N". 298.
132® Jaargang.
1889.
Dinsdag
17 December.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-=
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 eent.'
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager;
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer /0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg 16 December.
HIIHHI Itl lil.Si lU CO! RAM.
Thermometer.
Middelburg 16 Dec. vm. 8 n 86 gr.
m. 12 u 40 gr. av. 4 u. 39 gr. F
Verwacht Z. W. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij te Tholen: W. A. van Ailvertentlën
Nibttwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te een nul
advertentie-bureau's van Nijgh Van Uitmak te Rotterdam, de Gebit. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. aan het bureau bezorgd zjjn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nogworden opgenomen
Onder den gebruikeljjken titel Van dag tot
dag wijdt het Handelsblad een opstel aan onze
landsverdediging, waaraan, naar zjjne redactie
hoopt, bjj tjjds nog wat zal svorden gedaan.
Er ii op dat punt ontzaglijk veel verzuimd.
De grondwetsherziening heeft het kwaad
onzer legerin richting in den wortel aangetast.
Lang is ze besproken en voorbereid, maar
toen ze er eindelijk was, had ze zulke afdoende
verbeteringen voorgeschreven, dat nu niets
meer de radicale genezing belette onzer zeer
kranke legerinrichting.
Wat had men moeten doen met het oog op
de aanneming der nieuwe grondwet en wat
werd juist nagelaten
Stellen wij eens, zegt het blad verder, dat
bij onze Oostelijke naburen een nieuwe grond
wet ware tot stand gekomen, die op het stuk
van defensie zoo aanmerkelijk verschilde met
hare voorgangster
Dan zou den dag na hare aanneming het
militaire wetsontwerp zijn ingediend, dat jaren
lang op de grondwetsherziening had gewacht,
Dan had de regeering met klem van redenen
(alle welke redenen bjj ons bestonden) urgentie
er voor gevraagd.
Dan waren inmiddels alle maatregelen ge
nomen om de nieuwe wet, onmiddellijk na
haar aanneming, te kunnen uitvoeren en de
nieuwe militaire organisatie in werking te
brengen.
Wetende dat het, waar het een levenskwestie
geldt, niet alleen op spoed maar op het karakter,
de beslistheid, de kennis van den geneesheer
aankomt, zou, om het land door organisatie
te redden, een man zijn aangewezen van ern
stige en diepgaande studie, die reeds vooraf
zijn oorlogsorganisatie en wetsontwerpen gereed
haddie den moed en de zedeljjke meer
derheid bezat om ook uit de hoogste rangen
te verwijderen ieder, die zwak of onkundig
was, en om de beste bevelvoerders en ambte
naren aan te stellen.
By ons gebeurde niets van dien aard. Het
was alsof de grondwetsherziening geheel onver
wacht was gekomen.
De heer Rooseboom kwam aan met het
voorstel een staatscommissie te benoemen. Wij
meenen dat het zijn doel was om haar de
nieuwe militaire organisatie totstand te doen
brengen. Doch neen, ze zou enkel adviseeren!
Van dit voorstel werd gretig partij getrokken
omvoor de ministerieelen tijd te winnen.
Uitstel was dus verkregen. Kolonel Ber-
gansius, die op een voor ons leger en volks
bestaan zoo gewichtig tijdperk de portefeuille
van oorlog aannam, zonder zich voor die taak
gereed te hebben gemaakt, kreeg tijd een en
ander zoo wat by te werken, maar moest,
behalve voor technische zaken, geheel te rade
gaan bij zijn chef van den staf. Deze laat op
zijn beurt het meeste doen door luit.-kolonel
Kool, van den generalen staf, die onlangs
kolonel werd en gedoodverfd wordt als de
aanstaande opvolger van generaal Van dei-
Star. Beiden zjjn optimisten in folio en die
nog dat gemeen hebben, dat zij, naar men zegt,
nooit eenig commando hebben gevoerd en het
leger slechts kennen van hooren zeggen en uit
rapporten.
Kolonel Bergansius heeft de verantwoorde
lijkheid op zich durven nemen van op te
treden als eerste minister van oorlog na de
igri mdwetiherziening.
