N°. 286. 1889, Dinsdag 3 December. Rijks-belastingen. Deze courant verschijnt d a g e 1 y k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1,50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. BEKENDMAKINGEN. Middelburg 2 December. Thermometer. I Agenten te Vlissingen: P. Gr. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. 0. de Mooij te Tliolen: W. A. van Middelburg 2 Dec. vm. 8 n 29 gr. Nieuwenhtjijzen en te Terneuzen M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de m. 12 n 32 gr. av. 4 u. 30 gr. F j advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, de Gebr. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de la Mar Azn, te Amsterdam. Verwacht N. W wind. I Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een unt aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen De burgemeester van Middelburg maakt bekenddat bij hem ontvangen en aan den ont vanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspec teur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 29 November 1889, invorderbaar verklaarde kohier van het patentrecht(2e kwartaal) voor het dienstjaar 1889,90, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om, na bekomen ken nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden inge diend; terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den loop des dienstjaars een perceel ver laten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9den April 1869, (Stbld no. 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 2 December 1889. De burgemeester voornoemd, S C H O R E R. Veemarkt te Middelburg. Donderdag den 5 December a. s., van des voor- middags 8 tot des namiddags 4 uren. Middelburg, den 2 December 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De secretaris, A. DE VULDER YAN NOORDEN. Omtrent de vergadering, Zaterdag door de Liberale Unie gehouden, valt nog, ter aanvallig van het in ons vorig nommer hieromtrent meegedeelde, het volgende te melden. Na de herinnering door den voorzitter, den heer mr E. E. van Raalte, aan de bekende motie, in de vergadering van 18 Mei ten aanzien van het onderwijsvraagstuk aangenomen, en aan de adresbeweging, die ontstaan is na de aanne ming van het ontwerp-Mackay door de Tweede kamer gaf hij te kennen, dat het bestuur zelf der Unie van oordeel was geweest, dat het niet lag op haren weg om vooruit te loopen op de beslissing der Eerste kamer. Dit vooral op grond der traditie, dat de Unie vóór alles moet vermijden den schijn, als sou zij willen wezen een voorparlement. Toen echter de wensch werd geuit om vóór de beslissing in de Eerste kamer de Unie nogmaals te doen samenkomen, en wei van de zijde van 15 af gevaardigden, beelt het bestuur zich gehaast aan dat verlangen te voldoen. De vergadering ging hierop over in comité- generaal, en na verloop van drie kwartier werd den verslaggevers medegedeeld, dat de verga dering geheim bleef, en dat na afloop het resul taat der debatten zou' medegedeeld worden. In die besloten vergadering waren zeer uit voerige discussiën gevoerd, waarbij o. a. de heeren Bloembergen, Fockema Andreae, Maca- lester Loup en Drucker zich uitspraken tegen het richten van een verzoek aan de Eerste kamer tot verwerping der wet en de heeren Van Gilse, Willeumier, De Goeje, Levy, Van Hamel, Horn en Lsvyssohn Norman zich daar voor verklaarden. Eerst kwam in stemming eene motie, voor gesteld door den heer mr A. Bloembergen na mens de liberale kiesvereeniging te Leeuwarden, en luidend als volgt »De Liberale Unie, handhavende bet votum, door haar in de laatste vergadering over het wetsontwerp tot wijziging der wet op het lager onderwijs uitgebracht, is van oordeel, dat het niet