JR
N°. 253.
132e Jaargang.
1889.
Vrijdag
25 October.
Nationale Militie.
BEKENDMAKINGEN.
Middelburg 24 October.
LETTEREN EN KUNST.
ONDERWIJS.
KERKNIEUWS.
RECHTSZAKEN.
UIT STAD EN PROVINCIE.
VERKOOPINGEN. ENZ.
Gemeenteraad van Middelburg.
NUDUM IN.Sillt CIIIIUM.
Deze courant verschijnt d a g e 1 Q k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
w
Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
O
Thermometer. Agenten te Vliaaingen: P. G. db Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijx, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van v
Middelburg 24 Oct. vm. 8 n 49 gr. i Nieuwenhtjtjzen.Verder worden door alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook bet algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uu*
m. 12 n 56 gr. av. 4 u. 53 gr. F bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam; de Gebr. Belinfante, te 's Gravenbage, en bet Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, aan bet bureau bezorgd zyn, willen
Verwacht verand. wind. annonces aan.Hoofdagenten voor bet Buitenlandte Parys en Londen, de Compagnie générale de Publicity étrangère G. L. Dattbe Cie., John F. Jones, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen
Oproeping van de verlofgangers der lich
tingen 1885, 1886 en 1887.
De burgemeester der gemeente Middelburg,
gelet op de circulaire van den commissaris
des konings in deze provincie dd. 12 Oct jl
A no. 1917/1 3" Atdeeling (Provinciaal blad
no. 109) in verband met de circulaire da. 1
Mei jl. A no. 791/* 3 Afdg. (Provinciaal blad
no. 46 van dit jaar
roept by deze op de in deze gemeente wo
nende milicien-verlofgangers der lichtingen
1885, 1886 en 1887 hierboven genoemd, en
behoorende tot de na te melden korpsen, te
weten
het le, 5e, en 8e regiment infanterie, de
lichting van 1885 voor het tijdvak van 11
November tot 23 November 1889, de lichting
van 1886 voor het tijdvak van 25 November
tot 7 December 1889, en de lichting van 1887
voor het tijdvak van 9 December tot 21 De
cember 1889, om op den tijd en plaats als in
de aan hen uit te reiken order is vermeld,
tegenwoordig te zijn, voorzien van al de voor
werpen van kleeding en uitrusting, door hen
bij bun vertrek met groot verlof medegeno
men, benevens van hun verlofpas, ten einde
rechtstreeks naar hun korps te kunnen ver
trekken,
Voorts wordt ter kennis gebracht dat zij,
die in gebreke blijven op den bepaalden dag
onder de wapenen te komen, bij hunne latere
opkomst zooveel langer in dienst zullen wor
den gehouden en die niet aan de oproeping
voldoen, volgens art. 145 der militiewet als
deserteur zullen worden behandeld, terwijl zij,
die wegens ziekte niet op den bepaalden tijd
onder de wapenen komen, verplicht zijn over
te leggen een gelegaliseerd op zegel geschre
ven geneeskundig getuigschrift, en zullen die
zoowel in het algemeen belang van den dienst
als om misbruik tegen te gaan, te dier zake
niet voor diligent sorden gehouden, maar
verplicht zijn zich na hunne herstelling by
hun korps te vervoegen, ten einde daarbij in
den wapenhandel te worden geoefend.
Brengt verder nog ter kennis van de ver
lofgangers behoorende tot opgemelde lichtin
gen m tot de regimenten der le en 2e divisie
infanterie, dat de oproeping in werkelijken
dienBt van deze personen dit jaar achterwege
zal blijven, doch dat die verlofgangers, voor
de oefeningen met het geweer model 71/88,
vermoedelijk in de eerste maanden van 1890
voor een tijdvak van 13 dagen onder de wa
penen zullen worden geroepen.
Middelburg, den 22 October 1889.
De burgemeester voornoemd,
S C H O R E R.
