N°. 3.
133° Jaargang.
1890.
Zaterdag
4 Januari.
Deze courant verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingen: van 1—7 regels f 1.50;
iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg -3 Januari,
li 11) i) nit i ik.siiii: i
Thermometer. j Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Hestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooiï te tholen: W. A. van EilrertenttSa
Middelburg 3 Jan. vm. 8 u 29 gr. Nietjwenhtiijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te
utr
m. 12 o. 33 gr. av. 4 u. 34 gr. F
Verwacht Z. wind.
advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab te Rotterdam, de Gebb. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mab Azn, te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dahbe Cie., John F. Jones, opvolger.
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
Uit Yerseke schrijft men ons
Dat de oesterhandelaars hier gaarne het
gevaar, dat in het deponeeren van Fransche
oesters in Zeeland gelegen is, afgewend zagen,
is alleszins begrijpelijk. De oesterteelt heeft
toch al met zooveel moeilijkheden te kampen,
dat de vraag, of zij zich op den duur zal
kunnen staande honden, niet misplaatst is. En
als daar nu nog nieuwe concurrentie bjjkomt
met een soort, die het Zeenwsche product in
het buitenland allergemakkelijkst in een slech
ten reuk kan brengen, dan wordt de toestand
nog al kritieker.
De verwarring van Zeeuwsche met Fransche
oesters zal in dit geval te gemakkelijker in de
band gewerkt kunnen worden, omdat de Bel
gische ondernemer het oog moet hebben op
oesters van de kust van Bretagne, die uiterlijk
nog al overeenkomst hebben met Zeenwsche,
maar inwendig van veel minder qualiteit zijn.
Als hem zjjn toeleg gelukt, dan ligt het
voor de hand, dat zijn voorbeeld navolging
zal vinden, want er zal ongetwjjfeld aardig
wat aan geprofiteerd worden.
Maar zal het hem gelukken
Er staan hem slechts twee wegen open.
Vooreerst kan hjj een reeds bestaande put
trachten meester te worden, waarop het ver
bod van oesters," afkomstig uit wateren be
zuiden de lijn Duinkerken—Dover, niet van
toepassing is (zoodanige zijn er) en ten andere
kan hjj zelf een put aanlegen op grond, die
niet aan den staat toebehoort. Daar het eerste
tot heden mis geloopen is, heeft hij zich op
den tweeden weg hegeven en zal aan het
bestuur van den Wilhelminapolder een stuk
van de slikken vragen, welke, krachtens een
arrest van den Hoogen raad, disn polder in
eigendom toebehooren. Zich hier op particu
lier terrein bevindende, zal de minister het
verbod van plaatsing van vreemde oesters wel
niet toepasseljjk maken, want dit zou met
algeheel verbod van invoer gelijk staan.
Maar voor den aanleg van een put op dezen
grond is toch altijd nog goedkeuring van Ged.
Staten noodig, die voor de waterstaatsbelangen
te waken hebben. De vraag is nu maar mogen
zij ook vergunning weigeren op grond van strijd
met het algemeen belang Hierop is de hoop
gevestigd.
In de voorgenomen meeting zal men waar
schijnlijk eene zending naar Ged. Staten trachten
uit te lokken om, voor zoover noodig, die heeren
op het groote nadeel te wijzen, dat de Zeeuwsche
oestersteelt door dergeljjke practijken dreigt
toegebracht te worden.
In onze beschouwing over bet afgeloopen
jaar in ons vorig nommer zijn een paar zin
storende fouten geslopen, die verbetering eischen
Wjjzende op de aanneming der schoolwet,
door velen begroet als de dageraad eens nieuwen
levens, stond er verder»Het was toch hoofd
zakelijk, om den vrede te brengen, dat velen
tot dit besluit meewerkten en al gelooven wij
nu ook niet dat de ultra-anti-liberalenenz.''
Dit moet zjjn»en al gelooven wjj dit ook niet
van de ultra-anti-liberalen enz".
Wjj ontvingen een uitnoodiging om eene
lans te breken voor de beoefening van de we
reldtaal en tevens de statuten van de Alge-
meent Nederlandsche wereldtaalvereeniging (vola-
pükaklub valemik nedanik) onder de zinspreuk
Balif mekom valüdi.
