«Mynheer de voorzitter! Ik dank u dat u mij de gelegenheid aan biedt, de motie te verdedigen, die ik de eer had in de zitting van 25 Sept. in te dienen en waarvan ik mij de nadere toelichting alstoen uitdrukkelijk heb voorbehouden bij liet te ken nen geven mijner instemming met uwe mee ning dat het voorstel van den heer Jeras eene verdere strekking had en derhalve behoorde voor te gaan. Tengevolge van de aanhouding van het voorstel van dien heer, moest ook de behandeling van mijne motie worden uitgesteld en in de vergadering van 7 Oct., waarin het voorstel van den heer Jeras aan de orde kwam, kon ik, wegens droevige familieomstandigheden, niet tegenwoordig zijn, zooals ik de eer had u te berichten. Indien de bekende nauwkeurigheid van den geachten samensteller der gedrukte Handelin gen van den Gemeenteraad niet reeds als voldoende waarborg moge worden aangemerkt voor de juistheid van hetgene daarin, als door de leden gesproken, wordt vermeld, dan zal toch in ieder geval door het feitdat de druk proeven door de sprekers zelve worden ge corrigeerd, wel de geringste twijfel ongeoorloofd zijn aan hetgene daarin wordt medegedeeld. Op grond nu van het verslag der laatste raads zitting zie ik mjj verplicht, mij ernstig over de mjj aangedane behandeling te beklagen en de wettigheid te bestrijden, die ik tot in het hoogste ressortzoo noodig, zal betwisten, van het besluit waardoor de anomalie ontstaat, gelijk mr J. A. van Hoek zich heeft uitgedrukt, dat mijne motie aan de orde komt, nadat reeds besloten is tot hetgene totaal daarmede strijdt en waartegen alléén mjjne motie is gericht. De artt. 24 en 25 van het Reglement van orde zjjn naar mjjne bescheiden meening niet in acht genomenart. 24 niet, toen de vergade ring het voorstel aannam om de beraadslagin gen over de zaak «Van Iren" te sluiten, vóór dat ook maar de geringste discussie over mjjne motie was gevoerdvóór dat, ware het ook slechts met een enkel woord, het punt behan deld was waarop, volgens de uitspraak van mr J. A. van Hoek zeiven in de zitting van 25 September, de kwestie eenvoudig neerkomt nameljjk «welke bevoegdheid de bouwmeester had om te ontslaan", welke kwestie in de vragen van den heer Van Dunné, die alleen het contract betroffen, zelfs niet werd aange roerd; en art. 2S niet, omdat volgens dit art. over het voorstel van burg. en weth. eerst in de laatste plaats mocht worden gestemd. In de zitting van 8 Mei jl. achtte mr J. A. van Hoek het niet ongepast, aan de vergadering een lesje te geven, en den weg aan te wjjzen dien een raadslid bewandelen moet als hjj klachten krjjgt. Ofschoon ik niet twijfelen kon, wien die les gold, heb ik er mjj bjj neergelegd, omdat ik dergeljjke opmerkingen accepteer voor wat ze zjjn en daarin te eerder kon be rusten, omdat mr. Van Hoek, zooals hij ver klaarde aan Van Iren, die zich na het antwoord van den wethouder van fabricage «als de heer Will u heeft gestraft, zult gjj het hebben ver diend", ook bjj hem had beklaagd, had toege voegd »ga den grooten weg opwend u per adres tot den gemeenteraad en ik sta u borg dat al uwe grieven behoorljjk zullen worden onderzocht en dat de raad eene beslissing zal nemen die billjjk is". Dat heeft mr. J. A. van Hoek beloofd en wat heeft mr. J. A. van Hoek gedaan Als gevolg daarvan is niets anders te mijner kennis gekomen, dan dat de zaak van den eenvoudigen werkman naar zjjne meening een omvang krjjgt, dien zjj niet waard is en dat door hem over mjjne motie la mort sans phrase uitgesproken is. Mjjnheer de voor zitter 1 Ik meen dat niet