N°. 33.
133" Jaargang.
1890.
Zaterdag
8 Februari.
Een zwat pleiflooi en eed verïeeri adviss.
Middelburg 7 Februari,
Deze courant verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.,
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten benevens alle
dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
LETTEREN EN KUNST,
ONDERWIJS.
RECHTSZAKEN.
MIlDflBIMiSÜIli COURANT.
Thermometer.
Middelburg 7 Febr. vm. 8 u 34
tn. 12 n 37 gr. av. 4 u. 37 gr
Verwacht verand. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peiil, te Zierikzee: A. G. de Mooij te TholenW. A. tan
NraxrwENHtriJZEN en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen ei advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebb. Belinpante, te 's Gravenhage, en A. de la Mab Azn, te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité ótrangère G. L. Daubb Cie., John F. Jones, opvolger
Advertentiën
moeten des namiddags te een uni
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zp des avonds nog worden opgenomen
Dr Schaepman, de groote leider der katho
lieken, heeft Woensdag ook zijn licht doen
schijnen over het votum der Eerste kamer,
bij gelegenheid dat hij te Haarlem in de
katholieke kiesvereeniging eene politieke
rede hield.
Natuurlijk kon hij daarbij niet zwijgen
over deze gewichtige gebeurtenismaar wat
hij zeide ter bestrijding van het gebeurde
kwam ons bijzonder zwak voor en scheen
ons meer voort te komen uit een zucht om
het partijverband niet te schaden dan wel
uit warme overtuiging, dat de minister
Keuchenius de rechte man was op den juisten
zetel.
Op eene andere plaats in ons blad geven
wij een overzicht van het door hem over
de gebeurtenis in ons hoogerhuis gesprokene,
ontleend aan een verslag in de N. R. Crt.
Nu zou men kunnen beweren dat een
courantenverslag niet altijd een juiste maat
staf is om daarnaar iemands woorden te
toetsen, doch het feit dat het Centrum het
overzicht van het Rotterdamsche blad geheel
overnam pleit reeds voor de juistheid daar
van, omdat dit blad in tegenovergesteld
geval wel een wenk zou ontvangen hebben
van hem, die daarmee in zoo nauwe
betrekking staat.
Maar bovendienwij vergeleken het met
een ander verslag, voorkomend in de Raar-
lemsche couranten die vergelijking over
tuigde ous te meer van de juistheid van het
overzicht, door ons aangehaald.
Dr Schaepman heeft wat van zijne zijde
tegenover den feilen katholieken-bestrijder
Keuchenius te prijzen valt niet nagelaten
hulde te brengen aan den minister van
koloniën, „den man van groote gaven, met
onbetwistbare kennis, die Indië en de Indische
bevolking een warm hart toedroeg." Niemand
zal aan dien lof iets te kort willen doen, de
liberale partij allerminst. En zelfs gaan wij
met den heer Schaepman mee waar hij
hulde brengt aan Keuchenius' karakter, aan
hetgeen wij zouden willen noemen zijn glorie,
zijn kroon, zijn roem, zijn eer. Keuchenius
heeft door zijne kennis van Iudie, door zijne
bekwaamheden, door zijn strijden als oppo
sant voor de belangen van Insulinde recht
gegeven om groote verwachtingen van hem
te koesteren. Daaraan is door hem niet
voldaanen zelfs eigen medestanders verweten
hem zijn afdalen tot kleinigheden, het gemis
van éene groote daad gedurende zijn
ministerschap.
Dr Schaepman zelf durft niet beweren
dat hij veel heeft verricht, „maar zegt
hij „de oorlog in Atjeh en zijne pacificatie
zijn zaken, die in de volle kamer niet tot
klaarheid kunnen worden gebracht. Wanneer
morgen de organen der openbare meening
hunne opinie zouden mededéelen omtrent
Atjeh, zou men wanen niet met de meening
van het millioen te doen hebben, maar met
een millioen verschillende meeningen.
