«Mynheer de voorzitter!
Ik dank u dat u mij de gelegenheid aan
biedt, de motie te verdedigen, die ik de eer
had in de zitting van 25 Sept. in te dienen
en waarvan ik mij de nadere toelichting alstoen
uitdrukkelijk heb voorbehouden bij liet te ken
nen geven mijner instemming met uwe mee
ning dat het voorstel van den heer Jeras eene
verdere strekking had en derhalve behoorde
voor te gaan. Tengevolge van de aanhouding
van het voorstel van dien heer, moest ook de
behandeling van mijne motie worden uitgesteld
en in de vergadering van 7 Oct., waarin het
voorstel van den heer Jeras aan de orde kwam,
kon ik, wegens droevige familieomstandigheden,
niet tegenwoordig zijn, zooals ik de eer had
u te berichten.
Indien de bekende nauwkeurigheid van den
geachten samensteller der gedrukte Handelin
gen van den Gemeenteraad niet reeds als
voldoende waarborg moge worden aangemerkt
voor de juistheid van hetgene daarin, als door
de leden gesproken, wordt vermeld, dan zal
toch in ieder geval door het feitdat de druk
proeven door de sprekers zelve worden ge
corrigeerd, wel de geringste twijfel ongeoorloofd
zijn aan hetgene daarin wordt medegedeeld.
Op grond nu van het verslag der laatste raads
zitting zie ik mjj verplicht, mij ernstig over
de mjj aangedane behandeling te beklagen en
de wettigheid te bestrijden, die ik tot in het
hoogste ressortzoo noodig, zal betwisten,
van het besluit waardoor de anomalie ontstaat,
gelijk mr J. A. van Hoek zich heeft uitgedrukt,
dat mijne motie aan de orde komt, nadat reeds
besloten is tot hetgene totaal daarmede strijdt
en waartegen alléén mjjne motie is gericht.
De artt. 24 en 25 van het Reglement van orde
zjjn naar mjjne bescheiden meening niet in
acht genomenart. 24 niet, toen de vergade
ring het voorstel aannam om de beraadslagin
gen over de zaak «Van Iren" te sluiten, vóór
dat ook maar de geringste discussie over mjjne
motie was gevoerdvóór dat, ware het ook
slechts met een enkel woord, het punt behan
deld was waarop, volgens de uitspraak van
mr J. A. van Hoek zeiven in de zitting van
25 September, de kwestie eenvoudig neerkomt
nameljjk «welke bevoegdheid de bouwmeester
had om te ontslaan", welke kwestie in de
vragen van den heer Van Dunné, die alleen
het contract betroffen, zelfs niet werd aange
roerd; en art. 2S niet, omdat volgens dit art.
over het voorstel van burg. en weth. eerst in
de laatste plaats mocht worden gestemd.
In de zitting van 8 Mei jl. achtte mr J. A.
van Hoek het niet ongepast, aan de vergadering
een lesje te geven, en den weg aan te wjjzen
dien een raadslid bewandelen moet als hjj
klachten krjjgt. Ofschoon ik niet twijfelen kon,
wien die les gold, heb ik er mjj bjj neergelegd,
omdat ik dergeljjke opmerkingen accepteer
voor wat ze zjjn en daarin te eerder kon be
rusten, omdat mr. Van Hoek, zooals hij ver
klaarde aan Van Iren, die zich na het antwoord
van den wethouder van fabricage «als de heer
Will u heeft gestraft, zult gjj het hebben ver
diend", ook bjj hem had beklaagd, had toege
voegd »ga den grooten weg opwend u per
adres tot den gemeenteraad en ik sta u borg
dat al uwe grieven behoorljjk zullen worden
onderzocht en dat de raad eene beslissing zal
nemen die billjjk is". Dat heeft mr. J. A. van
Hoek beloofd en wat heeft mr. J. A. van
Hoek gedaan Als gevolg daarvan is niets
anders te mijner kennis gekomen, dan dat de
zaak van den eenvoudigen werkman naar zjjne
meening een omvang krjjgt, dien zjj niet waard
is en dat door hem over mjjne motie la mort
sans phrase uitgesproken is. Mjjnheer de voor
zitter 1 Ik meen dat niet alleen de discussiën,
maar ook en vooral de besluiten dezer verga
dering den ingezetenen de overtuiging behooren
te schenken van hare waardigheid en ik acht
het, in tegenstelling met mr. J. A. van Hoek,
van het allerhoogste belang, dat hier den
nederigst geplaatste volkomen recht worde
verschaft. Ik vertrouw dan ook thans, nu u
mjj overeenkomstig het reglement van orde de
gelegenheid schenkt om mjjne motie te verde
digen, dat de vergadering onpartijdig genoeg zal
zjjn, de behandeling daarvan toe te laten
alsof geen besluit tot sluiting der discussiën,
geen besluit omtrent de door burg. en weth.
