132" Jaargang.
1889.
Zaterdag
26 October.
N\ 254.
Eed enkele pep Dit eea Dittii Mje.
Middelburg 25 October.
Deze courant verschijnt d a g e 1 lj k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-
Afzonderiijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Thermometer.
Middelburg 25 Oct. vm. 8 n 45 gr.
ai. 12 n 56 gr. av. 4 u. 52 gr. f
Verwacht O. wind.
Agenten te Vliasingen: P. Gr. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van
Nieuwenhüuzen. Verder worden door alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam de Gebr, Belineante, te 'a Gravenkage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam,
annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
Verzekering.
De Maatschappij tot nut van 't algemeen
geeft weer een serie gescbriftjes in bet liebt
over onderwerpen, die waard zijn dat het
volk er kennis van neme en dei algemeene
belangstelling ervoor worde opgewekt. Zoo
schonk Weruraeus Buning ons een kijkje
in Javabehandelde dr B Stephan de
kindeivoeding, kinderverzorging en kinder-
steifte in bet eerste levensjaar; besprak dr
B. van der Meulen liet water uit bet oogpunt
van gezondheid; vertelde drP. F. van Hamel
Koos een en ander over sommige voedings
middelen en bun vervalscbingenherinnerde
mr J. D. Veegens aan de Fransche omwen
teling en leerde J. Franzen ons handenarbeid
als opvoedingsmiddel kenneu.
Voor enkele centen zijn die werkjes
verkrijgbaar gesteld en de departemeuten
werken druk aan eene kostelooze verspreiding
ervan mee. Van de zes hierbovengenoemde
boekjes werden er door departementen en
particulieren 51000 verspreid. Zij toonen
daardoor hunne roeping te begrijpenen,
al gelooven wij dat bet succes vaak verre
van volkomen is en men onder liet volk niet
altijd met dergelijke boekjes zijn doel bereikt,
aliicht toch maakt men deze of gene ziende
voor menig belangrijk vraagstuk.
Thans zag een boekje het licht, dat een
uiterst practisch onderwerp behandelt, ui.
het verzekeringswezen, en waarvan de schrij
ver dr. H. U. Meyboom op zeer bevattelijke
wijze waarheden verkondigt, die wel niet
nieuw zijn doch steeds waard geboord te
worden.
Aan de nuttige strekking van dit boekje
de belangstelling op te wekken voor verze
kering in verschillende richting, meenen wij
bevorderlijk te zijn door uit den inhoud een
enkele greep te doen teneinde het daarin
verkondigde onder de oogen onzer lezers te
brengenin de hoop dat zij hierdoor niet
alleen worden aangespoord om zelve van
het geheele geschrift kennis te nemen maar
ook aan de verspreiding ervan mee te werken.
Men zal het toch met den schrijver wel
eens zijn dat liet assurantiewezen een groot
volk sbelang behartigt
Na etne herinneiing aan het ontstaan van
de assurantie: eene uitvinding van den
nieuweren tijd, wijst hij erop hoe ook ons
vaderlaud in de groote Europeesche assu
rantiebeweging der negentiende eeuw van
ganscher harte meegegaan is. Toch zijn wij
nog lang niet waar wij wezen moeten; toch kan
en moet er op dat gebied nog veel worden
gedaan.
Dr Meyboom geeft eerst eene algemeene
beschrijving van het assurantiewezen. „Deze"
zoo schrijft hij „verzacht de slagen,
die een mensch kunnen treffen, door ze af
te leiden. Zij vergoedt de verliezen, die
hij lijden kan, door onderliDg hulpbetoon.
Zij dekt de schaden, die het lot hem berok
kenen kan, uit een gemeenschappelijke kas.
Zij regelt de samenwerking in den strijd
tegen 's levens moeite. De enkele menschen,
die in hun eenzaamheid weerloos zijn en
veroordeeld om te vallen onder de slagen
van een onvriendelijke fortuin, voegt zij
bijéén en in die samenvoeging verleent zij
hun de kracht om staande te blijvengelijk
een bundel pijlen voldoenden weerstand biedt,
terwijl de enkele pijl maar al te gemakkelijk
verbroken wordt door een forschen greep.'
De schrijver zet hierop nader uiteen de
verschillende vormen van verzekeringen
hoe de assurantie uit het onmerkbaar kleine
het onafzienbaar groote heeft gewrocht.
„Voorts, hoe zeer zij heeft bijgedragen
om de menschen onderling te verbinden en
hunne belangen tot gemeenschappelijke be
langen te maken. Tegenover het toeval of
het noodlot, of, hoe wilt gij het ongeval in
één woord, heeft zij ons allen gelijk gemaakt.
