JR N°. 253. 132e Jaargang. 1889. Vrijdag 25 October. Nationale Militie. BEKENDMAKINGEN. Middelburg 24 October. LETTEREN EN KUNST. ONDERWIJS. KERKNIEUWS. RECHTSZAKEN. UIT STAD EN PROVINCIE. VERKOOPINGEN. ENZ. Gemeenteraad van Middelburg. NUDUM IN.Sillt CIIIIUM. Deze courant verschijnt d a g e 1 Q k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.- Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. w Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. O Thermometer. Agenten te Vliaaingen: P. G. db Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijx, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van v Middelburg 24 Oct. vm. 8 n 49 gr. i Nieuwenhtjtjzen.Verder worden door alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook bet algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uu* m. 12 n 56 gr. av. 4 u. 53 gr. F bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam; de Gebr. Belinfante, te 's Gravenbage, en bet Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, aan bet bureau bezorgd zyn, willen Verwacht verand. wind. annonces aan.Hoofdagenten voor bet Buitenlandte Parys en Londen, de Compagnie générale de Publicity étrangère G. L. Dattbe Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen Oproeping van de verlofgangers der lich tingen 1885, 1886 en 1887. De burgemeester der gemeente Middelburg, gelet op de circulaire van den commissaris des konings in deze provincie dd. 12 Oct jl A no. 1917/1 3" Atdeeling (Provinciaal blad no. 109) in verband met de circulaire da. 1 Mei jl. A no. 791/* 3 Afdg. (Provinciaal blad no. 46 van dit jaar roept by deze op de in deze gemeente wo nende milicien-verlofgangers der lichtingen 1885, 1886 en 1887 hierboven genoemd, en behoorende tot de na te melden korpsen, te weten het le, 5e, en 8e regiment infanterie, de lichting van 1885 voor het tijdvak van 11 November tot 23 November 1889, de lichting van 1886 voor het tijdvak van 25 November tot 7 December 1889, en de lichting van 1887 voor het tijdvak van 9 December tot 21 De cember 1889, om op den tijd en plaats als in de aan hen uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te zijn, voorzien van al de voor werpen van kleeding en uitrusting, door hen bij bun vertrek met groot verlof medegeno men, benevens van hun verlofpas, ten einde rechtstreeks naar hun korps te kunnen ver trekken, Voorts wordt ter kennis gebracht dat zij, die in gebreke blijven op den bepaalden dag onder de wapenen te komen, bij hunne latere opkomst zooveel langer in dienst zullen wor den gehouden en die niet aan de oproeping voldoen, volgens art. 145 der militiewet als deserteur zullen worden behandeld, terwijl zij, die wegens ziekte niet op den bepaalden tijd onder de wapenen komen, verplicht zijn over te leggen een gelegaliseerd op zegel geschre ven geneeskundig getuigschrift, en zullen die zoowel in het algemeen belang van den dienst als om misbruik tegen te gaan, te dier zake niet voor diligent sorden gehouden, maar verplicht zijn zich na hunne herstelling by hun korps te vervoegen, ten einde daarbij in den wapenhandel te worden geoefend. Brengt verder nog ter kennis van de ver lofgangers behoorende tot opgemelde lichtin gen m tot de regimenten der le en 2e divisie infanterie, dat de oproeping in werkelijken dienBt van deze personen dit jaar achterwege zal blijven, doch dat die verlofgangers, voor de oefeningen met het geweer model 71/88, vermoedelijk in de eerste maanden van 1890 voor een tijdvak van 13 dagen onder de wa penen zullen worden geroepen. Middelburg, den 22 October 1889. De burgemeester voornoemd, S C H O R E R. Terwijl bij bet onderzoek der staatsbegrooting in de afdcelingen