Als het ware in een »onder onsje" heeft
men bij de samenstelling van het ministerie-
Mackay die portefeuille hem opgedragen. Hij
wilde eerst niet, doch werd overreed. Men
moest een katholieken minister van oorlog
hebben. Men kon niemand anders vinden....
enz. enz.
Nu zal men zeggen»0 hij wordt bestreden,
omdat hij katholiek is 1"
Hierop kunnen wij antwoorden, dat wjj hem,
al ware hij Muzelman of Mormoon, hoog ver
eeren en innig dankbaar zouden zjjn, indien
hij een even kundig als doortastend minister
ware geweest.
Doch hij heeft in sommige zaken niet vol
doende karakter getoond. Hjj heeft schoon
een zeer bekwaam man, maar bewust dat hij
van legerorganisatie en mobilisatie nog alles
moest leeren toch de portefeuille aanvaard
en zich, om tijd te winnen, laten benoemen
tot lid en president der commissie van uitstel.
Hy heeft een onmogelijk plan tot mobilisate
bestendigd. Hij heeft in een tjjd, dat elke
weck goud w.mrd was, een paar jaar verknoeid.
Omtrent den chef van den generalen staf
zegt het blad
Generaal Van der Star wordt door ieder ge
prezen als een bij uitnemendheid beminneljjk
en humaan man. Die hoedanigheden verwerven
hem ieders achting maar gedurende de 12
jaar dat hij aan het hoofd van den generalen
stat is, heeft hij bewezen geen oog te hebben
op wat voor onze defensie onontbeerlijk is, geen
eigen opinie te hebben of zwak te zjjn van
karakter, zoodat hij zich veel maar heeft laten
aanleunen, wat men in zoo hooge positie niet
mag doen.
Anders zon onze legerinrichting thans zoo
goed zijn als dit bij de grondwet van 1848
mogelijk wasdan zou onze organisatie eenigs-
zins berekend zijn op het oorlogsgeval dat zich
het allereerst zal voordoen een oorlog tusschen
Duitschland en Frankrijk en onze houding
daarbij. Delessen van 1870 zijn niet behartigd.
Het veldleger, dat den eersten schok zal moeten
doorstaan, is niet zoo deugdt lijk mogelijk geor
ganiseerd, niet zoo talrijk gemaakt als mogelijk
was. Het is alsof hij niet beseft heeft dat een
volgende oorlog een strijd op leven en dood
zal zijn van Duitschland met Frankrijk, en dat
beide mogendheden er belang bij hebben ten
spoedigste een deel van ons en België's grond
gebied te bezetten.
Wie dit had ingezien zou de opkomst met
spoed van onze groot-verlofgangers beter gere
geld hebben.
Had de chef van den generalen staf in al
die jaren voor dit alles gezorgd, dan ware het
toch een groot waagstuk gebleven tot eersten
minister na de grondwetsherziening een man
te benoemen, die z;ch van te voren voor den
post van legerhervormer niet bekwaamd had,
maar dan had men ten minste mogen hopen,
dat, zoo niet de minister, dan toch de chef van
den staf de groote vraagstukken spoedig tot
een bevredigende oplossing zou brengen.
De gebreken had men dan te recht aan de
grondwet van 1848 kunnen wijten.
Doch de man, die met de grondwet van 1848
het bereikbare verre liet, handelde juist het
zelfde met de nieuwe grondwet.
Hoe kolonel Bergansius durfde optreden als
eerste minister na de grondwetsherziening, zon
der dat hij een volledige oorlogsorganisatie
kant en klaar gereed had, of wist er een op
het bureau van den chef van den generalen
staf te zullen vinden, is ons een raadsel, zegt
het Handelsbladdat aldus zijne beschouwing
besluit
Het is gemakkelijker om de oude sleur te
blijven volgen. Hervormende ministers en
generaals halen zich veel soesa op den hals.
Doch indien ze, als tot nu, onze houding bij
een aanstaanden oorlog als bjjzaak bljjven
behandelen, zijn zij en de kamer, die hen hand
haafde, verantwoordelijk voor ons volk en voor
de geschiedenis als ons land vernederd wordt.
