N". 298. 132® Jaargang. 1889. Dinsdag 17 December. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-= Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 eent.' Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager; Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer /0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Middelburg 16 December. HIIHHI Itl lil.Si lU CO! RAM. Thermometer. Middelburg 16 Dec. vm. 8 n 86 gr. m. 12 u 40 gr. av. 4 u. 39 gr. F Verwacht Z. W. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij te Tholen: W. A. van Ailvertentlën Nibttwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de moeten des namiddags te een nul advertentie-bureau's van Nijgh Van Uitmak te Rotterdam, de Gebit. Belinfante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. aan het bureau bezorgd zjjn, willen Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nogworden opgenomen Onder den gebruikeljjken titel Van dag tot dag wijdt het Handelsblad een opstel aan onze landsverdediging, waaraan, naar zjjne redactie hoopt, bjj tjjds nog wat zal svorden gedaan. Er ii op dat punt ontzaglijk veel verzuimd. De grondwetsherziening heeft het kwaad onzer legerin richting in den wortel aangetast. Lang is ze besproken en voorbereid, maar toen ze er eindelijk was, had ze zulke afdoende verbeteringen voorgeschreven, dat nu niets meer de radicale genezing belette onzer zeer kranke legerinrichting. Wat had men moeten doen met het oog op de aanneming der nieuwe grondwet en wat werd juist nagelaten Stellen wij eens, zegt het blad verder, dat bij onze Oostelijke naburen een nieuwe grond wet ware tot stand gekomen, die op het stuk van defensie zoo aanmerkelijk verschilde met hare voorgangster Dan zou den dag na hare aanneming het militaire wetsontwerp zijn ingediend, dat jaren lang op de grondwetsherziening had gewacht, Dan had de regeering met klem van redenen (alle welke redenen bjj ons bestonden) urgentie er voor gevraagd. Dan waren inmiddels alle maatregelen ge nomen om de nieuwe wet, onmiddellijk na haar aanneming, te kunnen uitvoeren en de nieuwe militaire organisatie in werking te brengen. Wetende dat het, waar het een levenskwestie geldt, niet alleen op spoed maar op het karakter, de beslistheid, de kennis van den geneesheer aankomt, zou, om het land door organisatie te redden, een man zijn aangewezen van ern stige en diepgaande studie, die reeds vooraf zijn oorlogsorganisatie en wetsontwerpen gereed haddie den moed en de zedeljjke meer derheid bezat om ook uit de hoogste rangen te verwijderen ieder, die zwak of onkundig was, en om de beste bevelvoerders en ambte naren aan te stellen. By ons gebeurde niets van dien aard. Het was alsof de grondwetsherziening geheel onver wacht was gekomen. De heer Rooseboom kwam aan met het voorstel een staatscommissie te benoemen. Wij meenen dat het zijn doel was om haar de nieuwe militaire organisatie totstand te doen brengen. Doch neen, ze zou enkel adviseeren! Van dit voorstel werd gretig partij getrokken omvoor de ministerieelen tijd te winnen. Uitstel was dus verkregen. Kolonel Ber- gansius, die op een voor ons leger en volks bestaan zoo gewichtig tijdperk de portefeuille van oorlog aannam, zonder zich voor die taak gereed te hebben gemaakt, kreeg tijd een en ander zoo wat by te werken, maar moest, behalve voor technische zaken, geheel te rade gaan bij zijn chef van den staf. Deze laat op zijn beurt het meeste doen door luit.