onale militie, de schutterij, de brandweer en
het teekenen der patentbladen.
Hierna worden overgelegd een tweetal in
gekomen brieven van ged. staten, die voor
kennisgeving worden aangenomen. Een dezer
brieven behelst een besluit van ged. staten
waarbij, naar aanleiding van een by hen inge
steld hooger beroep, de aanslag van J. P.
Hulscher in de plaatselijke directe belasting
op de inkomsten over 1889 wordt gehandhaafd.
Vervolgens komt ter tafel het in de vorige
vergadering aangehouden voorstel van burg.
en weth. betreffende de duinwaterleiding.
Met betrekking tot deze aangelegenheid
deelden burg. en weth. in de vorige zitting
een en ander mede.
Eerstens, zoo luidt die mededeeling, leggen
wjj de volgende stukken over
a die welke betrekking hebben op de wijze,
waarop het werk technisch volgens het oordeel
van den ingenieur Stang zou moeten worden
tot stand gebracht en de wijzigingen achter
eenvolgens, daarin door hem gemaakt naar
aanleiding van opmerkingen der commissie van
fabricage en van ons.
Uit deze stukken zal u blijken dat het ge-
heele werk met inbegrip van de koopsom der
duinen op j 224,000 is geraamd zoo het hoog
reservoir in den Abdijtoren, en 30.000 meer
indien een afzonderlijk hoog reservoir wordt
gemaakt. Natuurlijk is het mogelijk dat deze
raming bij de uitvoering eenigszins te hoog
of te laag zal blijken te zijn al naarmate
alsdan de prijzen der benoodige grondstoffen
zullen blijken te zijn gedaald of gestegen, ter
wijl ook nog niet is gerekend op het, zoo
noodig, maken van eene standpijp aan het
pompstation, bedoeld in het schrijven van den
ingenieur dd. 2 Sept. jl. no 63. Een redelijke
maatstaf kan echter de raming wel geacht
worden te zijn.
b eene onder uwe nadere goedkeuring ge
sloten overeenkomst met Jacobus Sanderse,
eigenaar van de hofstede Klein ter Mee onder
Serooskerke, waarbjj onder zekere voorwaarden
de gemeente het recht heeft gekregen, om ten
eeuwigen dage in de tot die hoeve behoorende
kadastrale perceelen sectie A no 58, 314 en
345 buizen te leggen en te onderhouden.
Deze overeenkomst is met medewerking van
de heeren A. M. Tak, notaris, en J. P. I. Buteux
tot stand gebracht.
Dat de in uwe vergadering van den 19
October 1887 overgelegde concept-huurovereen
komst niet is aangegaan, daarvan is oorzaak
dat u uwe goedkeuring niet kou hechten aan
ons voorstel tot kosteloozen afstand van eene
brandkraan aan den gebruiker der hofstede en
dat na het overlijden der douairière van Out-
heusden hare erfgenamen bij het verkoopen der
hofstede niet te bewegen waren om in de
voorwaarden tot verkoop de bepaling op te
nemen dat de eventueele koopers verplicht
zouden zijn, zoodanige huurovereenkomst met
de gemeente aan te gaan.
c. eene missive van burgemeester en wet
houders van Yrouwepolder dd. 18 April jl.
no. 63, houdende mededeeling dat de raad
dier gemeente, met intrekking van zijn besluit
van den 28 September 1887, heeft besloten
uwe gemeente concessie te verleenen tot het
leggen en onderhonden van buizen ten dienste
der duinwaterleiding in den Westdjjk en zulks
voor zoolang die waterleiding niet zal zijn
opgeheven.
d eene missive van burg. en weth. van
Yrouwepolder dd. 18 April jl. no 62, waarbij
door dat college, met het oog op het bepaalde
bij art. 13 sub. c van het reglement op de
wegen en voetpaden in Zeeland, vergunning
woidt verleend tot het leggen van bovenbe
doelde buizen in genoemden dijk op de wijze
als op de bij die missive gevoegde kaart in
blauw is aangegeven en verder op de schaal
van 1 200 in dwarsprofiel 1 is voorgesteld.
e een besluit van burg. en weth. van Se
rooskerke dd. 25 Mei jl. no 104, waarbij door
dat college, met het oog op het bepaalde bij
art. 73 sub c van vorengenoemde wegenregle
ment, nog meer uitgebreide vergunning wordt
verleend ten aanzien van wegen en voetpaden
in hunne gemeente.
schilderijen, waarop roode en witte kruisbessen
met het jaartal 1705.