Hoe gaarne ook wij gelooven, wat de ondertee
kenaars ervan zeggen, dat zulk een vereeniging
in ons land noodzakelijk is ter verspreiding
van Volapuk, de verkeerstaal der toekomst
kunnen wij aan het verzoek tot opname van
den ons gezonden bundel gedruktens niet vol-
doenjonzeruimte laatniettoeomvoordeze bjjzon-
deré vereeniging zooveel plaats af te staan. Wij
gelooven echter in den geest der onderteekenaars
van de uitnoodiging te handelen door de ver
melding dat men zich voor toetreding tot de
vereeniging (contributie slechts 50 cents) kan
wenden tot den heer J. A. Adriaanse, peniidan
komita büfuik te 's Heerenhoek bij Goes, die
zeker gaarne nadere inlichtingen geven zal.
Yerder vinden wij onder de leden van de
voorloopige commissie ter oprichting der ver
eeniging mejuffrouw Marie Yerbrugh te Mid
delburg, die zeker ook wel belangstellenden
zal willen inlichten.
Ons belanghet orgaan der vereeniging Eigen
Hulp, herdenkt natuurljjk het twaalf-eD-een
haltjarig bestaan dier vereeniging in een opstel
waarin aan den stichter ervan, den beer J.
Kuyper Hzn, alle lof toegebracht en herinnerd
wordt aan het vele goede dat de vereeniging
stichtte.
Het slot van dit opstel verdient, tegenover
de aanvallen, waaraan de vereeniging in den
laatsten tjjd bloot staat, wel de aandacht. Dit
luidt als volgt
Heeft Eigen Hulp op zich zelf reeds zeer
veel in die twaalt en een half jaar uitgevoerd
minstens even gewichtig is haar oprichting
geweest voor vele maatschappelijke kringen
buiten hare eigene. Vóór haar optreden kende
men in Nederland de Coöperatie bijna alleen
bij naam. Eigen Hulp heeft de oogen ook
hier doen opengaan en den weg aangeduid
onzea inziens een van de meest practische en
doeltreffende wegen waarlangs verbetering
van de maatschappelijke toestanden te ver
krijgen is. Door haar toedoen is het beginsel
der coöperatie doorgedrongen tot die klassen
der maatschappij die er zeker de meeste be
hoeften aan hebben. Het welslagen trekt. De
voordeelen, die de winkelvereenigingen in vele
plaatsen opleverden, hebben anderen tot coöpe
ratie gewekt om vleeschwinkels, brandstoffen
zaken, broodbakkerijen enz. voor gemeenschap
pelijke rekening te exploiteeren. De arbeiders
beginnen het nut der coöperatie in te zien en
ofschoon van zekere zjjden ook onder hen dit
middel tot lotsverbetering wordt bestreden,
omdat het de wereld niet onderst boven keert,
wint al meer en meer bet gevoelen veld dat
eerljjke, tastbare voordeelen voor de arbeiders
verkieslijker zjjn boven door geweld toege
eigend goed voor 't oogenblik of wel denk
beeldige voorrechten in de toekomst.
Uit een algemeen maatschappelijk oogpunt
is dus de stichting van Eigen Hulp een merk
waardig feit gewejst, volkomen waard om te
worden herdacht.
Ook wegens den tegenstand dien de vereeni
ging heeft opgewekt bij een talrijke klasse van
leden der maatschappij, die zich in hun bestaan
door haar bedreigd achten. Immers, die tegen
stand heeft ook die personen, die vroeger vaak
zeer vijandig tegenover elkander stonden, tot
elkaar gebracht en hén genoopt zich onderling
te verstaan over de bevordering van hunne
gemeenschappelijke belangen. Indien die strijd
tusschen Eigen Hulp en de vereenigde winkeliers
met loyale wapenen wordt gestreden, kan die
niet anders dan heilzaam zjjn voor de maat
schappij, voor de groote massa des volks, die
geen belang heeft bjj de plaats waar zij koopt,
maar wel bij hetgeen wat en den prijs waar
voor zjj koopt. In elk geval, die strjjd ware
voor de winkeliers toch niet te ontgaan ge
weest. Ware Eigen Hulp niet verrezen, de coöpe
ratie had men ten slotte toch niet kunnen
tegenhouden en de richting van den tjjd om
rechtstreeks waren te betrekken en rechtstreeks
aan de consumenten te leveren een richting
merkbaar niet uit éen feit, maar uit tientallen
van omstandigheden is door geen vereeni
ging van winkeliers te veranderen,
Vinden wij bjj de meest kalme beoordeeling
van hetgeen Eigen Hulp heeft gedaan en ver
oorzaakt, stof tot dankbaarheid allerminst
zullen wjj beweren, dat alles in haar kring
prijzenswaard is, dat de vereeniging en hare
takken geen nut zouden kunnen trekken van
de wenken, opmerkingen en grieven, die men
ten haren aanzien vrjjgevig genoeg doet hooren.
