N°. 286.
1889,
Dinsdag
3 December.
Rijks-belastingen.
Deze courant verschijnt d a g e 1 y k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
BEKENDMAKINGEN.
Middelburg 2 December.
Thermometer.
I Agenten te Vlissingen: P. Gr. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. 0. de Mooij te Tliolen: W. A. van
Middelburg 2 Dec. vm. 8 n 29 gr. Nieuwenhtjijzen en te Terneuzen M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de
m. 12 n 32 gr. av. 4 u. 30 gr. F j advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebr. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam.
Verwacht N. W wind. I Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een unt
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
De burgemeester van Middelburg maakt
bekenddat bij hem ontvangen en aan den ont
vanger der directe belastingen ter invordering
is verzonden het door den provincialen inspec
teur der directe belastingen enz. te Middelburg,
den 29 November 1889, invorderbaar verklaarde
kohier van het patentrecht(2e kwartaal) voor het
dienstjaar 1889,90, met uitnoodiging aan ieder
wien zulks aangaat, om, na bekomen ken
nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste
het door hem verschuldigde te kwijten, met
herinnering tevens, dat de bezwaren, welke
dienaangaande mochten bestaan, binnen drie
maanden na heden behooren te worden inge
diend;
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die
in den loop des dienstjaars een perceel ver
laten, zonder daarin eenige roerende goederen
of iemand in hunnen dienst achter te laten,
indachtig maakt op de gunstige bepaling van
art. 7 der wet op de personeele belasting van
den 9den April 1869, (Stbld no. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 2 December 1889.
De burgemeester voornoemd,
S C H O R E R.
Veemarkt te Middelburg.
Donderdag den 5 December a. s., van des voor-
middags 8 tot des namiddags 4 uren.
Middelburg, den 2 December 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C H O R E R.
De secretaris,
A. DE VULDER YAN NOORDEN.
Omtrent de vergadering, Zaterdag door de
Liberale Unie gehouden, valt nog, ter aanvallig
van het in ons vorig nommer hieromtrent
meegedeelde, het volgende te melden.
Na de herinnering door den voorzitter, den
heer mr E. E. van Raalte, aan de bekende motie,
in de vergadering van 18 Mei ten aanzien van
het onderwijsvraagstuk aangenomen, en aan de
adresbeweging, die ontstaan is na de aanne
ming van het ontwerp-Mackay door de Tweede
kamer gaf hij te kennen, dat het bestuur zelf
der Unie van oordeel was geweest, dat het
niet lag op haren weg om vooruit te loopen
op de beslissing der Eerste kamer. Dit vooral
op grond der traditie, dat de Unie vóór alles
moet vermijden den schijn, als sou zij willen
wezen een voorparlement. Toen echter de
wensch werd geuit om vóór de beslissing in
de Eerste kamer de Unie nogmaals te doen
samenkomen, en wei van de zijde van 15 af
gevaardigden, beelt het bestuur zich gehaast
aan dat verlangen te voldoen.
De vergadering ging hierop over in comité-
generaal, en na verloop van drie kwartier werd
den verslaggevers medegedeeld, dat de verga
dering geheim bleef, en dat na afloop het resul
taat der debatten zou' medegedeeld worden.
In die besloten vergadering waren zeer uit
voerige discussiën gevoerd, waarbij o. a. de
heeren Bloembergen, Fockema Andreae, Maca-
lester Loup en Drucker zich uitspraken tegen
het richten van een verzoek aan de Eerste
kamer tot verwerping der wet en de heeren
Van Gilse, Willeumier, De Goeje, Levy, Van
Hamel, Horn en Lsvyssohn Norman zich daar
voor verklaarden.
Eerst kwam in stemming eene motie, voor
gesteld door den heer mr A. Bloembergen na
mens de liberale kiesvereeniging te Leeuwarden,
en luidend als volgt
»De Liberale Unie, handhavende bet votum,
door haar in de laatste vergadering over het
wetsontwerp tot wijziging der wet op het lager
onderwijs uitgebracht, is van oordeel, dat het
niet gewenseht is, om thans ten aanzien van
dit punt eene nadere uitspraak te doen."
Deze motie werd verworpen met 49 tegen
27 stemmen.