-kolonel Kool, van den generalen staf, die onlangs kolonel werd en gedoodverfd wordt als de aanstaande opvolger van generaal Van dei- Star. Beiden zjjn optimisten in folio en die nog dat gemeen hebben, dat zij, naar men zegt, nooit eenig commando hebben gevoerd en het leger slechts kennen van hooren zeggen en uit rapporten. Kolonel Bergansius heeft de verantwoorde lijkheid op zich durven nemen van op te treden als eerste minister van oorlog na de igri mdwetiherziening. Als het ware in een »onder onsje" heeft men bij de samenstelling van het ministerie- Mackay die portefeuille hem opgedragen. Hij wilde eerst niet, doch werd overreed. Men moest een katholieken minister van oorlog hebben. Men kon niemand anders vinden.... enz. enz. Nu zal men zeggen»0 hij wordt bestreden, omdat hij katholiek is 1" Hierop kunnen wij antwoorden, dat wjj hem, al ware hij Muzelman of Mormoon, hoog ver eeren en innig dankbaar zouden zjjn, indien hij een even kundig als doortastend minister ware geweest. Doch hij heeft in sommige zaken niet vol doende karakter getoond. Hjj heeft schoon een zeer bekwaam man, maar bewust dat hij van legerorganisatie en mobilisatie nog alles moest leeren toch de portefeuille aanvaard en zich, om tijd te winnen, laten benoemen tot lid en president der commissie van uitstel. Hy heeft een onmogelijk plan tot mobilisate bestendigd. Hij heeft in een tjjd, dat elke weck goud w.mrd was, een paar jaar verknoeid. Omtrent den chef van den generalen staf zegt het blad Generaal Van der Star wordt door ieder ge prezen als een bij uitnemendheid beminneljjk en humaan man. Die hoedanigheden verwerven hem ieders achting maar gedurende de 12 jaar dat hij aan het hoofd van den generalen stat is, heeft hij bewezen geen oog te hebben op wat voor onze defensie onontbeerlijk is, geen eigen opinie te hebben of zwak te zjjn van karakter, zoodat hij zich veel maar heeft laten aanleunen, wat men in zoo hooge positie niet mag doen. Anders zon onze legerinrichting thans zoo goed zijn als dit bij de grondwet van 1848 mogelijk wasdan zou onze organisatie eenigs- zins berekend zijn op het oorlogsgeval dat zich het allereerst zal voordoen een oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk en onze houding daarbij. Delessen van 1870 zijn niet behartigd. Het veldleger, dat den eersten schok zal moeten doorstaan, is niet zoo deugdt lijk mogelijk geor ganiseerd, niet zoo talrijk gemaakt als mogelijk was. Het is alsof hij niet beseft heeft dat een volgende oorlog een strijd op leven en dood zal zijn van Duitschland met Frankrijk, en dat beide mogendheden er belang bij hebben ten spoedigste een deel van ons en België's grond gebied te bezetten. Wie dit had ingezien zou de opkomst met spoed van onze groot-verlofgangers beter gere geld hebben. Had de chef van den generalen staf in al die jaren voor dit alles gezorgd, dan ware het toch een groot waagstuk gebleven tot eersten minister na de grondwetsherziening een man te benoemen, die z;ch van te voren voor den post van legerhervormer niet bekwaamd had, maar dan had men ten minste mogen hopen, dat, zoo niet de minister, dan toch de chef van den staf de groote vraagstukken spoedig tot een bevredigende oplossing zou brengen. De gebreken had men dan te recht aan de grondwet van 1848 kunnen wijten. Doch de man, die met de grondwet van 1848 het bereikbare verre liet, handelde juist het zelfde met de nieuwe grondwet. Hoe kolonel Bergansius durfde optreden als eerste minister na de grondwetsherziening, zon der dat hij een volledige oorlogsorganisatie kant en klaar gereed had, of wist er een op het bureau van den chef van den generalen staf te zullen vinden, is ons een raadsel, zegt het Handelsbladdat aldus zijne beschouwing besluit Het is gemakkelijker om de oude sleur te blijven volgen. Hervormende ministers en generaals halen zich veel soesa op den hals. Doch indien ze, als tot nu, onze houding bij een aanstaanden oorlog als bjjzaak bljjven behandelen, zijn zij en de kamer, die hen hand haafde, verantwoordelijk voor ons volk en voor de geschiedenis als ons land vernederd