alleen de discussiën, maar ook en vooral de besluiten dezer verga dering den ingezetenen de overtuiging behooren te schenken van hare waardigheid en ik acht het, in tegenstelling met mr. J. A. van Hoek, van het allerhoogste belang, dat hier den nederigst geplaatste volkomen recht worde verschaft. Ik vertrouw dan ook thans, nu u mjj overeenkomstig het reglement van orde de gelegenheid schenkt om mjjne motie te verde digen, dat de vergadering onpartijdig genoeg zal zjjn, de behandeling daarvan toe te laten alsof geen besluit tot sluiting der discussiën, geen besluit omtrent de door burg. en weth. voorgestelde conclusion genomen was. De aanleiding tot mijne motie behoef ik niet te releveeren ik meen te kunnen volstaan met eene korte herinnering aan haar doel en haren inhoud. Overtuigd dat, zoolang de tegenwoor dige gemeente-bouwmeester in functie is, aan Yan Iren wel geen werk meer aan de fabricage zal worden verschaft, heb ik alleen bedoeld, Van Iren te zuiveren van den blaam, hem op gelegd en van den raad, op grond der door mij aangevoerde feiten de beslissing te vragen of Yan Iren al dan niet in strjjd met de instructie van den gemeente-bouwmeester door dezen ont slagen is, teneinde te voorkomen, dat Van Iren zou worden buitengesloten voor altjjd. Dien overeenkomstig heb ik getracht mjjne motie in zulke bewoordingen te stellen, dat in de aanneming niets krenkends voor heeren burg. en weth. kon gelegen zjjn en zjj door de con clusie tot niets werden gebonden. Ik heb mjjne motie vooraf doen gaan door het verzoekom door burg. en weth. te worden ingelicht, op grond van welk artikel der gemeentewet of van welk raadsbesluit of van welke verordening, de bevoegdheid om Van Iren te ontslaan, aan den gemeente-bouwmeester kan worden toege kend. In de zitting van 8 Mei jl. heb ik, na mjjne vraag«op welken grond de gemeente bouwmeester personen, in dienst der gemeente kan ontslaan, terwjjl hem bjj zjjne instructie die bevoegdheid bepaald is ontzegd," doen volgen «Heeft hjj in casu daartoe machtiging, verkregen van burg. en weth., dan laat ik alles daar." Door den wethouder van fabricage is daarop geantwoord, nietdie machtiging is volgens art. 7 zjjner instructie aan den gemeente bouwmeester door burg. en weth. verleend, maar «Van Iren is niet een gemeente-beambte, met andere woorden die bepaling is niet op Yanlren toepasseljjk. Ik heb mjj in den toenmaligen stand der zaak bjj dat ant woord neergelegd, ofschoon mjj, en ieder die het onderwerp onpartjjdig heeft na gegaan, uit dat antwoord ondubbelzinnig bljjken moest, dat dienaangaande door burg. en weth. geen besluit genomen, geen machtiging gegeven was en zulks te meer uit hetgeen aan dat antwoord door den wethouder van fabricage werd toegevoegd: «Het spreekt van zelf dat de gemeente-bouwmeester toen" (toen Van Iren bezwaar bleef maken tegen de hem opgelegde boete) «op de dienster van Van Iren geen prjjs meer stelde en ik", niet burg. en weth. na onderzoek en besluit, maar >ik moet hem gelijk geven dat hjj een anderen sleper nam." Bjj mjjn vorenbedoeld verzoek heb ik derhalve niet naar eenig besluit van burg. en weth. ter motivee ring van de door mjj betwiste bevoegdheid van den gemeente-bouwmeester gevraagd, uithoofde uit het aangehaalde voldoende bljjkt dat het ontslag van Van Iren op geen besluit van burg. en weth. rust. En wat is nu in mjjne afwezig heid, in de zitting van 7 October jl., door den wethouder van fabricage verklaard? «Wat in 1889 met Van Iren voorviel, is ons bekend. Van het voorgevallene stelde de heer Will ons in kennis. Met onze volle toestemming werd hjj toen gemachtigd om voortaan geen gebruik meer te maken van de diensten van H. van Iren.