Na 1705 vindt men geen schilderyen meer
van hem, waarmede ook Bredius instemt.
Toch moet onze schilder nog langen tijd
daarna de kunst hebben uitgeoefend, want wij
vinden in den catologus der verkooping Cremers,
hiervoren reeds genoemd op Coorte(n) het
volgende stukje
»Een bloeiende hyacinth in een bloemglas,
uitvoerig geschilderd.
»Op de achterzijde van gemeld schilderstukje
is een oud papier geplaatst, waarop in oud
fraai schrift staat geschreven »»Deze Hyacinth
is gegroeik ende gepluckt op 't eynde 't Hout
den 24 Maart 1723; ende nae het leven ge
schilderd, zijnde door Coenraat Ragels de
Sanspareille genaamdt, alsoo van geen lief
hebbers meer gezien ofte bekend was.""
»»Deze bolle ingedroogd zijnde en een klein
bolletie hebbende ingewonnen, heeft gewogen
een loot en een halff."
Het stukje werd verkocht voor 50 cent aan
Slaes te Brussel.
Misschien heeft bovenstaande mededeeling
ook eenig belang voor de geschiedenis der
bloembollen-cultuur zij doet in ieder geval zien
dat Coorte nog in 1723 schilderde.
Van een onbekenden meester is het levens-
groote portret van een jeugdigen krijgsman
met een vaandel in de hand. Het is uitstekend
van teekening; het coloriet heeft echter door
eene restauratie wat geleden. De lijst, waarin
dit stuk is vervat, is fraai gebeeldhouwd met
attributen van den oorlog.
Yan den beroemden Haagschen schilder Jo
hannes van Ravesteijn, vinden wij hier het por
tret van Iaaak de Brauw, van 1620 af eom-
een besluit van burg. en weth. van St.
Laurens dd. 30 Maart jl. no 11 waarbij even
eens met het oog op het bepaalde bij genoemd
reglement eene uitgebreide vergunning wordt
verteend ten aanzien van den Noordweg, voor
zoover die in hunne gemeente is gelegen.
II. Deelen wij u mede dat pogingen, inge
steld om van het kroondomein eene andere
dan in uwe vergadering van den 19 Oct. 1887
medegedeelde concessie tot het leggen en on
derhouden van buizen in den Westdjjk en in
den niet tot openbaar verkeer bestemden weg
ten oosten der hoeve de Oranjezon alsmede tot
het verharden en gebruiken van dezen weg te ver-
krjjgen, tot nu toe met geenen gunstigen uitslag
zijn bekroond. Wij hebben nog getracht om van
de eigenaren van de oostelijk van dien weg gele
gen kadastrale perceelen onder Yrouwepolder
sectie A no 131, 132 en 133 te verkrijgen dat
ons op gelijke wijze als de familie Lantsheer
eene strook grond voor het leggen der buizen
zou worden verhuurd, doch terwijl twee der
eigenaren, nl. de heeren J. Borsius en H. J. E.
Gerlach, met de meeste welwillendheid zich
bereid verklaarden in dien geest mede te wer
ken, verklaarde de eigenaar van laatstgenoemd
perceel zich daartoe niet dan onder wel
licht zeer bezwarende voorwaarden genegen.
Maar al ware zulks het geval niet geweest,
dan nog moest de gemeente zich met eene
vergunning tot wederopzeggens van het kroon
domein tot het leggen van buizen in den
Westdijk tevreden stellen en zou zij om de
duinen met wagens te kunnen bereiken nog
dienen om te zien naar grond, waarover een
weg zou kunnen worden aangelegd.
