N°. 302.
132' Jaargang.
1889.
Zaterdag
21 December.
Deze courant verschijnt dagelijksj
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lagerj
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg 20 December.
MIDDEIBMSCHE COURANT.
Thermometer»
Middelburg 20 Dec. Tin. 8 u 37 gr.
m. 12 u 38 gr. av. 4 u. 36 gr. F
Verwacht Z. W. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. O. de Mooij te TholenW. A. van
Nebuwenhtjijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebr. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjn, willen
z j des avonds nog worden opgenomen
Het voorstel van wet van den heer
Eablmann ter voorziening in den kwij
nenden toestand van sommige takken
van landbouw
door mr M. MEES.
»De noodlijdende graanproducent heeft be
hoefte aan onmiddeljke hulp, en zijn toestand
kan een verbetering ondergaan door toepassing
van een middel, hetwelk bovendien, in plaats
van offers te kosten, een niet onaanzienlijke
bijdrage aan de schatkist zal verzekeren."
Op deze wjze licht de heer Bahlmann zjn
voorstel toe, dat strekt, om een inkomend recht
te beffen van 1.20 per 100 kilo op tarwe,
ƒ0 60 op rogge, gerst, grutten en erwten, f 0.30
op maïs, haver, boonen enz., ƒ2.40 per 100
kilo op meel, 20 op gist, 4 op stjfsel en
verder verschillende rechten op andere land
bouwproducten en op hetgeen daaruit vervaar
digd wordt.
Oppervlakkig zou iedereen meenen, dat de
bedoeling van het wetsvoorstel was, te maken,
dat de boer b. v. voor zjn tarwe 1.20 meer
kreeg, dan hj zou krjgen, als die rechten er
niet waren. Want gebeurt dat niet, boe
kan dan door dat voorstel »de noodljdende
graanproducent" geholpen worden. Toch ver
gist men zich. De heer B. zegt, dat volgens
zjn voorstel »van een invoering van eigenijk
gezegd beschermende rechten geen sprake is."
»Wat is dan de bedoeling geweest bj de in
diening van het wetsontwerp In hoofdzaak
tweeërlei. In de eerste plaats om den
vaderlandschen landbouw te ontlasten, door op
de schouders van den buitenlandschen producent
een gedeelte van de belastingen te leggen,
waaronder de binnenlandsche gebukt gaat
In de tweede plaatsaan de regeering de
middelen te verschaffen, welke zj noodig beeft
om öf andere schadelijke belastingen af te
schaffen, öf den landbouw op een andere wjze
te hulp te komen."
De heer B. wil dus door onze regeering
eene belasting laten opleggen aan den bui
tenlandschen producent, en hj wil de
opbrengst van die belasting door onze regee
ring laten gebruiken om den landbouw te
helpen. Op de volgende wjze zouden wj dan
den buitenlandschen producent belasting laten
betalen. Als die buitenlander hier vroeger
b. v. voor zjne tarwe kreeg 9.per hecto
liter (van 80 kilo's), en er wordt daarop een
inkomend recht van 0.96 gelegd 1.20 per
100 kilo), dan moet hj dat bedrag aan onzen fiscus
afstaan, en houdt dus slechts 8.04 over. Dit
is de bekende bewering van de protectionisten;
als een inkomend recht geheven wordt, Btjgt
de prjs hier niet, maar de buitenlander krjgt
eenvoudig zooveel minder voor zijn goed. Als
algemeene regel is die stelling echter onjuist.
De buitenlander toch zal zich alhier met dien
zooveel lageren prj» voor zjne tarwe alleen
dan tevreden stellen, als h j er elders niet meer
voor kan maken. En is het nu denkbaar, dat
de prjs van tarwe ook in andere landen zal
dalen, omdat men hier te lande besluit de
tarwe met een inkomend recht te bezwaren
B j een artikel, hetwelk voor een speciaal land
gefabriceerd wordt, en dus elders niet verkocht
kan worden, kan het gebeuren, dat de produ
cent, om zjjn goed kwjt te raken, zich een
reductie in den pr js getroost, als in dat land
een inkomend recht op dat artikel gelegd wordt.
Maar bj een artikel, als graan, dat, in alle
landen gebruikt wordt, is zoo iets ondenkbaar.