„Dat de minister niet opeens een eind kon
maken aan de opium-kwestie, wie zal dit
in hem wraken. In de tien jaar dat ik de
eer heb lid te zijn der Tweede kamer heb
ik nooit anders gemerkt dan dat ieder lid
der kamer den opiumpest bestrijden wil, maar
tevens dat ieder lid in het diepst van het
hart de opbrengst der opiumpacht wel wil
behouden. En waar nu verscheidenen zoo
tevergeefs de vragen gesteld hebbenhoe
zijn de millioenen terug te vinden en hoe is
de opiumpest te verdrijven? kan het geene
verwondering baren, dat de min. het antwoord
niet gevonden heeft, en indien de min. al
een antwoord gevonden had, hoe zou de
uitkomst zijn geweest in de Tweede, in de
Eerste kamer?"
Dit alles is op zich zelf juist, maar tegen
over een man als Keuchenius kan en mag
niet alzoo geredeneerd worden. Hij is een
man van ervaring, van kennis; hij is een
die allen ministers van koloniën der laatste
jaren het moeilijk heeft gemaakt. Entegen
over hem mocht, ja moest men andere, strenge
eischen stellen. Van hem kon men verlangen
dat hij omtrent die gewichtige punten een
gedecideerde meening had, dat hij, als mi
nister optredend, een afgewerkt program zou
voorleggen.
En dat hij dit niet deed is voor ons en
voor vele anderen juist een ernstige grief
tegen hem, waarvan de gegrondheid door
geen woorden, hoe rethorisch ook door een
spreker als dr Schaepman geuit, is weg
te redeneeren.
Maar hierin schuilt, volgens datzelfde
katholieke kamerlid, het hoofdbezwaar tegen
Keuchenius niet„Noch in dit alles en
noch in de Billiton quaestie, noch in de
andere zaken, op Indië betrekking hebbende,
heeft men den minister getroffen, alleen in
zijn eigenaardig optreden als Christen".
En dr. Schaepman noemde het zeer be
droevend dat men eigenlijk niet met klaar
heid zeggen kan, wat het votum der Eerste
kamer eigenlijk bedoeld heeft. „Wanneer
zij aldus redeneerde hij gezegd had
het is ons volkomen onverschillig op welke
wijze gij uwe geloofsbelijdenis uit, indien
gij maar klare denkbeelden over de zaken
hebt, dan zou dit te begrijpen geweest zijn.
„Maar men heeft gezegdUwe belijdenis
van het Christendom verveelt ons en wij
duchten, dat dit bij de Mohamedanen eene
herleving van fanatisme kan uitwerken,
die nadeelig kan zijn voor ons gezag in
Indië. Had men dit nog maar gezegd,
maar men heeft juist gezegdUwe be
lijdenis." En hieromtrent verschilt dr
Schaepman met de Eerste kamer. De
minister Keuchenius heeft als staatsman met
zijne uitingen volstrekt geen kwaad gedaan.
Is dr Schaepman nu Waarlijk doof ge
bleven voor al de waarschuwende stemmen
uit Indië zelf, waar men zijn hart vast hield
voor de zonderlinge uitingen van den minister
Keuchenius als Christen-staatsman?
Waar zijn verdediger in den Haarlemschen
katholieken kring zelf erkent dat Keuchenius
„van de regeeringstafel niets anders gedaan
heeft dan te spreken als Christen, en dit
deed in een vreemden vorm, en tegelijker
tijd telkens te pas en te onpas het Heilig
Verbond heeft verheerlijkt", waarmede dr
Schaepman volstrekt niet dweept, daar had
de katholieke afgevaardigde de waarheid
verder kunnen huldigen door eerlijk te
erkennen dat de minister van koloniën te
veel zijn protestantsch geloof op den voor
grond stelde, en dat al ontstond er tot
heden in Indië nog geen opgewondenheid
bij de Mohamedanen,de tijd niet verre meer
zou zijn, waarop zoo de Christen staats
man Keuchenius voortging op den ingeslagen
weg eene uitbarsting zou plaats hebben
Tegenover de quasi vergoelijking van de
handelwijze en de daden des ministers dooi
den heer Schaepman stellen wij het oordeel
van vele anti-liberalen, aan wie zooals
de Tijd nog heden opmerkt de naam
Keuchenius lang niet sympathiek in de ooren
klinkt; terwijl wij daarbij voegen de opmer
king van hetzelfde blad dat 's mans gods
dienstige begrippen, bij alle waardeering
van zijn oprechtheid en gemoedelijkheid,
lang niet bij alle voorstanders van het
Christendom in Europa en der uitbreiding
van het Christendom in Indië onbeperkt
vertrouwen genieten.