voorgestelde conclusion genomen was.
De aanleiding tot mijne motie behoef ik niet
te releveeren ik meen te kunnen volstaan met
eene korte herinnering aan haar doel en haren
inhoud. Overtuigd dat, zoolang de tegenwoor
dige gemeente-bouwmeester in functie is, aan
Yan Iren wel geen werk meer aan de fabricage
zal worden verschaft, heb ik alleen bedoeld,
Van Iren te zuiveren van den blaam, hem op
gelegd en van den raad, op grond der door mij
aangevoerde feiten de beslissing te vragen of
Yan Iren al dan niet in strjjd met de instructie
van den gemeente-bouwmeester door dezen ont
slagen is, teneinde te voorkomen, dat Van Iren
zou worden buitengesloten voor altjjd. Dien
overeenkomstig heb ik getracht mjjne motie
in zulke bewoordingen te stellen, dat in de
aanneming niets krenkends voor heeren burg.
en weth. kon gelegen zjjn en zjj door de con
clusie tot niets werden gebonden. Ik heb mjjne
motie vooraf doen gaan door het verzoekom
door burg. en weth. te worden ingelicht, op
grond van welk artikel der gemeentewet of
van welk raadsbesluit of van welke verordening,
de bevoegdheid om Van Iren te ontslaan, aan
den gemeente-bouwmeester kan worden toege
kend. In de zitting van 8 Mei jl. heb ik, na
mjjne vraag«op welken grond de gemeente
bouwmeester personen, in dienst der gemeente
kan ontslaan, terwjjl hem bjj zjjne instructie
die bevoegdheid bepaald is ontzegd," doen
volgen «Heeft hjj in casu daartoe machtiging,
verkregen van burg. en weth., dan laat ik alles
daar." Door den wethouder van fabricage is
daarop geantwoord, nietdie machtiging is
volgens art. 7 zjjner instructie aan den gemeente
bouwmeester door burg. en weth. verleend,
maar «Van Iren is niet een gemeente-beambte,
met andere woorden die bepaling is niet op
Yanlren toepasseljjk. Ik heb mjj in den
toenmaligen stand der zaak bjj dat ant
woord neergelegd, ofschoon mjj, en ieder
die het onderwerp onpartjjdig heeft na
gegaan, uit dat antwoord ondubbelzinnig
bljjken moest, dat dienaangaande door burg. en
weth. geen besluit genomen, geen machtiging
gegeven was en zulks te meer uit hetgeen aan
dat antwoord door den wethouder van fabricage
werd toegevoegd: «Het spreekt van zelf dat de
gemeente-bouwmeester toen" (toen Van Iren
bezwaar bleef maken tegen de hem opgelegde
boete) «op de dienster van Van Iren geen prjjs
meer stelde en ik", niet burg. en weth. na
onderzoek en besluit, maar >ik moet hem gelijk
geven dat hjj een anderen sleper nam." Bjj mjjn
vorenbedoeld verzoek heb ik derhalve niet naar
eenig besluit van burg. en weth. ter motivee
ring van de door mjj betwiste bevoegdheid van
den gemeente-bouwmeester gevraagd, uithoofde
uit het aangehaalde voldoende bljjkt dat het
ontslag van Van Iren op geen besluit van burg.
en weth. rust. En wat is nu in mjjne afwezig
heid, in de zitting van 7 October jl., door den
wethouder van fabricage verklaard? «Wat in
1889 met Van Iren voorviel, is ons bekend.