der Tweede kamer om trent het beleid van den minister van Koloniën gewezen werd naar de beschouwingen bij de Indi sche begrooting, werd het beleid van den minis ter van financiën door vele leden nadrukke- ljjk afgekeurd. Op wetgevend gebied heeft hij zich bepaald tot het indienen van voorstellen betreffende de consignatie-kas en de burgerlyke pensioenen, terwijl omtrent dit laatstgenoemd onderwerp zijn Mem. van antwoord nog steeds wordt ingewacht. Ofschoon in de openingsrede van 1 Mei 1888 nadere regeling van de ver houding tusschen rijks- en gemeentefinaneiën een dringenden eisch des tijds genoemd werd en verruiming van het belastinggebied der ge meenten in uitzicht werd gesteld is geenderlei voorstel daaromtrent gedaan. In de jongste openingsrede wordt die voorziening vastgeknoopt aan de herziening der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen, waarvan de afloop nog lang niet te verwachten is. Reeds thans verklaarden sommige leden dat op die wijze geen ?fdoende verbetering tot stand kan komen heffing van hoogere opcenten zou velen gemeenten weinig voordeel aanbrengen. Ophel dering werd gevraagd van 's ministers woorden in zjjne financiëele rede dat de overschotten op de gewone uitgaven zullen worden aange wend ter tegemoetkoming in den financieelen druk van een aantal gemeenten. De in 1888 aangekondigde herziening van de regeling der invoerrechten bleef uit en wordt nu weder afhankelijk gesteld van de overeenkomst"tot wijziging van het handelstractaat met Engeland, waartoe nog geen wetsvoorstel is ingediend. Sommige leden betwijfelden of die nieuwe regeling der invoerrechten een belangrjjke bate voor 's ryks schatkist zal opleveren. Ware dit wel zoo, dan meende men tevens een ontwerp tot vermindering der accijnzen te mogen verwachten, hoedanige vermindering in elk geval dringend noodig was. Afschaffing of vermindering van zoutaccijna en de afschaf fing van den zeepaccijns scheen zeer wensche- ljjk. Ook van de in 1888 genoemde herziening der personeele belasting is nog niets vernomen, terwijl men ook herziening der patentwet aan beval. Men kwam dus tot de slotsom dat de min. van fin. verzuimt te doen wat ter verbe tering van het bestaande belastingstelsel wordt vereischt, zoodat eenige kamerleden verplicht waren geweest zijn taak gedeeltelijk over te nemen. De verklaringen des ministers omtrent de financieele politiek lieten aan consequentie en duidelijkheid te wenschen over. Men ver zocht thans omstandige en duidelijke uiteen zetting zijner inzichten opdat men zou verne men welke wettelijke maatregelen, en wanneer die zijnerzijds zyn te wachten. Ter zake van de regeling der levende strijd krachten verweet men den minister van oorlog gebrek aan voortvarendheid. Men verlangde nadere mededeeling omtrent den tijd van indiening van voorstellen, terwijl men vroeg of omtrent de beginselen der regeling eenstemmigheid bij de verschillende leden van het ministerie, bestaat, zoodat voor langdurig uitstel op grond van verschil van gevoelen tusschen de departementen geen vrees be hoefde te bestaan. Ook werd gevraagd of de regeering zich met de ontwerpen van prof. van der Hoeven tot regeling van het militair strafrecht kon vereenigen en wanneer wets ontwerpen daaromtrent konden worden inge wacht. Ten aanzien van binnenlandsche za ken kwam de regeling van het kiesrecht ter sprake. De jongste openingsrede zwijgt èn van eene herziening in verband met die van het perso neel èn van eene splitsing der meervoudige districten. Op die splitsing werd door sommige leden vooral aangedrongen. Anderen gaven de voorkeur aan eene algemeene herziening ook met het oog op de gebrekkige bepaling ten aanzien