Terwijl bij bet onderzoek der staatsbegrooting
in de afdcelingen der Tweede kamer om
trent het beleid van den minister van Koloniën
gewezen werd naar de beschouwingen bij de Indi
sche begrooting, werd het beleid van den minis
ter van financiën door vele leden nadrukke-
ljjk afgekeurd. Op wetgevend gebied heeft hij
zich bepaald tot het indienen van voorstellen
betreffende de consignatie-kas en de burgerlyke
pensioenen, terwijl omtrent dit laatstgenoemd
onderwerp zijn Mem. van antwoord nog steeds
wordt ingewacht. Ofschoon in de openingsrede
van 1 Mei 1888 nadere regeling van de ver
houding tusschen rijks- en gemeentefinaneiën
een dringenden eisch des tijds genoemd werd
en verruiming van het belastinggebied der ge
meenten in uitzicht werd gesteld is geenderlei
voorstel daaromtrent gedaan. In de jongste
openingsrede wordt die voorziening vastgeknoopt
aan de herziening der belastbare opbrengst van
de ongebouwde eigendommen, waarvan de
afloop nog lang niet te verwachten is. Reeds
thans verklaarden sommige leden dat op die
wijze geen ?fdoende verbetering tot stand kan
komen heffing van hoogere opcenten zou velen
gemeenten weinig voordeel aanbrengen. Ophel
dering werd gevraagd van 's ministers woorden
in zjjne financiëele rede dat de overschotten
op de gewone uitgaven zullen worden aange
wend ter tegemoetkoming in den financieelen
druk van een aantal gemeenten. De in 1888
aangekondigde herziening van de regeling der
invoerrechten bleef uit en wordt nu weder
afhankelijk gesteld van de overeenkomst"tot
wijziging van het handelstractaat met Engeland,
waartoe nog geen wetsvoorstel is ingediend.
Sommige leden betwijfelden of die nieuwe
regeling der invoerrechten een belangrjjke bate
voor 's ryks schatkist zal opleveren.
Ware dit wel zoo, dan meende men tevens
een ontwerp tot vermindering der accijnzen te
mogen verwachten, hoedanige vermindering in
elk geval dringend noodig was. Afschaffing
of vermindering van zoutaccijna en de afschaf
fing van den zeepaccijns scheen zeer wensche-
ljjk. Ook van de in 1888 genoemde herziening
der personeele belasting is nog niets vernomen,
terwijl men ook herziening der patentwet aan
beval. Men kwam dus tot de slotsom dat de
min. van fin. verzuimt te doen wat ter verbe
tering van het bestaande belastingstelsel wordt
vereischt, zoodat eenige kamerleden verplicht
waren geweest zijn taak gedeeltelijk over te
nemen. De verklaringen des ministers omtrent
de financieele politiek lieten aan consequentie
en duidelijkheid te wenschen over. Men ver
zocht thans omstandige en duidelijke uiteen
zetting zijner inzichten opdat men zou verne
men welke wettelijke maatregelen, en wanneer
die zijnerzijds zyn te wachten.
Ter zake van de regeling der levende strijd
krachten verweet men den minister van
oorlog gebrek aan voortvarendheid. Men
verlangde nadere mededeeling omtrent den tijd
van indiening van voorstellen, terwijl men
vroeg of omtrent de beginselen der regeling
eenstemmigheid bij de verschillende leden van
het ministerie, bestaat, zoodat voor langdurig
uitstel op grond van verschil van gevoelen
tusschen de departementen geen vrees be
hoefde te bestaan. Ook werd gevraagd of de
regeering zich met de ontwerpen van prof.
van der Hoeven tot regeling van het militair
strafrecht kon vereenigen en wanneer wets
ontwerpen daaromtrent konden worden inge
wacht.
Ten aanzien van binnenlandsche za
ken kwam de regeling van het kiesrecht ter
sprake.
De jongste openingsrede zwijgt èn van eene
herziening in verband met die van het perso
neel èn van eene splitsing der meervoudige
districten. Op die splitsing werd door sommige
leden vooral aangedrongen. Anderen gaven de
voorkeur aan eene algemeene herziening ook
met het oog op de gebrekkige bepaling ten
aanzien van het kiesrecht der lodgers. Spoedige
herziening scheen wenschelijk met het oog op
het opmaken der kiezerslijsten vóór de kamer
verkiezingen van 1891. Nadrukkelijk werd
door sommigen een anderen grondslag voor iet
kiesrecht voor de gemeenteraden gewenscht.