Onze aanklacht is, dat de mobilisatie geheel
onvoldoende is voorbereid. Dat geen maatre
gelen zijn genomen om binnen Amsterdam te
brengen wat in de eerste plaats verdedigd en
tegen vijandelijke ondernemingen beschermd
moet worden. Dat voor de verdediging der
sterke stelling Amsterdam nog zoo weinig is
gedaan, dat wij ons hart moeten vasthouden
als er iets gebeurtdat, zooals wij met eigen
oogen gezien hebben, wispelturig nu hier, dan
daar wat zand gekrujd is, doch dat de minis
ter of liever zijn chef van den staf zes ooren
schijnt te hebben, in elke van welke wat ver
schillends gefluisterd wordt, waaraan gelijke
lijk gevolg wordt gegeven. Wij vragen den
minister geen plan de campagne. Waren wij in
zijne plaats, wij zouden weigeren het mede te
deelen. Doch wij eiichen, dat de fouten en
leemten, welke men te Parjjs en Berlijn even
goed kent als op ons kantuor, hersteld worden
en gelooven, dat voor de algemeene leiding in
oorlogstjjd geen vertrouwen gesteld kan wor
den in een stafchef, die al die jaren getoond
heeft zóó weinig te ziin of te kunnen.
De versterawg onzer strijdkrachten mag
niet uitgesteld worden. Men zal de aanneming
der wet op den dienstplicht wel verkrjjgen,
nu de schoolwet van de baan is, ook zonder
dat de algeheele ontredderde toestand van ons
krijgswezen als argument gebruikt wordt. Bij
de bespreking der begrooting in de kamer
moeten de groote gebreken die ons leger en
onze mobilisatie aankleven van welke nog
slechts enkele bekend werden althans in
comité-generaal aan de kaak gesteld worden.
Indien antirevolutionnairen niet medegaan
met enkele katholieken en met de liberalen,
die in deze zeiven onderzoek willen instellen,
dan geven zij kwijtschelding aan den minister
van uitstel, die twee kostbare jaren ongebruikt
deed voorbjjgaandan volgen zij het voorbeeld
niet der literalen die bij de behandeling der
schoolwet, het grootste landsbelang de lands
verdediging, dienden met zelfverloochening en
we mogen het zeggen met grooten zede
lijken moed.
Aan het einde der Tweede kamer-zitting van
Zaterdag ontkende de minister van binnen-
landsche zaken bij den post voor Hoogere
burgerscholen na een opmerking van den
heer Zaajjer betreffende bepeiking van het
stelsel van bezuiniging dat meer dan noodig
wordt bezuinigd. Hij gaf voorts denzelfden
afgevaardigde te kennen dat bij de toepas
sing der nieuwe schoolwet zal worden gelet op
het subsidieeren van de kweekschool te Haarlem.
De heer Schreinemacher klaagde over te laag
schoolgeld op de leerschool bij de kweekschool
te Maastricht, waardoor ongeoorloofde cohcur-
rentie gevoerd wordt tegen het bijzonder on
derwijs. Men zou hier kunnen spreken van
leegpompen der bijzondere school.
De heer G. Van Dedem sprak over het plaat
sen van stukken uit het archief te Zwolle in
dat te Utrecht, ia het bijzonder wat betreft
den beker uit het archief van Overijsel, terwijl
de heer Roëll zich daarbij aansloot door te
wijzen op het groote belang van die kwestie.
Hij bleef bij zijne vroeger uitgesproken over
tuiging dat alleen wettelijke regeling hier
willekeur kan voorkomen. Spr. klaagde voorts
over de opdrijving ven de uitgaven voor de
afdeeling Kunsten en wetenschappenvooral wat
betreft het personeel bij 's rijks archieven in de
provinciën. De aangevraagde vermeerdering
is bescemd voor de verhoogde jaarwedde van
den aan te stellen rijks-archivaris in Zeeland
en tot vermeerdering van de uitgaven voor de
archieven in Utrecht en Overijsel. Vooral de be
noeming van den rijks-archivaris in Zeeland
werd door hem bestreden. Hjj wil dit combi
neeren met Zuid-Holland en in Zeeland een
adjunct-archivaris aanstellen. Maar bepaalde
lijk heeft hij bedenking tegen de verhooging
van de bezoldiging van chartermeesters wegens
lOjarigen diensttijd, hetgeen een verkeerd be
ginsel is, hoewel hij de verdiensten van den
betrokken persoon erkent.
