te zijn het vragen n. 1. eener vaste jaarlijksche contributie, waartoe men zich verbindt tot wederopzeggens toe. Daartoe zal eerstdaags van harentwege eene inschrjjvingsljjst worden aangeboden aan ieder, van wie kan en mag worden verwacht, dat hjj aan deze, nu reeds 45 jaren bestaan hebbende hoogst weldadige instelling zijnen steun niet zal onthouden. Dat ruime inschrijving daaraan het meest be vorderlijk zijn zal, behoeft geen betoog indien echter ieder, in wat rang of staat ook ge plaatst, van zjjne medewerking blijk geeft, zal ook uit vele kleintjes een groot geheel ontstaan, dat, aan onze minder bedeelde mede ingezetenen ten goede komende, getuigen zal, dat de oude geest nog niet is uitgebluscht." Tot zoover de roepstem. Zij spreekt duideljjk, krachtig en zegt ouwe» derlegbaar twee feitenhet publiek laat zich niet genoeg aan die nuttige vereeniging gelegen liggen, al lieten enkelen zich ook niet onbe tuigd, toen zjj aan die vereeniging herinnerd werden. En in de tweede plaats wordt ons op nieuw aaDgetoond het groote nut, dat de vereeni ging sticht, en nog meer stichten kon wanneer haar bestuur slechts over voldoende middelen kon beschikken. Welnuwaar thans een nieuwe weg wordt in geslagen om versterking van middelen te ver krijgen, daar willen wjj hopen dat ditmaal de roepstem niet vergeefs zal geschieden. En mocht ons woord iets kunnen uitrichten om aan dat doel, aan eene algemeene deel neming bevorderlik te zjjn, dan zouden wjj ons gelukkig gevoelen. Wjj zijn zoo overtuigd van het p r a c t i- s c h e nut dezer vereeniging, dat wjj voor weinig instellingen met zooveel ingenomenheid eene opwekking schrjjven als voor deze. Zjj helpt waar gebleken is dat hulp noodig is en wanneer de hulpvragenden het waard zjjn. Zjj tracht armoede te voorkomen. Zjj steunt om het zinken te beletten. Zjj steekt de hand aan hem of haar uit, die in den strjjd om het bestaan dreigen onder te gaan. Maar laat een vogel zjjn vleugelen een» uitslaan als hjj gekortwiekt is! Het is waargeen oogenblik bjjna staat het stil met aanvragen om steun voor deze of gene instelling. Edoch laat men de hand eens in eigen boezem steken. Laat men eens nagaan of men zelf niet honderdmaal kleine giften soms doelloos weggeeftwegschenkt zonder onderzoeksteunt waar steun misplaatst is. Wie dit eens bedenken wil, zal zeker tot de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1890 | | pagina 1