ALGEMEEN
Advertentie-Bureau
AARD DER UITGAVEN.
TOEGESTAAN
TOOK 1889.
OKEUAUB
VOOB 1890.
Transport
Idem 15e termijn van de
geldelijke bijdrage ia de
kosten van aanleg haven
kanaal en werken van
rijkswege 31)
Voor aankoop obligatiënonde
schold der gemeente
Voor aflossing van een ge
deelte van het in 1889
geleende kapitaal
Totaal van de 2e afdeeling.
AÏDËELINO III.
Afbetaling van opeischbare
schulden.
Aan teruggaaf van opgeno
men kasgeld
Onafgehaalde rente van ge
vestigde schuld der ge
meente
Totaal van de 3e afdeeÜDg.
2e
le
Totaal van het 8e hoofdst.
HOOFDSTUK IX.
Andere uitgaven, niet tot de
vorige hoofdstukken
behoorende.
W aarborgkosten tegen brand-
scbado voor de gemeente
eigendommen.
Betalingen bij voorschot ten
behoeve van het rijk of
van de provincie
Kosten van de Kamer van
Koophandel
Jaarwedden van wegers, me
ters enz
Kosten wegens de regeling
van met andere gemeenten
gemeenschappelijke belan
gen
Idem van gedingenen rechts
kundig onderzoek
Nadeelig slot der rekening
exploitatie gasfabriek
Kosten van markten
Idem openbare feesten
Schadeloosstelling Luther-
sche gemeente
Uitkeering polder best. v. Wal
cheren, zijkanten wegen
Kosten conversie van oude
gevestigde schuld
Teruggaaf aan het rijk, erf
pachtsom van een terrein
loskaai
Tekort rekening-cour.wegens
ontvangen percenten tot
goedmaking der kosten van
aanbestedingen en verpach
tingen
Rentegevend uit te zetten
kasgeld
Teruggaaf aan het rijk van
hetgeen als voorschot op
do verg. van 30 pet. over
1888 te veel is genoten.
Tegemoetkoming in de kos
ten van inrichting van
privaten voor het tonnen
stelsel
Nadeelig slot der rekening
exploitatie duinwaterleiding
Uitkeering aan de boden en
den concierge ten raad-
huize voor het doen be
zichtigen van het raadhuis
onder bnn geleide
Totaal van het 9e hoofdst.
HOOFDSTUK X.
Onvoorziene uitgaven ter be
strijding van onvoorz.
behoeften en rampen
VERZAMELING.
Totaal van het le hoofdst.
k h 2e
n i 3e
1 4e i*
n n 5e n
n u n 6e n
H nu 7e
n m u 8e n
n n n 9e n
Hm 10e H
Totaal der uitgaven
Gl. Ct.
5,000.—
10,000—
100.—
15,100.—
10,000.—
350.-
10,850.—
15,100.—
27,974.75
53,924.75
900. -
172.79
450.—
200.—
15.—
60
413.—
450.—
100
30.—
25.—
16.06
150.-
50,000.—
295.75
100.—
Memorie
53,692.60
15,873.91
24,338.61
6,230.—
33,622.60
78,350.—
20,019.—
31,265.—
93,262.58
53,924 75
53,692.60
15,873.91
409,579.05
Gl. Ct.
15,000.—
10,000
100
4,000.—
29,100.—
10,000,—
350.—
10,350.—
29,100—
28,681.50
68,131.50
900.- -
50—
450. -
200.—
15.—
50.—
413—
200—
100—
30—
25—
16.06
150—
50,000—
333.621/2
100—
Memorie.
350—
53,382.68
22,478.13
24,207.99
5,336.50%
32,700.45
1,534—
20,169—
32,900—
85,283.66
68,131.50
53,382.68%
22.478.13
346,123.92
BALANS.
De geraamde inkomsten bedragen.
uitgaven
f 346,123.92
346,123.92
1) Even als ten vorigen jare is ook thans weder het
geheele batig slot der laatstelijk door den raad voorloopig
vastgestelde rekening in ontvang gebracht.
Onder dit batig slot is een bedrag van 333,62%
begrepen, dat bij wijze van voorschot op de rijks-
vergoeding van 30 pet. der kosten van het lager
onderwijs over 1888 te veel is genoten, en ingevolge
voorschriften van ged. staten van Zeeland, gegeven bij
circulaire van 17 Juli 1885, no 14 en 2/16 Juli 1886
no. 2 bij wijze van praelevement uit het vermoedelijk
goed Slot der gemeente-rekening over 1888, op de ge
meente-begrooting voor 1890 gebracht moet worden.