De minister antwoordde, dat het soms moeie-
lijk is te bepalen tot welk archief een stuk
behoort. In casu, was er alle reden voor de
verplaatsing van Zwolle naar Utrecht, omdat
men met groote zekerheid kan aannemen, dat
de stukken te Utrecht tehuis behoorden. Het
betreft hier trouwens de overbrenging uit het
eene rijkssrehief naar het andere. Er moet
hier eenigszins stelselmatig worden te werk
gegaan bij de ordening der archieven. Het is
volstrekt niet te doen om eene provincie te
berooven. Maar het archief van den bisschop
van Utrecht uit de 16de eeuw behoort te
Utrecht tehuis. De regeering heeft zich vol
strekt niet schuldig gemaakt aan eene soort
van roof van den bewusten beker. Uit Over
ijsel is hjj overgebracht naar het rijks-museum
te Amsterdam. Die overbrenging is geschied
met volkomen medeweten en medewerking van
het provinciaal bestuur van Overijsel. De ver
hooging der traktementen van de rijks-archi
varissen werd door den minister verdedigd. Na
10-jarige werkzaamheid komt eene verhooging
met 500 in aanmerking. Yoor het archief
in Zeeland een der belangrijkste acht
de min. een specialen archivaris zeer noodig.
De heer Röell stelde voor het artikel met
12000 gulden te verminderen, als blijk van
afkeuring ten aanzien van de traktementen
van archivarissen na tienjarigen dienst.
Trots bestrijding door den minister werd het
amendement aangenomen met 37 tegen 24
stemmen.
werd door het bestuur geantwoord, dat het
dien weg niet volgde alleen dan, wanneer
vereenigingen inlichtingen verlangden, werden
die gegeven. Yoor de propaganda werden de
stukken, van Pj.x Humanitate uitgaande, zoo
veel mogeljjk verspreid. Het verslag zal ge
drukt en aan leden en belanghebbenden ver
zonden worden.
De rekening van den penningmeester sloot
met een klein batig saldo; de contributie voor
1890 werd vastgesteld op 1.
Een voorstel van 3 leden van het Voorloopiy
Comité tot oprichting van een Permanenten Inter
nationalen Raad van Opvoeding kwam vervol
gens in discussie het had de strekking om
aan art. 2 der statuten toe te voegen »terwijl
de vereeniging geen gelegenheid zal laten
voorbijgaan de regeering des lands te overtui
gen van den prijs, dien zij stelt op haar kracht
dadige medewerking, adviezen enz." Zij licht
ten hun voorstel toe, door erop te wjjzen, dat
P. H. medewerkt aan eene internationale be
weging en dat eene toevoeging, die in ons land,
dank zij onzen vrijzinnigen instellingen, niet
^ïoodig was, in het buitenland wel noodig kon
zijn en uit dien hoofde in de statuten der
Nederlandsche vereeniging opgenomen moesten
worden opdat die statuten anderen tot model
zouden kunnen dienen.
Hiertegen werd aangevoerdlo, dat dit
punt in de Toelichting op de statuten reeds be
handeld was en 2o, dat de Nederlandsche sta-
tuten voor Nederland en met het oog op de
daar bestaande toestanden gemaakt zijn. Zij
kunnen dus geen model voor de geheeie bewe
ging zijn. Juist het omgekeerde behoort het
geval te wezen. Wanneer er eenmaal door
internationale samenwerking bondsstatuten
vastgesteld zijn, dan zal ook Nederland zich
daarnaar moeten richten. De clausule werd
daarom niet aan art 2 toegevoegd.
De minister van oorlog verleent a. Douderdag
en de minister van waterstaat a. Zaterdag geen
audiëntie.
In de Staatscourant van 15/16 Dec. is opge
nomen de wet van 8 Dec. 1889 (Staatsblad nr.
175), lot gedeeltelijke herziening der wet van
17 Aug. 1878 (Staatsblad nr. 127) tot regeling
van het lager onderwijs.
Donderdag jl. hield de afd. Amsterdam der
vereeniging Pax Humanitate een vergadering.