Het bedrag, dat aan graan hier te lande van
elders aangevoeld en verbruiktwordt,iszooklein
in verhouding tot de totale wereld-consumtie,
dat het geen invloed op den prjs zou hebben,
al voerden wj in 't geheel geen bnitenlandscb
graan meer hier aan. Maar die aanvoer zal
niet noemenswaard verminderen, door het heffen
van een inkomend recht; dat zou alleen mogel jk
zjn door een kolossale toename van de productie
hier te lande zonder belangrjke stjging van
productiekosten; en dat is niet denkbaar. Wj
hebben dat buitenlandsch graan noodig, en
kunnen dat niet krjgen als wj daarvoor niet
Nu in Zuid-Beveland eene poging wordt gedaan
om voor dit voorstel steun te verkrijgen bij de Tweede
kamer meenen wjj aun deze beschouwing van een be
kwaam en der zake kundig man als mr M. Mees eene
plaats in ons blad te moeten ruimen.
Het opstel is overgenomen tiit het December-nommer
van den Sconomitt, uitgave van den heer H. L. Smits
0 Gravenhage.
te
betalen den marktprijs van elders vermeerderd
met de inkomende rechten, die onze staat heft.
De staat krjgt dan wel door dat inkomend
recht op graan, door die nieuwe belasting,
»de middelen om andere schadel jke belastingen
af te schaffen"maar de nieuwe belasting
wordt niet gelegd >op de schouders van den
buitenlandschen producent", maar eenvoudig
op de schouders van de koopers van die tarwe
en rogge hier te lande, dat zjn hoofd-
zakel jk de consumenten van het
brood. Wanneer nu de staat uit de opbrengst
van dat inkomend recht den landbouw op
een of andere wjze ondersteunt, dan is het
waar, dat dit aan de schatkist niets
zal kosten, dat dit >in plaats van offers te
kosten een niet onaanzienljke bjdrage aan
de schatkist zal verzekeren" maar wat daarb j
met opzet verzwegen wordt is dit, dat die
bjdrage aan de schatkist betaald wordt door
de consumenten hier te lande.
Door die bjdrage aan de schatkist is echter
de landbouwer of landeigenaar niet gebaat.
Want uit de schatkist wordt geen geld aan
den landbouwer gegeven. Die hulp moet op
andere wjze komen. Zoo als ik boven aan
toonde, zal, als een inkomend recht van ƒ1.20
wordt vastgesteld, de ingevoerde tarwe
b. v. 10.20 kosten, in plaats van 9, wanneer
dit de prjs is zonder de rechten. Maar nu
spreekt het van zelf, dat de boer zjn daar
mede geljkstaande tarwe niet meer voor f 9
zal verkoopen. Zoodra een inkomend recht
wordt geheven, stjgt de prjs van het binnens
lands geproduceerd graan ongeveer met het
bedrag van dat recht. En dit is ook de be
doeling van het beschermend recht. Wel kan
de prjs tjdeljk iets beneden dat punt komen,
als b. v., met het oog op die prjsverhooging,
kort vóór het vaststellen van dat inkomend
recht, meer graan is ingevoerd, dan op dat
oogenblik voor de consumtie noodig is. Dit
heeft men voor enkele jaren ook in Duitsch-
land gezien. Maar iedereen zal bj eenig na
denken begrjpen, dat door het heffen van een
inkomend recht de prjs van het graan, zoowel
van hetgeen binnenslands geproduceerd wordt
als van hetgeen uit het buitenland komt, o p
den duur juist zooveel hooger moet worden,
als het inkomend recht bedraagt. In dien
hoogeren prjs van het graan, dat hier te lande
geproduceerd wordt, ligt dan »de hulp" die
de »noodljdende graanproducent" krjgt. Die
hulp wordt gegeven door de koopers van het
graan. Dit is dus het tweede offer dat van
hen gevraagd wordt. Het eerste is, zooals ik
boven aantoonde, het bedrag dat aan den staat
betaald wordt als inkomend recht op het graan,
dat van het buitenland komthet tweede
offer is, wat de landbouwers profiteeren door
de hoogere opbrengst van hun graan, dat hier
te lande verbruikt wordt. Beide die offers
worden opgebracht door hen, die hier het graan
noodig hebben.