Van het voorgevallene stelde de heer Will ons
in kennis. Met onze volle toestemming werd
hjj toen gemachtigd om voortaan geen gebruik
meer te maken van de diensten van H. van Iren.-1
In de instructie van den gemeente-secretaris
wordt bjj art.l onder anderen voorgeschreven: «de
secretaris is tegenwoordig bjj alle vergaderingen
van burg. en weth. en houdt aanteekening v.in
hetgeen daarin behandeld en besloten wordt;"
en in art. 7 van het reglement van orde voor
de vergaderingen van burg. en weth. wordt
bepaald «Na de opening van de vergadering
wordt het aangeteekende van de vorige verga
deringen gelezen en bjj goedkeuring door den
voorzitter en den secretaris geteekend." Heeft
nu de wethouder van fabricage zich in de
raadszitting van 7 October jl. niet vergist en
is werkeljjk de gemeente-bouwmeester over
eenkomstig zjjne instructie door een besluit
van burg. en weth. gemachtigd geworden, Van
Iren te ontslaan, dan moet aanteekening be
staan in de notulen der vergaderingen van
burg en weth. dat zulk een besluit, uithoofde
vóór het ontslag de machtiging moet worden
verleend, vóór of op 24 April 1889, den datum
waarop Van Iren door den gemeente-bouw
meester is ontslagen, door burg. en weth. ge
nomen is. Ofschoon bezwaarlik overeen te
brengen met het door den wethouder van
fabricage aangevoerde in de raadzitting van
8 Mei jl. neem ik gaarne het bestaan van
zulk een besluit aan, waaruit dan bljjken kan
dat Van Iren toch inderdaad een gemeente
beambte isik zie daarom voorloopig af van
mjjne vraag betrekkelijk gemeentewet, raads
besluit of verordening en verzoek alleen, al
vorens met de behandeling mjjner motie voor
te gaan, ter voorkoming van alle misverstand,
voorlezing van het vóór 24 April jl. door burg.
en weth. genomen besluit."
De voorzitter stelt aan de orde de stemming
over de motie.
De heer Snjjders vraagt of hem geen antwoord
wordt gegeven op zjjne vraag en of het door
hem gewenschte stuk niet wordt voorgelezen.
De voorzitter antwoordt daarop ontkennend,
waarop de heer Snjjders zegt dat het hem ver
baast dat hem op die wjjze, om zoo te zeggen,
«de hals wordt afgesneden" en het zwijgen op
gelegd wordt en roept uit«geschiedt dat in
den gemeenteraad van Middelburg 1"
»Ja", antwoordt de voorzitter, «de gemeente
raad heeft door het in de vorige vergadering
genomen besluit de discussie hierover beëindigd."
De heer Van Dunné is het met den voorzitter
niet eenshij acht het uit het oogpunt van
recht, billijkheid en waarheid onmogeljjk dat
ooit geweigerd zou worden om, zooals hier het
geval is, een organiek stuk over te leggen dat
door den voorsteller eener motie gevraagd wordt
Hjj geeft in overweging den heer Snjjders in
de gelegenheid te stellen kennis van bedoeld
stuk te nemen. Is het noodig dat de raad
zich daarover alvorens uitspreke, dan is hjj
bereid een desbetreffend voorstel te doen.
De voorzitter zegt dat het hem wel is. Zoo
de raad terug komt op zjjn besluit is hjj bereid
de discussie te heropenendoet de raad dit
echter niet, dan moet hjj zich houden aan 't
genomen besluit.
De heer Van Dunné stelt alsnu voor dat de
raad besluite aan het verzoek van den voor
steller der motie te voldoen.
De heer Jeras meent dat dit niet noodig is,
hij gelooft dat, ofschoon de discussiën gesloten
zjjn, de voorzitter toch gerechtigd is inlichtin
gen te geven.
De voorzitter acht het wenschelijk dat burg.
en weth. eerst de zaak in hun college overwegen.
Dit bevreemdt den heer Van Dunnéhjj
meent dat er niets te overwegen valt en alleen
het bedoelde stuk dient overgelegd te worden.