van het kiesrecht der lodgers. Spoedige herziening scheen wenschelijk met het oog op het opmaken der kiezerslijsten vóór de kamer verkiezingen van 1891. Nadrukkelijk werd door sommigen een anderen grondslag voor iet kiesrecht voor de gemeenteraden gewenscht. Gevraagd werd waarom geen voorstellen zijn ingediend tot herziening der districten voor de verkiezingen der leden van de Prov. staten en of zoodanige voordracht spoedig kan verwacht worden. Yerder werd nader tijd van indiening gevraagd van een wetsontwerp regelende de gevolgen der vereeniging van het lidmaatschap van eene der beide kamers met andere van de in het le lid van art. 96 der grondwet uitge sloten ambten. Over de vraag of de regeling der administratieve rechtspraak commissoriaal moest worden gemaakt heerschte verschil. Men vroeg hoever de voorbereiding der regeling was gevorderd. Waardeering vond de werkzaamheid van de ministers van justitie en waterstaat, al kon men de jongste arbeidswet geen grooten stap op het gebied der sociale wetgeving noemen. Deze beschouwingen bleven niet onweer sproken. Men kon niet klagen over gebrek aan voorstellen zoolang zoovele nog ongedaan waren. Ten onrechte verweet men de regee ring werkeloosheid; in het afgeloopen jaar zijn op wetgevend gebied belangrijke stappen ge daan. De werkzaamheid van meer dan een minister ligt niet zoo zeer op wetgevend ge bied en voor diep ingrijpende maatregelen is langdurige voorbereiding onvermijdelijk. Door den minister van financiën was ingrijpende verandering in de rijksbelasting niet noodig geacht maar slechts partieele ver betering ter wegneming van onbillijkheden men twijfelde niet of de minister zou daartoe het zijne doen. Die minister had steeds be toogd dat voorziening in den financieelen nood der gemeenten niet mogelijk was dan na de herziening der belastbare opbrengst der onge bouwde eigendommen en na herziening der wet op het lager onderwijs. Ook werd het onbillijk geacht den minister van oorlog gebrek aan werkzaamheid te verwijten. Regeling der levende strijdkrachten toch was een onderwerp van hoogst moeilijken en ingewikkelden aard. Bij de financieele beschouwingen meenden verscheidene leden dat de minister een te gunstige voorstelling heeft gegeven van den staat der geldmiddelen en werd dit in bijzon derheden toegelicht. Men moest rekenen op verdere stijging der rijksuitgaven, maar ook op mogelijke vermindering van staatsinkomsten- In elk geval moest gestreefd worden naar be zuiniging bij de te verwachten stijging van uitgaven voor lager onderwijs en defensie. Van zoodanig streven voor bezuiniging gaf de begrooting weinig blijk. Anderen wezen op de moeilijkheid van bezuiniging waar men stond voor dure organisatiën, dagteekenende van voor de optreding van dit ministerie. Een lid meende dat bij aanneming der schoolwet de uitgaven voor het openbaar onderwijs zeer zouden ver minderen, wat hij zeer zou toejuichen. Daar tegenover werd erop gewezen dat dan de uitgaven voor het bijzonder onderwijs weer zouden toe nemen. Wat de oorlogsuitgaven betreft, was het nog geen enkelen minister gegeven belang rijke verminderingen aan te brengen. Bij kon. besl. is dr. A. H. Van Andel, ge neesheer-directeur van het rijksgesticht voor- krankzinnigen te Medemblik, met toekenning van eervol ontslag uit die betrekking, benoemd tot inspecteur voor het staatstoezicht op krank zinnigen en krankzinnigengestichtenen is tot geneesheer-directeur van 's rijks gesticht voor krankzinnigen te Medemblik benoemd dr. S. Doedes Breuning, thans eerste-genees- heer in dat gesticht. Aangaande de militaire espeditie in de Tobalanden ontving de Sumatra-Courant de volgende berichten, op