N°. 302. 132' Jaargang. 1889. Zaterdag 21 December. Deze courant verschijnt dagelijksj met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.- Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lagerj Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg 20 December. MIDDEIBMSCHE COURANT. Thermometer» Middelburg 20 Dec. Tin. 8 u 37 gr. m. 12 u 38 gr. av. 4 u. 36 gr. F Verwacht Z. W. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. O. de Mooij te TholenW. A. van Nebuwenhtjijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebr. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjn, willen z j des avonds nog worden opgenomen Het voorstel van wet van den heer Eablmann ter voorziening in den kwij nenden toestand van sommige takken van landbouw door mr M. MEES. »De noodlijdende graanproducent heeft be hoefte aan onmiddeljke hulp, en zijn toestand kan een verbetering ondergaan door toepassing van een middel, hetwelk bovendien, in plaats van offers te kosten, een niet onaanzienlijke bijdrage aan de schatkist zal verzekeren." Op deze wjze licht de heer Bahlmann zjn voorstel toe, dat strekt, om een inkomend recht te beffen van 1.20 per 100 kilo op tarwe, ƒ0 60 op rogge, gerst, grutten en erwten, f 0.30 op maïs, haver, boonen enz., ƒ2.40 per 100 kilo op meel, 20 op gist, 4 op stjfsel en verder verschillende rechten op andere land bouwproducten en op hetgeen daaruit vervaar digd wordt. Oppervlakkig zou iedereen meenen, dat de bedoeling van het wetsvoorstel was, te maken, dat de boer b. v. voor zjn tarwe 1.20 meer kreeg, dan hj zou krjgen, als die rechten er niet waren. Want gebeurt dat niet, boe kan dan door dat voorstel »de noodljdende graanproducent" geholpen worden. Toch ver gist men zich. De heer B. zegt, dat volgens zjn voorstel »van een invoering van eigenijk gezegd beschermende rechten geen sprake is." »Wat is dan de bedoeling geweest bj de in diening van het wetsontwerp In hoofdzaak tweeërlei. In de eerste plaats om den vaderlandschen landbouw te ontlasten, door op de schouders van den buitenlandschen producent een gedeelte van de belastingen te leggen, waaronder de binnenlandsche gebukt gaat In de tweede plaatsaan de regeering de middelen te verschaffen, welke zj noodig beeft om öf andere schadelijke belastingen af te schaffen, öf den landbouw op een andere wjze te hulp te komen." De heer B. wil dus door onze regeering eene belasting laten opleggen aan den bui tenlandschen producent, en hj wil de opbrengst van die belasting door onze regee ring laten gebruiken om den landbouw te helpen. Op de volgende wjze zouden wj dan den buitenlandschen producent belasting laten betalen. Als die buitenlander hier vroeger b. v. voor zjne tarwe kreeg 9.per hecto liter (van 80 kilo's), en er wordt daarop een inkomend recht van 0.96 gelegd 1.20 per 100 kilo), dan moet hj dat bedrag aan onzen fiscus afstaan, en houdt dus slechts 8.04 over. Dit is de bekende bewering van de protectionisten; als een inkomend recht geheven wordt, Btjgt de prjs hier niet, maar de buitenlander krjgt eenvoudig zooveel minder voor zijn goed. Als algemeene regel is die stelling echter onjuist. De buitenlander toch zal zich alhier met dien zooveel lageren prj» voor zjne tarwe alleen dan tevreden stellen, als h j er elders niet meer voor kan maken. En is het nu denkbaar, dat de prjs van tarwe ook in andere landen zal dalen, omdat men hier te lande besluit de tarwe met een inkomend recht te bezwaren B j een artikel, hetwelk voor een speciaal land gefabriceerd wordt, en dus elders niet verkocht kan worden, kan het gebeuren, dat de produ cent, om zjjn goed kwjt te raken, zich een reductie in den pr js getroost, als in dat land een inkomend recht op dat artikel gelegd wordt. Maar bj een artikel, als