gewenseht is, om thans ten aanzien van dit punt eene nadere uitspraak te doen." Deze motie werd verworpen met 49 tegen 27 stemmen. Daarop stelde de heer mr C. M. Willeumier de bekende motie voor van den volgenden in houd >De Liberale Unie, zich alsnog plaatsende op het door haar den 18 Mei jl. ingenomen stand punt, dat de liberale party zich niet verzette tegen het subsidieeren van bijzondere scholen, mits het openbaar onderwijs niet worde ver zwakt, en deugdelijke waarborgen worden ge geven voor de degelijkheid van het gesubsidi eerde onderwijsoverwegende, dat door het oi twerp van wet, zooals bet door de Tweede kamer is aangenomen, aan de hier genoemde voorwaarden niet is voldaan, acht het zoowel in het belang des land, als in dat der liberale partij wenschelijk, dat genoemd ontwerp niet tot wet worde verbeven." Met 53 tegen 22 stemmen werd deze nsotie aangenomen. Na deze beslissing zijn wij'des te nieuws gieriger naar het besluit dat de Eerste kamer nemen zal. Het schijnt dat het preadvies, door de com missie uit de Liberale Dnie uitgebracht over het vraagstuk der belastinghervorming, in ver band met de wetsvoorstellen-Borgesius c. a., reeds is uitgebracht, in tegenspraak met het telegram in ons vorig nommer, waaruit wij opmaakten dat dit nog moest gebeuren, en dat ook onduidelijk was in het opgeven der namen van de leden dier commissie. Die leden waren de heeren prof. J. T. Buijs, prof. H. L. Drucker, mr E. Fokker, prof. P. W. A. Cort van der Linden, mr M. Mees, mr F. S. van Nierop en J. Troelstra. Dat preadvies laten wij hier volgen, en is door ons ontleend aan de N. R. Cf. die, boven alle andere liberale bladen, dit stuk reeds beeft kunnen publiceeren. Wij vermoeden dat een harer redacteuren, die afgevaardigde was, dat stuk, hem in zjjne laatste hoedanigheid gegeven, dadelijk heeft doen drukken. Ons komt het voor dat het bestuuï zooveel mogelijk moest zorgen dat zulke misbruiken niet plaats heb ben door uitdrukkelijk den afgevaardigden te verzoeken het geven van publiciteit aan zulke documenten aan het bestuur zelf over te laten wijl het dan voor een gelijktijdige opname in de. bladen kan zorgen. Een blad, dat niet het voorrecht beeft een redacteur tot afgevaardigde op die Unie-ver- gaderingen te bezitten, wat waarlijk niets meer dan toeval is, visoht achter het net. Eerst heden namiddag kwam het stuk over de post in ons bezit. Het preadvies nu luidt als volgt »Het behoeft geen betoog, dat, nu nog niets blijkt van eenig plan der regeering om de belastingherziening ook door de tegenwoor dige meerderheid vóór en tijdens de laatste verkiezingen uitdrukkelijk toegezegd ter hand te nemen, het initiatief der vijf liberale kamerleden door ons met warmte wordt toege juicht. Met voldoening oonstateeren wij al dadelijk, dat de wetsvoorstellen uitgaan van de juiste gedachte, dat naar eene betere verdeeling van den belastingdruk moet worden gestreefd, door dat gedeelte van het inkomen, hetwelk tot nu toe niet rechtstreeks getroffen werd, te belasten en door die belastingen te verminderen, welke onevenredig zwaar drukken. Dit hoofdbeginsel volkomen- aanvaardende, achten ook wij onder de tegenwoordige omstan digheden de invoering van eene inkomsten belasting bet meest gewenschte, zoo niet bet eenige middel ter bereiking van het beoogde doel, al ontveinzen wij ons niet de moelijkhe- den en bezwaren, die aan iedere inkomsten belasting zijn verbonden. Eene inkomsten belasting zal een einde maken aan den onbil lijken toestand, dat tal van groote en kleine inkomens, zoowel uit arbeid als uit kapitaal, vooral uit bet laatste, voortspruitende, niet, of althans niet in verbonding tot hun bedrag, de algemeene lasten