den 5en dezer afgezon den van uit Pasinggoeran Den 2en dezer kwam de colonne te Aik Naoeli en den 3en dezer te Simanoelang aan, op welke beide dagen de troepen bij de kampong Sima noelang met de Bataks zijn slaag geweest, bij welke gelegenheid een korporaal gewond werd de plaats zelve werd door de onzen aan de vlammen prijsgegeven. Op den 4en dezer werd naar Pasinggoeran opgerukt, waar een klein gevecht geleverd werd. De Batakkers hebben, al voor ons uit vluchtende, hun kampongs verbrand, ten gevolge waarvan de colonne als het ware onder den blooten hemel moest bivouakeeren. De vele regens veroor zaakten niet weinig ongerief. Op den 6en dezer zouden de muildieren van de bespanning der artillerie naar Siboga terug gezonden worden, omdat die dieren der colonne niet anders dan last veroorzakenhet wapen der artillerie heeft tot dusver niet veel baat kunnen aanbrengen, dewijl de vijand nergens stand hield en geen versterkte kampongs te nemen waren. Op denzelfden dag zou naar de verderop lig gende plaatsen worden opgerukt en den daarop- volgenden dag naar het Toba-meer, van waai de colonne zich naar Lintoeng zou begeven, op welke plaats de vjjandiggezinde Atjehers zich schijnen te hebben genesteld. Reeds geruimen tijd loopen, naar men ons uit Amsterdam schrijft, aldaar geruch ten, dat de Kon. vereeniging Het Nederlandsch Tooneel bij de expiratie, April 1891, van haar contract met de gemeente Amsterdam, voor het bespelen van den stads-schouwburg, niet meer geneigd is de onderneming verder voort te zetten. Zjj moet n.l. van oordeel zijn, dat met hetgeen door haar is verricht, zij hare Schuldigkeit voor de opheffing of verheffing van het vaderlandseh tooneel heeft gedaan. Meer dan een en halve ton goud toch moet bereids door haar op het altaar der kunst zijn geofferd. Geen wonder dat de vereeniging, nu ook zonder verderen financieelen steun, wel eens vruchten van haar bemoeiingen wil zien. De geruchten omtrent de ontbinding der vereeniging concentreeren zich reeds thans in dier voege, dat de combinatiën Stumpff-Bouw- meester en Kreukniet c. s. voor toekomstige dirigenten in den Amsterdamschen tempel aan Melpomene gewijd, genoemd worden. Emile Augier, de welbekende Fransche tooneelschrijver, is overleden. Hy werd den 17en Augustus 1820 te Valence geboren en was aanvankelijk voor de rechtspraktijk bestemd. Op het voorbeeld van zjjn grootvader Pigault- Lebrun wjjdde hij zich echter aan de letteren en reeds met zijn eerste stuk La Ciguë, een blijspel in verzen, behaalde hij in 1844 een schitterend succes. De meest bekende zyner werken zijn: Le aendre de monsieur Porriei (1856) dat hij met Jules Sandeau schreef en Les Fourchambault (1878). Augier, sedert 1858 lid der Fransche academie, heeft ook satyri- sche en elegische gedichten uitgegeven, Naar men uit Kloosterzande aan de Scheldebode schrijft is er tegen het hoofd der openbare school te Lamswaarde een zeer ernstige klacht ingediend wegens schending der neutraliteit, door de schoolwet geëischt. Meermalen moet genoemde onderwijzer reeds voor dergelijk feiten berispingen van de autori teiten hebben beloopen. Beroepen by de hervormde gemeente te Veere de heer J. Willemsepredikant te 's-Heerenhoek, en bij dezelfde gemeente te Ter- neuzen de heer H. Visch, predikant te Her wijnen (Gelderland). Voor den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuur, werd gisteren be handeld een reclame van den gepensionneerden kapitein F. J. A. Smits te Middelburg, be treffende de niet toekenning van pensioen aan zijn zoon, den wegens lichaamsgebreken ge- pasporteerden soldaat H. W. F. Smits, die bij eene schietoefening aan het strand te Dissel (Walcheren) kruit in de oogen kreeg. In deze zaak bracht de Staatsraad jhr. Van Humalda van Ejjsinga het verslag uit. Zr. Ms. beslissing volgt later. Maandag is voor het hof te Amsterdam in hooger beroep behandeld de zaak van den heer Willink Ketjen, beschuldigd wegens be- leediging van den minister van koloniën en deswege door de rechtbank aldaar tot eene geldboete veroordeeld. De proc.