Gevraagd werd waarom geen voorstellen zijn
ingediend tot herziening der districten voor de
verkiezingen der leden van de Prov. staten en
of zoodanige voordracht spoedig kan verwacht
worden. Yerder werd nader tijd van indiening
gevraagd van een wetsontwerp regelende de
gevolgen der vereeniging van het lidmaatschap
van eene der beide kamers met andere van de
in het le lid van art. 96 der grondwet uitge
sloten ambten. Over de vraag of de regeling
der administratieve rechtspraak commissoriaal
moest worden gemaakt heerschte verschil.
Men vroeg hoever de voorbereiding der regeling
was gevorderd.
Waardeering vond de werkzaamheid van de
ministers van justitie en waterstaat,
al kon men de jongste arbeidswet geen grooten
stap op het gebied der sociale wetgeving
noemen.
Deze beschouwingen bleven niet onweer
sproken. Men kon niet klagen over gebrek
aan voorstellen zoolang zoovele nog ongedaan
waren. Ten onrechte verweet men de regee
ring werkeloosheid; in het afgeloopen jaar zijn
op wetgevend gebied belangrijke stappen ge
daan. De werkzaamheid van meer dan een
minister ligt niet zoo zeer op wetgevend ge
bied en voor diep ingrijpende maatregelen is
langdurige voorbereiding onvermijdelijk.
Door den minister van financiën was
ingrijpende verandering in de rijksbelasting
niet noodig geacht maar slechts partieele ver
betering ter wegneming van onbillijkheden
men twijfelde niet of de minister zou daartoe
het zijne doen. Die minister had steeds be
toogd dat voorziening in den financieelen nood
der gemeenten niet mogelijk was dan na de
herziening der belastbare opbrengst der onge
bouwde eigendommen en na herziening der wet
op het lager onderwijs. Ook werd het onbillijk
geacht den minister van oorlog gebrek aan
werkzaamheid te verwijten. Regeling der
levende strijdkrachten toch was een onderwerp
van hoogst moeilijken en ingewikkelden aard.
Bij de financieele beschouwingen meenden
verscheidene leden dat de minister een te
gunstige voorstelling heeft gegeven van den
staat der geldmiddelen en werd dit in bijzon
derheden toegelicht. Men moest rekenen op
verdere stijging der rijksuitgaven, maar ook op
mogelijke vermindering van staatsinkomsten-
In elk geval moest gestreefd worden naar be
zuiniging bij de te verwachten stijging van
uitgaven voor lager onderwijs en defensie.
Van zoodanig streven voor bezuiniging gaf de
begrooting weinig blijk. Anderen wezen op de
moeilijkheid van bezuiniging waar men stond
voor dure organisatiën, dagteekenende van voor
de optreding van dit ministerie. Een lid meende
dat bij aanneming der schoolwet de uitgaven
voor het openbaar onderwijs zeer zouden ver
minderen, wat hij zeer zou toejuichen. Daar
tegenover werd erop gewezen dat dan de uitgaven
voor het bijzonder onderwijs weer zouden toe
nemen. Wat de oorlogsuitgaven betreft, was
het nog geen enkelen minister gegeven belang
rijke verminderingen aan te brengen.
Bij kon. besl. is dr. A. H. Van Andel, ge
neesheer-directeur van het rijksgesticht voor-
krankzinnigen te Medemblik, met toekenning
van eervol ontslag uit die betrekking, benoemd
tot inspecteur voor het staatstoezicht op krank
zinnigen en krankzinnigengestichtenen is
tot geneesheer-directeur van 's rijks gesticht
voor krankzinnigen te Medemblik benoemd
dr. S. Doedes Breuning, thans eerste-genees-
heer in dat gesticht.
Aangaande de militaire espeditie in de
Tobalanden ontving de Sumatra-Courant de
volgende berichten, op den 5en dezer afgezon
den van uit Pasinggoeran
Den 2en dezer kwam de colonne te Aik Naoeli
en den 3en dezer te Simanoelang aan, op welke
beide dagen de troepen bij de kampong Sima
noelang met de Bataks zijn slaag geweest, bij
welke gelegenheid een korporaal gewond werd
de plaats zelve werd door de onzen aan de
vlammen prijsgegeven.