Om al deze redenen blijven wij het, tenzij
u tegen de gevolgen van eene onteigening ten
algemeenen nutte van den benoodigden grond
(waarschijnlijk buiten het gebied van het kroon
domein) niet mocht opzien, gewenscht achten
de bewuste concessie tot wederopzeggens te
aanvaarden, te meer daar wij zoodanige opzeg
ging van het kroon-domein niet duchten.
Intnsschen behoeven wij dan niet stil te
zitten met, zoo de gelegenheid gunstig mocht
zijn, pogingen aan te wenden om daar ter
plaatse een beter, mocht het zijn zakelijk,
recht te verkrijgen.
III. Herinneren wij u aan den door ons in
uwe vergadering van den 19en October 1887
voorgestelden aankoop van de aan den staat
toebehoorende duinstreek, welke zich van den
noord-oosthoek van het eiland tot in de nabij
heid van Domburg uitstrekt, voor eene som
v.an 17200.
Aan de commissie van fabricage was het,
blijkens haar rapport van den 16 Nov. d. a. v.,
niet duideljjk, waartoe strekt het aankoopen
van de meer oostelijk gelegen smalle strook
duinen, terwijl die commissie opheldering ver
zocht van het verschil, dat bestond tusschen de
ons opgegeven uitgestrektheid van 387 H. A.
dier duinen en de uitgestrektheid van slechts
±- 325 H. A., die de commissie bevond dat de
duinen zouden hebben. De commissie van
financiën verwachtte blijkens haar rapport
dat, aangezien de te koopen oppervlakte slechts
325 H. A. groot zou zijn, de koopprijs naar
evenredigheid zou verminderen tenware, zooals
de commissie vermoedde, de verkoopprijs niet
is berekend naar de oppervlakte, maar in even
redigheid van de jaarlijksche pacht, welke die
gronden opbrachten.
Dit vermoeden van de commissie van finan
ciën is inderdaad juist, zoodat wij meenen te
mogen aannemen dat bij haar geen bezwaar
bestaat tegen den aankoop voor eene som, welke
in billijke verhouding staat tot de opbrengst.
Wat de opmerkingen van de commissie van
fabricage aangaat inderdaad is de uitge
strektheid minder dan wij echter niet dan
na van bevoegde zijde ontvangen inlichtingen
hadden opgegevenook geven wij toe dat
die meest oostelijk gelegen duinen voor de
waterleiding geen of althans zeer weinig nut
kunnen hebben, doch in aanmerking nemende
dat die met de overige duinen éen geheel
vormen en de uitgestrektheid van het niet ge-
wenschte deel wel onbeduidend mag genoemd
worden, achten wij het vooral ter bespoediging
van het tot stand komen der duinwaterleiding
missaris van de monstering in Zeeland. Een
prachtige kop, die tot u schijnt te spreken en
met betrekking tot de geschiedenis van ons
gewest niet onbelangrijk is.
En eindeljjk nog twee portretten door een
onbekenden meesterhet eene van Adriaan
Huijssen, geb. 1607, op achtjarigen leeftijd
het andere van Anna Hujjssen, geb. 1606, op
negenjarigen leeftijd. Beide zijn flink be
handelde, met veel zorg afgewerkte stukken,
die ook voor de geschiedenis der kleeding van
veel belang zjjn.
Ziedaar wat thans op het gebied van oude
kunst in 't kunstmuseum aanwezig is. Het is
een bezoek overwaard, want onder het weinige,
dat men er nog aantreft, is echter veel goeds.
Bij enkele schilders, van wien weinig bizon-
derheden bekend zijn, hebben wij wat langer
stil gestaan, dan bij die wier levens en werken
door Van Mander, Immerzeel, Kramm en anderen
uitvoerig zijn beschreven.
Wij hopen dat het goede voorbeeld, door
enkelen gegeven, door velen moge worden na
gevolgd; er zijn in Middelburg nog tal van
schilderijen, die zeer bezienswaardig zijn en
indien de bezitters konden besluiten deze voor
korter of langer tijd aan het museum af te
staan, zoo zouden zij zeker helpen bijdragen
om het bezoek te doen toenemen en daardoor
medewerken tot ontwikkeling van den kunstzin
hunner medeburgers.