wordt. Onze aanklacht is, dat de mobilisatie geheel onvoldoende is voorbereid. Dat geen maatre gelen zijn genomen om binnen Amsterdam te brengen wat in de eerste plaats verdedigd en tegen vijandelijke ondernemingen beschermd moet worden. Dat voor de verdediging der sterke stelling Amsterdam nog zoo weinig is gedaan, dat wij ons hart moeten vasthouden als er iets gebeurtdat, zooals wij met eigen oogen gezien hebben, wispelturig nu hier, dan daar wat zand gekrujd is, doch dat de minis ter of liever zijn chef van den staf zes ooren schijnt te hebben, in elke van welke wat ver schillends gefluisterd wordt, waaraan gelijke lijk gevolg wordt gegeven. Wij vragen den minister geen plan de campagne. Waren wij in zijne plaats, wij zouden weigeren het mede te deelen. Doch wij eiichen, dat de fouten en leemten, welke men te Parjjs en Berlijn even goed kent als op ons kantuor, hersteld worden en gelooven, dat voor de algemeene leiding in oorlogstjjd geen vertrouwen gesteld kan wor den in een stafchef, die al die jaren getoond heeft zóó weinig te ziin of te kunnen. De versterawg onzer strijdkrachten mag niet uitgesteld worden. Men zal de aanneming der wet op den dienstplicht wel verkrjjgen, nu de schoolwet van de baan is, ook zonder dat de algeheele ontredderde toestand van ons krijgswezen als argument gebruikt wordt. Bij de bespreking der begrooting in de kamer moeten de groote gebreken die ons leger en onze mobilisatie aankleven van welke nog slechts enkele bekend werden althans in comité-generaal aan de kaak gesteld worden. Indien antirevolutionnairen niet medegaan met enkele katholieken en met de liberalen, die in deze zeiven onderzoek willen instellen, dan geven zij kwijtschelding aan den minister van uitstel, die twee kostbare jaren ongebruikt deed voorbjjgaandan volgen zij het voorbeeld niet der literalen die bij de behandeling der schoolwet, het grootste landsbelang de lands verdediging, dienden met zelfverloochening en we mogen het zeggen met grooten zede lijken moed. Aan het einde der Tweede kamer-zitting van Zaterdag ontkende de minister van binnen- landsche zaken bij den post voor Hoogere burgerscholen na een opmerking van den heer Zaajjer betreffende bepeiking van het stelsel van bezuiniging dat meer dan noodig wordt bezuinigd. Hij gaf voorts denzelfden afgevaardigde te kennen dat bij de toepas sing der nieuwe schoolwet zal worden gelet op het subsidieeren van de kweekschool te Haarlem. De heer Schreinemacher klaagde over te laag schoolgeld op de leerschool bij de kweekschool te Maastricht, waardoor ongeoorloofde cohcur- rentie gevoerd wordt tegen het bijzonder on derwijs. Men zou hier kunnen spreken van leegpompen der bijzondere school. De heer G. Van Dedem sprak over het plaat sen van stukken uit het archief te Zwolle in dat te Utrecht, ia het bijzonder wat betreft den beker uit het archief van Overijsel, terwijl de heer Roëll zich daarbij aansloot door te wijzen op het groote belang van die kwestie. Hij bleef bij zijne vroeger uitgesproken over tuiging dat alleen wettelijke regeling hier willekeur kan voorkomen. Spr. klaagde voorts over de opdrijving ven de uitgaven voor de afdeeling Kunsten en wetenschappenvooral wat betreft het personeel bij 's rijks archieven in de provinciën. De aangevraagde vermeerdering is bescemd voor de verhoogde jaarwedde van den aan te stellen rijks-archivaris in Zeeland en tot vermeerdering van de uitgaven voor de archieven in Utrecht en Overijsel. Vooral de be noeming van den rijks-archivaris in Zeeland werd door hem bestreden. Hjj wil dit combi neeren met Zuid-Holland en in Zeeland een adjunct-archivaris aanstellen. Maar bepaalde lijk heeft hij bedenking tegen de verhooging van de bezoldiging van chartermeesters wegens lOjarigen diensttijd, hetgeen