-1 In de instructie van den gemeente-secretaris wordt bjj art.l onder anderen voorgeschreven: «de secretaris is tegenwoordig bjj alle vergaderingen van burg. en weth. en houdt aanteekening v.in hetgeen daarin behandeld en besloten wordt;" en in art. 7 van het reglement van orde voor de vergaderingen van burg. en weth. wordt bepaald «Na de opening van de vergadering wordt het aangeteekende van de vorige verga deringen gelezen en bjj goedkeuring door den voorzitter en den secretaris geteekend." Heeft nu de wethouder van fabricage zich in de raadszitting van 7 October jl. niet vergist en is werkeljjk de gemeente-bouwmeester over eenkomstig zjjne instructie door een besluit van burg. en weth. gemachtigd geworden, Van Iren te ontslaan, dan moet aanteekening be staan in de notulen der vergaderingen van burg en weth. dat zulk een besluit, uithoofde vóór het ontslag de machtiging moet worden verleend, vóór of op 24 April 1889, den datum waarop Van Iren door den gemeente-bouw meester is ontslagen, door burg. en weth. ge nomen is. Ofschoon bezwaarlik overeen te brengen met het door den wethouder van fabricage aangevoerde in de raadzitting van 8 Mei jl. neem ik gaarne het bestaan van zulk een besluit aan, waaruit dan bljjken kan dat Van Iren toch inderdaad een gemeente beambte isik zie daarom voorloopig af van mjjne vraag betrekkelijk gemeentewet, raads besluit of verordening en verzoek alleen, al vorens met de behandeling mjjner motie voor te gaan, ter voorkoming van alle misverstand, voorlezing van het vóór 24 April jl. door burg. en weth. genomen besluit." De voorzitter stelt aan de orde de stemming over de motie. De heer Snjjders vraagt of hem geen antwoord wordt gegeven op zjjne vraag en of het door hem gewenschte stuk niet wordt voorgelezen. De voorzitter antwoordt daarop ontkennend, waarop de heer Snjjders zegt dat het hem ver baast dat hem op die wjjze, om zoo te zeggen, «de hals wordt afgesneden" en het zwijgen op gelegd wordt en roept uit«geschiedt dat in den gemeenteraad van Middelburg 1" »Ja", antwoordt de voorzitter, «de gemeente raad heeft door het in de vorige vergadering genomen besluit de discussie hierover beëindigd." De heer Van Dunné is het met den voorzitter niet eenshij acht het uit het oogpunt van recht, billijkheid en waarheid onmogeljjk dat ooit geweigerd zou worden om, zooals hier het geval is, een organiek stuk over te leggen dat door den voorsteller eener motie gevraagd wordt Hjj geeft in overweging den heer Snjjders in de gelegenheid te stellen kennis van bedoeld stuk te nemen. Is het noodig dat de raad zich daarover alvorens uitspreke, dan is hjj bereid een desbetreffend voorstel te doen. De voorzitter zegt dat het hem wel is. Zoo de raad terug komt op zjjn besluit is hjj bereid de discussie te heropenendoet de raad dit echter niet, dan moet hjj zich houden aan 't genomen besluit. De heer Van Dunné stelt alsnu voor dat de raad besluite aan het verzoek van den voor steller der motie te voldoen. De heer Jeras meent dat dit niet noodig is, hij gelooft dat, ofschoon de discussiën gesloten zjjn, de voorzitter toch gerechtigd is inlichtin gen te geven. De voorzitter acht het wenschelijk dat burg. en weth. eerst de zaak in hun college overwegen. Dit bevreemdt den heer Van Dunnéhjj meent dat er niets te overwegen valt en alleen het bedoelde stuk dient overgelegd te worden. De heer Sprenger, wethouder van