-generaal bij het hof vroeg vernieti ging van het vonnis en veroordeeling tot éen maand gevangenisstraf. Uitspraak 30 October a. Voor de rechtbank te Haarlem stond gisteren te recht L. C., een Amsterdamsche winkelbediende, die verdacht werd in de be kende medaillen diefstal bij den heer Krelage als heler te zijn opgetreden. De ambtenaar van het openbaar ministerie eisch te drie jaren gevangenisstraf, terwijl de verdediger tot vrij spraak concludeerde. Naar aanleiding van openbaringen, door den veroordeelden Verwaajjen gedaan, is nog ge arresteerd de herbergier Kleinhout te Haarlem, terwyl er vermoedelijk nog meer arrestaties zullen plaats hebben. Onder voorzitterschap van den heer P. D. Koning werd Woensdagavond eene algemeene vergadering gehouden van de leden der afdee ling Middelburg der Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland. Als gewoonlijk was de opkomst niet groot, behalve het bestuur waren slechts 9 leden tegenwoordig. Naar aanleiding van hetgeen in de voorge lezen notulen was gestipuleerd, deelde de voor zitter mede dat de heer J. W. de Raad, tot afgevaardigde ter algemeene vergadering te Utrecht benoemd, voor die opdracht had bedankt en dat in zijne plaats de heer C. A. Kouion, plaatsvervangend afgevaardigde, de afdeeling te Utrecht had vertegenwoordigd. Deze bracht op uitnoodiging des voorzitters een zeer uitvoerig verslag uit omtrent het daar voorgevallene en verhandelde. De voorzitter dankte den rapporteur voor zijn interessant verslag en overhandigde daarna met eene gepaste toespraak aan I. J. Simonse, die sedert 25 jaren met ij ver en nauwgezetheid bij den heer P. Ragut als smidsknecht werk zaam is, namens de maatschappij een getuig schrift. Zoowel Simonse als zijn patroon brachten het afdeelingsbestunr dank voor de eer; door zijne tusschenkomst aan hen ten deel gevallen. Hierna werd door den penningmeester rapport uitgebracht omtrent zijn in het afgeloopen dienstjaar gehouden beheer. Uit dat rapport bleek dat het goed slot van het vorig jaar ƒ11.14! bedroeg en de totale ontvangst met 240 contributie van 120 leden 251.14| had beloopen. De uitgaven besomden geljjk bedrag, met een goed slot van 31.69. De rekening, die door eene commissie werd onderzocht en accoord bevonden, werd, onder dankzegging aan den rendant, goedgekeurd. Daarna was aan de orde de benoeming van een bestuurslid in de plaats van den heer J. H. Will, die aan de beurt van aftreding en niet herkiesbaar is. De voorzitter betreurde het dat de heer Will niet tegenwoordig was, omdat hij, zoo hy aanwezig ware, tot hem een woord van dank had willen richten voor hetgeen hij in het belang der afdeeling deed. Ter vervulling der vacature werden door het bestuur aanbevolen de heeren M. Proos en jhr J. P. Boddaert. De uitslag der stemming was dat de heer M. Proos met 10 stemmen werd benoemd; jhr Boddaert verkreeg 3 stemmen. Vferder deed de heer Kouion nog eenige mon delinge mededeelingen omtrent de feestviering te Utrecht en vooral omtrent het door de afge vaardigden en leden gebracht bezoek aan het Hydepark te Rjjsenburg, het eigendom van jhr Van Loon. Van de stoomvaart-maatschappij Zeeland, kon. Ned. Postvaart, te Vlissingen, ontvingen wij een exemplaar van de pas verschenen winterdienst-uitgave harer reisgids. Deze handige gids, welke