Dat te veel genoten bedrag laat zich op de volgende
wijze berekenen:
Yoor 30 pet. komt in aanmerking
Jaarwedden der onderwijzers 43628,90%, vergoeding
aan onderwijzers, aan het hoofd van scholen staande,
wegens gemis van vrije woning f 300, toelagen en bij
dragen tot opleiding van onderwijzers /14251/2, kosten van
het herhalings-onderwijs 450, kosten van bet stichten
van schoollokalen en onderwijzerswoningen en van het
aanschaffen der noodzakelijke scboolmeubelen bij eerste
inrichting van nieuwe schoollokalen huur van
schoollokalen en onderwijzerswoningen 100.
Hier gaat afa het legaat Grijpskerke, hetwelk is
verleend voor de kosten van onderwijs in het algemeen
{zie art. 3, afd I, hoofdst. IV der inkomsten) ƒ100, b
het bedrag der bijdragen van hen die van den cursus
tot opleiding van hoofdonderwijzers gebruik gemaakt hebben
(zie art. 13, afd. 4, hoofdst. III der inkomsten) f 296,
te zamen ƒ396, blijft alzoo ƒ45507,91, van welke som
het rijk 30 pet. verschuldigd is, d. i. ƒ13652,37. Het
voorschot heeft f 13985,99% bedragen, zoodat te veel is
genoten 333.62%.
2) Niettegenstaande de onzekerheid of de gemeente
duinwaterleiding bereids in 1890 zal zijn aangelegd en
zal worden geëxploiteerd, is deze post weder op de begroo
ting gebracht doch voor «memorie" uitgetrokken.
3) De heffing der opcenten op de grondbelasting geschiedt
krachtens raadsbesluit van den 11 October 1885, goed
gekeurd by koninklyk besluit van den 27 Oct. d. a. v., no. 54.
De laming der opcenten is volgens de (onzuivere)
opbrengst der grondbelasting over 1889.
De beffing der opcenten op de personeele belasting
heeft plaats volgens raadsbesluit van den 20 October
1875, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 9 No
vember 1875, no. 3.
In de rekening over 1890, het jaar d;zer begrooting,
zullen verantwoord moeten worden */i van opcenten
op de rijks personeele belasting over het dienstjaar 1889/90
en van die over 1890/91.
Voor de raming dier sommen zijn geraadpleegd de
kohieren over het 30 April 1889 gesloten dienstjaar.
4) Ingevolge de wet van 26 Juli 1885 (Staatsblad
no. 169), kan jaarlijks door de gemeente geheel of ge
deeltelijk worden beschikt, ten laste van het rijk, over
eene som, gelijkstaande met 5 gedeelten van de zuivere
opbrengst der hoofdsomvan rijks opcenten van de belas
ting op bet personeel, gemiddeld over de jaren 1882/3,
1883/4 en 1884/5 in de gemeente geheven.
De uit te keeren som laat zich volgender wijze berekenen
4/5 van het gezamenlijk bedrag der kohieren van de
rijks-belasting op het personeel (hoofdsom en rijks-opcen-
ten) over het dienstjaar 1882/3 was 61066,21%, idem
1883/4 f 60781,16%, idem 1884/5 60534,65, samen
182382,02%.
Het aandeel van de gemeente in de kwade posten
wegens bedoeld 4/5 bedroeg over 1882/3 f 2350,56%,
idem over 1883/4 ƒ3105,48, idem over 1884/5 f 2691,23,
samen 8147,27%.
Het totaal van de zuivere opbrengst over 1882/3, 1883/4,
1884/5 is 174234,75. 1/3, zjjnde het bedrag waarever
door de gemeente kan worden beschikt, is 58078,25.
5) Tot 1888 zorgde het burgerlijk armbestuur geheel
voor de verpleging van de arme krankzinnigen uit deze
gemeente. Aangezien echter de tusschenkomst van dit
bestuur voor de opname in het rijksgesticht te Medem-
blik niet is toegelaten, dient de uitbetaling der kosten
van verpleging in genoemd gesticht direct uit de ge
meentekas te geschieden en moeten de bedoelde bijdragen
van het rijk en van de provincie wel direct in de ge
meente-rekening worden verantwoord.