Daarop stelde de heer mr C. M. Willeumier
de bekende motie voor van den volgenden in
houd
>De Liberale Unie, zich alsnog plaatsende op
het door haar den 18 Mei jl. ingenomen stand
punt, dat de liberale party zich niet verzette
tegen het subsidieeren van bijzondere scholen,
mits het openbaar onderwijs niet worde ver
zwakt, en deugdelijke waarborgen worden ge
geven voor de degelijkheid van het gesubsidi
eerde onderwijsoverwegende, dat door het
oi twerp van wet, zooals bet door de Tweede
kamer is aangenomen, aan de hier genoemde
voorwaarden niet is voldaan, acht het zoowel
in het belang des land, als in dat der liberale
partij wenschelijk, dat genoemd ontwerp niet
tot wet worde verbeven."
Met 53 tegen 22 stemmen werd deze nsotie
aangenomen.
Na deze beslissing zijn wij'des te nieuws
gieriger naar het besluit dat de Eerste kamer
nemen zal.
Het schijnt dat het preadvies, door de com
missie uit de Liberale Dnie uitgebracht over
het vraagstuk der belastinghervorming, in ver
band met de wetsvoorstellen-Borgesius c. a.,
reeds is uitgebracht, in tegenspraak met het
telegram in ons vorig nommer, waaruit wij
opmaakten dat dit nog moest gebeuren, en
dat ook onduidelijk was in het opgeven der
namen van de leden dier commissie.
Die leden waren de heeren prof. J. T. Buijs,
prof. H. L. Drucker, mr E. Fokker, prof. P. W.
A. Cort van der Linden, mr M. Mees, mr F. S.
van Nierop en J. Troelstra.
Dat preadvies laten wij hier volgen, en is
door ons ontleend aan de N. R. Cf. die, boven
alle andere liberale bladen, dit stuk reeds beeft
kunnen publiceeren. Wij vermoeden dat een
harer redacteuren, die afgevaardigde was, dat
stuk, hem in zjjne laatste hoedanigheid gegeven,
dadelijk heeft doen drukken. Ons komt het
voor dat het bestuuï zooveel mogelijk moest
zorgen dat zulke misbruiken niet plaats heb
ben door uitdrukkelijk den afgevaardigden te
verzoeken het geven van publiciteit aan zulke
documenten aan het bestuur zelf over te laten
wijl het dan voor een gelijktijdige opname in
de. bladen kan zorgen.
Een blad, dat niet het voorrecht beeft een
redacteur tot afgevaardigde op die Unie-ver-
gaderingen te bezitten, wat waarlijk niets
meer dan toeval is, visoht achter het net. Eerst
heden namiddag kwam het stuk over de post
in ons bezit.
Het preadvies nu luidt als volgt
»Het behoeft geen betoog, dat, nu nog niets
blijkt van eenig plan der regeering om de
belastingherziening ook door de tegenwoor
dige meerderheid vóór en tijdens de laatste
verkiezingen uitdrukkelijk toegezegd ter
hand te nemen, het initiatief der vijf liberale
kamerleden door ons met warmte wordt toege
juicht.
Met voldoening oonstateeren wij al dadelijk,
dat de wetsvoorstellen uitgaan van de juiste
gedachte, dat naar eene betere verdeeling van
den belastingdruk moet worden gestreefd, door
dat gedeelte van het inkomen, hetwelk tot nu
toe niet rechtstreeks getroffen werd, te belasten
en door die belastingen te verminderen, welke
onevenredig zwaar drukken.