fabricage, acht het noodig dat burg. en weth. eerst eene samenspreking houden. De voorzitter is het met dezen spreker eens. Het gaat niet aan om, wanneer onverhoeds iets gevraagd wordt, daarop dadeljjk antwoord te geven. Hjj geeft daarom ook al moge dit stof geven tot sommige veronderstellingen in overweging dat de motie van den heer Snij ders tot de volgende week worde aangehou den, opdat burg. en weth. dan het antwoord op de gevraagde inlichting kunnen geven. Dit wordt goedgevonden. Aan de orde is nu het in de vorige verga dering aangehouden voorstel van den heer D. Jeras, aangaande de vaststelling van de plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën ten behoeve der gemeente. Dat voorstel Btrekt dat de raad, gebruik makende van zjjne bevoegdheid, zich voorbehoudt de vaststelling van alle plannen en voorwaar den van aanbesteding der werken en leverantiën ten behoeve der gemeente te doen. Dit voorstel geeft tot eene breedvoerige dis cussie aanleiding. De heer Den Bouwmeester is het met den voorsteller, die zjjn idee nog nader toelicht, eens, doch de heeren Van Hoek en De Stoppelaar verklaren zich ertegen. Naar de meening van den heer Van Hoek bestaan er tal van bezwaren tegen en niet het minst weegt bjj hem dat de commissie van fabricage door aanneming van dit voorstel overstelpt zou worden met bezigheden, die geheel en al bui ten haar werkkring liggen. De heer Snijders is het eens met den voor steller hjj acht aanneming van het denkbeeld in het belang der gemeente. De heer Van Dunné is van meening dat aan het denkbeeld van den voorsteller kan tege moet gekomen worden door eene verandering in de redactie van het voorstel in dien zin dat alleen over sommige zaken, de commissie voor fabricage rakend, haar oordeel wordt ingeroepen. De heer Sprenger zegt dat dit is de thans be staande toestand, wat den heer Van Dunné aanleiding geeft tot de opmerking dat dit wel mogeljjk is doch die toestand dan toch niet is een gevolg van een raadsbesluit; hjj handhaaft zjjn voorstel. Burg. en weth. stellen voor thans de behan deling over het voorstel-Jeras tot eene volgende vergadering aan te houden. Hiermede vereenigt zich de vergadering. Alsnu komt in behandeling een voorstel van burg. en weth. ongeveer van den volgenden inhoud W. van de Putte Cz., huurder van een stuk gemeentegrond (thans boomkweekerjj) liggende aan de wandeling bjj de Veersche buitenbrug, is in gebreke gebleven de door hem verschul digde pacht ad 37.50, vervallende 30 Juni jl., te voldoen. Den advocaat en procureur, mr M. J. de Witt Hamer, hebben wjj opgedragen een onderzoek in te stellen nopens eene tegen genoemden Van de Putte in te stellen rechtsvordering tot ont binding van de overeenkomst van huur en ver huur, den 23 Februari 1883 ter zake aangegaan, met schadevergoeding en tot ontruiming. Aan dat verzoek heeft de heer Hamer voldaan Naar aanleiding daarvan hebben wjj de eer u voor te stellen den burgemeester te machtigen tot het namens de gemeente voor de arrondis- sements-rechtbank alhier instellen van bedoelde rechtsvordering tot het vragen (na ingebreke stelling) van de ontbinding der overeenkomst met schadevergoeding, op te maken bjj desnoods door den rechter vast te stellen staat op grond van de bepaling van art. 1302 en 1303 van het burgerljjk wetboek en als gevolg van de ont binding tot het vorderen van de ontruiming van den grond. Wjj teekenen hierbjj aan dat W. van de Putte Cz. niet in staat schijnt de verschuldigde pacht som te voldoen, doch ook tevens niet genegen schjjnt vrjjwillig