6) Bij raadsbesluit van den 29 October 1880 is
bepaald, dat in de kosten voor de verbetering van afvoer
van vuil in de gemeente zal worden voorzien door het
sluiten van eene geldleening.
In afwachting van het vaststellen der plans voor de
uit te voeren werken zijn de daarvoor te sluiten leeuingen
voor «memorie" uitgetrokken
De vernieuwing der beschoeiing van den Korendijk kan
wel nit het batig slot over 1888 en anders wel uit dat
over 1889 worden betaald.
7) Bij de onzekerheid of de gemeente in 1890 in plaats
van in 1889 eene leening zal moeten aangaan ter voor
ziening in de kosten eener duinwaterleiding, is deze
post op de begrooting gebracht doch voor «memorie''
„itgetrokken.
9) Bij raadsbesluit van den 9 Augustus 1889, no. 13
zijn burgemeester en wethouders gemachtigd eenen assis
tent-bode bij de plaatselijke belastingen op eene jaarwedde
van 50 aan te stellen. Zij hebben, met ingang van 1
September 1889, als zoodanig benoemd A. Mol, gega-
geerd sergeant.
10) Berekend als volgt2% pet. der grondbelasting
ad 10567,28 264,18, 2% pet. der personeele belasting
ad 31492,96% 787,32%, samen 1051,50%.
11) In de rekening over 1889, het jaar dezer be
grooting, zullen moeten verantwoord worden de kwade
posten der grondbelasting over het dienstjaar 1887 en
der personeele belasting over het dienstjaar 1887/88, voor
zooveel de gemeenteopcenten betreft.
Daar in 1883 f 1486,50, in 1884 f 1433,39%, in 1885
f 1260,09%, in 1886 f 1665,47, in 1887 1503,03%
en in 1888 f 1541,66%, is moeten vergoed worden, kan men
weder niet minder dan 1500 daarvoor in uitgaaf ramen.
12) Met het oog op het vele werk dat aan de opma
king van het kohier door den klerk van den ontvanger
moet worden verricht, wordt een verhooging van diens
aandeel met f 50 alleszins billijk geacht en zulks te meer,
dewijl zijne jaarwedde toch al niet hoog is.
13) Voor het gewoon onderhoud der openbare gemeente
werken en van al wat daartoe verder behoort is 20180,45
uitgetrokken, of 532,85 meer dan voor den dienst 1889
(oorspronkelijke begrooting).
Behalve het schoonhouden der straten en pleinen, worden
in den regel aanbesteedhet loodgieterswerk, het schoon
houden der vesten en verder al zoodanige buitengewone
herstellingen, welke daarvoor vatbaar zijn en waarvan de
uitvoering niet aan het gewoon personeel der gemeente
fabriekage wordt opgedragen.
14) De werkzaamheden aan het raadhuis zullen zich
in 1890 weder bepalen tot de voortzetting van de restauratie
van den hoektoren en vermoedelijk tot do herstelling van
een gedeelte van den zijgevel in de Noordstraat.
15) Naar aanleiding van de gevoerde beraadslagingen
bij de behandeling der gemeente-begrooting voor 1881
zijn deze werken opgenomen onder die, welke behooren
te worden uitgevoerd. In afwachting van .de daarvoor te
ontwerpen en vast te stellen plans, is, evenals voor de
laatste jaren, ook nu het bedrag der kosten voor
«memorie" uitgetrokken.
De vernieuwing der beschoeiing van den Korendijk kan
wet uit het batig slot van 1888 en anders wel uit dat
van 1889 worden betaald.
16) Bij overeenkomst van 12 December 1888 (raads
besluit 12 December 1888) heeft de gemeente zich ver
bonden om in de eventueele kosten, door den polder Wal-
eheren te besteden tot bet eenmaal uitdiepen der vesten,
de helft bij te dragen (jaarverslag 1888 blz. 97). Aan
gezien het niet zeker is of tot die uitdieping in 1890
zal worden overgegaan en het bedrag der kosten onbe
kend is, wordt deze post voor «memorie" uitgetrokken,
17) Berekend naar het getal der thans, zoowel in
Medemblik als elders, in verpleging zijnde krankzinnigen,
na aftrek van de bijdragen van het rijk en de provincie
(vgl. hoofdstuk IV, afd. I, art. 5 der inkomsten)
of andere tegemoetkomingen, voor zoover deze bijdragen
of andere tegemoetkomingen direct aan het burgerlijk
armbestuur worden uitgekeerd.