een verkeerd be ginsel is, hoewel hij de verdiensten van den betrokken persoon erkent. De minister antwoordde, dat het soms moeie- lijk is te bepalen tot welk archief een stuk behoort. In casu, was er alle reden voor de verplaatsing van Zwolle naar Utrecht, omdat men met groote zekerheid kan aannemen, dat de stukken te Utrecht tehuis behoorden. Het betreft hier trouwens de overbrenging uit het eene rijkssrehief naar het andere. Er moet hier eenigszins stelselmatig worden te werk gegaan bij de ordening der archieven. Het is volstrekt niet te doen om eene provincie te berooven. Maar het archief van den bisschop van Utrecht uit de 16de eeuw behoort te Utrecht tehuis. De regeering heeft zich vol strekt niet schuldig gemaakt aan eene soort van roof van den bewusten beker. Uit Over ijsel is hjj overgebracht naar het rijks-museum te Amsterdam. Die overbrenging is geschied met volkomen medeweten en medewerking van het provinciaal bestuur van Overijsel. De ver hooging der traktementen van de rijks-archi varissen werd door den minister verdedigd. Na 10-jarige werkzaamheid komt eene verhooging met 500 in aanmerking. Yoor het archief in Zeeland een der belangrijkste acht de min. een specialen archivaris zeer noodig. De heer Röell stelde voor het artikel met 12000 gulden te verminderen, als blijk van afkeuring ten aanzien van de traktementen van archivarissen na tienjarigen dienst. Trots bestrijding door den minister werd het amendement aangenomen met 37 tegen 24 stemmen. werd door het bestuur geantwoord, dat het dien weg niet volgde alleen dan, wanneer vereenigingen inlichtingen verlangden, werden die gegeven. Yoor de propaganda werden de stukken, van Pj.x Humanitate uitgaande, zoo veel mogeljjk verspreid. Het verslag zal ge drukt en aan leden en belanghebbenden ver zonden worden. De rekening van den penningmeester sloot met een klein batig saldo; de contributie voor 1890 werd vastgesteld op 1. Een voorstel van 3 leden van het Voorloopiy Comité tot oprichting van een Permanenten Inter nationalen Raad van Opvoeding kwam vervol gens in discussie het had de strekking om aan art. 2 der statuten toe te voegen »terwijl de vereeniging geen gelegenheid zal laten voorbijgaan de regeering des lands te overtui gen van den prijs, dien zij stelt op haar kracht dadige medewerking, adviezen enz." Zij licht ten hun voorstel toe, door erop te wjjzen, dat P. H. medewerkt aan eene internationale be weging en dat eene toevoeging, die in ons land, dank zij onzen vrijzinnigen instellingen, niet ^ïoodig was, in het buitenland wel noodig kon zijn en uit dien hoofde in de statuten der Nederlandsche vereeniging opgenomen moesten worden opdat die statuten anderen tot model zouden kunnen dienen. Hiertegen werd aangevoerdlo, dat dit punt in de Toelichting op de statuten reeds be handeld was en 2o, dat de Nederlandsche sta- tuten voor Nederland en met het oog op de daar bestaande toestanden gemaakt zijn. Zij kunnen dus geen model voor de geheeie bewe ging zijn. Juist het omgekeerde behoort het geval te wezen. Wanneer er eenmaal door internationale samenwerking bondsstatuten vastgesteld zijn, dan zal ook Nederland zich daarnaar moeten richten. De clausule werd daarom niet aan art 2 toegevoegd. De minister van oorlog verleent a. Douderdag en de minister van waterstaat a. Zaterdag geen audiëntie. In de Staatscourant van 15/16 Dec. is opge nomen de wet van 8 Dec. 1889 (Staatsblad nr. 175), lot gedeeltelijke herziening der wet van 17 Aug. 1878 (Staatsblad nr. 127) tot regeling van het lager onderwijs. Donderdag jl. hield de afd. Amsterdam der vereeniging Pax Humanitate een vergadering. Daarin werd door den secretaris der afdeeling verslag uitgebracht over den toestand der afdeeling. Het bleek dat het ledental