Ten opzichte van de drie laatstgenoemde
schilderyen kunnen wij mededeelen dat deze
slechts zeer tijdelijk in bruikleen zjjn afgestaan
men stelle het bezoek daarom niet lang uit,
want het zyn alle drie zeer fraaie stukken.
gewenscht, om zich by den aankoop der geheele
duinstreek neer te leggen.
Wjj hadden gehoopt u een concept-contract
tot aankoop der duingronden voor te leggen,
omtrent welks inhoud wy in Juli in overleg
zijn getreden met den directeur der registratie,
uw geacht medelid den heer Yan Dunné.
Behalve de gewone voorwaarden, welke bij
verkoop van domeingronden worden bedongen,
waren daarin opgenomen die, welke de minister
door tusschenkomst van genoemd hoofdamb
tenaar bij missive van den 18 Augustus 1887
no 4224 had gesteld.
De directeur, de heer Yan Dunné, heeft zich
intusschen persoonlijk en schriftelijk tot den
minister ter verkrijging van de noodige over
eenstemming gewend. De mogelijkheid is
daarbij niet uitgesloten dat de koopsom min
der dan de vroeger gevraagde som van ƒ17200
zal bedragen.
Wij zouden ons gelukkig achten, indien het
ZExc. mogelijk ware den directeur en bijgevolg
ons een spoedige beslissing te doen kennen.
IV. Herinneren wij u aan hetgeen den 3
April jl. in uwe vergadering met gesloten
deuren is beraadslaagd omtrent de wijze, waarop
met hen, die plantrecht op de openbare wegen
uitoefenen, zou moeten worden gehandeld. Wij
meenen er ons ontslagen van te mogen achten
het toen verhandelde hier nader te ontvouwen,
doch deelen u slechts mede dat wij het 't meest
raadzaam blijven achten om de boomen zooveel
mogelijk bij het leggen van de buizen te ont
zien (wat ons met de besluiten van burg. en
weth. van Serooskerke en van St Laurens
boven sub I, litt. e en genoemd gemakkelijker
is gemaakt), en overigens, bijaldien als eens
werkelijk schade aan een of meer boomen mocht
worden toegebracht, deze schade naar behooren
te vergoeden.
V. Vestigen wij er uw aandacht op dat wij, zoo u
in de bovenbedoelde concessie tot wederopzeggens
van het kroondomein mocht berusten, nog
met het oog op het bepaalde bij het reglement
van politie voor de polders in Zeeland, aan
Gedeputeerde staten om vergunning moeten
verzoeken tot het leggen der buizen door den
Westdijk en aan het bestuur van den polder
Walcheren om vergunning tot het doen van
af- of uitgravingen in de duinen. Tegelijk kan
dan met het oog op het daaromtrent bepaalde
bij gemeld reglement aan genoemd polderbe
stuur om vergunning worden gevraagd tot
het leggen van buizen door enkele waterlei
dingen, die de openbare wegen snijden.
Naar aanleiding van al het bovenstaande
stellen burg. en weth. den raad voor
lo Zich in hoofdzaak te vereenigen met de
voorgedragen wijze, waarop het werk technisch
volgens het oordeel van den ingenieur Stang
in de commissie van fabricage zon dienen te
worden tot stand gebracht en daarbij te be
palen dat het hoog reservoir in den Abdijtoren
zal worden aangelegd
2o de met Jac. Sanderse gesloten overeen
komst goed te keuren
3o de concessie, welke de administratie van
het kroondomein tot wederopzeggens zou willen
geven, te aanvaarden en burg. en weth. ten
aanzien van pogingen om daar meer vastig
heid te verkrijgen voor diligent te houden
4o burg. en weth. in hunne pogingen ter
verkrijging van de noodige duingronden voor
diligent te houden
5o er in te berusten dat met hen, die op
de openbare wegen plantrecht uitoefenen, geene
voorafgaande regelingen worden getroffen
6o burg. en weth., zoodra door den raad
met de concessie tot wederopzeggens van het
kroon-domein genoegen wordt genomen, voor
diligent te houden ten aanzien van het ver
krijgen der, met het oog op het reglement van
politie voor de polders in Zeeland, noodige ver
gunningen van Gedeputeerde staten en van
het bestuur van den polder Walcheren.