Deze administratie berust, behalve ten aanzien van de
in het rijks krankzinnigengesticht te Medemblik te ver
plegen krankzinnigen, geheel bij het burgerlijk armbestuur
en maakt een onderdeel uit van zijne jaarljjksche begroo
ting en rekening.
18) De kosten van het gymnasinm bedragen te zamen
f 20589,10. Trekt men van deze som de kosten van het
gewoon en buitengewoon onderhoud der gebouwen (waarin
het rijk niet bijdraagt (ad f242,50) af, dan blijft een som
van f 20346,60 over. Van deze som weder het geraamde
bedrag der schoolgelden (zie hoofdstuk III, afd. IV in
komsten) ad f 5000 aftrekkende, houdt men de som van
f 15346.60 over, waarin het rijk de helft of f 7673,30
bijdraagt.
Het gymnasium zal derhalve volgens deze begrooting
in 1890 kosten f 20589,10, verminderd met a de school
gelden ad f 5000, b de rijksbijdrage ad f 7673,30, of
f 12673,80, zuiver de som van f 7915,80.
19) De commissie van toezicht op de scholen voor
lager onderwijs heeft in haar jaarverslagen gewezen op de
hooge wenschelijkheid tot verandering der privaten in
school C.
Met die verandering zon echter naar het schijnt wel
kunnen worden gewacht totdat de duinwaterleiding in
exploitatie is gebracht en er dan gelegenheid bestaat tot
doelmatige doorspoeling dier privaten. Intusschen is uit
dien hoofde deze post voor memorie uitgetrokken.
20) De gezamenlijke kosten van het lager onderwijs
zijn op f 53351,31 geraamd.
Van het totaal der onder-afdeeling A ad f 46394,98
wordt f 13918,49 door het rijk vergoed (zie art. 2,
afd. I, hoofdstuk IV inkomsten). Van het totaal bedrag
der geheele afdeeling die rijksvergoeding en de schoolgelden,
op f 10725 geraamd (zie art. 7 en 13, afd. 4, hoofdstuk
III inkomsten), aftrekkende, blijft de som van f 28637,82
als het zuiver bedrag der kosten over of f245,83 meer
dan bij de oorspronkelijke begrooting voor 1889 was geraamd.
21) De kosten van het voorbereidend onderwijs zijn
op eene som van 1901 begroot, of na aftrek
van de schoolgelden geraamd op f 45 (zie hoofdstuk
III, afd. IV, art. 8 der inkomsten) op een zuiver
bedrag van 1856.
22) De oude gevestigde schuld der gemeente bedraagt,
tengevolge der tot heden plaats gehad hebbende amortisatie
en conversie in 5 pet. obligatiën, (krachtens raadsbesluit
van den 26 Juli 1871, goedgekeurd door ged. staten van
Zeeland, bij hunne beschikking van den 1 September d.a.v.)
eene som van f 197200. In de zitting van den gemeen
teraad van 8 Mei 1889 werden vernietigd stukken te
zamen groot 400, ingekocht volgens raadsbesluit van
24 Maart 1886. In den loop van 1889 werd 8000
ter conversie aangeboden. Hierdoor is het bedrag dier
schuld verminderd tot 188800. Hiervan is eene
rente van pet. verschuldigd.
23) Volgens bovenbedoeld besluit van 26 Juli 1871
is van de oude schuld tot heden f 2.418,000 geconverteerd
in obligatiën ad 5 pet. rente. Hiervan is achtereen
volgens afgelost f 38000, blijft alzoo f 203800 of aan
rente f 101900te vermindoren met f 75, wegens na 1
Juli 1890 minder verschuldigde rente, daar dan wederom
f 3000 der schuld zal zijn afgelost.
24) Bedrag van de renten der, krachtens raadsbesluit
van den 25 October 1876, (goedgekeurd door ged. staten
van Zeeland bij hunne beschikking van den 3 November
d. a. v.) aangegane leening ad 4% pet., tot het uitvoeren
der vernieuwing aau de dokbrug en der verbetering vaD
den toegang tot het dok, na aflossing thans bedragende
7000.