graan, dat, in alle landen gebruikt wordt, is zoo iets ondenkbaar. Het bedrag, dat aan graan hier te lande van elders aangevoeld en verbruiktwordt,iszooklein in verhouding tot de totale wereld-consumtie, dat het geen invloed op den prjs zou hebben, al voerden wj in 't geheel geen bnitenlandscb graan meer hier aan. Maar die aanvoer zal niet noemenswaard verminderen, door het heffen van een inkomend recht; dat zou alleen mogel jk zjn door een kolossale toename van de productie hier te lande zonder belangrjke stjging van productiekosten; en dat is niet denkbaar. Wj hebben dat buitenlandsch graan noodig, en kunnen dat niet krjgen als wj daarvoor niet Nu in Zuid-Beveland eene poging wordt gedaan om voor dit voorstel steun te verkrijgen bij de Tweede kamer meenen wjj aun deze beschouwing van een be kwaam en der zake kundig man als mr M. Mees eene plaats in ons blad te moeten ruimen. Het opstel is overgenomen tiit het December-nommer van den Sconomitt, uitgave van den heer H. L. Smits 0 Gravenhage. te betalen den marktprijs van elders vermeerderd met de inkomende rechten, die onze staat heft. De staat krjgt dan wel door dat inkomend recht op graan, door die nieuwe belasting, »de middelen om andere schadel jke belastingen af te schaffen"maar de nieuwe belasting wordt niet gelegd >op de schouders van den buitenlandschen producent", maar eenvoudig op de schouders van de koopers van die tarwe en rogge hier te lande, dat zjn hoofd- zakel jk de consumenten van het brood. Wanneer nu de staat uit de opbrengst van dat inkomend recht den landbouw op een of andere wjze ondersteunt, dan is het waar, dat dit aan de schatkist niets zal kosten, dat dit >in plaats van offers te kosten een niet onaanzienljke bjdrage aan de schatkist zal verzekeren" maar wat daarb j met opzet verzwegen wordt is dit, dat die bjdrage aan de schatkist betaald wordt door de consumenten hier te lande. Door die bjdrage aan de schatkist is echter de landbouwer of landeigenaar niet gebaat. Want uit de schatkist wordt geen geld aan den landbouwer gegeven. Die hulp moet op andere wjze komen. Zoo als ik boven aan toonde, zal, als een inkomend recht van ƒ1.20 wordt vastgesteld, de ingevoerde tarwe b. v. 10.20 kosten, in plaats van 9, wanneer dit de prjs is zonder de rechten. Maar nu spreekt het van zelf, dat de boer zjn daar mede geljkstaande tarwe niet meer voor f 9 zal verkoopen. Zoodra een inkomend recht wordt geheven, stjgt de prjs van het binnens lands geproduceerd graan ongeveer met het bedrag van dat recht. En dit is ook de be doeling van het beschermend recht. Wel kan de prjs tjdeljk iets beneden dat punt komen, als b. v., met het oog op die prjsverhooging, kort vóór het vaststellen van dat inkomend recht, meer graan is ingevoerd, dan op dat oogenblik voor de consumtie noodig is. Dit heeft men voor enkele jaren ook in Duitsch- land gezien. Maar iedereen zal bj eenig na denken begrjpen, dat door het heffen van een inkomend recht de prjs van het graan, zoowel van hetgeen binnenslands geproduceerd wordt als van hetgeen uit het buitenland komt, o p den duur juist zooveel hooger moet worden, als het inkomend recht bedraagt. In dien hoogeren prjs van het graan, dat hier te lande geproduceerd wordt, ligt dan »de hulp" die de »noodljdende graanproducent" krjgt. Die hulp wordt gegeven door de koopers van het graan. Dit is dus het tweede offer dat van hen gevraagd wordt. Het eerste is, zooals ik boven aantoonde, het bedrag dat aan den staat betaald wordt als inkomend recht op het graan, dat van het buitenland komthet tweede offer is, wat de landbouwers profiteeren door de hoogere opbrengst van hun graan, dat hier te lande verbruikt wordt. Beide die offers worden opgebracht door hen, die hier het graan