De heer Sprenger, wethouder van fabricage,
acht het noodig dat burg. en weth. eerst eene
samenspreking houden.
De voorzitter is het met dezen spreker eens.
Het gaat niet aan om, wanneer onverhoeds
iets gevraagd wordt, daarop dadeljjk antwoord
te geven. Hjj geeft daarom ook al moge
dit stof geven tot sommige veronderstellingen
in overweging dat de motie van den heer Snij
ders tot de volgende week worde aangehou
den, opdat burg. en weth. dan het antwoord
op de gevraagde inlichting kunnen geven.
Dit wordt goedgevonden.
Aan de orde is nu het in de vorige verga
dering aangehouden voorstel van den heer D.
Jeras, aangaande de vaststelling van de plannen
en voorwaarden van aanbesteding der werken
en leverantiën ten behoeve der gemeente.
Dat voorstel Btrekt dat de raad, gebruik
makende van zjjne bevoegdheid, zich voorbehoudt
de vaststelling van alle plannen en voorwaar
den van aanbesteding der werken en leverantiën
ten behoeve der gemeente te doen.
Dit voorstel geeft tot eene breedvoerige dis
cussie aanleiding. De heer Den Bouwmeester
is het met den voorsteller, die zjjn idee nog
nader toelicht, eens, doch de heeren Van Hoek
en De Stoppelaar verklaren zich ertegen. Naar
de meening van den heer Van Hoek bestaan
er tal van bezwaren tegen en niet het minst
weegt bjj hem dat de commissie van fabricage
door aanneming van dit voorstel overstelpt zou
worden met bezigheden, die geheel en al bui
ten haar werkkring liggen.
De heer Snijders is het eens met den voor
steller hjj acht aanneming van het denkbeeld
in het belang der gemeente.
De heer Van Dunné is van meening dat aan
het denkbeeld van den voorsteller kan tege
moet gekomen worden door eene verandering
in de redactie van het voorstel in dien zin dat
alleen over sommige zaken, de commissie voor
fabricage rakend, haar oordeel wordt ingeroepen.
De heer Sprenger zegt dat dit is de thans be
staande toestand, wat den heer Van Dunné
aanleiding geeft tot de opmerking dat dit wel
mogeljjk is doch die toestand dan toch niet is
een gevolg van een raadsbesluit; hjj handhaaft
zjjn voorstel.
Burg. en weth. stellen voor thans de behan
deling over het voorstel-Jeras tot eene volgende
vergadering aan te houden.
Hiermede vereenigt zich de vergadering.
Alsnu komt in behandeling een voorstel van
burg. en weth. ongeveer van den volgenden
inhoud
W. van de Putte Cz., huurder van een stuk
gemeentegrond (thans boomkweekerjj) liggende
aan de wandeling bjj de Veersche buitenbrug,
is in gebreke gebleven de door hem verschul
digde pacht ad 37.50, vervallende 30 Juni jl.,
te voldoen.
Den advocaat en procureur, mr M. J. de Witt
Hamer, hebben wjj opgedragen een onderzoek
in te stellen nopens eene tegen genoemden Van
de Putte in te stellen rechtsvordering tot ont
binding van de overeenkomst van huur en ver
huur, den 23 Februari 1883 ter zake aangegaan,
met schadevergoeding en tot ontruiming.
Aan dat verzoek heeft de heer Hamer voldaan
Naar aanleiding daarvan hebben wjj de eer
u voor te stellen den burgemeester te machtigen
tot het namens de gemeente voor de arrondis-
sements-rechtbank alhier instellen van bedoelde
rechtsvordering tot het vragen (na ingebreke
stelling) van de ontbinding der overeenkomst
met schadevergoeding, op te maken bjj desnoods
door den rechter vast te stellen staat op grond
van de bepaling van art. 1302 en 1303 van het
burgerljjk wetboek en als gevolg van de ont
binding tot het vorderen van de ontruiming
van den grond.
Wjj teekenen hierbjj aan dat W. van de Putte
Cz. niet in staat schijnt de verschuldigde pacht
som te voldoen, doch ook tevens niet genegen
schjjnt vrjjwillig afstand te doen van het ge
pachte de heer Hamer kon hem althans hiertoe
niet bewegen.