Door haar is het in werkelijkheid geworden:
als één lid lijdt, lijden alle leden mede;
want de schade, die een enkelen geassureerde
treft, wordt door alle anderen gelijkelijk
gedragen, door vereende krachten gedekt.
Van dezen broedeiband, waarmede zij ons
omstrengelt, mogen wij niet altijd het be
wustzijn met ons omdragen, hij verbindt
ons niettemin, en door de ziekenfondsen
onzer werklieden-vtrecnigingen maakt hij
zich voelbaar ook.
„Eu dan, wij denken er ter nauwernood bij
somwijlen, maar wij moeten toch erkennen,
dat wij aan haar te danken hebben een deel
van onze opgewektheid en van onzen moed."
Die opgewektheid ontstaat uit het bewustzijn
dat men voor zich en de zijnen de toekomst
met gerustheid kan tegengaan en om geen
liefdegaven behoeft te vragen.
Dat dit alles nog niet algemeen wordt
ingezien bewijst wel het feit dat de assu
rantie nog verre van algemeen is.
Ȇnder de betrekkelijk meer gegoeden,"
zoo zegt de schrijver «waartoe ik ook reken
te behooren een keuterboertje en een voerman,
wiens kapitaal zit in zijne koeien of in zijn
paard, is de veeverzekering algemeen genoeg.
Maar hoe dikwijls komt het ten platten lande
of in kleine plaatsen voor, dat, wegens het
verongelukken van een melkgever of een trek
dier, een ljjst moet rondgaan, om den geruï
neerde zijn broodwinning terug te geven Zoo
wordt een bedelaar wie voor bedelen veel te
goed zou zijn. Een kleine jaarlijksche premie
aan een veeverzekeringsfonds, en het onheil
ware voorkomen. En in hooger kringen, hoe
dikwijls komt het voor, dat een weduwe, zon
der kinderen, of ook met kinderen, onverzorgd
achterblijft! Groote ontsteltenis in de familie.
Verwanten en voogden, met de handen in het
haar. Familieraad. Consulten met allerlei
liefdadige instellingen. Beroep op de particu
liere of de openbare pbilanthropie. Beweging
van hemel en aarde om de broodeloozen aan
een middel van bestaan te helpen. Zorgen,
angsten en verslagenheid. En dat alles, waar
om Omdat de kostwinner, die heenging,
zorgeloos leefde. Hij was allerliefst misschien
voor vrouw en kinderen. Maar hij dacht niet
aan den komenden dag. Soms misschien, in
stille oogenblikken, op het ziekbed, bekroop
hem de vrees, maar straks nam het werkelijke
leven hem weer in beslag. Vol van zijn plan
nen rekende hij met het leven en niet met den
dood. De verzekering bleef achterwege. Zeg
ik te veel, indien ik beweer dat zulke dingen
gebeuren En ook, zeg ik te veel, indien ik
beweer dat zulk onverzorgd achterlaten van
de zijnen bij den dood evengoed een misdaad
is, als door wanbestuur hen ten gronde te
richten bij het leven Bij het beheer van zijn
zaken den dood uit het oog te verliezen is op
zich zelf reeds een wanbedrijf. Want het
zwaard van Damocles hangt ieder onzer da
gelijks boven het hoofd.
«En daarom zou ik willen, dat het gevoel van
verplichting tot levensverzekering, binnen de
straks bedoelde grenzen, algemeen werd zonder
uitzondering.
«Helaas er zijn zwakken, op wier leven geen
verzekering gesloten wordt. Ata de naderende
dood met zekerheid te voorzien is, is van kans
rekening geen sprake meer en sluit geen ver-
zekerings-maatschappij een overeenkomst, tenzij
dan tegen zeer verhoogde premie misschien.
Maar onder zulke omstandigheden vaart men
in elk geval niet ten huwelijk. Waar huwelijken
gesloten worden, mag men een behoorlijke ge
zondheid bij de belanghebbenden onderstellen,
en in zake van huwelijk niet het minst, heeft
de assurantie een woordje mee te spreken. Elk
jong gezin zette op zijn jaarlijksche begrooting een
post voor levensverzekering. Wat zeg ik de jonge
man, die meent vrijmoedigheid te hebben een le
vensgezellin te vragen op grond van het j aarlijksch
inkomendat hij aan te bieden heeft, verznime
niet daarvan af te trekken de som, die voor assu
rantie moet worden ter zijde gelegd. En de jonge
vrouw, die hare huishouding inricht, haar bud
get opmaakt en op een bepaalden voet van
leven zich zet, vergete niet, dat de jaarlijksche
premiën voor de verschillende assurantiën even
onverbiddelijk betaald moeten worden alsde sommen,
waarop de rjjks- of gemeente-ontvanger voor te
betalen belasting beslag legt, en die dus voor de
huishouding niet meer beschikbaar zijn. En hoe
hooger voet van leven, hoe meer weelde, hoe
meer verfijnde levensbehoeften, hoe hooger
assurantie-premie, opdat niet het verval van
leven door den dood van den kostwinner voor
de achtergeblevenen al te zeer het karakter
aanneme van een genadeslag."