noodig hebben. Wie zjn het dan nn, die deze offers betalen Vooreerst zj die in veeteelt of zuivelbereiding hun bestaan vinden. Toen in 1885, door eenige leden van de Provinciale staten van Limburg en door anderen, adressen aan de regeering gericht waren, met verzoek om inkomende rech ten te gaan heffen op landbouwproducten, heeft het Nederlandsch Landbouw-Comité op verzoek van den minister van waterstaat daarover een rapport opgemaakt, Daarin wordt aangetoond, »dat de verhooging van den prjs der eerste levensmiddelen de kosten van voortbrenging [voor den landbouw] verzwaart door de nood- zakeljke loonsverhooging van den arbeider en de duurdere voeding van het trekvee" »Alleen de graanbouw zou iets profiteeren, maar het zou geschieden ten nadeele van den veehouder." Dit laatste wordt met cjfers aan getoond. Bj die landbouwers, bj wie graan bouw en veeteelt of zuivelbereiding in ééne hand vereenigd zjn, zou de winst door die in komende rechten gerkg zjn of wegvallen Maar voor die streken, waar veeteelt of zuivel bereiding hoofdzaak is, zou de schade, te ljden indien het voorstel van den heer B. tot wet verheven werd, zeer belangrjk zjn. Bovendien zouden door dien maatregel zeer benadeeld worden alle consumenten van brood, en 'dus allermeest de min-gegoede klassen. De heer B. is van een andere meening. Hj zegt>Men zal de objectie luide doen klinken, dat bj toepassing van de voorgestelde maatre gelen, de broodpr jzen eveneens zullen st jgen. De ondergeteekende is van een andere meening. De nadeelen voor den landbouw, verbonden aan een inkomend recht op graan etc., zijn duidelijk uiteen gezet door den heer D. Bauduin, in de algem. verga dering van de Holt. Maatschappij van Landbouw te Purmerend gehouden, waar met B80 tegen 30 stemmen een votum- tegen de bescherming werd uitgebracht. Graanrechten staan niet op eene 1 jn met een gemaalbelasting, en de ondervinding leert maar al te duideljk dat de graanprjzen lang niet altjd parallel loopen met de broodprjzen." 't Is waar, dat die verhouding niet op elk oogen blik geljk is. Bj stjgende prjzen van hel graan of van het meel kunnen de bakkers, die zich vooruit van meel voorzien hebben, een tjd lang het brood tot den vorigen prjs ver koopen eveneens ziet men, en dit nog veel meer, dat, bj dalende prjzen van het meel, de bakkers niet dadeljk de broodprjzen afslaan. Maar niemand zal toch tegenspreken, dat op den duur de prjzen van het brood zich regelen naar den prjs van het meel, en wederkeerig de prjs van het meel naar dien van het graan. Als dus de tarwe door inkomend recht, van 1.20 per hectoliter, juist zooveel duurder wordt, dan die prjs zou zjn, indien dat recht er niet was, dan zjn het de consumenten van het brood, die dat verschil betalen. De heer B. brengt in de memorie van toelich ting de gewone argumenten voor bescher ming van den lancftouw te berde. Wj kunnen niet concurreeren met landen, waar »bj de productiekosten, directe belastingen van allerlei aard geenszins zulk een belangrjke rol spelen als in Europawaar de maagdel jke bodem bedekt is met een laag humus aarde van meer dan een meter diepte; waar het klimaat zacht is en bj uitnemendheid geschikt voor de teelt van tarwe. Hj vindt het hard, dat bj goede of slechte oogsten de Nederlandsche graanproducent genoodzaakt is zich met lage prjzen tevreden te stellen welke hem door een of ander machtig consortium of corner worden gedicteerd 11 Wanneer er een slechte oogst hier te lande is, vindt dus de heer B. het beter, dat de ambachtsman duur brood eet, dan dat de landbouwer minder zou verdienen, doordien dan graan van buitenaf wordt aange voerd. Wj mogen evenmin profiteeren van het betere klimaat of van den beteren grond voor graanbouw elders. Ik wil te dezer