De rente is verminderd met f 22,60 voor den 1 Juli
1890 af te lossen 1000, waarover slechts een half jaar
intrest behoeft betaald te worden.
25) Bedrag van de renten der krachtens raadsbesluit
van den 24 Augustus 1881 met het weduwen- en wee.
zenfonds van gemeente-ambtenaren en bedienden gesloten
4 pet. leening ten bedrage van 55000, zijnde de tweede
serie der leening in het geheel groot 400000, waartoe
door den raad in zijne vergadering van den 29 October
1880 is besloten en welk besluit door gedeputeerde staten
den 6 November 1880 is goedgekeurd.
Van deze leening is tot 1 Januari 1890 afgelost
ƒ44000. De hier uitgetrokken som is de rente van de
resteerende op 1 Juli 1889 af te lossen 11000.
26) Bedrag van de annuiteiten der onder goedkeuring
van gedeputeerde staten van Zeeland den 1 Januari 1881
gesloten leening met de maatschappij van gemeentecrcdiet
te Amsterdam, tot een bedag van 283000, zijnde de
eerste serie van bovenvermelde leening van 400000.
27) Bedrag van de renten der krachtens raadsbesluit
van den 10 April 1889, no. 11, (goedgekeurd door ge
deputeerde staten den 12 April d. a. v.) aangegane geld
leening ad 33/4 pet., groot 78000. Volgens art. 6 van
het leeningsplan moet ƒ4000 op 1 Juli 1890 worden
ofgelost, zoodat over dit bedrag slechts een half jaar
rente is verschuldigd. Of meer dan ƒ4000 zal worden
afgelost kan nog niet worden bepaald.
28) Bij bet plan van conversie der oude schuld is be
paald, dat van de geconverteerde schuld met 1 Juli 1890
eene som van 3000 moet afgelost worden.
29) Overeenkomstig het plan dezer leening moet met
1 Juli 1890 1000 worden afgelost.
30) Volgens het 29 October 1880 door den gemeente
raad vastgesteld, en door gedeputeerde staten van Zeeland
bij beschikking van den 6 November d. a. v. bekrachtigd
leeningsplan (voor zooveel de uitgift der tweede serie be
treft, gewijzigd den 24 Augustus 1881 en goedgekeurd
den 6 September d. a. v.), moet jaarlijks, te beginnen
met 1883, van de leening ad f 55000 afgelost worden
zooveel als 7/g pet. van het bedrag der uitgegeven aandee-
len ronde sommen van 1000 oplevert. Deze 7/g pet,
moet jaarlijks verhoogd worden met het bedrag der be
spaarde renten, door deze verplichte aflossing verkregen,
Maar bovendien schijnt er geen reden te bestaan waarom
niet, gelijk voor 1890 wordt voorgesteld, de geheele
leening den 1 Juli zou worden afgelost. De uitslag van
3S/4 pet. leening van 1889 was te schitterend om, langer
dan noodig is, geld tegen 4 pet rente in kas te houden.
Te meer schijnt zulks geraden, dewijl de beschoeiing van
den Korendijk, zoo niet door overschrijving uit den post
voor onvoorziene uitgaven voor 1890, wel uit het batig
slot van 1888 en in ieder geval uit het vermoedelijk
batig slot van 1889 kan worden betaald. Buitendien
schijnt het geraden om in de eerste jaren meer af te
lossen dan waartoe de gemeente strikt verplicht is, ten
einde de nadeelige financieele gevolgen van de zij het
ook noodzakelijke uitbreiding der gasfabriek, welke
thans geschiedt, te doen verdwijnen,
31) Voor den aanleg der haven- en kanaalwerken in
en langs Middelburg is aan den staat der Nederlanden,
volgens overeenkomst van den 23 Februari 1866, ver
schuldigd eene som van 500,000. Daarvan moet te
beginnen met 1876 en vervolgens gedurende 20 jaren
f 10,000 en gedurende de 20 daaraanvolgende jaren
15,000 'sjaars aan het rijk uitgekeerd worden.
Wij laten hier thans volgen de omtrent deze
begrooting ingekomen rapporten van de com-
missiën voor fabricage en financiën.