helpen dragen, terwijl de patentwet met de draagkracht der belasting schuldigen geen rekening houdt en zelfs hen drukt, die in nering of bedrijf, in plaats van winst te behalen, met verlies moesten werken, Door eene minderheid in onze commissie werd betreurd, dat de voorstellers bij het ont werpen van hun plan geen onderscheid heb ben gemaakt tusschen de bronnen, waaruit de te belasten inkomens voorspruiten, zoodat, volgens hare meening ten onrechte, inkomen uit arbeid even zwaar belast zal worden als dat uit kapitaal. Een der leden zelfs was van oordeel, dat eene verschillende belasting van het inkomen uit arbeid, uit nijverheid, uit kapitaal in portefeuille en uit onroerend goed niet alleen noodig moet worden geacht om te geraken tot eene rechtvaardige belastingver deeling, maar ook om, met het oog op de volkswelvaart, den arbeid en de uitoefening van landbouw, nijverheid en handel evenredig minder te kunnen belasten, dan de belegging van kapitaal in effecten of in landerijen. De meerderheid was daarentegen van oordeel, dat heffing eener belasting, zooals hier door de minderheid werd bedoeld, in de praktijk zonde j blijken te etuiten op de groote bezwaren, aan eene juiste onderscheiding verbonden, en meende, dat de voorstellers vooral in dit opzicht het juiste standpunt hebben ingenomen, door voort te bouwen op een stelsel, dat in de Tweede kamer reeü3 vroeger van verschillende zijden instemming vond. Wat betreft het stelsel van progressie, of liever degressie, hetwelk in dit ontwerp is neer gelegd, wij deelen niet het bezwaar, dat aan- ae uing daarvan de tot stand koming eener inkomstenbelasting zoude iu den weg staan. Veeleer meenen wij te moeten toejuichen, dat reeds dadelijk de mogelijkheid zal bestaan, om meer dan tot nu toe het geval was, een ieder naar zijne draagkracht te belasten. Als zóo vele andere belastingen progressief in de verkeerde richting werken, kan deze zwaardere belasting der groote inkomens eenigszins als een correctief worden aanvaard. Wel achtte eene minderheid het gewenseht, de progressie die baars inziens vooral noodig is, om bij den zwaarderen druk van andere belastingen op de minvermogenden de lasten algemeen gelijkmatig te verdeelen bij een lager cijfer te doen ophouden, doch de meerderheid was van oordeel, dat de progressie ook in de hoogere klassen behoort voort te gaa"n. Het valt niet te ontkennen, dat het percen tage van zeB ten honderd, door de voorstellers aangenomen, zeer hoog toeschijnt. Dat bet meer schijn dan werkelijkheid is, omdat bij toe passing van het stelsel van degressie alleen de weinige zeer goede inkomens met dit volle bedrag zullen worden belast, hebben wij geen oogenblikuit het oog verloren. Maar toch meenen wij, dat het gemiddeld percentage, waartoe men komen zal, nog te hoog is om reeds dadelijk toepassing te vinden bij de invoering van °ene belasting als deze, van welke het te verwachten is, dat zij op vele bezwaren zal stuiten. Hoewel nu niet mag worden voorbijgezien, dat de op brengst door de voorstellers zeer laag is geraamd, en de uitkomst ongetwijfeld zal leeren, dat men in betvervolg met de heffing tot een lager percentage zal kunnen volstaan, beeft het bij ons een onderwerp van nauwgezette overweging uitgemaakt, in boeverre nu reeds dadelijk een lager cijfer zou behooren te worden aangenomen. De slotsom van deze overwegingen is geweest, dat de meerderheid voorloopig de voorkeur zoude geven aan de enkele afschaffing van het patent, en dus nu de progressieve inkomsten belasting niet hooger zoude wenschen opgevoerd te zien, dan noodig is, om het verlies te dekken, dat door die afschaffing zal ontstaan. De min derheid wilde echter een