Wie zjn het dan nn, die deze offers betalen
Vooreerst zj die in veeteelt of zuivelbereiding
hun bestaan vinden. Toen in 1885, door eenige
leden van de Provinciale staten van Limburg
en door anderen, adressen aan de regeering
gericht waren, met verzoek om inkomende rech
ten te gaan heffen op landbouwproducten, heeft
het Nederlandsch Landbouw-Comité op verzoek
van den minister van waterstaat daarover een
rapport opgemaakt, Daarin wordt aangetoond,
»dat de verhooging van den prjs der eerste
levensmiddelen de kosten van voortbrenging
[voor den landbouw] verzwaart door de nood-
zakeljke loonsverhooging van den arbeider en
de duurdere voeding van het trekvee"
»Alleen de graanbouw zou iets profiteeren,
maar het zou geschieden ten nadeele van den
veehouder." Dit laatste wordt met cjfers aan
getoond. Bj die landbouwers, bj wie graan
bouw en veeteelt of zuivelbereiding in ééne
hand vereenigd zjn, zou de winst door die in
komende rechten gerkg zjn of wegvallen
Maar voor die streken, waar veeteelt of zuivel
bereiding hoofdzaak is, zou de schade, te ljden
indien het voorstel van den heer B. tot wet
verheven werd, zeer belangrjk zjn.
Bovendien zouden door dien maatregel zeer
benadeeld worden alle consumenten van brood,
en 'dus allermeest de min-gegoede klassen.
De heer B. is van een andere meening. Hj
zegt>Men zal de objectie luide doen klinken,
dat bj toepassing van de voorgestelde maatre
gelen, de broodpr jzen eveneens zullen st jgen.
De ondergeteekende is van een andere meening.
De nadeelen voor den landbouw, verbonden aan
een inkomend recht op graan etc., zijn duidelijk uiteen
gezet door den heer D. Bauduin, in de algem. verga
dering van de Holt. Maatschappij van Landbouw te
Purmerend gehouden, waar met B80 tegen 30 stemmen
een votum- tegen de bescherming werd uitgebracht.
Graanrechten staan niet op eene 1 jn met een
gemaalbelasting, en de ondervinding leert maar
al te duideljk dat de graanprjzen lang niet
altjd parallel loopen met de broodprjzen."
't Is waar, dat die verhouding niet op elk oogen
blik geljk is. Bj stjgende prjzen van hel
graan of van het meel kunnen de bakkers, die
zich vooruit van meel voorzien hebben, een
tjd lang het brood tot den vorigen prjs ver
koopen eveneens ziet men, en dit nog veel
meer, dat, bj dalende prjzen van het meel, de
bakkers niet dadeljk de broodprjzen afslaan.
Maar niemand zal toch tegenspreken, dat op
den duur de prjzen van het brood zich regelen
naar den prjs van het meel, en wederkeerig
de prjs van het meel naar dien van het graan.
Als dus de tarwe door inkomend recht, van
1.20 per hectoliter, juist zooveel duurder
wordt, dan die prjs zou zjn, indien dat recht
er niet was, dan zjn het de consumenten van
het brood, die dat verschil betalen.
De heer B. brengt in de memorie van toelich
ting de gewone argumenten voor bescher
ming van den lancftouw te berde. Wj
kunnen niet concurreeren met landen, waar
»bj de productiekosten, directe belastingen van
allerlei aard geenszins zulk een belangrjke rol
spelen als in Europawaar de maagdel jke
bodem bedekt is met een laag humus aarde
van meer dan een meter diepte; waar het klimaat
zacht is en bj uitnemendheid geschikt voor
de teelt van tarwe. Hj vindt het hard, dat
bj goede of slechte oogsten de Nederlandsche
graanproducent genoodzaakt is zich met lage
prjzen tevreden te stellen welke hem door
een of ander machtig consortium of corner
worden gedicteerd 11 Wanneer er een slechte
oogst hier te lande is, vindt dus de heer B.
het beter, dat de ambachtsman duur brood eet,
dan dat de landbouwer minder zou verdienen,
doordien dan graan van buitenaf wordt aange
voerd. Wj mogen evenmin profiteeren van het
betere klimaat of van den beteren grond voor
graanbouw elders. Ik wil te dezer plaatse niet
in eene wederlegging treden van die gewone
drogredenen van de bescherming.
Liever wil ik aanwjzen, wat die bescher
ming van den landbouw zal kosten, speciaal
aan de broodverbruikers.