«Maar zoo wordt van de andere zijde eene
bedenking geopperd het assureeren is zoo
duur Om op zestigjarigen leeftijd een pensioen
te krijgen van 100, moet ik van mijn der
tigste jaar af aan jaarlijks ƒ13 betalen, en om
mijne weduwe na mijnen dood een gelijk inkomen
aan rente te verzekeren, misschien wel zestig,
zeventig gulden Is het geval niet denkbaar,
dat men daar geen geld voor heeft En wat
is dan nog honderd gulden
«Zeker, er zijn omstandigheden denkbaar,
waaronder het hoogst bezwaarlijk is voor de
verplichte stortingen de vereischte sommen be
schikbaar te hebben, maar geen geld hebben
en ergens geen geld voor over hebben, wie
trekt tusscben die beiden altijd de juiste grens
't Kon zijn dat lieden, wien het, naar zij zei ven
beweren, niet voegt premii'n te betalen voor
eenige verzekering, gemakkelijk te betrappen
waren op uitgaven, die in het oog van anderen
uitgaven van weelde en overdaad zijn. Werd
ons niet onlangs voorgerekend, dat een professor
en zjjn vrouw, door geen suiker in de thee te
drinken, geld genoeg uitspaarden om een loop
meisje te houden Wie weet, wat er door zulk
„uitsparen" voor assurantiën zou te winnen
zijn Genotzucht, fatsoen, mode en wat niet
al, komen vaak duur genoeg te staan in de
wereld. Een weinig flinkheid en doortastendheid
in het verbreken van slaafsche banden en een
stroom van noodlottige geldverspillingen ware
gestuit. Laat, wie het geld voor assurantie-
premiën niet vinden kan, mij zijn kasboek eens
toonentien tegen éen, dat ik hem nog een
achterdeurtje zal weten te wijzen, waardoor hem
de toegang verleend wordt tot het assurantie
kantoor
Dat er echter klassen in de maatschappij zijn
voor wie het verzekeren een bezwaar blijft,
o. a. den arbeidersstand, erkent de schrijver
volmondig. Voor den werkman zijn er zes
vormen van assurantieVooreerst ter
verzekering van de opvoeding zijner kinderen
bij ontijdig overlijden, de instandhouding van
de werkende klasse als zoodanig.
Vervolgens een pensioen voor den ouden dag.
Dan vergoeding van de onkosten der
begrafenis.
Voorts verzekering tegen ongelukken,
onderstand in dagen van ziekte en weekgeld
in dagen van werkeloosheid.
En de verplichting om de voor alle deze
assurantiën vereischte wekelijksche of jaar
lijksche premiën te betalen, bezwaart het
budget van den werkman met geen gering
bedrag.
Een berekening, door een Duitscher ge
maakt, en ook voor ons land van toepassing,
leerde dat een bedrag van 106.- zoude
moeten betaald worden door den werkman,
van zijn 16de jaar af, aan jaarlijksche assu-
rantiepremiën, gelijkstaande met ongeveer
ƒ2.per week.
Dat is voor den werkman met zijn tegen
woordig loon vaak hoogst bezwaarlijk eerst
als de werkgevers wilden en konden mee
werken om de werkloonen te doen stijgen
tot de hoogte, waarop een algemeene toe
passing van de assurantie door de werklieden
mogelijk werd, eerst dan zou er op dit punt
verbetering te wachten zijn.
Samenwerking tusscben beiden en tusschen
de werklieden onderling is ook op dat punt
gewenschtis dringend noodig. Wat deze
vermag leert Engeland, waar ambachts-
vereenigingen duizenden ponden sterling
uitbetaalden aan pensioenen, schadevergoeding
na ongelukken, ondersteuning bij ziekte of
gebrek aan werk. Gedurende een tijdvak
van drie-en-twintig jaar kon men daar
terugzien op een totaal-uitgaaf van 7.964.640
ponden sterling.
Gelukkig valt er op dit punt ook in ons
land beweging en verbetering waar te nemen;
maar hoe aarzelend toch nog
„Uitbreiding van het assurantiewezen naar
alle zijden worde daarom bij ons de leus.