Zou dan alleen dr Schaepman blind zijn
voor het gevaar van Keuchenius' houding in
zulk eene teedere zaak Een houding die
men een gevolg van hetgeen men zijn
karakter, zijne standvastigheid, zijn vastheid
in den geloove zou kunnen noemen, maar die
daarvan dan toch een zeer gevaarlijk,
h a c h e 1 ij k gevolg is, dat ieder oogenblik de
vrees voor ernstiger wettigt. En dit te meer
nu van de zijde eener anti-revolutionnaire
kiesvereeniging hem vooral hulde en dank
is gebracht voor den moed en de onversaa ;d
heid, waarmede hij ten deze voor Neerlands
heilige roeping is opgetreden een hulde
die de Standaard bijzonder aantrekt, omdat
die kiesvereeniging in haar motie en in die
woorden „met warmte en geestdrift opkomt
voor de levensgedachte, die in
Keuchenius' optreden belichaamd werd."
Wie voor dergelijke sterk sprekende uitin
gen doof iswie niet het gevaar ziet van
den weg, waarop de minister van koloniën
juist door dat optreden voor Neerlands
heilige roeping worm gevoerd, is even
verblind door zijn gelood ais de heer Keu
chenius zelf; maar dit kunnen wij allerminst
verwachten van een katholiek als dr Schaep
man.
Dat er een einde moest komen aan zulk
een eigenaardig opgevat ministrieel leven
lag voor de hand. Of echter nu het tijdstip
goed gekozen was om den minister te doen
vallen, willen wij niet beoordeelendit is
hoogst moeilijk. Wie toch kan waar
zoovele grieven zich opeenstapelen voor
uit bij juistheid bepalen, wanneer eene uit
barsting zal plaats hebben eene uitbar.
sting die soms even onverwacht is voor den-
gene die haar treft als voor hen die daaraan
meewerken. Evenmin als bij een onweer kan
men bij een drukkende atmosfeer in de
politieke wereld precies zeggen, wanneer een
donderslag zich zal doen hooren.
Maar lettend op het feit dat de afwezige
Eerste kamerleden Keuchenius niet gezind
waren, is het, dunkt ons, alleen wonder dat
die onverwachte slag in onze parlementaire
wereld nog niet harder is geweest.
De groote vraag is echter thans: wat nu?
Verschillende adviezen worden uitgebracht,
en daarbij treft ons \ooral de eenstemmig
heid van de ultra-anti-revolutionnaire partij,
die Keuchenius vast aaneengebonden houdt
met het geheele ministerie. Dit bevestigt
onze meening, in ons nommer van 3 Febr
geuit, ten volle. Al ging het gansche kabinet
ten onder, Keuchenius moet behouden blijven.
De Oranjevaan, een blad dat den geest der
gauche van de antirrevolutionnaire parti)
meestal zeer juist weergeeft, doelt op eene
ontbinding der Eerste kamer.
Wat zal die baten
Niets, dunkt ons. De Eerste kamer zal
niet veranderen.
En eene ontbinding der Tweede kamer
kan evenmin in het belang van het land als
van het ministerie zijn.