stap verder gaan en, lettende op de bekende bezwaren, aan den zoutacijns verbonden, althans het voorstel tot- opheffing van deze belasting handhaven. Een der leden, Hoezeer mede een lager per centage bij de eerste invoering der belasting wenschelijk achtende, meende evenwel, dat de voorgestelde wijziging eene eenzijdige bevoor deeling van handel en nijverheid zoude in het leven roepen, gedeeltelijk ten koste van den landbouw. Het zoude, volgens dat lid, zoowel uit een politiek als uit een oeconomisch oogpunt eene fout zijn van niet geringe beteekenis, om in de tegenwoordige omstandigheden deze bron van ons volksinkomen aan nieuwe belasting te onderwerpen. De aftrek van 1/5 der grond belasting in het voorstel voorgeschreven nog daargelaten dat die aftrek zeer ten onrechte zóo is geregeld, dat de hoogere inkomens grooter voordeel genieten dan de lagere was z. i. veel te gering, omdat een veel grooter gedeelte der grondbelasting als belasting, een veel kleiner deel als geamortiseerde grondlast kan worden aangemerkt. Indien men nu nog de afschaffing van de opeenten der mutatierechten uit het voorstel verwijderde, zonde de overbelasting van den landbouw nog toenemen. Terwijl wij ons dus ongetwijfeld wenschen te scharen aan de zijde van hen, die door de hoofdgedachte der wetsvoorstellen den weg ge baand zien tot eene groote verbetering in onze belastingtoestanden, heeft zich bij ons toch de vraag opgedaan, of de heffing eener algemeene inkomstenbelasting, ook al werd die tot een zeer laag bedrag teruggebracht, in vele deelen van ods land wel raadzaam zou zijn. Immers, in tal van gemeenten, vooral in Friesland, zijn door algemeen bekende oorzaken de hoofdelijke omslagen tot eene buitengewone hoogte opge voerd, zoo dat men zoude kunnen vreezen, dat daar de voorgestelde belasting de draagkracht zoude te boven gaan, vooral, omdat de land bouwende bevolking, tot nutoe door de patent belasting weinig of niet getroffen, bij de nieuwe regeling slechts kan verliezen. Dit bezwaar nu beeft bij ons niet licht ge wogen. Intussehen kwamen wij tot de slotsom dat deze toestand aan de totstandkoming der hier bedoelde belastinghervorming niet mocht in den weg staan, maar dat veeleer daarnevens op eene regeling der gemeentefhanciën moest worden aangedrongen, waarbij het belasting gebied der gemeenten aanmerkelijk werd verruimd. Tot hoofdingenieur, chef van tractie en rol lend materieel bij de Holl. IJz. Spoorw. Maatsch. in plaats van den beer G. A. A. Middelburg, is, gelijk thans officieel wordt gemeld, benoemd de heer J. A. Roessingh van Iterson, ingenieur der tractie bij de Maatsch. tot Explotatie van Staatsspoorwegen te Tilburg. Tot ingenieur van den weg bij de Holl. I Jz. Spoorw. Maatsch. is benoemd de beer D. de Bruijn, ingenieur der le klasse van den rijks- wnterstaat alhier. Het zal, na dit alles, duidelijk zijn, dat wij de verwezenlijking der hoofdgedachte, in de aanhangige voorstellen nedergelegd, met inge nomenheid zouden begroeten. Wel erkennen wij, dat, evenals aan elke andere, ook aan de regeling, in de bier besproken voorstellen ont wikkeld, ernstige bezwaren verbonden zijn, maar, is men overtuigd, dat bet eindelijk tijd wordt, om, vooral ook in het belang der lagere volksklassen, tot eene billijker belastingverdee- ling te geraken dan nu bestaat, dan zal men wèl doen, om de bereiking van het groote doel niet op te offeren aan allerlei onderge schikte bezw-vren, hoe juist ook op zichzelf. Is eenmaal de nieuwe verdeeling totstand gekomen, dan zal het later betrekkelijk weinig moeite kosten, om de gebreken, aan die verdeeling verbonden, uit den weg te ruimen." Bij kon. besluit is tot burgemeester van Ambt-Almelo