Maar evenals in het dageljjksch leven het
tjjdperk tot den koperen bruiloft feitelijk slechts
tot vestiging van het huisgezin bestemd schijnt,
en de ontwikkeling van zjjne loten meer in
het volgende tjjdperk valt, zoo mag men de
verbetering en uitbreiding van Eigen Hulp's
huisgezin veilig overlaten aan hen, die in het
tjjdvak, dat ons van het zilveren feest der ver
eeniging scheidt, geroepen zullen worden haar
te leiden en te besturen.
En nu is het opmerkeljjk dat juist hjj het
koperen feest in de vereeniging is opgericht
de nieuwe reeds door ons genoemde coöpera
tieve hond, die niet alleen een gemeenschap
pelijke samenwerking beoogt tusschen alle ver-
bruiksvereenigingen, maar tevens bevordering
van de coöperatie in Nederland door woord,
geschrift en daad.
Welke de uitkomsten zullen zjjn van dien
bond, kan niemand natuurljjk voorspellen
ook zullen er zijn die dat optreden wellicht
minder geraden zullen oordeelenmaar dat
in het ingetreden nieuwe lustrum der veree
niging die bond een belangrijke rol zal
spelen, schijnen alle gegevens aan te duiden.
En, als wjj dan op dit oogenblik met dank
baarheid herdenken wat zoovele leden van
Eigen Hulp in hoofdbestuur, districts- en
afdeelingsbesturen onbaatzuchtig, ter wille
van het heil hunner medeleden hebben ver
richt als wij den wénsch uiten dat de stichte.r
onzer vereeniging nog jarenlang met genoegen
op zjjn werk zal mogen terugziendan
voegen wij er tevens éen wensch bjj, nl. dat
de nieuwe richting in onze vereeniging, die
niet zonder verzet is ontstaan, moge blijk
geven van dezelfde werkzaamheid, bezadigd
heid en veerkracht die den siichter van onze
vereeniging kenmerkte en die ons thans met
erkentelijkheid doen terugzien op het tjjdvak,
dat achter ons ligt.
Aan een ingezonden stut in de IV. R. C-rt.
is het volgende ontleend, dat meer dan beschou
wingen getuigt vóór het heilzame der koepok
inenting. Het is eene aanhaling uit het werkje
Schetsen uit de Minahassa door M. H. Schippers.
Om de vruchten van de zending te bewijzen,
geleidt ons de schrjjver in het huis van zekeren
blinden Bastiaan. Laat mij woordelijk hier af
schrijven wat Schippers daarvan schrijft:
»Vertel ons eens Bastiaan zijt gij altijd blind
geweest, of hebt gij vroeger kunnen zien
»Ja, ik heb wel kunnen zien in mjjn leven,
maar dat is heel lang geleden, ik kan het mjj
niet meer herinneren. Ik was misschien twee
of drie jaar oud, toen heerschten hier erg de
pokken. Ik werd er ook door aangetast, en
wel erger dan anderen, zoodat mjjne beide
oogen uitzwooren. Weet u boe het kwam, dat
het zoo erg was
»Neen, dat weten wjj niet. Weet gij dat,
Bastiaan
»Zeker weet ik dat. Het kwam, omdat er toen
nog geen vaccinatenrs in het land waren. Sinds
die er zjjn, en alle kinderen ingeënt worden, is
er nooit meer zoo'n hevige ziekte geweest. Het
mag eens een enkel geval zjjn, maar daar blijft
het bij, en het is ook niet hevig."
»Zoudt ge werkeljjk denken, Bastiaan, dat dit
de oorzaak is Hebt gij zooveel vertrouwen in
het inënten
»Of ik dat denk Neen, dat weet ik zeker.
Wjj zien het immers. Als vroeger éen mensch
pokken had, dan ging het als een loopend vuur
van den een op den ander, en in korten tjjd
was eene geheele negorij in rouwmaar sinds
alle kinderen worden ingeënt, bljjft het steeds
bjj een enkel geval. Wat kan nu duidelijker
zjjn? Ik beb wat dikvrjjls in mjj zei ven gezegd
och, och, was ik ook maar ingeënt als kind,
dan was ik nu zeker niet blind."