Dit hoofdbeginsel volkomen- aanvaardende,
achten ook wij onder de tegenwoordige omstan
digheden de invoering van eene inkomsten
belasting bet meest gewenschte, zoo niet bet
eenige middel ter bereiking van het beoogde
doel, al ontveinzen wij ons niet de moelijkhe-
den en bezwaren, die aan iedere inkomsten
belasting zijn verbonden. Eene inkomsten
belasting zal een einde maken aan den onbil
lijken toestand, dat tal van groote en kleine
inkomens, zoowel uit arbeid als uit kapitaal,
vooral uit bet laatste, voortspruitende, niet, of
althans niet in verbonding tot hun bedrag, de
algemeene lasten helpen dragen, terwijl de
patentwet met de draagkracht der belasting
schuldigen geen rekening houdt en zelfs hen
drukt, die in nering of bedrijf, in plaats van
winst te behalen, met verlies moesten werken,
Door eene minderheid in onze commissie
werd betreurd, dat de voorstellers bij het ont
werpen van hun plan geen onderscheid heb
ben gemaakt tusschen de bronnen, waaruit de
te belasten inkomens voorspruiten, zoodat,
volgens hare meening ten onrechte, inkomen
uit arbeid even zwaar belast zal worden als
dat uit kapitaal. Een der leden zelfs was van
oordeel, dat eene verschillende belasting van
het inkomen uit arbeid, uit nijverheid, uit
kapitaal in portefeuille en uit onroerend goed
niet alleen noodig moet worden geacht om te
geraken tot eene rechtvaardige belastingver
deeling, maar ook om, met het oog op de
volkswelvaart, den arbeid en de uitoefening
van landbouw, nijverheid en handel evenredig
minder te kunnen belasten, dan de belegging
van kapitaal in effecten of in landerijen. De
meerderheid was daarentegen van oordeel, dat
heffing eener belasting, zooals hier door de
minderheid werd bedoeld, in de praktijk zonde
j blijken te etuiten op de groote bezwaren, aan
eene juiste onderscheiding verbonden, en meende,
dat de voorstellers vooral in dit opzicht het
juiste standpunt hebben ingenomen, door voort
te bouwen op een stelsel, dat in de Tweede
kamer reeü3 vroeger van verschillende zijden
instemming vond.
Wat betreft het stelsel van progressie, of
liever degressie, hetwelk in dit ontwerp is neer
gelegd, wij deelen niet het bezwaar, dat aan-
ae uing daarvan de tot stand koming eener
inkomstenbelasting zoude iu den weg staan.
Veeleer meenen wij te moeten toejuichen, dat
reeds dadelijk de mogelijkheid zal bestaan, om
meer dan tot nu toe het geval was, een ieder
naar zijne draagkracht te belasten. Als zóo vele
andere belastingen progressief in de verkeerde
richting werken, kan deze zwaardere belasting
der groote inkomens eenigszins als een correctief
worden aanvaard. Wel achtte eene minderheid
het gewenseht, de progressie die baars inziens
vooral noodig is, om bij den zwaarderen druk
van andere belastingen op de minvermogenden
de lasten algemeen gelijkmatig te verdeelen
bij een lager cijfer te doen ophouden, doch de
meerderheid was van oordeel, dat de progressie
ook in de hoogere klassen behoort voort te gaa"n.
Het valt niet te ontkennen, dat het percen
tage van zeB ten honderd, door de voorstellers
aangenomen, zeer hoog toeschijnt. Dat bet meer
schijn dan werkelijkheid is, omdat bij toe
passing van het stelsel van degressie alleen
de weinige zeer goede inkomens met dit volle
bedrag zullen worden belast, hebben wij geen
oogenblikuit het oog verloren. Maar toch meenen
wij, dat het gemiddeld percentage, waartoe men
komen zal, nog te hoog is om reeds dadelijk
toepassing te vinden bij de invoering van °ene
belasting als deze, van welke het te verwachten
is, dat zij op vele bezwaren zal stuiten. Hoewel
nu niet mag worden voorbijgezien, dat de op
brengst door de voorstellers zeer laag is geraamd,
en de uitkomst ongetwijfeld zal leeren, dat men
in betvervolg met de heffing tot een lager
percentage zal kunnen volstaan, beeft het bij
ons een onderwerp van nauwgezette overweging
uitgemaakt, in boeverre nu reeds dadelijk een
lager cijfer zou behooren te worden aangenomen.
De slotsom van deze overwegingen is geweest,
dat de meerderheid voorloopig de voorkeur
zoude geven aan de enkele afschaffing van het
patent, en dus nu de progressieve inkomsten
belasting niet hooger zoude wenschen opgevoerd
te zien, dan noodig is, om het verlies te dekken,
dat door die afschaffing zal ontstaan. De min
derheid wilde echter een stap verder gaan en,
lettende op de bekende bezwaren, aan den
zoutacijns verbonden, althans het voorstel tot-
opheffing van deze belasting handhaven.