Algemeene beraadslagingen worden hierover
niet gevoerd.
Bij punt I van het voorstel van burg. en weth.
vraagt de heer Schorer in hoeverre het wen
schelijk is dat het hoog reservoir in den Abdij
toren worde gevestigd. Daartegen zijn, zegt de
spreker, èn bij den gemeente-bouwmeester èn
bij de commissie van fabricage bezwaren aan
gevoerd, en het is spreker nog niet gebleken dat de
gemeente-bouwmeester zich heeft uitgesproken
of het wel veilig is dat reservoir daar te brengen.
De commissie van fabricage heeft zich bij
eene nadere toelichting van den heer Stang
nedergelegd.
De spreker acht het wenschelijk dat, alvo
rens dit besluit worde genomen, eerst nog de
gemeente-bouwmeester worde gehoord opdat,
waar schromelijke gevolgen kunnen voorkomen,
deze technische ambtenaar zich over het al of
niet mogelijke daarvan uitspreke.
De voorzitter meent dat, waar de heer Stang,
door de gemeente als deskundige benoemd,
zich heeft uitgesproken, en de commissie van
fabricage zich met zijne meening heeft ver-
eenigd, het onnoodig is opnieuw het advies
van den gemeente-bouwmeester in te winnen.
De wethouder van fabricage deelt mede dat
de commissie het ontwerp van den heer Stang
heeft onderzocht en zich daarbij heeft nederge
legd. De commissie heeft echter niet verklaard
dat er geen gevaar aan verbonden is dat de
Abdijtoren tot dit doel wordt gebruikt, en
spreker zelve verklaart niettegenstaande de
besparing van 30.000 daartegen te zullen
stemmen.
De heer Yan der Swalme vraagt of het gun
stig advies van den heer Stang is ontvangen
vóór het nader rapport van den gemeente
bouwmeester. Hij acht den heer Stang een
degelijk deskundige voor het aanleggen van
waterleidingen, doch meent dat, als de ge
meente-bouwmeester bezwaren heeft, die niet
uit den weg geruimd zijn, men met diens bouw
kundige kennis moet rekening houden. Een
nader rapport *Van dien ambtenaar acht ook
deze spreker gewenscht.
De wethouder van fabricage zet het plan
van den heer Stang in het breede uiteen.
De heer Schorer licht zijn denkbeeld nog
nader toe en wijst er op dat de gemeente
bouwmeester nog niet heeft voldaan aan de
opdracht, hem verstrekt, n. 1. of naar zjjne
overtuiging veilig van den Abdijtoren kan ge
bruik gemaakt worden voor het reservoir. Hij
wenscht dat alsnog aan die opdracht voldaan
worde.
De heer W. J. Snouck Hurgronje meent dat
dit onnoodig is. De gemeente-bouwmeester
heeft een project opgemaakt en nu is het toch
niet aan te nemen dat deze een project maken
zou, wanneer hij aan gevaar geloofde.
De heer Tak acht het niet zeer juist dat de
gemeente-bouwmeester zou moeten adviseeren
over een voorstel van de commissie van fabri
cage. Dit kan zijns inziens niet, wijl hier een
ambtenaar een hoogere autoriteit zou moeten
controleeren; overigens is de heer Tak het eens
met den wethouder Sprenger en kan hij zich
ook niet vereenigen met het brengen van het
reservoir op den toren. Hij acht dit zonder
technische gronden te willen aanvoeren
gewaagd, waar het misschien schromelijke ge
volgen zou kunnen hebben.
De heer Jeras deelt mede dat het onderzoek
van den heer Will aan het licht heeft gebracht,
dat de fondamenten van den toren niet toe
laten een reservoir er in te maken. Daarop
heeft de commissie van facricage eene beton-
storting aanbevolen; de heer Stang heeft dit
goedgevonden en alle andere bezwaren opge
heven. Of de gemeente-bouwmeester zich met
het voorstel, zooals het nu is, vereenigd heeft,
weet spreker niet.