Aan dit gesprek voegt Schippers deze opmer
king toe »Het is merkwaardig of Bastiaan
eens of tienmaal vertelt, hoe hij blind is gewor
den, die lof der vaccine moet er altijd bij. En
die eenvoudige man, die niets weet van »ge-
moedsbezwaren", maar alleen zjjn gezond ver
stand laat spreken, zou zeker al heel vreemd
opzien, als hjj hoorde, dat er in Nederland be
schaafde mannen gevonden worden, die, en nog
wel in naam van godsdienst en christendom, he
mel en aarde bewegen om te bestrjjden, wat hij
als eene der grootste zegeningen beschouwt.
Maar, het is "wel meer gebeurd, dat iets aan
kinderkens en eenvoudigen zoo klaar was als
de dag, terwijl "wjjzen en verstandigen het niet
zagen I"
ik voeg zegt de schrijver van het inge
zonden stuk ten slotte geen woord bjj dit
alles. Het medegedeelde spreekt zoo sterk, dat
elke redeneering hierna de werking van deze
woorden slechts zou verzwakken. Daar in de
Minahassa, een volk, dat voor groot vjjttig
jaar nog uit de wildste en woeste heidenen
bestond en hier in Nederland II
Toen bjj de begrootingediseussiën het voorstel
Bahlmann tot heffing van graanrechten ter
sprake kwam, werd door den minister van
financiën o. a. gezegd, dat hjj zich daarover
»namens de regeering" niet uitlaten wilde,
omdat dit niet met de usantiën der kamer in
overeenstemming was. Zou dit, vraagt de Arnh.
Crt, de ware reden zjjn Het blad gelooft het
niet. Want van een ander lid dezer zelfde
regeeriDg is de meening over graanrechten tot
ondersteuning van den landbouw hekend de
minister van binnenlandsche zaken heeft op het
landbouw-congres te Arnhem in 1888 duidelijk en
onomwonden verklaard, in tegenwoordigheid
en zonder weerspraak van zijn mede-aanwezigen
ambtgenoot voor waterstaat, geen heil voor den
landbouw in graanrechten te zien. De heer
Godin de Beaufort had eenvoudig naar deze
verklaring kunnen verwjjzen heeft hjj dat niet
gedaan, dan maakt de Arnh. Crt er uit op, dat
zjjn inzicht niet met dat van deze twee ambtge-
nooten overeenstemt en hjj voor zich niet
tegen graan rechten is.
Intusschen had, merkt de Arnh. Ct. nog aan
de minister van financiën hier weder, evenals
zj ne verschillende ambtgenooten, het onschat
baar voorrecht van dilatoire excepties te kun
nen pleiten. De handelstractaten stonden eene
herziening van onze handelswetgeving in den
wegeerst wanneer wjj de handen vrij hadden,
konden wjj de zaak ter harte nemen en daar
deze vrjjheid van handelen eerst in 1892 zou
kunnen verkregen worden, moest men tot zoo
lang geduld hebben. En dit geduld hebben
viel zoozeer in 's ministers smaak, dat hjj zelf
niet wilde ingaan op het anders wel aanlok-
keljjk genoemd denkbeeld van den heer A.
van Dedem, dat de regeering zich al den last
en de moeiljjkheden van dit hoogst belang
rijk onderwerp van den bals zou kun
nen schuiven door de instelling van eene com
missie »belast met het 'ontwerpen van een
nieuw algemeen tarief van invoerrechten in
beschermenden zin." Let we), zegt de Arnh.
Ct, dat de minister niet aanlokkeljjk noemde
het denkbeeld om aan eene staats-commissie
voorlichting te vragen over de vraag, welke
handelswetgeving Nederland in de bestaande
omstandigheden het best pasttegen zulk eene
commissie zou ook de Arnh. Ct, geen bezwaar
hebben, al hield zjj haar voor volslagen over
bodig. Wat, de heer Yan Dedem vroeg, was
eene commissie, die alvast het beschermend
tarief ontwerpen zou en dus hot aannemen der
protectie als een fait accompli beschouwde.