geklom men was van 42 tot 97 en dat zich in den loop van 1889 twee nieuwe afdeelingen, éen te Utrecht en éen te 's Gravenhage, gevormd hadden. Op een vraag door een der leden naar aanleiding van het verslag gedaan, of het bestuur geene pogingen aanwendde om in andere vereenigingen de zaak te bespreken, Bij het afdeelingsonderzoek in de Tweede kamer van de voorstellen-Borgesius tot heffing eener inkomstenbelasting keurden zooals wij in 't kort reeds meldden vele leden af het gebruik, ten deze van het recht van initia tief gemaakt. Alleen de regeering toch kon beschikken over de gegevens en hulpmiddelen voor zulke belangrijke wijzigingen in het samenstel der rjjksbelaBtingen. Wel waren deze ontwerpen meerendeels geljjk aan die, in 1884 door de regeering ingediend, maar toen dienden ze tot dekking van het toen bestaande tekort, terwijl op verschillende belangrjjke pun ten ervan is afgeweken. Daarenboven hadden de voorstellen geen kans van slagen: waar de liberale meerderheid nooit tot eenstemmigheid had kunnen komen over invoering eener inkomstenbelasting was van de tegenwoordige meerderheid niet te wachten dat zjj een herziening van het belasting stelsel, die niet uitgaat van de regeering, nog minder de heffing eener progressieve inkom stenbelasting zou voteeren. Werd al bij de verkiezingen in 1888 op betere verdeeling en lasten aangedrongen, geenszins hebben »alle par tijen" toen een progressieve inkomstenbelasting gewenscht. Wel wenschte men toen vrij al gemeen verlichting van, voor het minder gegoede deel der bevolking meest drukkende, accijnzen en indirekte belastingen. Voor de klacht dat de minister van financiën in die richting niet werkzaam zou willen zijn bestaatgeengiond. Deze leden meenden dus dat de indiening der voor stellen meer bestemd is geweest om in en vooral buiten de kamer als middel van oppo sitie tegen de regeering dienst te doen, dan om tot daadwerkelijke herziening der belas tingen te komen. Yele andere leden zagen voor afkeuring dezer voorstellen geen grond. Yan dtn minister waren geen afdoende voorstellen tot belasting hervorming te wachten. Verleden jaar zeide de meerderheid>geen motiën maar wetsontwer pen". Nu deze zijn ingediend past geen af keuring, omdat er geen meerderheid voor te vinden zal zijn. Dit moet nog bljjken. De tegenwoordige meerderheid zal toch wel niet willen berusten in 't stilzitten der regeering. Ook kan niet aangenomen worden ciat zij een stemmig zou zjjn in verwerping dezer voor stellen. Ook al worden ze verworpen dan kan hun indiening ter behandeling den weg banen tot betere regeling van het belastingstelsel. Tegen een zoo ingrjjpende verandering van het belastingstelsel op zichzelf hadden sommige leden bezwaarmen moest bjj de vervanging van bestaande door nieuwe belastingen voor zichtig zyn. Eenige leden vonden het verkeerd door afschaffing van meer accijnzen de ver houding tusschen directe en indirecte belas tingen nog meer te wyzigen, maar, hadden de voorstellers de minvermogenden willen ont lasten, dan hadden zjj verder moeten gaan en b. v. afschaffing van den zeepaccjjns moeten voorstellen. Andere leden meenden juist dat de voorstellers minder ver hadden moeten gaan b. v. ten aanzien van het patent en de mutatierechten, en wel met 't oog op herziening der regeling van de gemeentefiuanciën en de herziening der belastbare opbrengst op de ongebouwde eigendommen. In 't algemeen meenden velen dat bjj deze voorstellen niet voldoende rekening was ge houden met het verband tusschen rjjks- en gemeente-belasting. Zulk een hooge rijks inkomsten-belasting naast de plaatseljjke inkom sten-belastingen zou ondragelijk bljjken. Eerst zouden in elk geval voor de gemeenten andere bronnen van inkomst moeten zjjn gevonden of zjj van een deel