Het rapport der commissie van fabri
cage luidt
Even als in vorige jaren werd ook thans de
begrooting voor den dienst 1890 in banden ge
steld van de commissie van fabricage, ten einde
daarover rapport uit te brengen.
He commissie, daaraan gevolg gevende, beeft
de eer bet volgende op te merken.
Met geringe verschillen is de raming van
kosten voor bet gewoon onderhoud der gemeente
werken omschreven onder de nummers 1 tot 8
van afd. II van hoofdst. III der uitgaven nage
noeg gelijk aan dat voor 1889 toegestaan, en
opgemaakt tot een eindbedrag van f 20180.45.
Evenzoo zijn voor aanleg en vernieuwing uit
getrokken de gebruikelijke bedragen van 1000
voor herstelling van bet raadhuis en van ƒ5000
voor aankoop van straatklinkers, keien en grint.
De commissie zoude in overweging geven om
de post beschoeiing Korendjjk (vernieuwing) niet
voor memorie uit te trekken, maar daarvoor een
bedrag op de begrooting te brengen, vast te
stellen volgens door den gemeentebouwmeester
overgelegde begrooting, gewijzigd volgens de door
onze commissie gemaakte opmerkingen.
Uit den aard der zaak kan bet toestaan der
gevraagde sommen geene bedenking opleveren,
daar zij ongeveer sluiten met de bedragen, die
in 1888 werden uitgegeven, en er aan de commissie
geen redenen bekend zijn die tot beteekenende
veranderingen in die bedragen zouden moeten
leiden.
Yoor zoover de memorie van toelichting eenige
specificatie der uitgetrokken bedragen geeft, bestaat
ook tegen de voorgestelde werkjes, eigenlijk
niets dan onderhoud en kleine vernieuwingen
enz. geene bedenking.
Bestaan er dus in het algemeen, naar het
oordeel der commissie, geene redenen om bezwaar
te zien tegen het toestaan der aangevraagde
geldenzij meent den raad niet onbekend te
moet«n laten met eenige overwegingen, die de
commissie bij de behandeling der begrooting reeds
meermalen bezighielden.
Het is de wijze waarop het beheer der gemeente
werken is ingericht. Deze toch is voor een groot
deel geschoeid op het stelsel van uitvoering in
eigen beheereen stelsel, dat, naar de commissie
meent, sedert lang is veroordeeld als omslachtig,
ondoelmatig en kostbaar.
Is de commissie wel ingelicht dan is het
stelsel wel in de meeste gemeenten verlaten en
vervangen door dat van publi :ke aanbesteding.
Wel heeft ook in deze gemeente, zoodra er
nieuwe werken moeten worden uitgevoerd, de
besteding daarvan in het openbaar plaats, doch
met het gewoon onderhoud der werken is dit
in het algemeen niet het geval, en daar deze
bedragen te zamen tot een niet onaanzienlijke
som klimmen, meent de commissie, dat het wel
der moeite waard is op deze aangelegenheid de
aandacht van den raad te vestigen.
Publiek worden aanbesteed, indien de com
missie het wel heeft
het straatmakerswerk
het leveren van keien, zand, grind, plaatzand,
houtwaren, verfstoffen, kalk en cement
het loodgieterswerk en leidekkerswerk met
inbegrip van het onderhoud der pompen.
Al de overige werkzaamheden voor onderhoud
of herstel en het verwerken der bovengenoemde
geleverde materialen heeft plaats in eigen beheer.
Blijkens een verzamelstaat van uitgegeven
dagloonen, op verzoek der commissie ter inzage
verstrekt, bedroegen deze in 1888 een bedrag
van 6774.
Het personeel, dat voor de fabricage werkzaam
is, moet dus vrij talrijk zijn en de bezoldiging
daarvan vereischt een niet onaanzienlijk deel van
het geheele budget der fabricage.
Uit de begrooting echter noch uit de memorie
van toelichting blijkt iets van het bestaan van
een vast personeel van de fabricage, alleen worden
onder artikel 7 van meergenoemde afdeeling en
hoofdstuk genoemd 2 kantonniers voor de wan
delplaatsen en beplantingen.
De kosten der overige werklieden zitten in
zekeren zin verscholen in al de posten, voor het
onderhoud en voor de omschreven herstellingen
en vernieuwingen uitgetrokken. Yoor een deel
zjjn die posten allen samengesteld uit dagloonen,
in eigen beheer uitgegeven, voor een ander deel
in de uitgaven voor materialen, waarvan de
levering is aanbesteed.