tweemaal 's jaars uitgegeven wordt met eene jaarlijksche oplaag van minstens 40.000 exemplaren (20.0C0 in de Engelsche en 20.000 in de Duitsche taal) wordt gratis bij de maatschappy of by hare agenten verkrijgbaar gesteld. De eerste-luitenant G. Snellen, van het 2e bat. 3e reg. infanterie te Middelburg, zal den len November a. s. optreden als detachements- com nandant te Terneuzen en aldaar verbly ven tot 1 Februari 1890. Zooals gisteren gemeld is komt Vrijdag in den Vlissingschen gemeenteraad ter tafel een aanvraag van den heer Is. Jergen, pachter van het Grand-Hotelom een stuk gemeente grond te koopen op den hoek van den Konings weg en de De Ruijterstraat. Het plan van ge noemden heer, wiens pacht van het groote badhuis het volgende jaar is geëindigd, is om daar een hotel en restauratie te bouwen. Woensdag gaf de gymnastiek vereeniging Volharding te Goes een volksopvoering in de schouwburgzaal van de Prins van Oranje aldaar. Er werd goed gewerkt en tot afwisseling hield men eenige komische voordrachten, die bij het vrjj goed opgekomen publiek zeer in den smaak vielen, en evenals de andere werkzaamheden, herhaaldelijk werden toegejuicht. Woensdagmorgen heeft te Vlissingen de aanbesteding plaats gehad voor de levering van verschillende artikelen aan het gasthuis aldaar, gedurende het jaar 1890. De minste inschrijvers warenvoor rund- vleesch de heer Hakker voor f 0.52, voor spek (inl.) de heer C. J. Rekkers voor 0.62, voor reuzel de heer C. M. Dommisse voor f 0.52, voor versche boter en vatboter de heer Koke laar resp. voor f 1.24 en 0.62 per KG., voor gort de heer Mortier voor 8.10 per HL., voor rijst de heer J. G. H. Dommisse voor 0.14, voor zout de heer J. Andriesse voor 0.13! Pei' KG., voor groene erwten (Walch.) de heer Mortier voor 7.94 per HL., voor bruineboonen de heer Rekkers voor 9.25 per HL., voor suiker dezelfde voor 0.54 per KG., voor aardappelen de heer J. J. Parras voor 2.48. Voor brandhout, Engelsche steenkolen en korte turf was de laagste inschrijver de heer Gravestein, resp. voor 5.10 per stère, 1 per HL. en 5.20 per 1000 stuks, voor ruhr- kolen de heer Timmerman voor 0.87 per HL., voor patentolie de heer Rekkers voor 0.42 per L., voor zeep de heer Kokelaar voor 0.28 per KG., voor stijfsel de heer J. An- driessen voor 0.24! per KG. en voor gesneden tarwe stroo de heer Mortier voor 0.04 per KG. Voor dezelfde artikele, ten behoeve van het burgerweeshuis, meden Woensdagnamiddag aan besteed, werd op enkele artikelen na, meest tegen gelijke prijzen ingeschreven. Woensdag had te Terneuzen de openbare aanbesteding plaats van het herstellen van storm schade aan de zeeweringen te Terneuzen, onder beheer der genie te Bergen op Zoom, waarvoor werd ingeschreven door de heeren M. van den Hoek voor 2400 en D. de Doelder voor 1699, beide te Terneuzen. Raming 1550. Vergadering van Woensdag middag te 1 uur. Ons verslag braken wij gisteren af by de behandeling der volgende motie van den heer Snjjders »De raad, gelezen het adres van H. van Iren gelezen het daaromtrent uitgebracht advies van heeren burgemeester en wethouders gehoord de discussiën daarover gevoerd i3 van oordeeldat de gemeente-bouwmeester met het ontslaan van H. van Iren als sleper en vervoerder van de vrachten der gemeente, zijne bevoegdheid is te buiten gegaan." De voorzitter herinnert dat de voorsteller krachtens art. 24 van het reglement van orde het recht heeft zijn voorstel nader te verdedi gen, doch dat overigens, ingevolge het in de vorige vergadering genomen besluit, de beraad slagingen over de motie zjjn gesloten. De heer Snjjders zegt daarop het volgende

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1