der haar opgelegde uitgaven zjjn ontheven. Zeker ware wjjziging der ge meente-wet, in 't stelsel der voorstellers, bepaald noodig. Veel beter ware 't geweest de regee- ringsvoorstellen omtrent herziening der plaat seljjke belastingen af te wachten, wat echter door andere leden werd bestreden. Yerder bleek uit de gevoerde gedachten- wisseling dat vele leden beslist tegen de in voering eener ryksinkomsten-belasting waren op de bekende grondensommigen gaven overigens nog de voorkeur aan een belasting op de verschillende bronnen van het inkomen de patent-belasting moest omgezet worden in eene bedrjjfs-belasting, en een belasting op het kapitaal in portefeuille of op de rente daarvan ingevoerd worden. Dit laatste denkbeeld vond steun bjj leden van verschillende richtingen. Anderen gaven de voorkeur aan eene belasting nrar den uiterljjken staat, terwijl, volgens hen, de inkomsten-belasting aan de gemeenten moest worden overgelaten. Hiertegenover werd eene rjjksinkomsten- belasting door vele leden verdedigd als recht vaardig en meer overeenkomstig de draag kracht der belastingschuldigen. Men betwistte dat een inkomsten-belasting beter paste aan de gemeenten. Ook nu weder bleek groot verschil van gevoe len over de vraag in hoeverre de inkomsten uit den grond aan de inkomstenbelasting onder worpen behooren te worden. Zeer vele leden achtten afschaffing of althans vermindering van den zoutaccjjns wenscheljjk, vooral omdat zjj schadelijk is voor landbouw en nijverheid en omdat zjj een uitgebreiden smokkelhandel in het leven heeft geroepen. Erkennende de ongeljjkmatige en onbilljjke werking van de patentbelasting werd door vele leden haar afschaffing niet wenschelyk geacht. Omwerking der patentwet tot een behoorljjke heffing van debiet- en vergunningsrechten verdiende de voorkeur, en van verschillende zjjden werd de meening uitgesproken dat de heffing, na verbeterde regeling, ten behoeve van de gemeenten zou behooren te geschieden. Vele andere leden achtten de afschaf fing der patentbei isting daarentegen wel wenscheljjk, zij achtten omwerking tot een rationeel e be- drjjfsbelasting ondoenljjk. In elk geval scheen nevens eene algemeene inkomstenbelasting eene afzonderlyke heffing op de opbrengst van be drijven met wel houdbaar. Daarom achtten verscheidene leden het inconsequent dat het pa tent voor de naaml. vennootschappen zou worden gehandhaafd de dividend-ontvangers zouden op die wjjze tweemaal worden aan geslagen. Sommige leden betwjjfelden of afschaffing der mutatierechten op de algemeene welvaart wel een zoo gunstigen invloed zou hebben als men scheen aan te nemenanderen achtten de voorgestelde vermindering niet belangrjjk ge noeg. Er waren intusschen ook vele leden, die verlaging of afschaffing wenscheljjk achtten. Verscheidene voorstanders der inkomsten belasting wenschten de percentage, althans aanvankelijk, laag te' zien gesteld en dit kon te eer omdat het nationaal inkomen door de voorstellers veel te laag was geschat en de voorgestelde heffing dus veel meer dan 8,8 millioen zou opbrengen. Het per mail dt. 16 November ontvangen verslag van den gouverneur van Atjeh, loopende tot 28 October jl., begint met de verklaring: »In den politieken toestand van Groot-Atjeh kwam weinig verandering." Daarop volgen de gebruikeljjke mededeelingen over het beschieten van verschillende posten der linie, het wegrooven van telefoondraden, enz. enz. Met een belangrjjke zending is naar Timor vertrokken de mijningenieur Van Schelle. De berichten omtrent den tinrijkdom van dat eiland hebben de regeering eindelijk doen besluiten tot een mjjnbonwkundig-geognostische opneming door een deskundig ambtenaar van groote ew varing en een jjzersterk gestel,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1