Hij ziet geen bezwaar erin het reservoir in
den toren te brengen.
De heer Schorer blijft bij zijne meening.
Wanneer zyn bezwaar wordt uit den weg ge
ruimd wil spreker stemmen voor het voorstel,
anders zal hij zich er tegen verklaren.
De heer Snijders zal tegen het voorstel stem
men, doch wenscht daarin geen wantrouwen
gezien te hebben in de commissie van fabricage
Wanneer de gemeente zich een waterleiding
kan aanschaffen mogen de kosten van f 30,000
niet worden ontzien wanneer er geen voldoende
zekerheid is dat door het brengen van het re
servoir op den Abdijtoren geen gevaar voor de
gemeente kan ontstaan.
De heer De Ligny verklaart hiermede volko
men in te stemmen.
De voorzitter stelt alsnu voor het eerste
punt van het voorstel te splitsen en weg te
laten de bepaling dat het reservoir in den Abdij
toren worde geplaatst.
Dit wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Daarop stelt de heer Schorer voor den ge
meente-bouwmeester uit te noodigen aan de
meergemelde opdracht gevolg te geven en
alsnog mede te deelen of naar zyne overtuiging
het aanleggen van een hoogreservoir in den
Abdijtoren geen gevaar oplevert.
Dit wordt in stemming gebracht en met 11
tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemden,
met den voorsteller, de heeren Van Dunné,
Yan Hoek en Van der Swalme.
Hierna kwam het tweede lid van punt 1 in
behandeling nl. »te bepalen dat het hoog
reservoir in den Abdijtoren zal worden aan
gelegd."
De heer Tak vraagt, als dit voorstel wordt
afgestemd, waar dan het reservoir komen zal
De voorzitter antwoordt dat dit nog niet
bekend is.
De heer F. G. Sprenger vraagt of de commissie
van fabricage bepaald het gebruiken van den
Abdijtoren heeft aanbevolen.
In antwoord hierop wordt lecture gegeven
van het rapport der commissie. Daaruit en uit
de toelichting van den heer Jeras blijkt dat
deze commissie na de mededeelingen van den
heer Stang geen overwegende bezwaren heeft.
De heer Van Dunné, hoezeer hij ook zou wen-
schen dat zoo spoedig mogelijk de waterleiding
tot stand kwam, zou, ook al kreeg hjj het meest
bevredigend advies van den gemeente-bouw
meester, niet willen stemmen voor het gebruik
van den Abdijtoren voor de hierbedoelde zaak.
Hij meent dat het niet wiskunstig zeker is
vast te stellen dat geen gevaar te duchten is;
hij acht het gevaarlijk omdat, als later bleek
dat men zich heeft vergist, de gevolgen schro
melijk, bijna onherstelbaar zouden zyn.
Het 2e gedeelte van punt I wordt alsnu
verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Yóor
stemden de heeren Van der Harst, Jeras, A. P.
Snouck Hurgronje, Van Hoek, F. G. Sprenger
en Van Berlekom, die intusschen ter vergade
ring was gekomen.
Punt 2 van het voorstel wordt zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming goedge
keurd.
Over punt 3 wordt gestemd en dit aangeno
men met algemeene stemmen, behalve die van
den heer Van der Swalme.
Punt 4 wordt zonder discussie goedgekeurd.
Bij punt 5 zegt de heer Van Hoek, dat hy
met dit deel van het voorstel zal meegaan,
doch op andere gronden dan burg. en weth.
aanvoeren.
Hij is nl. van oordeel dat het onnoodig is
te dezer zake regelingen te treffen. Z. i. is
men niet verplicht ten deze schade te vergoe
den waar men een daad doet waartoe men
gerechtigd is. Dit is alleen noodig, wanneer
men iets onrechtmatigs doethij lichtte dit op
verschillende rechtskundige gronden toe.
De heer. E. P. Schorer verklaart dat hij het
met de gronden, door den heer Van Hoek aan
gevoerd, volkomen een is.