Het advies van de Oranjevaandat kan
beschouwd worden de meeniDg uit te drukken
van dat groote deel der anti-revolutionnairt
partij, hetwelk Keuchenius steunt en vereert,
komt ons daarom om meer dan éen reden ver-
keeid voor. Het is ook niet gewettigd door de
gebeurtenissen van de laatste dagen. Alleen
de minister van koloniën is getroffen dooi
het votum der Eerste kamerhem alleen
achtte zij een gevaarlijk staatsman.
Onze twijfel of meerdere ministers zich
bij hem zullen aansluiten of het kabinet
zich homogeen zal verklaren met hem,
handhaven wij daarom. Ja wij hopen zelfb
dat het ministerie op gevaar af van de
sterke Kuyper-partij tegen zich te krijgen
den heer Keuchenius zal laten heengaan,
omdat de nood daartoe het kabinet is opgelegd;
en dat het den heer Mackay moge gelukken
als miuister van koloniën een man te vinden,
even bekwaam als de heer Keuchenius en
met diens, in onzeoogen, goede eigenschappen,
maar meer practisch en vooral niet, zooals
hij, monomaan op het punt van godsdienst.
Het bericht, dat het geheele kabinet zich bjj
de ontslag-aanvrage van den heer Keuchenius
zou hebben aangesloten, wordt ten stelligste
tegengesproken.
Tengevolge van de verwerping van de be
grooting voor het Departement van koloniën is
een voorloopige begrooting opgemaakt, welke,
na de gewone phasen te hebben doorloopen,
binnenkort aan de Tweede kamer zal worden
ingediend.
Uit Suriname is door 200 ingezetenen aan
den koning en in afschrift aan de Tweede kamer
en den minister van koloniën een adres gc
zonden, houdende uiteenzetting van het ge
beurde tusschen den gouverneur en vier leden
(ambtenaren) der koloniale staten.
Volgens den Parijschen Tempsgewoonlijk zeer
goed ingelicht over alles, wat het Franscbe
departement van buitenlandsche zaken betreft,
is het bericht van een Fransch blad, dat in
zake het geschil tusschen de Franscbe en Nedt^-
landsche regeeringen in Suriname het scheicfs-
rechterschap aan den koning van België zou
zjjn aangeboden, onjuist.
Het blad gelooft integendeel, dat onze regee
ring bereid is het voorbehoud, dat zjj heelt
gemaakt bjj het aanbieden van het scheidsrech
terschap aan den czaar, te laten varen, en dien
tengevolge zou de czaar bereid zjjn als scheids
rechter op te treden.
Dr. Schaepman over het votum der
Eerste kamer tegen Keuchenius.
Woensdagavond trad in de Katholieke Kies
vereeniging te Haarlem alB spreker op dr
Schaepman, lid van de Tweede kamer, die in
den aanvang zjjner rede bovengenoemd votum
besprak.
Hjj moest om zjjn meening te motivee-
ren even terug gaan in het verledene.
Minister Keuchenius is opgetreden als de man
die hp was, waarmede zijn bestaan en betee-
kenis volkomen wordt weergegeven. Ieder in
den lande kende Keuchenius als een man van
groote gaven, van veel om.attende kennis, een
man, die aan Indië en de belangen der bevol
king een warm hart toedroeg, die wilde dat
Indië zou zijn de kroon van Nederland, maar
eene parel die even hoog moest worden ge
waardeerd als het goud dat aan de parel zit.
Men wist dat de minister Keuchenius dezelfde
zou zijn als het kamerlid Keuchenius, dat hij
eene eigen houding zou aannemen, en daar
door soms anderen zou kwetsen zonder dat hij
persoonlijkheid bedoelde. De soms lage aan
val op het karakter zijner tegenstanders be
hoorde niet tot zijn karakter. Men wist ook
dat hp hield van eene bpzondere soort belijde
nissen, die dikwjjls gerekt mochten heeten
en wier veeltalligheid niet altjjd uitdrukte wat
werd gewenscht. Maar men wist ook dat in
hem zat groote moed en stoutheid, dat hij was
een man, die veel had geleden, eene persoon
ljjkheid met eene zeer geteekende gestalte,
groot genoeg en hoog genoeg staande om
eerbied af te dwingen van den tegenstander.