Op den 4en dezer werd naar Pasinggoeran
opgerukt, waar een klein gevecht geleverd werd.
De Batakkers hebben, al voor ons uit vluchtende,
hun kampongs verbrand, ten gevolge waarvan
de colonne als het ware onder den blooten hemel
moest bivouakeeren. De vele regens veroor
zaakten niet weinig ongerief.
Op den 6en dezer zouden de muildieren van
de bespanning der artillerie naar Siboga terug
gezonden worden, omdat die dieren der colonne
niet anders dan last veroorzakenhet wapen
der artillerie heeft tot dusver niet veel baat
kunnen aanbrengen, dewijl de vijand nergens
stand hield en geen versterkte kampongs te
nemen waren.
Op denzelfden dag zou naar de verderop lig
gende plaatsen worden opgerukt en den daarop-
volgenden dag naar het Toba-meer, van waai
de colonne zich naar Lintoeng zou begeven, op
welke plaats de vjjandiggezinde Atjehers zich
schijnen te hebben genesteld.
Reeds geruimen tijd loopen, naar men
ons uit Amsterdam schrijft, aldaar geruch
ten, dat de Kon. vereeniging Het Nederlandsch
Tooneel bij de expiratie, April 1891, van
haar contract met de gemeente Amsterdam,
voor het bespelen van den stads-schouwburg,
niet meer geneigd is de onderneming verder
voort te zetten. Zjj moet n.l. van oordeel zijn,
dat met hetgeen door haar is verricht, zij hare
Schuldigkeit voor de opheffing of verheffing van
het vaderlandseh tooneel heeft gedaan. Meer
dan een en halve ton goud toch moet bereids
door haar op het altaar der kunst zijn geofferd.
Geen wonder dat de vereeniging, nu ook zonder
verderen financieelen steun, wel eens vruchten
van haar bemoeiingen wil zien.
De geruchten omtrent de ontbinding der
vereeniging concentreeren zich reeds thans in
dier voege, dat de combinatiën Stumpff-Bouw-
meester en Kreukniet c. s. voor toekomstige
dirigenten in den Amsterdamschen tempel aan
Melpomene gewijd, genoemd worden.
Emile Augier, de welbekende Fransche
tooneelschrijver, is overleden. Hy werd den
17en Augustus 1820 te Valence geboren en was
aanvankelijk voor de rechtspraktijk bestemd.
Op het voorbeeld van zjjn grootvader Pigault-
Lebrun wjjdde hij zich echter aan de letteren
en reeds met zijn eerste stuk La Ciguë, een
blijspel in verzen, behaalde hij in 1844 een
schitterend succes. De meest bekende zyner
werken zijn: Le aendre de monsieur Porriei
(1856) dat hij met Jules Sandeau schreef en
Les Fourchambault (1878). Augier, sedert 1858
lid der Fransche academie, heeft ook satyri-
sche en elegische gedichten uitgegeven,
Naar men uit Kloosterzande aan de
Scheldebode schrijft is er tegen het hoofd der
openbare school te Lamswaarde een zeer
ernstige klacht ingediend wegens schending
der neutraliteit, door de schoolwet geëischt.
Meermalen moet genoemde onderwijzer reeds
voor dergelijk feiten berispingen van de autori
teiten hebben beloopen.
Beroepen by de hervormde gemeente te
Veere de heer J. Willemsepredikant te
's-Heerenhoek, en bij dezelfde gemeente te Ter-
neuzen de heer H. Visch, predikant te Her
wijnen (Gelderland).
Voor den Raad van State, afdeeling voor
de geschillen van bestuur, werd gisteren be
handeld een reclame van den gepensionneerden
kapitein F. J. A. Smits te Middelburg, be
treffende de niet toekenning van pensioen aan
zijn zoon, den wegens lichaamsgebreken ge-
pasporteerden soldaat H. W. F. Smits, die bij
eene schietoefening aan het strand te Dissel
(Walcheren) kruit in de oogen kreeg. In deze
zaak bracht de Staatsraad jhr. Van Humalda
van Ejjsinga het verslag uit.
Zr. Ms. beslissing volgt later.
Maandag is voor het hof te Amsterdam
in hooger beroep behandeld de zaak van den
heer Willink Ketjen, beschuldigd wegens be-
leediging van den minister van koloniën en
deswege door de rechtbank aldaar tot eene
geldboete veroordeeld.