Men kan aannemen, dat uit 100 kilo tarwe
komen 109 kilo's tarwebrood, en uit 100 kilo's
rogge 137 kilo roggebrood. Als tarwe 1.20
duurder wordt, rogge 0.60, dan wordt een
tarwebrood van 1 kilo ruim 1 cent duurder,
een roggebrood c. i cent.
De heer B. zegt»Het wittebrood in het
algemeen is »het voedsel voor de vermogende
klasse, en het roggebrood meer onder
het bereik van den minderen man". In de
landprovinciën zal dit misschien waar zjn,
in de steden is dit n i e t zóó. Te Rotterdam
levert de broodfabriek c. 2 millioen kilo brood
'sjaars af, en daarvan is slechts ruim 110,000
kilo's of 5i pCt. roggebrood. De mindere man
in de groote steden eet tarwebrood. Hoeveel
brood er hier te lande gebruikt wordt, is na
tuurt jk niet met juistheid na te gaan. Uiteen
berekening, die de lezer aan het slot van het
artikel kan vinden, bljkt dat men voor brood,
grutten etc. het verbruik hier te lande kan
stellen op een kwantiteit, waarvoor noodig is
circa 425 millioen kilo tarwe, 382 millioen
kilo rogge en 89 millioen kilo gerst.
Rekent men nu, dat de tarwe door het voor
gestelde inkomend recht 1.20 en de rogge
en gerst 0.60 per 100 kilo's duurder worden
dan die zouden zjn, als dat recht er niet was,
dan ziet men dat de invoering van dat recht
aan de bevolking ongeveer zou kosten voor het
tarwebrood 5.100.000, voor het roggebrood
2.300.000, voor het grutten etc. ƒ535.000,
te samen 7.935.000.
Rekent men de bevolking m ons land op
4] millioen inwoners, dan zou tengevolge van
dat inkomend recht meer betaald worden
1.75 per hoofd.
Een burgerhuishouden van 6 personen zou
dan meer betalen 10.50 'sjaars, of circa 6
weken huur.
Maar hiermede zjn wp nog niet ten einde,
't Komt niet alleen de landbouw, ook de meel-
molenaar wordt door den heer B. bedacht.
Hj stelt voor, van meel een inkomend recht
te vorderen van ƒ2.40 per 100 kilo. Als uit
100 kilo's tarwe komen 75 kilo's meel, en als
tarwe is belast met 1.20 per 100 kilo's, dan
zouden 100 kilo's meel belast moeten zjn met
1.60. Voor het meel uit rogge zou dit uit
komen (100 kilo's rogge 98 kilo's meel voor
roggebrood) op circa 62 cent. Een inkomenu
recht van f 2.40 per 100 kilo's, zooals de heer
B. wil heffen, zou dus een bescherming geven
van 0.80 op de 100 kilo's meel uit tarwe,
geljk dan circa 7 van de waarde, zooals
die nu is, en van 1.78 op de 100 kilo's meel
uit rogge, circa 20 van de waarde, of wil
men het anders stellen, dan kan men zeggen,
dat de molenaar, als hj 100 kilo's tarwe gaat
malen tot meel verdient 60 cent door het
inkomend recht en als hj 100 kilo's rogge
maalt 1.78. f)
Hj kan zjn meel zooveel hooger verkoopen,
omdat eerst dan zjn prjs geljk wordt aan den
prjs van het meel, van buiten aangevoerd,
dat bezwaard is met 2.40 per 100 kilo's.
Konden nu de meelmolenaars hier te lande
gezamenljk genoeg malen voor de consumtie,
dan zou dit extra voordeel, door het inkomend
recht op meel, tengevolge van de onderlinge
concurrentie, spoedig verdwijnen. Maar volgens
een raming, die ik van deskundigen kreeg,
kunnen al de meelfabrieken en molens hier te
lande slechts vermalen circa 400 millioen kilo's
graan per jaar, terwjl het verbruik van graan
voor brood is circa 900 millioen kilo's, onge
rekend hetgeen gemalen moet worden voor
brander jen en brouwer jen. Wat de molenaar
meer zou verdienen door het malen van tarwe,
vergeleken met het malen van rogge, zou
spoedig ophouden, omdat anders alle molenaars
rogge zouden gaan vermalenmaar dan zal
toch vooreerst die verdienste van 0.60 per
100 kilo bijven bestaan. Zeer langen tjd zal
ook dit niet duren er zullen nieuwe fabrieken
verrjzen, en waarschjnljk zullen er zelfs t e
veel komen, en zullen de fabrieken elkander
een doodende concurrentie gaan aandoen, zoodat
de toestand van de nu reeds bestaande fabrioken
na korten tjd veel minder gunstig zal worden
dan die op dit oogenblik is.