Een der leden, Hoezeer mede een lager per
centage bij de eerste invoering der belasting
wenschelijk achtende, meende evenwel, dat de
voorgestelde wijziging eene eenzijdige bevoor
deeling van handel en nijverheid zoude in het
leven roepen, gedeeltelijk ten koste van den
landbouw. Het zoude, volgens dat lid, zoowel
uit een politiek als uit een oeconomisch oogpunt
eene fout zijn van niet geringe beteekenis, om in
de tegenwoordige omstandigheden deze bron van
ons volksinkomen aan nieuwe belasting te
onderwerpen. De aftrek van 1/5 der grond
belasting in het voorstel voorgeschreven nog
daargelaten dat die aftrek zeer ten onrechte
zóo is geregeld, dat de hoogere inkomens grooter
voordeel genieten dan de lagere was z. i.
veel te gering, omdat een veel grooter gedeelte
der grondbelasting als belasting, een veel kleiner
deel als geamortiseerde grondlast kan worden
aangemerkt. Indien men nu nog de afschaffing
van de opeenten der mutatierechten uit het
voorstel verwijderde, zonde de overbelasting van
den landbouw nog toenemen.
Terwijl wij ons dus ongetwijfeld wenschen
te scharen aan de zijde van hen, die door de
hoofdgedachte der wetsvoorstellen den weg ge
baand zien tot eene groote verbetering in onze
belastingtoestanden, heeft zich bij ons toch de
vraag opgedaan, of de heffing eener algemeene
inkomstenbelasting, ook al werd die tot een
zeer laag bedrag teruggebracht, in vele deelen
van ods land wel raadzaam zou zijn. Immers,
in tal van gemeenten, vooral in Friesland, zijn
door algemeen bekende oorzaken de hoofdelijke
omslagen tot eene buitengewone hoogte opge
voerd, zoo dat men zoude kunnen vreezen, dat
daar de voorgestelde belasting de draagkracht
zoude te boven gaan, vooral, omdat de land
bouwende bevolking, tot nutoe door de patent
belasting weinig of niet getroffen, bij de nieuwe
regeling slechts kan verliezen.
Dit bezwaar nu beeft bij ons niet licht ge
wogen. Intussehen kwamen wij tot de slotsom
dat deze toestand aan de totstandkoming der
hier bedoelde belastinghervorming niet mocht
in den weg staan, maar dat veeleer daarnevens
op eene regeling der gemeentefhanciën moest
worden aangedrongen, waarbij het belasting
gebied der gemeenten aanmerkelijk werd
verruimd.
Tot hoofdingenieur, chef van tractie en rol
lend materieel bij de Holl. IJz. Spoorw. Maatsch.
in plaats van den beer G. A. A. Middelburg,
is, gelijk thans officieel wordt gemeld, benoemd
de heer J. A. Roessingh van Iterson, ingenieur
der tractie bij de Maatsch. tot Explotatie van
Staatsspoorwegen te Tilburg.
Tot ingenieur van den weg bij de Holl. I Jz.
Spoorw. Maatsch. is benoemd de beer D. de
Bruijn, ingenieur der le klasse van den rijks-
wnterstaat alhier.
Het zal, na dit alles, duidelijk zijn, dat wij
de verwezenlijking der hoofdgedachte, in de
aanhangige voorstellen nedergelegd, met inge
nomenheid zouden begroeten. Wel erkennen
wij, dat, evenals aan elke andere, ook aan de
regeling, in de bier besproken voorstellen ont
wikkeld, ernstige bezwaren verbonden zijn,
maar, is men overtuigd, dat bet eindelijk tijd
wordt, om, vooral ook in het belang der lagere
volksklassen, tot eene billijker belastingverdee-
ling te geraken dan nu bestaat, dan zal men
wèl doen, om de bereiking van het groote
doel niet op te offeren aan allerlei onderge
schikte bezw-vren, hoe juist ook op zichzelf. Is
eenmaal de nieuwe verdeeling totstand gekomen,
dan zal het later betrekkelijk weinig moeite
kosten, om de gebreken, aan die verdeeling
verbonden, uit den weg te ruimen."
Bij kon. besluit is tot burgemeester van
Ambt-Almelo benoemd mr W. J. Boneval Faure.
Verder zijn benoemd tot commies der poste
rijen 4e kl. M. Pott, H. van der Meyden, A.