plaatse niet in eene wederlegging treden van die gewone drogredenen van de bescherming. Liever wil ik aanwjzen, wat die bescher ming van den landbouw zal kosten, speciaal aan de broodverbruikers. Men kan aannemen, dat uit 100 kilo tarwe komen 109 kilo's tarwebrood, en uit 100 kilo's rogge 137 kilo roggebrood. Als tarwe 1.20 duurder wordt, rogge 0.60, dan wordt een tarwebrood van 1 kilo ruim 1 cent duurder, een roggebrood c. i cent. De heer B. zegt»Het wittebrood in het algemeen is »het voedsel voor de vermogende klasse, en het roggebrood meer onder het bereik van den minderen man". In de landprovinciën zal dit misschien waar zjn, in de steden is dit n i e t zóó. Te Rotterdam levert de broodfabriek c. 2 millioen kilo brood 'sjaars af, en daarvan is slechts ruim 110,000 kilo's of 5i pCt. roggebrood. De mindere man in de groote steden eet tarwebrood. Hoeveel brood er hier te lande gebruikt wordt, is na tuurt jk niet met juistheid na te gaan. Uiteen berekening, die de lezer aan het slot van het artikel kan vinden, bljkt dat men voor brood, grutten etc. het verbruik hier te lande kan stellen op een kwantiteit, waarvoor noodig is circa 425 millioen kilo tarwe, 382 millioen kilo rogge en 89 millioen kilo gerst. Rekent men nu, dat de tarwe door het voor gestelde inkomend recht 1.20 en de rogge en gerst 0.60 per 100 kilo's duurder worden dan die zouden zjn, als dat recht er niet was, dan ziet men dat de invoering van dat recht aan de bevolking ongeveer zou kosten voor het tarwebrood 5.100.000, voor het roggebrood 2.300.000, voor het grutten etc. ƒ535.000, te samen 7.935.000. Rekent men de bevolking m ons land op 4] millioen inwoners, dan zou tengevolge van dat inkomend recht meer betaald worden 1.75 per hoofd. Een burgerhuishouden van 6 personen zou dan meer betalen 10.50 'sjaars, of circa 6 weken huur. Maar hiermede zjn wp nog niet ten einde, 't Komt niet alleen de landbouw, ook de meel- molenaar wordt door den heer B. bedacht. Hj stelt voor, van meel een inkomend recht te vorderen van ƒ2.40 per 100 kilo. Als uit 100 kilo's tarwe komen 75 kilo's meel, en als tarwe is belast met 1.20 per 100 kilo's, dan zouden 100 kilo's meel belast moeten zjn met 1.60. Voor het meel uit rogge zou dit uit komen (100 kilo's rogge 98 kilo's meel voor roggebrood) op circa 62 cent. Een inkomenu recht van f 2.40 per 100 kilo's, zooals de heer B. wil heffen, zou dus een bescherming geven van 0.80 op de 100 kilo's meel uit tarwe, geljk dan circa 7 van de waarde, zooals die nu is, en van 1.78 op de 100 kilo's meel uit rogge, circa 20 van de waarde, of wil men het anders stellen, dan kan men zeggen, dat de molenaar, als hj 100 kilo's tarwe gaat malen tot meel verdient 60 cent door het inkomend recht en als hj 100 kilo's rogge maalt 1.78. f) Hj kan zjn meel zooveel hooger verkoopen, omdat eerst dan zjn prjs geljk wordt aan den prjs van het meel, van buiten aangevoerd, dat bezwaard is met 2.40 per 100 kilo's. Konden nu de meelmolenaars hier te lande gezamenljk genoeg malen voor de consumtie, dan zou dit extra voordeel, door het inkomend recht op meel, tengevolge van de onderlinge concurrentie, spoedig verdwijnen. Maar volgens een raming, die ik van deskundigen kreeg, kunnen al de meelfabrieken en molens hier te lande slechts vermalen circa 400 millioen kilo's graan per jaar, terwjl het verbruik van graan voor brood is circa 900 millioen kilo's, onge rekend hetgeen gemalen moet worden voor brander jen en brouwer jen. Wat de molenaar meer zou verdienen door het malen van tarwe, vergeleken met het malen van rogge, zou spoedig ophouden, omdat anders alle molenaars rogge zouden gaan vermalenmaar dan zal toch vooreerst die verdienste van 0.60 per 100 kilo bijven bestaan. Zeer langen tjd zal ook dit