Op den grond staat jong houtgewas, dat wjj
door een bevoegd geacht deskundige hebben
doen taxeeren. De taxatie bedroeg f 500. Wjj
zouden dus ook door pandbeslag de verschenen
pacht ons kunnen verzekeren, doch zouden dan
voor iederen volgenden termjjn voor dezelfde
noodzakeljjkheid staan, zonder de zekerheid dat
telken male door pandbeslag onze vordering
zou kunnen worden gedekt.
Wjj meenen daarom beter te doen door eene
vordering tot ontbinding ons van eenen kwaad
willigen huurder te ontslaan, zjj het ook met
gevaar dat de kosten van het te voeren proces
niet op hem zullen zjjn te verhalen.
Zooals u weet, is de huur zonder borgtocht
aangegaan.
De heer Snjjders geeft aan burg. en weth.
in overweging de uitvoering van dit voorstel
op te schorten. Het is voor den schuldenaar
allermoeiljjkst om op dit oogenblik vrjjwillig
afstand te doen van zjjn pacht. Wordt hem
daarvoor uitstel gegeven, dan zal de zaak
waarschjjnlpk zonder schade voor de gemeente
afloopen en de betrokken persoon niet geruïneerd
worden.
De voorzitter zegt dat deze zaak reeds lang
loopt, doch met den betrokken persoon niet te
eggen of te ploegen is.
De heer Snjjders merkt op dat, als hjj niet
verkeerd is ingelicht, Putte 37.50 moet betalen.
Wanneer hjj die niet betalen kan en thans wordt
vervolgd en geëxecuteerd, zullen de talrijke
boomen, die hjj bezit, voor een bagatel ver
kocht worden, terwjjl, indien in April den
pachter gelegenheid werd gegeven om die
boomen van de hand te doen, hjj daarvoor een
belangrijk hoogere som zal ontvangen dan
waarop zjj geraamd zjjn.
De heer Van Dunné zou het daarmede eens
zjjn, indien Van de Putte zich nu sehrifteljjk
bereid verklaarde van de pacht af te zien.
Uit de verder gevoerde discussie bljjkt dat
voornameljjk het doel is om Van de Putte te
bewegen de pacht te doen eindigen.
De heer Van Hoek wjjst erop dat de heer
Snjjders gaarne eene lans breekt voor de naar
zjjne meening verdrukte onschuld en zegt dat
dit pleit voor het goed hart van dien spreker;
hjj wil hem dan ook daarin steunen mits de
gemeentebelangen niet geschaad worden. Daar
om sou hjj den heer Snjjders willen vragen of
deze zich moreel borg ervoor stelt dat bjj uit
stel van executie de gemeente geen schade
lijden zal.
De heer Snjjders wjjst erop dat het toch niet
aangaat dat een raadslid, opkomende voor de
belangen der gemeente, zich nog borg stelt
voor iemand, op wien de gemeente eene vordering
heeft. Hjj kan aan den wensch van den heer
Van Hoek niet voldoen.
De heer Van der Swalme verschilt met den
heer Snjjders van meening over het geschikte
tjjdstip. Hjj acht het juist in November het
meest geschikte tijdstip om de boomen te
verkoopen.
De heer Jeras verklaart, rekening ermede
houdende wien het hier geldt, volkomen met
het denkbeeld van burg. en weth. mede te gaan.
Het voorstel van burg. en weth. wordt alsnu
met algemeene stemmen, behalve die van den
heer Snjjders, aangenomen.
Achtereenvolgens worden vastgesteld de
rekening betreffende het beheer van het con
certgebouw over 1888/9 in ontvang op 894.51
in uitgaaf op 738.72§ en een batig slot
van f 155.785, en de begrooting voor 1889/90,
in ontvang en uitgaaf op f 838.80|.
Naar aanleiding van het in de vergaderiug
van den 25 September jl. in handen van burg.
en weth. gestelde adres van den heer C. F.
Westerburger, houdende verzoek om verhooging
zjjner jaarwedde, stellen zjj, onder overlegging
van het dienaangaande door den burgemeester
gegeven advies, voor aan Z. M. den koning te
verzoeken de jaarwedde van den commissaris
van politie, met ingang van 1 Januari a., tot
2000 te verhoogen.