afstand te doen van het ge pachte de heer Hamer kon hem althans hiertoe niet bewegen. Op den grond staat jong houtgewas, dat wjj door een bevoegd geacht deskundige hebben doen taxeeren. De taxatie bedroeg f 500. Wjj zouden dus ook door pandbeslag de verschenen pacht ons kunnen verzekeren, doch zouden dan voor iederen volgenden termjjn voor dezelfde noodzakeljjkheid staan, zonder de zekerheid dat telken male door pandbeslag onze vordering zou kunnen worden gedekt. Wjj meenen daarom beter te doen door eene vordering tot ontbinding ons van eenen kwaad willigen huurder te ontslaan, zjj het ook met gevaar dat de kosten van het te voeren proces niet op hem zullen zjjn te verhalen. Zooals u weet, is de huur zonder borgtocht aangegaan. De heer Snjjders geeft aan burg. en weth. in overweging de uitvoering van dit voorstel op te schorten. Het is voor den schuldenaar allermoeiljjkst om op dit oogenblik vrjjwillig afstand te doen van zjjn pacht. Wordt hem daarvoor uitstel gegeven, dan zal de zaak waarschjjnlpk zonder schade voor de gemeente afloopen en de betrokken persoon niet geruïneerd worden. De voorzitter zegt dat deze zaak reeds lang loopt, doch met den betrokken persoon niet te eggen of te ploegen is. De heer Snjjders merkt op dat, als hjj niet verkeerd is ingelicht, Putte 37.50 moet betalen. Wanneer hjj die niet betalen kan en thans wordt vervolgd en geëxecuteerd, zullen de talrijke boomen, die hjj bezit, voor een bagatel ver kocht worden, terwjjl, indien in April den pachter gelegenheid werd gegeven om die boomen van de hand te doen, hjj daarvoor een belangrijk hoogere som zal ontvangen dan waarop zjj geraamd zjjn. De heer Van Dunné zou het daarmede eens zjjn, indien Van de Putte zich nu sehrifteljjk bereid verklaarde van de pacht af te zien. Uit de verder gevoerde discussie bljjkt dat voornameljjk het doel is om Van de Putte te bewegen de pacht te doen eindigen. De heer Van Hoek wjjst erop dat de heer Snjjders gaarne eene lans breekt voor de naar zjjne meening verdrukte onschuld en zegt dat dit pleit voor het goed hart van dien spreker; hjj wil hem dan ook daarin steunen mits de gemeentebelangen niet geschaad worden. Daar om sou hjj den heer Snjjders willen vragen of deze zich moreel borg ervoor stelt dat bjj uit stel van executie de gemeente geen schade lijden zal. De heer Snjjders wjjst erop dat het toch niet aangaat dat een raadslid, opkomende voor de belangen der gemeente, zich nog borg stelt voor iemand, op wien de gemeente eene vordering heeft. Hjj kan aan den wensch van den heer Van Hoek niet voldoen. De heer Van der Swalme verschilt met den heer Snjjders van meening over het geschikte tjjdstip. Hjj acht het juist in November het meest geschikte tijdstip om de boomen te verkoopen. De heer Jeras verklaart, rekening ermede houdende wien het hier geldt, volkomen met het denkbeeld van burg. en weth. mede te gaan. Het voorstel van burg. en weth. wordt alsnu met algemeene stemmen, behalve die van den heer Snjjders, aangenomen. Achtereenvolgens worden vastgesteld de rekening betreffende het beheer van het con certgebouw over 1888/9 in ontvang op 894.51 in uitgaaf op 738.72§ en een batig slot van f 155.785, en de begrooting voor 1889/90, in ontvang en uitgaaf op f 838.80|. Naar aanleiding van het in de vergaderiug van den 25 September jl. in handen van burg. en weth. gestelde adres van den heer C. F. Westerburger, houdende verzoek om verhooging zjjner jaarwedde, stellen zjj, onder overlegging van het dienaangaande door den burgemeester gegeven advies, voor aan