benoemd mr W. J. Boneval Faure. Verder zijn benoemd tot commies der poste rijen 4e kl. M. Pott, H. van der Meyden, A. J. M. H. Bal makers, G. M. Busmann en W. Hoevers, thans surnumerairs der posterijen en is bevorderd tot commies 3e kl. J. A. Coopmans, thans commies 4e kl. De gewone audiëntie van den minister van oorlog zal Donderdag niet verleend worden. Van het Loo ontvangt het IV. v. d. Dde meest gunstige berichten omtrent den gezondheidstoe stand van onzen koning. Terwijl aldus luidt het bericht verleden jaar omstreeks dezen tijd een spoedig einde zeker scheen, ziet men thans in Z. M. een man, die meer opgewektheid en geestkracht bezit dan sedert jaren het geval was. In het begin van de maand Mei dezes jaars heette hij geheel hersteld, maar dit was nog volstrek niet zoodaartoe was de ziekte te hevig, waren de geneesmiddelen te krachtig geweest. De eigenlijke ziekte, een chronische nierkwaal, die van tijd tot tijd hevige pijn veroorzaakte, was in bet voorgaande jaar lang zamerhand toegenomen, en vooral wanneer de patiënt veel in beweging was geweest, had dit verergering tengevolge, zoodat, ten einde de vreeselijke pijnen en daaruit ontstane slapeloos heid te bestrijden, het gebruik van morphine noodzakelijk werd geacht. Wèl had Z. M. reeds vroeger daarvan somtijds gebruik gemaakt- thans echter, op het toenemen van de pijnen, was een geregeld en groot quantum noodig. hetgeen een toestand van verdooving, gevolgd door groote opgewondenheid, teweegbracht. Het zoogenaamde herstel was dan ook kwalijk, zoo te noemen. De patiënt verkeerde nog ge- ruimen tijd in een staat van apathie, tenge volge van de krachtige verdoovingsmiddelen. Thans blijven de symptomen der kwaal ach terwege. Dc koning houdt zich op de hoogte van regeerings- en particuliere aangelegenheden, vindt behagen in lectuur (vooral Franscbe) en bespreekt met zijne omgeving politieke en andere zaken, naar aanleiding van het gelezene in couranten enz. Hij gaat geregeld 's avonds te 10 uren naar bed en staat evenzoo te 6 uren 's morgens op. Het eerste uur gewijd aan be zigheden van particulieren aard daarop volgt het onderzoeken en teekenen van de stukken, toegezonden door het kabinet des konings. Hij bevindt zich 's morgens in zijn werkka- binet, den overigen tijd meestal in het salon dat op het hasse-cour uitzicht heeft. De maal tijden worden door het koninklijk gezin in het salon der koningin gehoudende hofdigni tarissen houden afzonderlijk tafel in de roode eetzaal. Gewoonlijk heeft Z. M. dagelijks een langdurig onderhoud, 's morgens met den adju dant, en na het diner, dat circa halfacht afloopt, met den kamerheer of den ordonnance officier. Wij ontvingen het algemeen verslag'over het afgeloopen jaar van het instituut voor doof stommen te Groningen. Dat instituut, in het jaar 1790 gesticht door Henri Daniël Guyot, heeft nu ongeveer eene eeuw bestaan. Aangevangen met 2 leerlingen, zag de inrichting het getal daarvan steeds toenemen en beloopt het thans bijna 200. De leerwijze, vroeger de gemengde, is reeds sedert een 25tal jaren de zuivere spreek- raethode: het leeren spreken en afzien van den mond ligt daaraan ten grondslag; de grootste zorg wordt besteed om de leerlingen eene duidelijke uit spraak te doen verkrijgen en aan het gebruik dier spraak te gewennen. Alle kweekelingen zijn gehouden de instel lingen van het kerkgenootschap, waartoe zij behooren en in welks leer zij worden opgevoed, nauwgezet in acht te nemeri-; en tot dat einde zijn de Israelietiscke kinderen, zelfs in een afzonderlijk gebouw, onder toezicht van geloofs- genooten gehuisvest. Voor het aanleeren van ambachten en band- werken zijn werkplaatsen in bet instituut onder