Daarin werd door den secretaris der afdeeling
verslag uitgebracht over den toestand der
afdeeling. Het bleek dat het ledental geklom
men was van 42 tot 97 en dat zich in den
loop van 1889 twee nieuwe afdeelingen, éen
te Utrecht en éen te 's Gravenhage, gevormd
hadden. Op een vraag door een der leden
naar aanleiding van het verslag gedaan, of
het bestuur geene pogingen aanwendde om in
andere vereenigingen de zaak te bespreken,
Bij het afdeelingsonderzoek in de Tweede
kamer van de voorstellen-Borgesius tot heffing
eener inkomstenbelasting keurden zooals
wij in 't kort reeds meldden vele leden af
het gebruik, ten deze van het recht van initia
tief gemaakt. Alleen de regeering toch kon
beschikken over de gegevens en hulpmiddelen
voor zulke belangrijke wijzigingen in het
samenstel der rjjksbelaBtingen. Wel waren
deze ontwerpen meerendeels geljjk aan die, in
1884 door de regeering ingediend, maar toen
dienden ze tot dekking van het toen bestaande
tekort, terwijl op verschillende belangrjjke pun
ten ervan is afgeweken.
Daarenboven hadden de voorstellen geen
kans van slagen: waar de liberale meerderheid
nooit tot eenstemmigheid had kunnen komen
over invoering eener inkomstenbelasting was
van de tegenwoordige meerderheid niet te
wachten dat zjj een herziening van het belasting
stelsel, die niet uitgaat van de regeering, nog
minder de heffing eener progressieve inkom
stenbelasting zou voteeren. Werd al bij de
verkiezingen in 1888 op betere verdeeling en
lasten aangedrongen, geenszins hebben »alle par
tijen" toen een progressieve inkomstenbelasting
gewenscht. Wel wenschte men toen vrij al
gemeen verlichting van, voor het minder gegoede
deel der bevolking meest drukkende, accijnzen
en indirekte belastingen. Voor de klacht
dat de minister van financiën in die richting niet
werkzaam zou willen zijn bestaatgeengiond. Deze
leden meenden dus dat de indiening der voor
stellen meer bestemd is geweest om in en
vooral buiten de kamer als middel van oppo
sitie tegen de regeering dienst te doen, dan
om tot daadwerkelijke herziening der belas
tingen te komen.
Yele andere leden zagen voor afkeuring
dezer voorstellen geen grond. Yan dtn minister
waren geen afdoende voorstellen tot belasting
hervorming te wachten. Verleden jaar zeide de
meerderheid>geen motiën maar wetsontwer
pen". Nu deze zijn ingediend past geen af
keuring, omdat er geen meerderheid voor te
vinden zal zijn. Dit moet nog bljjken. De
tegenwoordige meerderheid zal toch wel niet
willen berusten in 't stilzitten der regeering.
Ook kan niet aangenomen worden ciat zij een
stemmig zou zjjn in verwerping dezer voor
stellen. Ook al worden ze verworpen dan kan hun
indiening ter behandeling den weg banen tot
betere regeling van het belastingstelsel.
Tegen een zoo ingrjjpende verandering van
het belastingstelsel op zichzelf hadden sommige
leden bezwaarmen moest bjj de vervanging
van bestaande door nieuwe belastingen voor
zichtig zyn. Eenige leden vonden het verkeerd
door afschaffing van meer accijnzen de ver
houding tusschen directe en indirecte belas
tingen nog meer te wyzigen, maar, hadden de
voorstellers de minvermogenden willen ont
lasten, dan hadden zjj verder moeten gaan en
b. v. afschaffing van den zeepaccjjns moeten
voorstellen. Andere leden meenden juist dat
de voorstellers minder ver hadden moeten
gaan b. v. ten aanzien van het patent en de
mutatierechten, en wel met 't oog op herziening
der regeling van de gemeentefiuanciën en de
herziening der belastbare opbrengst op de
ongebouwde eigendommen.
In 't algemeen meenden velen dat bjj deze
voorstellen niet voldoende rekening was ge
houden met het verband tusschen rjjks- en
gemeente-belasting. Zulk een hooge rijks
inkomsten-belasting naast de plaatseljjke inkom
sten-belastingen zou ondragelijk bljjken. Eerst
zouden in elk geval voor de gemeenten andere
bronnen van inkomst moeten zjjn gevonden of
zjj van een deel der haar opgelegde uitgaven
zjjn ontheven. Zeker ware wjjziging der ge
meente-wet, in 't stelsel der voorstellers, bepaald
noodig. Veel beter ware 't geweest de regee-
ringsvoorstellen omtrent herziening der plaat
seljjke belastingen af te wachten, wat echter
door andere leden werd bestreden.