Z. M. den koning te verzoeken de jaarwedde van den commissaris van politie, met ingang van 1 Januari a., tot 2000 te verhoogen. Het advies van den burgemeester aan burg. en weth. is van den volgenden inhoud «Ingevolge het, door uw college ter fino van bericht, in mjjne handen gesteld verzoekschrift van den heer commissaris van politie alhier, om verhooging zjjner jaarwedde, heb ik de eer u het volgende als mjjne meening kenbaar te maken. «Naar het mjj toeschjjnt bestaat er geen enkele reden waarom de jaarwedde van den commissaris van politie te Middelburg ge ringer behoeft te zjjn dan die van den gemeente bouwmeester en den directeur der gasfabriek alhier. Deze ambtenaren toch genieten aan traktement en vrije woning respectieveljjk f 2300 en f 2700 minstens. «Naar het mjj voorkomt zou een bezoldiging van f 2000 'sjaars nog slechts nauwelijks ge- ëvenredigd zjjn aan den uitgebreiden werkkring van een commissaris van politie. Dit ambt brengt toch met zich mede toepassing van tal van rijkswetten en de gemeenteljjke straf verordeningen. Het aantal rijkswetten nu breidt zich steeds uit, onlangs mede met de fabrieks- wetwelke ook toezicht van den commissaris van politie vereischt. En waar nu het rjjk voor de bemoeiingen van den commissaris van politie in zake rijkswetten geene vergoeding geeft, wat mjjns inziens zeer onbillijk is, zoo zal het dus de plicht der gemeente zjjn, dien ambtenaar een traktement te verzekeren, eenigs- zins in evenredigheid met den omvang zjjner betrekking. «Ook in verband met de traktementen in andere gemeenten aan commissarissen van po litie toegekend, schjjnt mjj de jaarwedde van den titularis alhier te gering, Te Vlissingen met 12565 zielen geniet de commissaris van politie 1600 en 400 als waterschout, dus 2000, te Gorinchem met 11519 zielen is het traktement 1800, dus ongeveer geljjk met dat te Middelburg, deze laatste gemeente heeft echter 16455 zielen, te Kampen met 18703 zielen geniet de titularis f 1900. «Wat betreft het verzoek van den heer com missaris van politie om, ingeval de gemeente raad niet mocht besluiten zjjne jaarwedde te verhoogen, hem eene persoonljjke toelage 's jaars toe te kennen, zoo is mjjn meening, dat het verkiesselijker is dien ambtenaar eene vaste jaarwedde toe te kennen dan wel eene persoonljjke toelage. «Mjjne meening omtrent het verzoekschrift resumeerende, schijnt het mjj billijk toe dat de jaarwedde van den commissaris van politie te Middelburg geljjk die der andere hoofdambte naren der gemeente worde gesteld op ƒ2000. «De toelage der gemeente voor waterschout kan dan vervallen." Zonder discussie of hoofddeljjke stemming wordt conform het voorstel van burg. en weth. besloten. Alsnu komt ter tafel het volgende voorstel van burg. en weth. Tot nu toe wordt ten aanzien der pension- neering van wegens ouderdom of ziekte eer vol ontslagen nachtwakers een regeling toe gepast, welke door burg. en weth. in 1861 is gemaakt en daarin bestaat dat zjj, die in dat geval verkeerden, een jaarljjksch pensioen ge noten van hoogstens 40, welk bedrag op het traktement van de in dienst zjjnde nacht wakers wordt gekort. Door alle in dienst zijnde nachtwakers en assistent-nachtwakers, behalve één nl. J. Malgo, is ten vorigen jare daartegen bezwaar gemaakt. De vraag is bjj ons gerezen of wjj inderdaad de bevoegdheid hebben om aan die regeling de hand te houden. Het antwoord op deze vraag, althans voor loopig, wenschende schuldig te bljjven, komt het ons zeker niet wenscheljjk voor om voor durend van de reeds karige bezoldiging