Dit denkbeeld nu lach Ie den minister van
financiën wel degeljjk toe. De conclusie ligt
voor de hand en is duidelijk genoeg. De
regeering zal van de gelegenheid gebruik
maken om rustig af te wachten tot zjj in 1892
de handen vrij heeft.
De protectionistische neigingen van den
minister van financiën jagen echter, zegt de
Arnh. Crt., weinig' vrees aan. Tegen het voor
uitzicht, dat eerst in 1892 met de eerste voor
bereiding van zjjne denkbeelden een begin
kan worden gemaakt, stelt zij de herinnering
hoe broos het ministerieel leven is in het al
gemeen, hoe wrak de tegenwoordige meerder
heid in het bjjzonder. Wie den staat van
zaken wèl inziet, zal, meent de Arnh Crt., van
oordeel zijn, dat de minister van financiën
uiterst boud spreekt, wanneer hjj nu, einde
1889, over zjjne gouvernementeele plannen van
1892, na de volgende algemeene verkiezing,
gaat uitweiden.
De St. Ct. bevat de wet van den Sisten De
cember 1889, tot afwijking van den regel ge
steld bij art. 241 der gemeentewet, betreffende
de heffing van plaatselijke belastingen ten be
hoeve van de gemeente Ylissingen.
Daarbij is bepaald dat ten behoeve der ge
meente Ylissingen, behoudens goedkeuring des
konings, van 1 Januari 1890, zoo noodig tot 31
December 1891, belasting op het gemaal, voor
zooveel de tarwe betreft, tot een bedrag van
ten hoogste één gulden per honderd kilogram,
en op het gedistilleerd tot een bedrag van ten
hoogste twintig gulden per hectoliter, ad vjjftig
percent sterkte, kan worden geheven.
Bjj kon, besl. benoemd tot leeraar aan
de rijks-hoogere burgerschool te Heerenveen
R. D. Nauta, tjjdeljjk leeraar aan die school.
Nog is benoemd tot commies der posterijen
van de derde klasse J. D. Vissering, thans
directeur van het postkantoor te Gulpen.
Yerder is pensioen verleend aan den kol.
comm. van het 2e reg. vest.-art. L. G. Berends
ad ƒ1957 en aan den luit. kol. van het le
reg. vest.-art. ad 1800 's jaars.
By het wapen der artillerie zjjn benoemd bjj
den staf van het wapen, tot geueraal-majoor,
commandant der bereden-artillerie, de kolonel
A. J. F. Egter van Wissekerke, commandant
van het 1ste reg. veld-art.tot luit.-kolonel,
de majoor H. J. Krantz, van dien staf, eerste
off. bjj de kon. mil. academie, tot majoor, toe
gevoegd aan den comm. der vesting-art., de
kapitein W. B. Westhoff, adj. van het 2de reg.
vest.-art.
bjj het 1ste reg. veld-art., tot kolonel, comm.
van het korps, de luit.-kolonel A. Greve, van
het korpsbjj het 1ste reg. vesting-art., tot
luit.-kolonel, de majoor W. M. Dinaux, van
het korps
bij het 2de reg. vest.-art., tot comm. van het
korps, de kolonel H. W. van Marle, thans comm.
van het 4de regiment vest.-art.tot kapitein,
de eerste-luit. L. de Bruyn, van het 1ste reg.
vest.-art.
bjj het 3de reg. vest.-art., tot luit.-kolonel,
de majoor J. Badon Ghjjben, van het korps
bjj het 4de reg. vesting-art., tot kolonel, comm.
van het korps, de luitenant-kolonel M. van
Aken, van den staf van het wapen, toegevoegd
aan den commandant der vesting-artillerietot
Eu in Middelburg liet dezelfde minister zich
'miners ook in dien geest uit, (Kep)
luit.-kolonel, de majoor P. A Scheltus, van
het korpstot kapitein, de eerste-luit. J. L.
Yogel, van het 1ste, en G. a. Jong, van het
3de reg. veld-art.en is bepaald, dat tjjdeljjk
met het bevel over de Ilde afd. van het 3de
reg. veld-art. zal worden belast de kapitein J.
van Lelyveld, van het 2de reg. veld-art.
Eindelijk is de met verlof hier te lande
aanwezige luit.-kolonel der genie van het leger
in N.-I. I. G. Dozy, op zjjn verzoek, ter zake
van lichaamsgebreken, eervol uit Zr Ms mil.
dienst ontslagen, met toekenning van pensioen
en is de heer W. J. H. Timmermans, arts, be
noemd en aangesteld tot off. van gezondheid
der 2de klasse bjj het pers. van den gen. dienst
van het leger in N.-I.