De proc.-generaal bij het hof vroeg vernieti
ging van het vonnis en veroordeeling tot éen
maand gevangenisstraf.
Uitspraak 30 October a.
Voor de rechtbank te Haarlem stond
gisteren te recht L. C., een Amsterdamsche
winkelbediende, die verdacht werd in de be
kende medaillen diefstal bij den heer Krelage
als heler te zijn opgetreden. De ambtenaar
van het openbaar ministerie eisch te drie jaren
gevangenisstraf, terwijl de verdediger tot vrij
spraak concludeerde.
Naar aanleiding van openbaringen, door den
veroordeelden Verwaajjen gedaan, is nog ge
arresteerd de herbergier Kleinhout te Haarlem,
terwyl er vermoedelijk nog meer arrestaties
zullen plaats hebben.
Onder voorzitterschap van den heer P. D.
Koning werd Woensdagavond eene algemeene
vergadering gehouden van de leden der afdee
ling Middelburg der Vereeniging tot bevordering
van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland.
Als gewoonlijk was de opkomst niet groot,
behalve het bestuur waren slechts 9 leden
tegenwoordig.
Naar aanleiding van hetgeen in de voorge
lezen notulen was gestipuleerd, deelde de voor
zitter mede dat de heer J. W. de Raad, tot
afgevaardigde ter algemeene vergadering te
Utrecht benoemd, voor die opdracht had bedankt
en dat in zijne plaats de heer C. A. Kouion,
plaatsvervangend afgevaardigde, de afdeeling
te Utrecht had vertegenwoordigd.
Deze bracht op uitnoodiging des voorzitters
een zeer uitvoerig verslag uit omtrent het daar
voorgevallene en verhandelde.
De voorzitter dankte den rapporteur voor
zijn interessant verslag en overhandigde daarna
met eene gepaste toespraak aan I. J. Simonse,
die sedert 25 jaren met ij ver en nauwgezetheid
bij den heer P. Ragut als smidsknecht werk
zaam is, namens de maatschappij een getuig
schrift.
Zoowel Simonse als zijn patroon brachten
het afdeelingsbestunr dank voor de eer; door
zijne tusschenkomst aan hen ten deel gevallen.
Hierna werd door den penningmeester rapport
uitgebracht omtrent zijn in het afgeloopen
dienstjaar gehouden beheer.
Uit dat rapport bleek dat het goed slot van
het vorig jaar ƒ11.14! bedroeg en de totale
ontvangst met 240 contributie van 120 leden
251.14| had beloopen.
De uitgaven besomden geljjk bedrag, met een
goed slot van 31.69.
De rekening, die door eene commissie werd
onderzocht en accoord bevonden, werd, onder
dankzegging aan den rendant, goedgekeurd.
Daarna was aan de orde de benoeming van
een bestuurslid in de plaats van den heer J.
H. Will, die aan de beurt van aftreding en
niet herkiesbaar is. De voorzitter betreurde het
dat de heer Will niet tegenwoordig was, omdat
hij, zoo hy aanwezig ware, tot hem een woord
van dank had willen richten voor hetgeen hij
in het belang der afdeeling deed.
Ter vervulling der vacature werden door het
bestuur aanbevolen de heeren M. Proos en jhr
J. P. Boddaert.
De uitslag der stemming was dat de heer
M. Proos met 10 stemmen werd benoemd; jhr
Boddaert verkreeg 3 stemmen.
Vferder deed de heer Kouion nog eenige mon
delinge mededeelingen omtrent de feestviering
te Utrecht en vooral omtrent het door de afge
vaardigden en leden gebracht bezoek aan het
Hydepark te Rjjsenburg, het eigendom van jhr
Van Loon.
Van de stoomvaart-maatschappij Zeeland,
kon. Ned. Postvaart, te Vlissingen, ontvingen
wij een exemplaar van de pas verschenen
winterdienst-uitgave harer reisgids.
Deze handige gids, welke tweemaal 's jaars
uitgegeven wordt met eene jaarlijksche oplaag
van minstens 40.000 exemplaren (20.0C0 in de
Engelsche en 20.000 in de Duitsche taal) wordt
gratis bij de maatschappy of by hare agenten
verkrijgbaar gesteld.