van 140 iets te korten. Het is hierom dat wjj de eer hebben u in overweging te geven om met ingang van 1 Januari a. s. de tot nu toe jaarlijks door de vroegere nachtwakers W. van Lujjk, M. Wille- boordse, R. E. Kampman, J. E. Witte, L. Gru- son en I. van Slujjs genoten wordende z. g. pensioenen ad 40, 40, 40, 20, ƒ26.67 en 26.67, alsmede het door J. Malgo later te genieten pensioen, ad f 40 hoogstens voor re kening der gemeente te nemen in den vorm van toelagen, bedoeld bjj art. 3 van afd. III van hoofdstuk I der gemeente-begrooting. In het vervolg zou dan ten aanzien van de pensioneering van nachtwakers de verordening, regelende het pensioneeren en op wachtgeld stellen der gemeente-ambtenaren en bedienden, kunnen worden gevolgd. Nadat de heer Van Hoek zjjne instemming met dit denkbeeld heeft betuigd en de voorzitter het voorstel nog mondeling heeft toegelicht, dient de heer Snijders een amendement in, strekkende om op de pensioneering van nacht wakers toepasseljjk te maken de bepalingen der verordening op het pensioneeren van gemeente ambtenaren, waarbij bepaald wordt dat die ambtenaren als pensioen éen vijftigste van hun traktement ontvangen voor elk jaar dat zij dienst hebben gepresteerd. De heer Snjjders licht dit amendement op gronden van billijkheid toe. De voorzitter wjjst erop dat deze maatregel zeer ongunstig zou zjjn voor sommige dier ge pensioneerden en stelt voor de zaak te renvoy- eeren naar burg. en weth. Dit wordt goedgevonden. Zonder beraadslaging of hoofdei jjke stemming wordt de begrooting van"het burgerlijk arm bestuur voor 1890 vastgesteld in ontvang en uitgaaf op 32214.16. De uit de gemeente kas te verstrekken sabsidie^wordt 'bepaald op f 24900. Op geljjke wjjze wordt voorloopig goedge keurd de begrooting van de schutterjj voor 1890, in ontvang en uitgaaf 3495 bedragende. De uit de gemeentekas te verstrekken toelage is geraamd op 3465. De begrooting der gasfabriek voor 1890 be draagt in ontvang en uitgaaf f 61295. Het batig slot voor de gemeente is geraamd op 11000. {Men zie de begrooting, in dit nommer opgenomen). Het advies van de commissie van financiën luidt als volgt Het onderzoek van de begrooting der inkom sten en uitgaven van de gemeente-gasfabriek alhier, dienstjaar 1890, heeft aan de commissie van financiën geene aanleiding gegeven tot opmerkingen. Zjj geeft echter haar genoegen te kennen, dat de gascommissie heeft willen voldoen aan den vroeger geuiten wensch, om bjj de raming van de opbrengst van het gas niet te rade te gaan met den toestand van het afgesloten dienstjaar, maar met den werkeljjken, tijdens het opmaken der begrooting. De beraadslaging hierover geopend zjjnde, zegt de heer W. J. Sprenger dat de steenkolen geraamd zjjn op 0.75 per H. L., doch dat thans de prjjs zoodanig gestegen is dat voor niet minder dan 0.85 per H. L. zal kunnen gekocht worden. De heer Schorer deelt mede dat hjj voorne mens is een amendement voor te stellen om art. 1 der inkomsten van de begrooting met 5500 te vermeerderen voor de kosten dei- straatverlichting en het goed slot in de uitgaven te .vermeerderen met geljjke som. De heer Schorer treedt alsnu evenals hjj een vorig jaar deed in eene zeer breedvoe rige bespreking, waarin hjj achtereenvolgens verdedigt deze vier stellingen lo dat wanneer, zooals thans, het door hem genoemde bedrag niet op de gasbegrooting voorkomt, verwarring ontstaat2o dat de rechten der gasverbruikers worden gekrenkt3o dat er strijd is tusschen de begrooting en de verordening voor de gas fabriek en 4o dat de begrooting