Maar vooral naar beneden. Vooral tot aan,
straks tot over de grenzen, waar nu nog
armoede zoovelen van de voorrechten der
assurantie buiten sluit."
Ten slotte herinnert de schrijver aan de
taak van den staat, die, behalve in ons laud,
bijna overal wakend en beschermend tegen
over het assurantiewezen optreedt. Bij ons
ligt nog altijd een ontwerp van wet, in 1885
ingediend, te rusten. Trouwens, onlangs
werd nog herinnerd hoe verdeeld de commissie
was, die de regeering op dit punt zou voor
lichten. Maar de heer Meyboom hoopt dat
men toch nu spoedig eens beginnen zal de
handen aan 'twerk te slaan; dat de balan-
ceerende staatkundige partijen op den duur
niet al te veel krachten verspillen aan
maatregelen van zelfbehoud, noch al te zeer
elkaar de handen te binden dat temet een
regeering onafhankelijk genoeg moge zijn,
vast genoeg op het kussen moge zitten, om
aan dit groote volksbelang hare aandacht te
wijden dat wettelijke regeling betreffende
de inrichting van levensverzekeringen niet
op den langen duur behoore tot de vrome
wenschen.
En dan hoopt de schrijver verder dat eene
krachtige openbare meening ten- nutte van
de verzekering zich moge openbareneene
openbare meening, die o. a. eiken burger
noopt in den kring, waarop hij van invloed
wezen kan, de zaak der assurantie te bevor
deren, door zorgeloozen aan te manen, ver
blinden de oogen te openen, onkundigen
terecht te wijzen.
„In dezen tijd toch, vol belangstelling in
sociale vraagstukken vooral, mag gewezen
worden op de assurantie als op een der
gezondste openbaringen van het sociale leven."
Tot zoover het geschrift van dr. Meyboom.
Twee punten stippen wij hieruit met
nadruk aan eerstens dat de staat nog zeer
veel doen moet om de verzekering dat alge
meen vertrouwen te schenken, zoo dringend
noodig, zoo hoogst nuttig en zoo bevorderlijk
om het publiek met gerustheid zijne pennin
gen aan verzekeringsmaatschappijen in han
den te geven en ten tweede dat er op dit
gebied in ons land nog veel kan worden
gedaan, wil het assurantie-wezen de vlucht
nemen, die het in andere landen heeft.
Beide punten staan met elkaar in nauw
verband. Kan men aan de eene zijde het
vertrouwen in inrichtingen, waar men zich
verzekeren kan, ongeschokt doen zijn, dan
zal men aan den anderen kant vele personen,
die nu nog met wantrouwen zich onthouden
van dezen nuttigen maatregel, bewegen
daarvan gebruik te maken.
Maar al is het vertrouwen gevestigd, dan
is men toch van bet nut van zulk een maat
regel nog niet altijd overtuigd.
Eu ziehier waarom wij beide punten
afzonderlijk noemden zij raken onderwerpen,
waaraan de Maatschappij tot nut van 't alge
meen hare krachten nog kan en moet wijden.
Wij herinneren ons niet of zij ooit bij
onze regeering aandrong op eene wettelijke
regeling betreffende de inrichting van levens
verzekeringen zoo niet dan zal het, gelooven
wij, vooral op haren weg liggen bij de
regeering daarop aan te dringenzoo ja,
dat zij dan haar verzoek herhale, de
belangstelling ervoor levendig boude. In
deze kan zij, dunkt ons, door haar invloed
nog veel nut stichten.
Maar ook omtrent het tweede punt toone
zij eens hare werkzaamheid.
Er ligt bij het publiek ten opzichte van
het assurantiewezen nog een ruim veld braak.
Wij hebben hierbij niet het oog op het feit,
dat velen den meest algemeenen vorm van
verzekering tegen brand enz. versmaden uit
godsdienstige bezwarenhen te bekeeren
zal zelfs of liever allerminst de Maatschappij
tot nut van 't algemeen kunnen doen. Zulk
eene overwinning van het gezond verstand
op bekrompenheid en kleingeestigheid moeten
wij aan den tijd overlaten. Schade en
schande in deze de eerste meer dan de
laatste, want in hun isolement zoeken zulke
afkeerigen dikwijls nog hun eer zullen
menigeen op dit punt wijzer moeten maken,
en anders zullen wij van een volgend geslacht
meer wijsheid moeten verwachten.
Neen, wij hebben het oog op twee vormen
van assurantie, waarvan het nut nog lang niet
genoeg wordt erkend en begrepen. Wij
bedoelen de levens-veizekering en de assu
rantie tegen ongelukken en gebrek aan werk
De eerste is louter een persoonlijke kwestie,
de tweede raakt arbeiders en werkgevers
gezamenlijk.