Gaarne wil de commissie aannemen, dat de
uitgetrokken posten allen op grond van de onder
vinding zoo juist mogelijk geraamd zijn de juiste
beoordeeling daarvan valt natuurlijk geheel buiten
het bereik der commissie.
De vrij belangrijke bedragen van niet gespeci
ficeerde posten, blijkens de memorie bestemd voor
gewoon onderhoud, onder de verschillende num
mers van afd. II hoofdst. III uitgetrokken, zullen
hoofdzakelijk de fondsen leveren voor de betaling
der werklieden van de fabricage.
Ook zullen die verder vermoedelijk gevonden
worden uit de niet onbeduidende bedragen, die,
behalve voor het dagelijksch schoonhouden der
verschillende schoolgebouwen, zijn uitgetrokken
voor het gewoon onderhoud en de jaarlijksche
schoonmaak.
Reeds meermalen schijnt ook vroeger de wen-
scheljjkheid te zijn uitgesproken dat werd gebroken
met het stelsel van uitvoering in eigen beheer
en dat zooveel mogelijk publiek werd aanbesteed.
Ook de commissie van fabricage meent te moeten
waarschuwen tegen dat stelsel van uitvoering in
eigen beheer en te moeten voorstellen daarvan
terug te keeren.
Overtuigd als de commissie is, dat het, om den
geregelden gang van zaken niet te storen,
ongewenscht zoude zjjn zonder behoorlijken tijd
van voorbereiding te breken met het tot nu toe
gevolgde stelsel, meent zij den raad te moeten voor
stellen de gevraagde sommen voor de werken
der gemeente dienst 1890 toe te staan, door hurg.
en weth. uit te noodigen de regeling van het
beheer der gemeentewerken nader te overwegen
en zoo mogeljjk in dien zin te reorganiseeren
dat met ingang van 1891 zoo aanleg als onder
houd van alle gemeentewerken, gebouwen enz.,
bij publieke aanbesteding plaats hebben en daar
van alleen het onvermijdelijke worde uit
gesloten en alleen dit in eigen beheer plaats
vinde, zoo noodig door enkele vaste arbeiders
der gemeente, en dat daarvan dan ook in de
begrooting bljjke.
Aan de commissie van financiën
heeft het onderzoek van de begrooting aanlei
ding gegeven tot de volgende opmerkingen
Ontvangsten.
Hoofdst. Ill afd. YI art. 2. In deze begrooting
wordt de opbrengst van het weegloon even hoog
geraamd als het vorige jaar. Intusschen was
die onbrengst in 1887 slechts 16.90 en in 1888
ƒ2.72, terwijl de memorie van toelichting geen
licht geeft omtrent de gronden, waarop verbete
ring van inkomsten ten deze verwacht wordt.
Nadere toelichting komt dus wenscheljjk voor.
Uitgaven.
Hoofdst. I afd. II art. 2. Deze post komt der
commissie te laag geraamd voor. In 1887 werd
uitgegeven 269.91J, in 1888 258.09$, terwijl
thans de prijs der kolen belangrjjk hooger is dan
in de beide genoemde jaren.
Hoofdst. II afd. II art. 4. De verhooging van
dezen post met ƒ50 wordt, blijkens de memorie
van toelichting, wenschelijk geacht ter billijker
belooning van den klerk van den ontvanger voor
zjjn werk bij het opmaken van het kohier van
de plaatselijke inkomsten-belasting.
De commissie heeft vruchteloos in de memorie
van toelichting naar het motief gezocht, waarom
thans de tot dusver als voldoende beschouwd
zijnde vergoeding onvoldoende wordt geoordeeld.
Vermeerdering van werk wordt niet beweerd en
komt ook aan de commissie niet waarschijnlijk
voor. Mocht echter de billijkheid eener ruimere
tegemoetkoming dan tot dusver worden aange
nomen en tot verhooging van de belooning van
den klerk worden besloten, dan zou de commis
sie het beter achten het tractement van dien
klerk in art. 2 van hoofdst. IT afd. I, met de
billijk geacht wordende som te verhoogen.
De commissie vestigt de aandacht erop, dat
bij het gevolg geven aan dit denkbeeld wijziging
van art. 8 der instructie voor den ontvanger
noodzakelijk zal zijn.