zonder deze verandering hinkt op twee gedachten. De heer Van Dunné verklaart een amende ment voor te stellen, strekkende om 1 opbrengst der fabriek, uit te trekken voor gas aan derden 37.345 berekend tegen J 0.07 per M;l en f 7000 voor de straatverlichting. Die post zou dan dalen tot f 44.345 en het goed slot der begrooting van de gasfabriek zou komen op 9997.15. Hjj toont eveneens in het breede de wensche- Ijjkheid aan dat niet alleen de gasverbruikers de straatverlichting betalen, maar alle inge zetenen daarin hun deel dragen. Het billjjke hiervan in het licht stellende, wjjst hjj er ook op dat het belang der fabriek daardoor gebaat wordt, omdat de mogeljjkheid bestaat dat het electrisch licht misschien spoedig als concur rent van het gas zal optreden. De heer Van Hoek toont aan dat z. i. de gasfabriek een publiekrechterljjke onderneming en zjj is gesticht in het belang der straatver lichting en bestrijdt het denkbeeld van den heer Schorer, die van oordeel is dat het eene privaatrechterljjke onderneming is. Mocht het denkbeeld van de heeren Schorer en Van Dunné ingang vinden en aangenomen worden, dan zou hjj een voorstel indienen om van de gasfabriek eene retributie te heffen tot een bedrag van eenige duizenden guldens voor het leggen van buizen enz. De heer Van Dunné wjjst erop dat in dat geval de gasverbruikers de schade zouden ljjden, want dat dan de gasprjjs stjjgen zou in even redigheid met de te stellen retributie. De heer De Ligny herinnert eraan dat hjj ten vorigen jare een voorstel deed om den gasprjjs te verlagen van 0.08j tot 8 cent en zeker zou hjj ook dit jaar met hetzelfde voorstel komen, indien hjj daarvan niet werd teruggehouden door den hoogen prjjs van de steenkolen. De heer Van Dunné ziet daarin geen bezwaar omdat bij de raming nu een goed slot van 11,000 wordt voorgesteld en zelfs indien zjjn idee gevolgd wordt toch nog een betrekkeljjk belangrjjk goed slot zal overschieten. De heer Den Bouwmeester komt terug op de ten vorige jare door hem voorgestelde verandering in de wjjze van aanbesteding van het materiaal voor de gasfabriek. De gascom missie wenschte onderhandsche, hjj daar entegen publieke aanbesteding. Hjj meent dat, wanneer hjj toen niet te veel had gewild en alleen publieke aanbesteding van steenkolen had gevraagd, zjjn voorstel niet zou verworpen zjjn. Spreker heeft ook in 1889 weder nagegaan, welke fabrieken in het openbaar aanbesteden en het is hem gebleken dat hun aantal stati- onnair is gebleven, terwjjl ook evenals toen in het licht is getreden dat de fabrieken, die publiek aanbesteedden, minder betaald hebben dan de gemeente Middelburg. De kolen van denzelfden leverancier, uit dezelfde mjjn, aangevoerd met dezelfde boot, worden de gemeente Zierikzee voor 0.02^ minder geleverd dan Middelburg. Dit is voor Middelburg een nadeel van ongeveer 800. Spreker stelt op dien grond nogmaals den raad voor tot publieke aanbesteding der be- noodigde gaskolen over te gaan. Ofschoon hjj zich niet vleit dat de boom bjj den eersten slag vallen zal, is hjj toch van voornemen telken jare op deze zaak terug te komen. Met genoegen heeft spreker gezien dat de gascommissie reeds dit jaar het denkbeeld van publieke aanbesteding gevolgd heeft, te meer omdat, naar hij meent, het resultaat niet onvoor- deelig is geweest. De wethouder Sprenger deelt mede dat de publieke aanbesteding der werken dit jaar niet is geschied op advies der gascommissie maar tegen haar advies; het is alleen geschied, omdat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 2