Het advies van den burgemeester aan burg.
en weth. is van den volgenden inhoud
«Ingevolge het, door uw college ter fino van
bericht, in mjjne handen gesteld verzoekschrift
van den heer commissaris van politie alhier,
om verhooging zjjner jaarwedde, heb ik de eer
u het volgende als mjjne meening kenbaar te
maken.
«Naar het mjj toeschjjnt bestaat er geen
enkele reden waarom de jaarwedde van den
commissaris van politie te Middelburg ge
ringer behoeft te zjjn dan die van den gemeente
bouwmeester en den directeur der gasfabriek
alhier. Deze ambtenaren toch genieten aan
traktement en vrije woning respectieveljjk
f 2300 en f 2700 minstens.
«Naar het mjj voorkomt zou een bezoldiging
van f 2000 'sjaars nog slechts nauwelijks ge-
ëvenredigd zjjn aan den uitgebreiden werkkring
van een commissaris van politie. Dit ambt
brengt toch met zich mede toepassing van
tal van rijkswetten en de gemeenteljjke straf
verordeningen. Het aantal rijkswetten nu breidt
zich steeds uit, onlangs mede met de fabrieks-
wetwelke ook toezicht van den commissaris
van politie vereischt. En waar nu het rjjk
voor de bemoeiingen van den commissaris van
politie in zake rijkswetten geene vergoeding
geeft, wat mjjns inziens zeer onbillijk is, zoo
zal het dus de plicht der gemeente zjjn, dien
ambtenaar een traktement te verzekeren, eenigs-
zins in evenredigheid met den omvang zjjner
betrekking.
«Ook in verband met de traktementen in
andere gemeenten aan commissarissen van po
litie toegekend, schjjnt mjj de jaarwedde van
den titularis alhier te gering, Te Vlissingen
met 12565 zielen geniet de commissaris van
politie 1600 en 400 als waterschout, dus
2000, te Gorinchem met 11519 zielen is het
traktement 1800, dus ongeveer geljjk met
dat te Middelburg, deze laatste gemeente heeft
echter 16455 zielen, te Kampen met 18703
zielen geniet de titularis f 1900.
«Wat betreft het verzoek van den heer com
missaris van politie om, ingeval de gemeente
raad niet mocht besluiten zjjne jaarwedde
te verhoogen, hem eene persoonljjke toelage
's jaars toe te kennen, zoo is mjjn meening,
dat het verkiesselijker is dien ambtenaar eene
vaste jaarwedde toe te kennen dan wel eene
persoonljjke toelage.
«Mjjne meening omtrent het verzoekschrift
resumeerende, schijnt het mjj billijk toe dat de
jaarwedde van den commissaris van politie te
Middelburg geljjk die der andere hoofdambte
naren der gemeente worde gesteld op ƒ2000.
«De toelage der gemeente voor waterschout
kan dan vervallen."
Zonder discussie of hoofddeljjke stemming
wordt conform het voorstel van burg. en weth.
besloten.
Alsnu komt ter tafel het volgende voorstel
van burg. en weth.
Tot nu toe wordt ten aanzien der pension-
neering van wegens ouderdom of ziekte eer
vol ontslagen nachtwakers een regeling toe
gepast, welke door burg. en weth. in 1861 is
gemaakt en daarin bestaat dat zjj, die in dat
geval verkeerden, een jaarljjksch pensioen ge
noten van hoogstens 40, welk bedrag op het
traktement van de in dienst zjjnde nacht
wakers wordt gekort.
Door alle in dienst zijnde nachtwakers en
assistent-nachtwakers, behalve één nl. J. Malgo,
is ten vorigen jare daartegen bezwaar gemaakt.
De vraag is bjj ons gerezen of wjj inderdaad
de bevoegdheid hebben om aan die regeling
de hand te houden.
Het antwoord op deze vraag, althans voor
loopig, wenschende schuldig te bljjven, komt
het ons zeker niet wenscheljjk voor om voor
durend van de reeds karige bezoldiging van
140 iets te korten.