Uit zorgeloosheid komt het verzuim in
deze meestal voort; en om na die zorgeloosheid
te bestrijden, om die zorgeloozen wakker te
schudden bestaat er, dunkt ons, nog een
ander middel dan gescbriftjes te verspreiden,
een middel dat ook onder het bereik van de
Maatschappij tot nut uan 't algemeen ligt.
Het geschreven woord heeft zijn nut,
ontegenzeggelijk, maar meer nog heeft dit
het gesproken woord, vooral wanneer
het met overtuiging en met gloed wordt geuit.
Niet lang geleden stond in de Verzekerings
bode een vraag of het niet gewenscht zou
zijn over het nut van levensverzekering voor
drachten te doen houden.
Ziedaar een vingerwijzing in welke richting
er voor het Nut nog wel iets te doen is.
Er worden toch 's winters vanwege die
maatschappij volksvoordrachten gehouden
welnu, laat men daarbij ook het verzekeren
eens tot onderwerp kiezen en tevens voor
hen, die dit verlangen, de gelegenheid
openen inlichtingen te vragen. Wij houden
ons overtuigd dat verschillende assurantie
maatschappijen desnoods het Nut in deze
zullen steunen door geldelijke bijdragen,
zelfs al wordt het den sprekers als strenge
plicht opgelegd wat natuurlijk het Nut
doen moet in hunne voordrachten geen
enkele dier maatschappijen bij name te
noemen.
Tegen het idee van zulke voordrachten
werd het bezwaar geopperd dat daarbij geen
hoorders zouden komen.
Wanneer liet publiek vooruit weet niet
anders te zullen hooren dan over verzekering,
ja dan is voor dat bezwaar wel eenige grond,
maar als, onder het vaandel van het Nut
gewone, gezellige lees-avonden worden ge
houden, waarin ook andere bijdragen worden
geleverd, behalve eene korte lezing over de
verzekering, zou dan het publiek wegblijveu
Ons dunkt van niethet zou, vooral waar
het niet weet wat er gelezen wordt, toch
evengoed zulke Wwfa-bijeenkomsten bijwonen
als de tegenwoordige.
Èn zij zouden zeker de volksza.uk van de
verzekering ten goede komen, vooral wanneer
men zoo gelukkig was om sprekers te ver
krijgen die dit onderwerp even bevattelijk,
even los, even populair, in 't kort even aan
genaam behandelden als dr Meyboom het in
zijn verdienstelijk boekje doet.
Aan de Provinciale staten van Zeeland is,
dt. 23 Oct., nit IJzendijke het volgende adres
verzonden
«Geeft eerbiedig te kennen Christiaan Vos,
voorzitter van het comité ter bevordering van
den aanleg van een stoomtramweg van Schoon-
dijke over IJzendijke naar de Belgische grens.
«Dat hij het genoegen heeft, uwe vergade
ring te kunnen meedeelen, dat het comité in
staat gesteld is, om zijn doel, het aanleggen
en exploiteeven van genoemden tramweg, met
de tot nutoe verkregen ondersteuning van de
provincie, de gemeenten en de polders, te be
reiken en dat hij mitsdien bij deze de eer
heeft, zijn verzoek aan uwe vergadering dato
25 Juni 1889 in te trekken.
«Vermits thans, blijkens officieele mededee-
lingen aan heeren Gedeputeerde staten en aan
de gemeenteraden van Eecloo en Watervliet,
mag worden aangenomen, dat er alle zekerheid
bestaat, dat de lijn SchoondijkeGrens zal
worden aangesloten door een ljjn op Belgisch
grondgebied van af de grens naar het station
Eecloo, heeft het comité besloten, onmiddellijk
alle maatregelen te nemen, om de volledige
uitvoering der werken, binnen den bij art. 4
der concessievoorwaarden gestelden termjjn
(1 Juli 1890) te verzekeren.
«De maatschappij, bedoeld in uwe beschik
king van 13 Juli 1888, zal eerstdaags, immers
nog vóór den aanvang uwer aanstaande zitting,
definitief gevestigd worden, onder den titel
IJzendijksche stoomtramwegmaatschappij
„Haar maatschappelijk kapitaal bedraagt
honderd veertig duizend gulden en is voltee-
kend, terwijl nog bovendien het sluiten eener
eventueele obligatieleening tot het bedrag van
honderd duizend gulden verzekerd is.
«Reeds zijn eenige der te onteigene gronden
aangekocht, en het comité vleit zich, dat 4e