J. M. H. Bal makers, G. M. Busmann en W.
Hoevers, thans surnumerairs der posterijen en
is bevorderd tot commies 3e kl. J. A. Coopmans,
thans commies 4e kl.
De gewone audiëntie van den minister van
oorlog zal Donderdag niet verleend worden.
Van het Loo ontvangt het IV. v. d. Dde meest
gunstige berichten omtrent den gezondheidstoe
stand van onzen koning.
Terwijl aldus luidt het bericht verleden
jaar omstreeks dezen tijd een spoedig einde
zeker scheen, ziet men thans in Z. M. een man,
die meer opgewektheid en geestkracht bezit
dan sedert jaren het geval was.
In het begin van de maand Mei dezes jaars
heette hij geheel hersteld, maar dit was nog
volstrek niet zoodaartoe was de ziekte te
hevig, waren de geneesmiddelen te krachtig
geweest. De eigenlijke ziekte, een chronische
nierkwaal, die van tijd tot tijd hevige pijn
veroorzaakte, was in bet voorgaande jaar lang
zamerhand toegenomen, en vooral wanneer de
patiënt veel in beweging was geweest, had dit
verergering tengevolge, zoodat, ten einde de
vreeselijke pijnen en daaruit ontstane slapeloos
heid te bestrijden, het gebruik van morphine
noodzakelijk werd geacht. Wèl had Z. M. reeds
vroeger daarvan somtijds gebruik gemaakt-
thans echter, op het toenemen van de pijnen,
was een geregeld en groot quantum noodig.
hetgeen een toestand van verdooving, gevolgd
door groote opgewondenheid, teweegbracht.
Het zoogenaamde herstel was dan ook kwalijk,
zoo te noemen. De patiënt verkeerde nog ge-
ruimen tijd in een staat van apathie, tenge
volge van de krachtige verdoovingsmiddelen.
Thans blijven de symptomen der kwaal ach
terwege. Dc koning houdt zich op de hoogte
van regeerings- en particuliere aangelegenheden,
vindt behagen in lectuur (vooral Franscbe) en
bespreekt met zijne omgeving politieke en
andere zaken, naar aanleiding van het gelezene
in couranten enz. Hij gaat geregeld 's avonds
te 10 uren naar bed en staat evenzoo te 6 uren
's morgens op. Het eerste uur gewijd aan be
zigheden van particulieren aard daarop volgt
het onderzoeken en teekenen van de stukken,
toegezonden door het kabinet des konings.
Hij bevindt zich 's morgens in zijn werkka-
binet, den overigen tijd meestal in het salon
dat op het hasse-cour uitzicht heeft. De maal
tijden worden door het koninklijk gezin in het
salon der koningin gehoudende hofdigni
tarissen houden afzonderlijk tafel in de roode
eetzaal. Gewoonlijk heeft Z. M. dagelijks een
langdurig onderhoud, 's morgens met den adju
dant, en na het diner, dat circa halfacht
afloopt, met den kamerheer of den ordonnance
officier.
Wij ontvingen het algemeen verslag'over het
afgeloopen jaar van het instituut voor doof
stommen te Groningen.
Dat instituut, in het jaar 1790 gesticht door
Henri Daniël Guyot, heeft nu ongeveer eene
eeuw bestaan. Aangevangen met 2 leerlingen,
zag de inrichting het getal daarvan steeds
toenemen en beloopt het thans bijna 200.
De leerwijze, vroeger de gemengde, is reeds
sedert een 25tal jaren de zuivere spreek-
raethode: het leeren spreken en
afzien van den mond ligt daaraan
ten grondslag; de grootste zorg wordt
besteed om de leerlingen eene duidelijke uit
spraak te doen verkrijgen en aan het gebruik
dier spraak te gewennen.
Alle kweekelingen zijn gehouden de instel
lingen van het kerkgenootschap, waartoe zij
behooren en in welks leer zij worden opgevoed,
nauwgezet in acht te nemeri-; en tot dat
einde zijn de Israelietiscke kinderen, zelfs in een
afzonderlijk gebouw, onder toezicht van geloofs-
genooten gehuisvest.