Het is hierom dat wjj de eer hebben u in
overweging te geven om met ingang van 1
Januari a. s. de tot nu toe jaarlijks door de
vroegere nachtwakers W. van Lujjk, M. Wille-
boordse, R. E. Kampman, J. E. Witte, L. Gru-
son en I. van Slujjs genoten wordende z. g.
pensioenen ad 40, 40, 40, 20, ƒ26.67
en 26.67, alsmede het door J. Malgo later te
genieten pensioen, ad f 40 hoogstens voor re
kening der gemeente te nemen in den vorm
van toelagen, bedoeld bjj art. 3 van afd. III
van hoofdstuk I der gemeente-begrooting.
In het vervolg zou dan ten aanzien van de
pensioneering van nachtwakers de verordening,
regelende het pensioneeren en op wachtgeld
stellen der gemeente-ambtenaren en bedienden,
kunnen worden gevolgd.
Nadat de heer Van Hoek zjjne instemming
met dit denkbeeld heeft betuigd en de voorzitter
het voorstel nog mondeling heeft toegelicht,
dient de heer Snijders een amendement in,
strekkende om op de pensioneering van nacht
wakers toepasseljjk te maken de bepalingen der
verordening op het pensioneeren van gemeente
ambtenaren, waarbij bepaald wordt dat die
ambtenaren als pensioen éen vijftigste van hun
traktement ontvangen voor elk jaar dat zij
dienst hebben gepresteerd. De heer Snjjders
licht dit amendement op gronden van billijkheid
toe.
De voorzitter wjjst erop dat deze maatregel
zeer ongunstig zou zjjn voor sommige dier ge
pensioneerden en stelt voor de zaak te renvoy-
eeren naar burg. en weth.
Dit wordt goedgevonden.
Zonder beraadslaging of hoofdei jjke stemming
wordt de begrooting van"het burgerlijk arm
bestuur voor 1890 vastgesteld in ontvang en
uitgaaf op 32214.16. De uit de gemeente
kas te verstrekken sabsidie^wordt 'bepaald op
f 24900.
Op geljjke wjjze wordt voorloopig goedge
keurd de begrooting van de schutterjj voor
1890, in ontvang en uitgaaf 3495 bedragende.
De uit de gemeentekas te verstrekken toelage
is geraamd op 3465.
De begrooting der gasfabriek voor 1890 be
draagt in ontvang en uitgaaf f 61295. Het
batig slot voor de gemeente is geraamd op
11000. {Men zie de begrooting, in dit nommer
opgenomen).
Het advies van de commissie van financiën
luidt als volgt
Het onderzoek van de begrooting der inkom
sten en uitgaven van de gemeente-gasfabriek
alhier, dienstjaar 1890, heeft aan de commissie
van financiën geene aanleiding gegeven tot
opmerkingen. Zjj geeft echter haar genoegen
te kennen, dat de gascommissie heeft willen
voldoen aan den vroeger geuiten wensch, om
bjj de raming van de opbrengst van het gas
niet te rade te gaan met den toestand van het
afgesloten dienstjaar, maar met den werkeljjken,
tijdens het opmaken der begrooting.
De beraadslaging hierover geopend zjjnde,
zegt de heer W. J. Sprenger dat de steenkolen
geraamd zjjn op 0.75 per H. L., doch dat
thans de prjjs zoodanig gestegen is dat
voor niet minder dan 0.85 per H. L. zal
kunnen gekocht worden.
De heer Schorer deelt mede dat hjj voorne
mens is een amendement voor te stellen om
art. 1 der inkomsten van de begrooting met
5500 te vermeerderen voor de kosten dei-
straatverlichting en het goed slot in de uitgaven
te .vermeerderen met geljjke som.
De heer Schorer treedt alsnu evenals hjj
een vorig jaar deed in eene zeer breedvoe
rige bespreking, waarin hjj achtereenvolgens
verdedigt deze vier stellingen lo dat wanneer,
zooals thans, het door hem genoemde bedrag
niet op de gasbegrooting voorkomt, verwarring
ontstaat2o dat de rechten der gasverbruikers
worden gekrenkt3o dat er strijd is tusschen
de begrooting en de verordening voor de gas
fabriek en 4o dat de begrooting zonder deze
verandering hinkt op twee gedachten.