In den eersten tjd zou dus door de consu
menten van brood aan de meelmolenaars een
uitkeering gegeven worden van ƒ0.60 per 100
kilo graan, die gebruikt werden d. i. voor een
consumtie van 900 millioen kilo's
een bedrag van circa 5.400,000
Voegt men hierbj de som die
aan de landbouwers en aan den
staat betaald wordt, als hoven 7.935.000
dan krjgt men een totaal van 13.335.000
dat door de broodverbruikers jaarljks betaald
zal worden aan de meelmolenaars, aan de land
bouwers en aan den staat. Dit maakt dus over
4§ millioen inwoners bjna ƒ3.— per hoofd,
of voor een werkman, die een huishouden van
personen heeft, ƒ18.'sjaars. Het tarwe
brood zou dus li cent, het roggebrood 1 cent
per kilo duurder worden, dan dit zou zjn als
er geen inkomend recht was.
Niet onbelangrjk is het te onderzoeken,
hoeveel al de verschillende consumenten van
graan hier te lande meer zouden betalen, alleen
door verhooging van den prjs van het graan,
dus behalve hetgeen de consumenten aan
de meelmolenaars betalen en wie daarvan zou
den profiteeren.
De welwillende lezer, die de moeite wil doen,
de achter de beschouwing gegeven cjfers in te
zien, zal vinden datde rekening uitkomt als volgt:
Er zal, tengevolge van de inkomende rechten
meer betaald worden 's jaars als volgt
407.000 door de boeren voor zaaigraan.
846 000 door de eigenaars van weilanden
en door de veehoeders.
862.000 door branders en brouwers.
7.935.000 door consumenten van brood etc.
10.050.000
Dit zal genoten worden als volgt
5.450.000 door den staat als inkomend recht
alleen op tarwe, rogge en gerst.
4.600.000 door de landbouwers.
10,050.000.
Wat de landbouwers betreft, de heer B. zegt:
dat »z j die deze moeil jke veel en zwaren arbeid
eischende cultuur beoefenen," (dat zjn dus de
knechts van de boeren) »even goed aanspraak
hebben op bescherming van persoon en goed
als alle overige ingezetenen." Dit zal niemand
ontkennen. Wel meen ik dat het onwuarsch jn-
ljk is, dat die boerenarbeiders, daardoor be
schermd zouden worden en meer zouden gaan
verdienen. Want ik geloof niet, dat er éen boer
zou zjn, die aan zjn arbeiders een hooger
Een meelmolen, die 160 last tarwe per week
maalt, zou dus een bescherming krjjgen vau circa
f 110.000 'sjaars.
t) Een curieus feit werd mjj onlangs medegedeeld,
waaraan trouwens de meelmolenaars geen schuld hebben.
Men voert uit Duitschland, met genot van de daar
bestaande restitutie bij uitvoer, roggemeel uit b. v. naar
Nederland. Hier wordt dat meel vermengd met gehakt
itroo, en dan in Duitschland ingevoerd als veevoeder,
dat vrij is van rechten. In Duitschland wordt zonder
veel moeite machinaal dat stroo er uitgehaald, en zoo
wordt geprofiteerd van lieu invoer vau roggemeel in
Duitschland, zonder betaling van inkomeude rechten
dagloon zou gaan geven, omdat h j zelf meer
ging verdienen.
Uit den aard der zaak geeft iedereen het
minimum, waarvoor hj arbeiders kan krjgen.