bekwame meesters en onderwijzeressen voor sommige vakken ontvangen enkele kwee kelingen bij bazen buiten het instituut onder richt. Ten gevolge van die opleiding verdienen de meeste oud-leerliugen, na zich verder te hebben bekwaamd, op eervolle wijze hun eigen brood in de maatschappij. Van de aanwezige kweekelingen behooren verreweg de meesten tot dea onvermogenden standvoor ongeveer 150 worden de kosten van huisvesting, voeding, verzorging en onder wijs geheel door de inrichting gedragen. De laarvoor noodige gelden vloeien voor een deel voort uit de renten van het fonds, langzamer hand uit erfstellingen, legaten en giften ont staan verder uit de jaarlijksche giften van Z. M. den koning en van Téylers Stichting, alsmede uit subsidiën van staat, enkele provin ciën en sommige gemeenten. In het dan Dog ontbrekende dient voorzien te worden door üe contnbutiën van leden uit alle deelen van ons land, die jaarlijks ƒ5.25 of desver- kiezende meer betalen. Door versterf en andere oorzaken echter neemt het aantal dier leden steeds at en is het thans reeds geslonken tot ongeveer de helft van de hoogte, waarop het eenmaal stond. De toetreding van nieuwe leden is dus zeer gewenseht, a vo Is trekt noodig, zal het instituut op den tegenwoordigen voet blijven bestaan en open blijven voor alle Nederlandsche doofstom men, wier opneming wordt gevraagd, tot welke odsdienstige gezindte zij mogen behooren. Voor de toetreding tot het lidmaatschap des instituuts is eene mondelinge en schriftelijke kennisgeving aan de hoofddirectie van het in stituut ot aan een der heeren directeuren van het departement, tot hetwelk men wenscht te behooren, voldoende. Tot het ontvangen van giften, schenkingen of andere gunstige beschikkingen wordt het instituut mede zeer aanbevolen. In het afgeloopen jaar zijn, ter vervanging van de kweekelingen, die in het vorig school jaar de inrichting verlaten hadden, na de vacantie 22 doofstomme kinderen in het in stituut opgenomen, terwijl 1 als externe tot het onderwijs is toegelaten, in afwachting dat het bij het begin van het volgend schooljaar inwonend zal kunnen worden. Van de 22 zijn 7 uit de provincie Noord-Holland, 4 uit Friesland, 3 uit Gelderland, 3 uit Utrecht, 2 uit Overijsel, 2 uit Groningen en 1 uit Zee- laad. Van 2 wordt voor ieder een kostgeld van 50 's jaars ontvangen en voor één f 12,50 de overigen worden ten kosten van het in stituut gehuisvest, gevoed en onderwezen, be halve dat voor de kweekeling uit Zeeland eeDe jaarlijksche vergoeding van 50 uit de fonds ia dier provincie wordt verstrekt. Bij het einde van dit schooljaar zullen 10 jongens en 9 meisjes met ontslag het insti tuut verlaten. Van hen zijn 9 uit Noord- Holland, 3 uit Gelderland, 3 uit Overysel, 2 uit Friesland en 2 uit Groningen. Zes zjjn op geleid in het kleermaken, 3 in het schoen maken, 1 in het schrijnwerken en 9 in da vrouwelijke handwerken. De ontvangsten bedroegen over 1888 101641.48^, de uitgaven f 100984.38^, zoodat de rekening met eene meerdere ontvangst van 657.10 sluit. Departementen bestaan o. a.te Goes met 4 leden, directeur de heer J. M. Kakebeeke,te Middelburg met 108 leden, directeuren de heeren mr N. C. Lambrecbtsen van Ritthem en P. M. de Ligny en te Zierikzee met 7 leden, di reeteuren de heeren mr .I. P. N.^Ermerins, J H. C. Heijse en jhr mr M. J. 8. Boeije. Gedurende het negen en negentig jarig be staan van het instituut werden ontslagen of overleden vóór hun ontslag; ontsiagen als bekwaam om in de maatschapp.j te verkeeren 1154, om bijzondere redenen 77) wegens bekrompene verstandelijke vermogens 61, wegens zinneloosheid 20, wegens aanhon-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1