niet duren er zullen nieuwe fabrieken verrjzen, en waarschjnljk zullen er zelfs t e veel komen, en zullen de fabrieken elkander een doodende concurrentie gaan aandoen, zoodat de toestand van de nu reeds bestaande fabrioken na korten tjd veel minder gunstig zal worden dan die op dit oogenblik is. In den eersten tjd zou dus door de consu menten van brood aan de meelmolenaars een uitkeering gegeven worden van ƒ0.60 per 100 kilo graan, die gebruikt werden d. i. voor een consumtie van 900 millioen kilo's een bedrag van circa 5.400,000 Voegt men hierbj de som die aan de landbouwers en aan den staat betaald wordt, als hoven 7.935.000 dan krjgt men een totaal van 13.335.000 dat door de broodverbruikers jaarljks betaald zal worden aan de meelmolenaars, aan de land bouwers en aan den staat. Dit maakt dus over 4§ millioen inwoners bjna ƒ3.— per hoofd, of voor een werkman, die een huishouden van personen heeft, ƒ18.'sjaars. Het tarwe brood zou dus li cent, het roggebrood 1 cent per kilo duurder worden, dan dit zou zjn als er geen inkomend recht was. Niet onbelangrjk is het te onderzoeken, hoeveel al de verschillende consumenten van graan hier te lande meer zouden betalen, alleen door verhooging van den prjs van het graan, dus behalve hetgeen de consumenten aan de meelmolenaars betalen en wie daarvan zou den profiteeren. De welwillende lezer, die de moeite wil doen, de achter de beschouwing gegeven cjfers in te zien, zal vinden datde rekening uitkomt als volgt: Er zal, tengevolge van de inkomende rechten meer betaald worden 's jaars als volgt 407.000 door de boeren voor zaaigraan. 846 000 door de eigenaars van weilanden en door de veehoeders. 862.000 door branders en brouwers. 7.935.000 door consumenten van brood etc. 10.050.000 Dit zal genoten worden als volgt 5.450.000 door den staat als inkomend recht alleen op tarwe, rogge en gerst. 4.600.000 door de landbouwers. 10,050.000. Wat de landbouwers betreft, de heer B. zegt: dat »z j die deze moeil jke veel en zwaren arbeid eischende cultuur beoefenen," (dat zjn dus de knechts van de boeren) »even goed aanspraak hebben op bescherming van persoon en goed als alle overige ingezetenen." Dit zal niemand ontkennen. Wel meen ik dat het onwuarsch jn- ljk is, dat die boerenarbeiders, daardoor be schermd zouden worden en meer zouden gaan verdienen. Want ik geloof niet, dat er éen boer zou zjn, die aan zjn arbeiders een hooger Een meelmolen, die 160 last tarwe per week maalt, zou dus een bescherming krjjgen vau circa f 110.000 'sjaars. t) Een curieus feit werd mjj onlangs medegedeeld, waaraan trouwens de meelmolenaars geen schuld hebben. Men voert uit Duitschland, met genot van de daar bestaande restitutie bij uitvoer, roggemeel uit b. v. naar Nederland. Hier wordt dat meel vermengd met gehakt itroo, en dan in Duitschland ingevoerd als veevoeder, dat vrij is van rechten. In Duitschland wordt zonder veel moeite machinaal dat stroo er uitgehaald, en zoo wordt geprofiteerd van lieu invoer vau roggemeel in Duitschland, zonder betaling van inkomeude rechten dagloon zou gaan geven, omdat h j zelf meer ging verdienen. Uit den aard der zaak geeft iedereen het minimum, waarvoor hj arbeiders kan krjgen. Het is dan ook voor de boeren zelve, dat de bescherming bedoeld is. En van de boeren zonder ik weer uit hen, die op gehuurde gronden bouwen. Bj een stjging van den prjs van het graan zouden zj profiteeren, zoo lang hun pacht nog looptmaar op den duur regelt zich de pacht naar de opbrengst van het land. Het voordeel hj verhuurde gronden zou dus komen aan de eigenaars; dezen zouden hooger pacht gaan maken voor hun land. Maar voor die eigenaars van gronden, die niet zelve houwen, behoeft men niet te zorgen waarom zou men dan niet hetzelfde moeten