Yerder bleek uit de gevoerde gedachten-
wisseling dat vele leden beslist tegen de in
voering eener ryksinkomsten-belasting waren
op de bekende grondensommigen gaven
overigens nog de voorkeur aan een belasting
op de verschillende bronnen van het inkomen
de patent-belasting moest omgezet worden in
eene bedrjjfs-belasting, en een belasting op het
kapitaal in portefeuille of op de rente daarvan
ingevoerd worden. Dit laatste denkbeeld vond
steun bjj leden van verschillende richtingen.
Anderen gaven de voorkeur aan eene belasting
nrar den uiterljjken staat, terwijl, volgens hen,
de inkomsten-belasting aan de gemeenten moest
worden overgelaten.
Hiertegenover werd eene rjjksinkomsten-
belasting door vele leden verdedigd als recht
vaardig en meer overeenkomstig de draag
kracht der belastingschuldigen. Men betwistte
dat een inkomsten-belasting beter paste aan
de gemeenten.
Ook nu weder bleek groot verschil van gevoe
len over de vraag in hoeverre de inkomsten uit
den grond aan de inkomstenbelasting onder
worpen behooren te worden.
Zeer vele leden achtten afschaffing of althans
vermindering van den zoutaccjjns wenscheljjk,
vooral omdat zjj schadelijk is voor landbouw
en nijverheid en omdat zjj een uitgebreiden
smokkelhandel in het leven heeft geroepen.
Erkennende de ongeljjkmatige en onbilljjke
werking van de patentbelasting werd door vele
leden haar afschaffing niet wenschelyk geacht.
Omwerking der patentwet tot een behoorljjke
heffing van debiet- en vergunningsrechten
verdiende de voorkeur, en van verschillende
zjjden werd de meening uitgesproken dat de
heffing, na verbeterde regeling, ten behoeve
van de gemeenten zou behooren te geschieden.
Vele andere leden achtten de afschaf fing der
patentbei isting daarentegen wel wenscheljjk,
zij achtten omwerking tot een rationeel e be-
drjjfsbelasting ondoenljjk. In elk geval scheen
nevens eene algemeene inkomstenbelasting eene
afzonderlyke heffing op de opbrengst van be
drijven met wel houdbaar. Daarom achtten
verscheidene leden het inconsequent dat het pa
tent voor de naaml. vennootschappen zou
worden gehandhaafd de dividend-ontvangers
zouden op die wjjze tweemaal worden aan
geslagen.
Sommige leden betwjjfelden of afschaffing
der mutatierechten op de algemeene welvaart
wel een zoo gunstigen invloed zou hebben als
men scheen aan te nemenanderen achtten de
voorgestelde vermindering niet belangrjjk ge
noeg. Er waren intusschen ook vele leden, die
verlaging of afschaffing wenscheljjk achtten.
Verscheidene voorstanders der inkomsten
belasting wenschten de percentage, althans
aanvankelijk, laag te' zien gesteld en dit kon
te eer omdat het nationaal inkomen door de
voorstellers veel te laag was geschat en de
voorgestelde heffing dus veel meer dan 8,8
millioen zou opbrengen.
Het per mail dt. 16 November ontvangen
verslag van den gouverneur van Atjeh,
loopende tot 28 October jl., begint met de
verklaring: »In den politieken toestand van
Groot-Atjeh kwam weinig verandering." Daarop
volgen de gebruikeljjke mededeelingen over het
beschieten van verschillende posten der linie,
het wegrooven van telefoondraden, enz. enz.
Met een belangrjjke zending is naar Timor
vertrokken de mijningenieur Van Schelle. De
berichten omtrent den tinrijkdom van dat eiland
hebben de regeering eindelijk doen besluiten tot
een mjjnbonwkundig-geognostische opneming
door een deskundig ambtenaar van groote ew
varing en een jjzersterk gestel,