Van htrt oogenblik zijner optreding af heeft
uien zich toegelegd dr Schaepman ziet
daarin geen valschheid en verraad, maar de
toeleg moet niet worden bedekt met het masker
van vaderlandsliefde in Keuchenius te doen
uitkomen den trek tot theologiseeren. Die trek
is op alle mogeljjke wijzen geprikkeld, niet het
minst door zijn tegenstanders. Men wist dat hij
niet zou aarzelen zijne christelijke beginselen te
belijden, en dat hij iederen aanval met te meer
geestdrift en hartstocht zou beantwoorden,
naarmate hij fijner of vermeteler werd aange
vallen. Als wat hp voor heilig hield werd
aangerand kon hij niet zwjjgen, en hij sprak
dan op zijne wijze.
De toeleg nu was Keuchenius te maken tot
een evangeliebelijder en tot niets meer. Spreker
zegt niet dat Keuchenius veel heeft verricht,
maar hp vraagt wat hp verrichten kon. D
oorlog op Atjeh is geen zaak, die in de volle
kamer kan besproken worden, want dan krijgt
men allerlei meeningen, waardoor men niet meer
weet of men met éene openbare of millioen
bpzondere meeningen te doen heeft.
Wat de opiumkwestie betreft, alle leden der
kamer willen de opiumpest bestrijden, maar alle
leden willen in hun hart de millioenen van de
opiumpacht behouden. Indien men den minister
Keuchenius verlangt te antwoorden op de vraag,
hoe de opiump-st bestreden moet worden,
handelt men onbillijk. Indien hp dieper in de
kwestie was doorgedrongen, zouden er nog meer
bestrjjders zpn opgestaan. Maar niet in de
opium-zaak noch in de Billiton-kwestie zat de
kneep, men wilde dat Keuchenius een andere
man was dan hp is.
Men kan niet met klaarheid zeggen, wat de
Eerste kamer heeft bedoeld. Als die kamer
gezegd hadga uw gang met uw christen
dom, maar zeg ons hebt ge eenige kloeke ideeën
voor Atjeh en andere Indische zaken, dan was
het goed geweest. Maar men is te werk gegaan
als in de Tweede kamer. Men heeft gezegd
wij vreezen voor ons christendom, en spreker
is daar niets bang voor. Volgens zijn inzien
heeft Keuchenius den strpd tusschen den Islam
en het christendom volkomen correct gevoerd.
Hij is het eens met minister Mackay.
Wat Keuchenius ook gezegd heeft, zjjne daden
zpn niet in ntrpd met het regeerings-reglement.
Geen der artikelen daarvan is geschonden.
Keuchenius beschouwde de Nederlandsche natie
als eene christelijke, en meende tegenover den
Islam de heiligheid van het christendom te
mogen verkondigen. Hij heeft geen staatkundig
middel gebezigd of doen bezigen om den Islam
aan te tasten. Den 21en December heeft men
minister Keuchenius beschuldigd in Indië te
strpden voor zijn eigen beginsel. Als dat waar
was zou spreker dan niet alleen partjj hebben
gestaan, maar den minister ook te lpf zpn
gegaan.
Minister Keuchenius heeft nooit voor dien
uaam, die hem eigen is, partjj gekozen. Van de
regeeringstafel is hij de x rdediger geweest van
't christelijk beginsel der regeering, maar hjj
deed dit op eene wpze, die geen sympathie kan
wekken. Toch was dat geen reden om te ver
wijten, dat hjj het fanatisme opwekte. In Neder
land schjjnt een minister niet te mogen zeggen,
wat hjj van 't Christendom en den Christus
denkt, en vooral niet tegen de hoogBt aange-
slagenen, die onder de hoogsten in geest moesten
behooren.