Het is dan ook voor de boeren zelve, dat
de bescherming bedoeld is. En van de boeren
zonder ik weer uit hen, die op gehuurde
gronden bouwen. Bj een stjging van den prjs
van het graan zouden zj profiteeren, zoo lang
hun pacht nog looptmaar op den duur
regelt zich de pacht naar de opbrengst van het
land. Het voordeel hj verhuurde gronden
zou dus komen aan de eigenaars; dezen
zouden hooger pacht gaan maken voor hun
land. Maar voor die eigenaars van gronden, die
niet zelve houwen, behoeft men niet te
zorgen waarom zou men dan niet hetzelfde
moeten gaan doen voor eigenaars van effecten,
van huizen, van fabrieken of van schepen,
waarvan de waarde achteruitgegaan was 11 s
dus alleen voor de boeren, die op
hun eigen grond bouwen, dat men
een inkomend recht op graan zou willen invoe
ren. Nu leert de Btatistiek dat van de gronden,
die in ons land in exploitatie zjn, circa 40 pet
in gebruik zjn hj huurders, en circa 60 pet
bj de eigenaars zelve. Van de 4j millioen, die
de landbouwers, zooals hierboven gezegd is,
zouden profiteeren, zou dus slechts 60 pet of
2] millioen terecht komen hj degenen voor wie
het bedoeld was.
Daargelaten of de landeigenaars meer aan
spraak op ondersteuning hebben, dan zoovele
anderen, die tegenspoed in hun zaken of in
hun fortuin gehad hebben, zoo kan toch nie
mand goedkeuren, dat men hun jaarljks een
geschenk geeft van 2] of 4J millioen gulden, en
dat men dit geschenk laat betalen bj voorkeur
door hen, die zelve dikwjls het noodigate missen.
Toch zou dit het geval zjn. Want iedereen
weet, dat in het huishouden van den werkman
proportioneel veel meer brood gegeten wordt,
dan in het huishouden van den meergegoede.
En nu zou men juist brood gaan belasten, en
dus een progressieve belasting in omgekeer
de verhouding tot de draagkracht gaan
invoeren 11
De heer B. gebruikt het argument, dat da
graanbelasting ten doel heeft, »aan de regeering
de middelen te geven om andere schadel jke
belastingen af te schaffen", h j zegt o. a.
Bovendien zal het volk niet meer betalen,
wanneer, zooals ondergeteekende vertrouwt,
het provenu, hetwelk uit de heffing van da
voorgestelde graanrechten voortvloeit, zal be
steed worden tot vermindering van den accjns
van het zout, en zoo mogeljk tot geheele af
schaffing van den accjns op zeep". Dit argu
ment kan niet serieus zjn. Gesteld al, dat de
staat het provenu van die inkomende rechten
op graan geheel aldus gebruikte, dan zon
de mindere klasse niet vooruitgaan, zj zou de
éene schadeljke belasting, de graanbelasting
betalen, opdat de regeering met het provenu
daarvan andere schadeljke belastingen zou
afschaffen. 'Maar dan blijft toch over de uit
keering, die de grondeigenaars krjgendeze
bel&sting keert niet tot het volk terug, dat
bedrag verliest het in elk geval, en wel ten
bate van hen, die het in den regel veel ruimer
hebben, dan zj, die de belasting betalen.
Ik zou het bestek van dit tjdschrift ver
overschrjden, indien ik het wetsvoorstel van
den heer B. in alle onderdeelen wilde bespreken.
Ik zou dan onder meer nog moeten wjzen op
de gevolgen van de inkomende rechten, die
volgens het voorstel, behalve op meel, ook op
andere producten en fabrikaten geheven worden.
Het hoofddoel van mjn schrjven waB aan te
toonen, dat het voorstel, indien het tot wet
verheven werd, de volgende resultaten zou
hebben
le. Tjdeljk zou een ondersteuning gegeven
worden aan de huurder», maar bljvend
aan de eigenaars van bouwgronden.
2e. Aan de meelmolenaars zou in de eerste
jaren een belangrjk 3 som worden geschonken.
3o. Aan den staat zou een belangrjke in
komst verzekerd worden.
4o. Al die uitkeeringen zouden voorname*
Ijk opgebracht worden
door de eigenaars van gronden, gebruikt
voor veeteelt en zuivelbereiding.
door de consumenten van brood, daar d«
prjs hiervan met li cent per kilo verhoogd
zou worden.
5o. Die verhooging van den prjs van het
brood zou werken als een inkomstenbelasting,
welke progressief zou zjn in verkeerde rich
ting, door nameljk hooger te belasten naar
mate men minder inkomen had.
Oppervlakkig beschouwd zou men meenen,
dat zulk een belasting op de minst gegoede
klassen, teneinde uit de opbrengst daarvan
uitkeeringen te geven aan eigenaars en pachters
van land, het laatste was, waartoe de protect