Het hof heeft sedert Donderdag, voor acht
dagen den lichten rouw aangenomen, wegens
den dood der keizerin van Brazilië.
De heeren J. S. van Nierop Sons, make
laars in vee te Londen, die zich, zooale wjj
reeds mededeelden, tot den Britschen minister
van landbouw wendden, teneinde vergoeding
te verkrijgen voor de schade, door hunne last
gevers geleden tengevolge van de aanhouding
van vee te Thames Haven, zonder eenige voor
afgaande kennisgeving, en in hun laatste schrij
ven aan den minister o. a. aanvoerden, dat
die maatregel niet had moeten zijn toegepast
op vee, dat tjjdens de afkondiging reeds uit
Nederland was verzonden, hebben thans een
antwoord ontvangen, waarin de minister zjjn
leedwezen te kennen geeft, dat de betrokken
personen schade hebben geleden tengevolge
van de toepassing der wetten op de besmette
lijke veeziekten, maar tevens opnieuw verklaart,
dat de aanvrnag om schadevergoeding zelfs
niet in overweging kan worden genomen.
Wanneer er inderdaad nog zjjn, die zouden
denken aan het voeren van een proces tot
verkrjjging van zulk eene schadevergoeding,
dan kan hun worden aangeraden liever geene
kosten te maken. Het ministerie heeft het
recht, krachtens artikel 155 van de Animals
Order, om ten allen tijde, wanneer het noodig
is, quarantaine op vreemd vee voor te schrij
ven, en uit den aard der zaak moet het steeds
handelen naar aanleiding van telegraphische
en andere berichten, zoodat voorafgaande ken
nisgeving practisch onmogeljjk is. Er bestaat
dan ook nauweljjks eenige twijfel of het minis
terie zou eventueel zulk een proces gemakkeljjk
winnen. (IV. v. d. D.)
Naar men meldt is de heer Yerniers van
der Loeff, lid der Tweede kamer, door een ern
stige ongesteldheid aangetast, die hem waar-
schjjnljjk zal verplichten zich gedurende zeer
geruimen tijd van alle werkzaamheden te ont
houden.
Dr W. Gleuns schrjjlt aan het Hbd., naar
aanleiding van het feit dat het in deze maand
300jaren geleden zal zjjn. dat door den Mid
delburger Zacharias Jansen het microscoop
werd uitgevonden, dat die uitvinding te
Antwerpen herdacht zal worden door eene
internationale tentoonstelling op micrographisch
gebied.
De geschiedenis der uitvinding van het micros
coop i« eerst sedert 30 jaren goed bekend ge
worden. Vroeger beschouwde men de Janssen's
als de uitvinders der verrekjjkers, maar ten
onrechte, De gewjjzigde beteekenis die het
woord lunette in den loop der tjjden heeft ge
kregen, was daarvan voornameljjk de oorzaak.
Dit bljjkt het best uit een schrijven van Peirese
aan Cambden (1622), waarin hjj zegtnous
avons bien vu de ces pelites lunettes, qui font aoir
des cirons et des mistes gros comme dts m juches.
Bljjkbaar werden in dien tjjd de microscopen
ook met den naam lunettes bestempeld.
Het is aan onzen hoog verdiensteljjken
landgenoot, wjjlen prof. Harting te danken,
dat de langdurige strjjd, wie de uitvinders van
verrekjjker en microscoop zjjn geweest, is be
slist ten gunste van onze landgenooten Lippers-
hey wat den verrekjjker en de Janssen's wat
het microscoop betreft.
Het jaar, waarin de laatstbedoelde uitvin
ding gedaan is (1590), wordt alleen vermeld in
een brief van Willem Boreel, baron van Yroen-
dijke, pensionaris van Amsterdam, aan Pierre
Borel, ljjfarts van Lodewjjk XIY, en opgenomen
in een in 1655 verschenen geschrift van laatst
genoemde.
Eene vermelding van de maand waarin de
uitvinding is gedaan, komt nergens voor. Alle
hulde daarom aan de Antwerpenaren, dat zij
niet getobd hebben over de vraagwanneet
zullen wij de herdenking vieren Zjj hebben de
eerste maand van 1890 als de beste gekozen
eene voortvarendheid in overeenstemming met