gaan doen voor eigenaars van effecten, van huizen, van fabrieken of van schepen, waarvan de waarde achteruitgegaan was 11 s dus alleen voor de boeren, die op hun eigen grond bouwen, dat men een inkomend recht op graan zou willen invoe ren. Nu leert de Btatistiek dat van de gronden, die in ons land in exploitatie zjn, circa 40 pet in gebruik zjn hj huurders, en circa 60 pet bj de eigenaars zelve. Van de 4j millioen, die de landbouwers, zooals hierboven gezegd is, zouden profiteeren, zou dus slechts 60 pet of 2] millioen terecht komen hj degenen voor wie het bedoeld was. Daargelaten of de landeigenaars meer aan spraak op ondersteuning hebben, dan zoovele anderen, die tegenspoed in hun zaken of in hun fortuin gehad hebben, zoo kan toch nie mand goedkeuren, dat men hun jaarljks een geschenk geeft van 2] of 4J millioen gulden, en dat men dit geschenk laat betalen bj voorkeur door hen, die zelve dikwjls het noodigate missen. Toch zou dit het geval zjn. Want iedereen weet, dat in het huishouden van den werkman proportioneel veel meer brood gegeten wordt, dan in het huishouden van den meergegoede. En nu zou men juist brood gaan belasten, en dus een progressieve belasting in omgekeer de verhouding tot de draagkracht gaan invoeren 11 De heer B. gebruikt het argument, dat da graanbelasting ten doel heeft, »aan de regeering de middelen te geven om andere schadel jke belastingen af te schaffen", h j zegt o. a. Bovendien zal het volk niet meer betalen, wanneer, zooals ondergeteekende vertrouwt, het provenu, hetwelk uit de heffing van da voorgestelde graanrechten voortvloeit, zal be steed worden tot vermindering van den accjns van het zout, en zoo mogeljk tot geheele af schaffing van den accjns op zeep". Dit argu ment kan niet serieus zjn. Gesteld al, dat de staat het provenu van die inkomende rechten op graan geheel aldus gebruikte, dan zon de mindere klasse niet vooruitgaan, zj zou de éene schadeljke belasting, de graanbelasting betalen, opdat de regeering met het provenu daarvan andere schadeljke belastingen zou afschaffen. 'Maar dan blijft toch over de uit keering, die de grondeigenaars krjgendeze bel&sting keert niet tot het volk terug, dat bedrag verliest het in elk geval, en wel ten bate van hen, die het in den regel veel ruimer hebben, dan zj, die de belasting betalen. Ik zou het bestek van dit tjdschrift ver overschrjden, indien ik het wetsvoorstel van den heer B. in alle onderdeelen wilde bespreken. Ik zou dan onder meer nog moeten wjzen op de gevolgen van de inkomende rechten, die volgens het voorstel, behalve op meel, ook op andere producten en fabrikaten geheven worden. Het hoofddoel van mjn schrjven waB aan te toonen, dat het voorstel, indien het tot wet verheven werd, de volgende resultaten zou hebben le. Tjdeljk zou een ondersteuning gegeven worden aan de huurder», maar bljvend aan de eigenaars van bouwgronden. 2e. Aan de meelmolenaars zou in de eerste jaren een belangrjk 3 som worden geschonken. 3o. Aan den staat zou een belangrjke in komst verzekerd worden. 4o. Al die uitkeeringen zouden voorname* Ijk opgebracht worden door de eigenaars van gronden, gebruikt voor veeteelt en zuivelbereiding. door de consumenten van brood, daar d« prjs hiervan met li cent per kilo verhoogd zou worden. 5o. Die verhooging van den prjs van het brood zou werken als een inkomstenbelasting, welke progressief zou zjn in verkeerde rich ting, door nameljk hooger te belasten naar mate men minder inkomen had. Oppervlakkig beschouwd zou men meenen, dat zulk een belasting op de minst gegoede klassen, teneinde uit de opbrengst daarvan uitkeeringen te geven aan eigenaars en pachters van land, het laatste was, waartoe de protect

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1