Men kan van godsdienstwaanzin spreken,
maar in een land waar men zoo schermt met
de vrjjheid, moest men dit niet doen. De minister
zou geen man van karakter zjjn als hij niet
had gesproken zooals hjj deed. Hier, waar men
een standbeeld opricht voor Spinoza verguist
men minister Keuchenius. Spreker houdt niet
van parlementarisme ook niet waar het door
de pers wordt uitgeoefend, en zou, waar deze
het doet, haar willen toeroepenschoenmaker
houd u bjj uw leest.
Verder wilde de beer Schaepman over den
toestand geen oordeel uitspreken.
Te Berlijn is op 78jarigen leeftijd over
leden de historie-schilder Hermann Kretschmer.
Alom zpn atbeelingen van zpn schilderijen,
moderne genre-tafreelen voorstellend, verspreid.
Naar men ons meldt, zal het tweede
gedeelte van het vergelijkend examen voor
hoofd der openbare school te Nieuwvliet plaats
hebben op Maandag 24 Februari. Het schrifte
lijk examen werd reeds voor ruim twee maan
den afgenomen.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg.
Ter openbare terechtzitting dezer rechtbank
werd heden behandeld de zaak tegen M. R.,
19 jaren oud, koopman te Yerseke, thans ge
detineerd alhier, ter zake dat hjj, ter open
bare terechtzitting dier rechtbank dd. 22 No
vember 1889 als getuige onder eede gehoord
in de strafzaak tegen W. Ie B., oud 26
jar, n, werkman te Yerseke, beklaagd van
mishandeling, opzettelpk valsch en in strjjd
met de waarheid het navolgende heeft ver-
klaard»ik heb le B. niet zien gooien, ik
ben naar den rijksveldwachter Van Loon, die
mij gehoord had over het gebeurde op 17 Oc-
tober 11., toegegaan om mjjn eerste verklaring
aan te vullen en heb toen wel opgegeven, dat
ik Le B. had hooren zeggen tegen A. D., »geen
namen noemen", hetgeen ik verzwegen had,
maar ik heb toen niet aan den rpksveldwach-
ter opgegeven, dat ik gezien had, dat Le B.
had gegooid".
Gehoord werden 9 getuigen, door het O. Mj
voorgebracht en 1 deskundige om den geestes
toestand van beklaagde te constateeren, terwjjl
vanwege de verdediging 2 getuigen a décharge
werden gehoord. Het O. M. vorderde bekl.'s
veroordeeling tot 18 maanden gev. strai, vermits
de in de dagvaard vermelde, aan bekl. ten laste
gelegde leiten den meineed volkomen staafden;
De door bekl. opgeworpen exceptie als zou hjj
abnormaal zjjn wegens eene door hem onder
gane ziekte, werd door den deskundige en
door het schrjjven van den geneesheer, die
bekl. indertjjd behandelde, volkomen gelogen
straft. De verdediger, mr M. J. de Witt Hamer,
die in plaats van den ambtshalve toegevoeg-
den verdediger mr Van der Bilt voor
den bekl, optrad, vorderde vrijspraak, vermits
het eerste bp dagvaard ten laste gelegde feit
volstrekt niet bewezen was en hetbewjjs,
voor wat het 2e feit betrof, ten volle ontbrak.
Uifspraak in deze zaak heden over 8 dagen;
Kantongerecht te Goes.
Heden (Vrpdag) zjjn veroordeeld, wegens!
het jagen zonder jachtakteC. D., J. C. K;,
Kloetinge, ieder tot 5 b. s. 4 d. h.het
jagen zonder schriftelpke vergunning of jacht
akte J. H., Nisse, tot 2 maal f 5 b. s. 4 d.
h.het herstellen van een wildstrik: J. D
Kattendpke, tot 5 b. s. 4 d. h.het visschen
met een verboden vischtuig: D. de R., Co-
lpusplaat, tot ƒ3 b. s. 3 d. h,visicherjj»