Voor het aanleeren van ambachten en band-
werken zijn werkplaatsen in bet instituut
onder bekwame meesters en onderwijzeressen
voor sommige vakken ontvangen enkele kwee
kelingen bij bazen buiten het instituut onder
richt. Ten gevolge van die opleiding verdienen
de meeste oud-leerliugen, na zich verder te
hebben bekwaamd, op eervolle wijze hun eigen
brood in de maatschappij.
Van de aanwezige kweekelingen behooren
verreweg de meesten tot dea onvermogenden
standvoor ongeveer 150 worden de kosten
van huisvesting, voeding, verzorging en onder
wijs geheel door de inrichting gedragen. De
laarvoor noodige gelden vloeien voor een deel
voort uit de renten van het fonds, langzamer
hand uit erfstellingen, legaten en giften ont
staan verder uit de jaarlijksche giften van
Z. M. den koning en van Téylers Stichting,
alsmede uit subsidiën van staat, enkele provin
ciën en sommige gemeenten. In het dan
Dog ontbrekende dient voorzien te worden
door üe contnbutiën van leden uit alle deelen
van ons land, die jaarlijks ƒ5.25 of desver-
kiezende meer betalen. Door versterf en andere
oorzaken echter neemt het aantal dier leden
steeds at en is het thans reeds geslonken tot
ongeveer de helft van de hoogte, waarop het
eenmaal stond. De toetreding van
nieuwe leden is dus zeer gewenseht,
a vo Is trekt noodig, zal het instituut
op den tegenwoordigen voet blijven bestaan en
open blijven voor alle Nederlandsche doofstom
men, wier opneming wordt gevraagd, tot welke
odsdienstige gezindte zij mogen behooren.
Voor de toetreding tot het lidmaatschap des
instituuts is eene mondelinge en schriftelijke
kennisgeving aan de hoofddirectie van het in
stituut ot aan een der heeren directeuren van
het departement, tot hetwelk men wenscht te
behooren, voldoende.
Tot het ontvangen van giften, schenkingen
of andere gunstige beschikkingen wordt het
instituut mede zeer aanbevolen.
In het afgeloopen jaar zijn, ter vervanging
van de kweekelingen, die in het vorig school
jaar de inrichting verlaten hadden, na de
vacantie 22 doofstomme kinderen in het in
stituut opgenomen, terwijl 1 als externe tot
het onderwijs is toegelaten, in afwachting dat
het bij het begin van het volgend schooljaar
inwonend zal kunnen worden. Van de 22
zijn 7 uit de provincie Noord-Holland, 4 uit
Friesland, 3 uit Gelderland, 3 uit Utrecht, 2
uit Overijsel, 2 uit Groningen en 1 uit Zee-
laad. Van 2 wordt voor ieder een kostgeld
van 50 's jaars ontvangen en voor één f 12,50
de overigen worden ten kosten van het in
stituut gehuisvest, gevoed en onderwezen, be
halve dat voor de kweekeling uit Zeeland eeDe
jaarlijksche vergoeding van 50 uit de fonds ia
dier provincie wordt verstrekt.
Bij het einde van dit schooljaar zullen 10
jongens en 9 meisjes met ontslag het insti
tuut verlaten. Van hen zijn 9 uit Noord-
Holland, 3 uit Gelderland, 3 uit Overysel, 2
uit Friesland en 2 uit Groningen. Zes zjjn op
geleid in het kleermaken, 3 in het schoen
maken, 1 in het schrijnwerken en 9 in da
vrouwelijke handwerken.
De ontvangsten bedroegen over 1888
101641.48^, de uitgaven f 100984.38^, zoodat
de rekening met eene meerdere ontvangst van
657.10 sluit.
Departementen bestaan o. a.te Goes met
4 leden, directeur de heer J. M. Kakebeeke,te
Middelburg met 108 leden, directeuren de
heeren mr N. C. Lambrecbtsen van Ritthem en
P. M. de Ligny en te Zierikzee met 7 leden, di
reeteuren de heeren mr .I. P. N.^Ermerins, J
H. C. Heijse en jhr mr M. J. 8. Boeije.
Gedurende het negen en negentig jarig be
staan van het instituut werden ontslagen of
overleden vóór hun ontslag;
ontsiagen als bekwaam om in de maatschapp.j
te verkeeren 1154, om bijzondere redenen 77)
wegens bekrompene verstandelijke vermogens
61, wegens zinneloosheid 20, wegens aanhon-