De eerste-luitenant G. Snellen, van het
2e bat. 3e reg. infanterie te Middelburg, zal den
len November a. s. optreden als detachements-
com nandant te Terneuzen en aldaar verbly ven
tot 1 Februari 1890.
Zooals gisteren gemeld is komt Vrijdag
in den Vlissingschen gemeenteraad ter tafel
een aanvraag van den heer Is. Jergen, pachter
van het Grand-Hotelom een stuk gemeente
grond te koopen op den hoek van den Konings
weg en de De Ruijterstraat. Het plan van ge
noemden heer, wiens pacht van het groote
badhuis het volgende jaar is geëindigd, is om
daar een hotel en restauratie te bouwen.
Woensdag gaf de gymnastiek vereeniging
Volharding te Goes een volksopvoering in de
schouwburgzaal van de Prins van Oranje aldaar.
Er werd goed gewerkt en tot afwisseling hield
men eenige komische voordrachten, die bij het
vrjj goed opgekomen publiek zeer in den smaak
vielen, en evenals de andere werkzaamheden,
herhaaldelijk werden toegejuicht.
Woensdagmorgen heeft te Vlissingen de
aanbesteding plaats gehad voor de levering van
verschillende artikelen aan het gasthuis aldaar,
gedurende het jaar 1890.
De minste inschrijvers warenvoor rund-
vleesch de heer Hakker voor f 0.52, voor spek
(inl.) de heer C. J. Rekkers voor 0.62, voor
reuzel de heer C. M. Dommisse voor f 0.52,
voor versche boter en vatboter de heer Koke
laar resp. voor f 1.24 en 0.62 per KG., voor
gort de heer Mortier voor 8.10 per HL.,
voor rijst de heer J. G. H. Dommisse voor
0.14, voor zout de heer J. Andriesse voor
0.13! Pei' KG., voor groene erwten (Walch.)
de heer Mortier voor 7.94 per HL., voor
bruineboonen de heer Rekkers voor 9.25 per
HL., voor suiker dezelfde voor 0.54 per KG.,
voor aardappelen de heer J. J. Parras voor 2.48.
Voor brandhout, Engelsche steenkolen en
korte turf was de laagste inschrijver de heer
Gravestein, resp. voor 5.10 per stère, 1
per HL. en 5.20 per 1000 stuks, voor ruhr-
kolen de heer Timmerman voor 0.87 per
HL., voor patentolie de heer Rekkers voor
0.42 per L., voor zeep de heer Kokelaar voor
0.28 per KG., voor stijfsel de heer J. An-
driessen voor 0.24! per KG. en voor gesneden
tarwe stroo de heer Mortier voor 0.04 per KG.
Voor dezelfde artikele, ten behoeve van het
burgerweeshuis, meden Woensdagnamiddag aan
besteed, werd op enkele artikelen na, meest
tegen gelijke prijzen ingeschreven.
Woensdag had te Terneuzen de openbare
aanbesteding plaats van het herstellen van storm
schade aan de zeeweringen te Terneuzen, onder
beheer der genie te Bergen op Zoom, waarvoor
werd ingeschreven door de heeren M. van den
Hoek voor 2400 en D. de Doelder voor 1699,
beide te Terneuzen. Raming 1550.
Vergadering van Woensdag middag te 1 uur.
Ons verslag braken wij gisteren af by de
behandeling der volgende motie van den heer
Snjjders
»De raad, gelezen het adres van H. van Iren
gelezen het daaromtrent uitgebracht advies
van heeren burgemeester en wethouders
gehoord de discussiën daarover gevoerd
i3 van oordeeldat de gemeente-bouwmeester
met het ontslaan van H. van Iren als sleper
en vervoerder van de vrachten der gemeente,
zijne bevoegdheid is te buiten gegaan."
De voorzitter herinnert dat de voorsteller
krachtens art. 24 van het reglement van orde
het recht heeft zijn voorstel nader te verdedi
gen, doch dat overigens, ingevolge het in de
vorige vergadering genomen besluit, de beraad
slagingen over de motie zjjn gesloten.
De heer Snjjders zegt daarop het volgende