De heer Van Dunné verklaart een amende
ment voor te stellen, strekkende om 1
opbrengst der fabriek, uit te trekken voor gas
aan derden 37.345 berekend tegen J 0.07
per M;l en f 7000 voor de straatverlichting.
Die post zou dan dalen tot f 44.345 en het
goed slot der begrooting van de gasfabriek
zou komen op 9997.15.
Hjj toont eveneens in het breede de wensche-
Ijjkheid aan dat niet alleen de gasverbruikers
de straatverlichting betalen, maar alle inge
zetenen daarin hun deel dragen. Het billjjke
hiervan in het licht stellende, wjjst hjj er ook
op dat het belang der fabriek daardoor gebaat
wordt, omdat de mogeljjkheid bestaat dat het
electrisch licht misschien spoedig als concur
rent van het gas zal optreden.
De heer Van Hoek toont aan dat z. i. de
gasfabriek een publiekrechterljjke onderneming
en zjj is gesticht in het belang der straatver
lichting en bestrijdt het denkbeeld van den
heer Schorer, die van oordeel is dat het eene
privaatrechterljjke onderneming is.
Mocht het denkbeeld van de heeren Schorer
en Van Dunné ingang vinden en aangenomen
worden, dan zou hjj een voorstel indienen om
van de gasfabriek eene retributie te heffen tot
een bedrag van eenige duizenden guldens voor
het leggen van buizen enz.
De heer Van Dunné wjjst erop dat in dat
geval de gasverbruikers de schade zouden ljjden,
want dat dan de gasprjjs stjjgen zou in even
redigheid met de te stellen retributie.
De heer De Ligny herinnert eraan dat hjj
ten vorigen jare een voorstel deed om den
gasprjjs te verlagen van 0.08j tot 8 cent
en zeker zou hjj ook dit jaar met hetzelfde
voorstel komen, indien hjj daarvan niet werd
teruggehouden door den hoogen prjjs van de
steenkolen.
De heer Van Dunné ziet daarin geen bezwaar
omdat bij de raming nu een goed slot van
11,000 wordt voorgesteld en zelfs indien zjjn
idee gevolgd wordt toch nog een betrekkeljjk
belangrjjk goed slot zal overschieten.
De heer Den Bouwmeester komt terug op
de ten vorige jare door hem voorgestelde
verandering in de wjjze van aanbesteding van
het materiaal voor de gasfabriek. De gascom
missie wenschte onderhandsche, hjj daar
entegen publieke aanbesteding.
Hjj meent dat, wanneer hjj toen niet te veel
had gewild en alleen publieke aanbesteding
van steenkolen had gevraagd, zjjn voorstel niet
zou verworpen zjjn.
Spreker heeft ook in 1889 weder nagegaan,
welke fabrieken in het openbaar aanbesteden
en het is hem gebleken dat hun aantal stati-
onnair is gebleven, terwjjl ook evenals toen
in het licht is getreden dat de fabrieken, die
publiek aanbesteedden, minder betaald hebben
dan de gemeente Middelburg.
De kolen van denzelfden leverancier, uit
dezelfde mjjn, aangevoerd met dezelfde boot,
worden de gemeente Zierikzee voor 0.02^
minder geleverd dan Middelburg. Dit is voor
Middelburg een nadeel van ongeveer 800.
Spreker stelt op dien grond nogmaals den
raad voor tot publieke aanbesteding der be-
noodigde gaskolen over te gaan. Ofschoon hjj
zich niet vleit dat de boom bjj den eersten slag
vallen zal, is hjj toch van voornemen telken
jare op deze zaak terug te komen.
Met genoegen heeft spreker gezien dat de
gascommissie reeds dit jaar het denkbeeld van
publieke aanbesteding gevolgd heeft, te meer
omdat, naar hij meent, het resultaat niet onvoor-
deelig is geweest.
De wethouder Sprenger deelt mede dat de
publieke aanbesteding der werken dit jaar niet
is geschied op advies der gascommissie maar
tegen haar advies; het is alleen geschied, omdat