Hoofdst. Ill afd. III art. 4. De vernieuwing
van de beschoeijing van den Korendijk kan vol
gens de memorie van toelichting wel uit het een
of ander goed slot worden bekostigd, weshalve
zij in de begrooting voor memorie wordt uitge
trokken.
Het komt echter aan de commissie voor dat
eene vernieuwing, die zoo dringend noodig schijnt,
niet afhankelijk moet worden gesteld van toe
vallige baten en zulks te minder daar het goed
slot, waarmede de begrooting sluit, alleszins toe
laat de noodige gelden voor de vernieuwing uit
te trekken.
Dit batig saldo toch bedraagt 22478.13; voegt
men hierbij de onverplichte aflossing van 10000
onder art. 3 van hoofdst. VIII afd. II uit
getrokken ad 10000, dan wordt het batig saldo
ƒ32478.13; te verminderen met het in dit geval
te verhoogen rente-bedrag onder art. 4 van
hoofdst. VIII, afd. I uitgetrokken 200, zoodat
een saldo rest van 32278.13.
Het hoogste cijfer van kosten, dat bjj de be
handeling dezer aangelegenheid in de vergadering
van 29 Oct. 1880 genoemd is, bedroeg f 24000»
weshalve na aftrek dezer som nog 8278.13, voor
onvoorziene uitgaven overblijft, een cjjfer dat
alleszins voldoende mag worden geacht.
Voor zoover uit de discussiën in bovengenoemde
raadsvergadering mocht kunnen worden afgeleid,
dat toen in principe besloten is tot het bestrijden
der kosten in deze vernieuwing door leening,
zou mitsdien bij het volgen van den hier aange
geven weg wijziging van het toen genomen be
sluit noodig zijn.
Hoofdst. V afd. III art. 4. Deze post is in de
begrooting voor hetzelfde bedrag als ten vorigen
jare uitgetrokken.
In de raadsvergadering van 21 Nov. 1888 is
echter aangenomen het voorstel van burg. en weth.,
in de vergadering van 24 Oct. 1888 gedaan, om
voortaan aan de militaire spuiten mede eene
premie van hoogstens 50 uit te betalen.
Het schijnt dus wenschelijk een hooger bedrag
dan vroeger te dezer zake beschikbaar te stellen,
en vermits nu art. 4 geheel in overeenstemming
met de begrooting van het bestuur der brandweer
alleen betrekking heeft op de brandweer waar
buiten de militaire spuiten liggen, geeft de
commissie in overweging in een nieuw artikel
5 zoodanige som uit te trekken als B. en W.
zullen vermeenen raadzaam te zijn.
Hoofdst. V afd. IV art. 1. Terwijl in vorige
begrootingen deze post is uitgetrokken voor een
bedrag van 300.is dit thans met 180
verhoogd, terwjjl de toestand toch dezelfde is
gebleven. Eenige toelichtingen omtrent deze
verhooging komt dus wenschelijk voor.
Hoofdst. VIII, afd. I art. 4 en afd. II art. 3.
Wordt ten opzichte van de vernieuwing van de
beschoeiing van den Korendijk gehandeld als
hierboven bij hoofdstuk III is aangegeven, dan
zal art. 4 der le afdeeling met 200 verhoogd
en art. 3 der IIe afdeeling met ƒ10.000 verlaagd
moeten worden.
Met liet volgende jaar zal het officieel
verslag van het verhandelde in de zittingen
der Provinciale staten van Zeeland een
verslag dat onze geabonneerden steeds koste
loos ontvangen ook afzonderlijk verkrijg
baar worden gesteld tegen vijf gulden per
jaar.
Het verslag der aanstaande najaarszitting
van die staten zal te bekomen zijn tegen
2.50.
Gelegenheid tot opgaaf van annonces
ter plaatsing in alle binnen en I»uï-
1 tenlandsclie Dagbladen.
Spoedige en accurate verzending is
1 verzekerd.
Men hehoeft slechts een afschrift van
een advertentie te geven, al moet deze ook
1 in verschillende bladen worden geplaatst.
De prjjzen worden berekend volgens
het tarief der verschillende dagbladen
zonder eenige verhooging.
Briefporten worden niet in reke-|
1 ning gebracht.
Gedrukt bjj D. G. Krüber Jr. te Middelburg.