22
ZITTING VAN VRIJDAG 8 NOVEMBEK 1889.
Het eenige onderhoud is, dat eerstgenoemde polder
door een winterdijk en de drie laatstgenoemde water
schappen door zomerkaden beschermd worden. Voor
beiden gelden echter de bepalingen van hetzelfde pro
vinciale Noord-Brabantsche reglement.
Waar de toepassing van dat reglement voor zomer
kaden in een andere provincie, gedurende tal van
jaren tot geen enkele moeielijkheid aanleiding heelt
gegeven, is het mij niet duidelijk waarom bij toepas
sing op een winterdijk in Zeeland moeielijkheden te
vreezen zouden zijn.
In de meergemelde onder Noord-Brabant en Gelder
land gelegen waterschappen zijn, even als in den Dames
polder, waterleidingen, die geregeld beheerd worden
volgens de bepalingen van het in Noord-Brabant gel
dende reglement.
Wat betreft de overige werken in den Damespolder,
deze behooren m. i. te worden gerekend als van uit
sluitend belang voor Noord-Brabant.
Bij het indijken toch van den Damespolder verviel
de bestaande haven van Woensdrecht en werd daarom
aan de indijkers opgedragen ter vervanging van deze
een nieuwe haven te maken en tot toegang naar deze
haven voor Woensdrecht een keiweg te maken.
Waar deze werken voor Noord-Brabant zijn daarge-
steld, is het, dunkt mij, rationeel, dat het toezicht op
de behoorlijke instandhouding ook van die zijde plaats
heeft.
Voor de waterleidingen geldt hetzelfde. Alleen Noord-
Brabant, waarvan een belangrijke oppervlakte haar
water door die waterleidingen naar de Schelde moet
afvoeren, heeft belang bij dezelven.
Wat de dijk betrelt, die zeker ook eenige hectaren
Zeeuwsch grondgebied beschermt, meen ik er op te
moeten wijzen, dat deze ook ter bescherming zal die
nen van een veel grootere oppervlakte in Noord-Bra
bant, waarbij vooral behoort te worden gelet, dat door
de inpoldering van den Damespolder de achtergelegen
Noord-Brabantsche dijken slaperdijken zijn geworden,
en alzoo, volgens het bepaalde bij art. II van het
reglement van politie op de zee- en rivierwaterkee-
rende dijken, aan het direct toezicht van Gedeputeerde
staten zijn onttrokken.
Van een reglement van den Damespolder, waarbij
alles, wat betrekking heeft op het beheer, het onder
houd der verschillende werken enz., gelijk dit in de
algemeene reglementen is omschreven, afzonderlijk ge
regeld wordt, zie ik het nut niet in. Zulk een regle
ment zou, wilde het alles regelen, te omvangrijk
worden, en daardoor veel van zijn practische waarde
verliezen.
Het ontwerp besluit is van den volgenden inhoud:
De Staten der provincie Zeeland en Noord-Brabant.
Gezien het koninklijk besluit van den N°
waarbij aan hen machtiging wordt veileend, naar aan
leiding van art. 97 der provinciale wet tot oprichting
en gemeenschappelijke regeling van de inrichting en
het beheer van een weterschap voor de gronden onder
de gemeenten Woensdrecht en RillandBath, ingevolge
concessie verleend bij Koninklijk besluit van 27 Juli
1883 no 19 tot polder ingedijkt en aan welken polder
den naam van Damespolder is verleend.
Gelet op artikel 138 der provinciale wet,
Hebben goedgevonden en verstaan:
a. dat tot een waterschap zullen worden vereenigd
de gronden onder de gemeenten Woensdrecht en Ril
landBath gelegen gedeeltelijk op het grondgebied
der provincie Noord-Brabant en gedeeltelijk op dat der
provincie Zeeland en begrensd als volgt
ten noorden, door den zuidelijken teen van den
dijk van den staatsspoorweg
ten oosten, door den Caterspolder, den Zuid
polder van Woensdrecht gemeen met Oud Hinkelenoord
en den buitenteen van de bedijking van den Van der
Duijnspolder
ten zuiden en ten westen, door de tot
waterschap behooreode perceelen, kadastraal bekend
gemeente RillandBaih sectie H. nos. 24,12,10 en 13.
b. dat het waterschap zal worden icgericht en be
heerd overeenkomstig de voorschriften van het alge
meen reglement voor de waterschappen in de provincie
Noord-Brabant, vastgesteld den 9 November 1861»
goedgekeurd bjj zijner majesteits besluit van den 4
Januari 1862 n°. 10;
c. op dit waterschap van toepassing te verklaren
het reglement van politie op de zee en rivier-water-
keerende dijken en kaden en de daarin gelegen sluizen
en werken in de provincie Noord-Brabant, vastgesteld
den 22 Juli 1881, en goedgekeurd bij zijner majesteits
besluit van den 8 October 1881.
Zoomede het reglement op de waterleidingen in
Noord-Brabant, vastgesteld den 4en November 1874 en
goedgekeurd bij zijner majesteits besluit van den 22en
December 1874 no 22, met al de in deze reglementen
later gebrachte of nog te brengen wijzigingen of aan
vullingen
d. te bepalen, dat het bijzonder reglement, bedoeld
in artikel 104 van het algemeen reglement voor de
waterschappen in Noord-Brabant, door de Staten der
beide betrokken provinciën zal moeten worden vast
gesteld.
e. Gedeputeerde staten van Zeeland en Noord-Bra
bant op te dragen, het nemen der voorzieningen, die
tot het in werking brengen van dit besluit vereischt
worden.
Daartoe zal door hen, binnen eene maand na afkon
diging dezes, in het Provinciaal blad van Zeeland en
Noord-Brabant, aan zijne majesteit den koning worden
ingezonden een voordracht ter benoeming van een
voorloopig bestuur, ingericht als bepaald bij de 3e
alinea van artikel 9 van het algemeen reglement voor
de waterschappen
f. het voorloopig bestuur zal bestaan uit een voor
zitter en twee leden.
In het voorloopig bestuur zijn benoembaar stemge
rechtigde ingelanden, hunne zonen of schoonzonen,
zoomede beheerders of huurders van gronden, in het
waterschap gelegen, mits zij de overige in het algemeen
reglement voor de waterschappen in Noord-Brabant
voorgeschreven vereisehten bezitten.
Het voorloopig bestuur blijft in bediening totdat
het overeenkomstig artikel 102 van het algemeen
reglement voor de waterschappen in Noord-Brabant zal
zijn vervangen.
Het wordt bijgestaan door een secretaris-penning-
meester, door Gedeputeerde staten van Noord-Brabant
aan te wijzen.
g. de bezoldiging van den voorzitter van het voor
loopig bestuur zal bedragen f 10, van elk lid f 5 en
van den secretaris-penningmeester 15 per jaar
h. tot zoolang het bijzonder reglement, overeen
komstig het bepaalde bij artikel 1 van het algemeen
reglement voor de waterschappen in de provincie
Noord Brabant, niet zal zijn vastgesteld, zullen de
kosten heetaresgewijze over al de gronden, binnen het
waterschap gelegen, worden omgeslagen.
i de zorg van het bestuur strekt zich vooral nit
over de binnen het waterschap gelegen werken tot
waterkeering en waterlossing; aan hetzelve is mede
opgedragen de uitvoering der overeenkomsten, door de
eigenaars ingevolge de bepalingen der concessie tot
inpoldering met de besturen van den Yan der DuinB-
polder, den Prins Carelpolder, den Zuidpolder van