De heer Snijders geeft, naar aanleiding van
hetgeen door de heeren Van Hoek en Schorer
gezegd is, aan burg. en weth in overweging
de bepaling van schadevergoeding te doen
vervallen.
De heer Van Hoek acht dit niet noodig, hij
wilde alleen neutraliseeren de gevolgen, die
men later zou kunnen vinden in het door
burg. en weth. aangevoerde, en dat doel is
bereikt.
Punt 5 wordt alsnu zonder hoofdeljjke stem
ming aangenomen.
Punt 6 geeft evenmin aanleiding tot stem
ming en wordt zonder deze aangenomen.
De voorzitter stelt alsnu aan de orde het in
de vergadering van 25 Sept. aangehouden adres
van J. B. Willemse, houdende verzoek om de
mosselen, welke zich in de kaden der gemeen
te bevinden, te mogen verzamelen. Burg. en
weth. stelden toen voor hun college te mach
tigen aan adressant tot wederopzegging doch
in geen geval langer dan tot 31 Dec. 1891
toe te sfaan de mosselen, die zich in de be
wuste kaden bevinden, te mogen verzamelen
tegen vooruitbetaling eener retributie van
2.50 per kwartaal.
Wijders gaven zij den raad in overweging
hun te machtigen om ter bekwamer tijd ook
die visscherij te gelijk met de overige, waarvan
de paoht alsdan zal zijn geëindigd, in het
openbaar te verpachten.
Op voorstel van den heer Van Hoek is toen
goedgevonden dit voorstel te stellen in handen
der commissie van fabricage deze rapporteert
dat naar hare meening, de toepassing van de
voorwaarden, die burgemeester en wethouders
aan deze vergunning zouden verbinden, ge-
noegzamen waarborg aanbiedt, dat meerge
noemde inzameling geen nadeel aan de kaai
muren zal teweegbrengen.
Zonder discussie wordt conform dit voorstel
en het rapport besloten.
Thans wordt aan de orde gesteld het vroeger
aangehouden voorstel van burg. en weth. om
geen gevolg te geven aan het verzoek der
commissie van toezicht op de scholen voor
lager onderwijs om eene hout- of asphalt-be-
strating vóór school C, alsmede de op verzoek
van den raad ontworpen plannen en het advies
van de commissie van fabricage.
De burgemeester adviseert hieromtrent het
volgende
»Het komt mij gewenscht voor den door de
commissie van fabricage aangegeven weg bij
wijze van proef te bewandelen. Hoe wenschelijk
mjj ook asphalt-bestrating toeschijnt, zoo acht
ik mjj niet verantwoord uwe vergadering te
adviseeren tot het maken van deze groote on
kosten, wanneer niet proefondervindelyk is ge
bleken dat het gebod om vóór school C in stap
te rijden de bezwaren der commissie van toe
zicht op het lager onderwijs niet wegneemt of
ten minste daaraan niet grootelij ks tegemoet
komt. Dringend noodig is echter dat het gebod
van in stap rjjden ook wordt toegepast in de
St. Janstraat vóór school C.
»Ik ontveins mij wel is waar niet dat er, om
de naleving van dit gebod te bevorderen, be
zwaren bestaan, voortspruitende uit den ge-
regelden gang van dienst bij het politiecorps.
Het zoo geringe aantal politie-agenten toch in
aanmerking genomen, zal het wel bezwaarlijk
zijn om éen persoon gedurende eenigen tijd aan
den algemeenen dienst te onttrekken. Het
springt toch in het oog dat in den eersten tijd
tot naleving van het gebod zich steeds een
politie-agent in de nabijheid van school C zal
moeten ophouden. Dit bezwaar echter woog
bij mij niet dusdanig dat ik daarom uwe ver
gadering het nemen dezer proef zou durven
ontraden.
»Wat de bedenking der commissie van fabri
cage betreft, dat voor het nemen van dezen maat
regel de politie-verordening zou moeten worden
herzien, daar art. 95 hierin niet voorziet, zoo
meen ik dat art. 104 dierzelfde verordening
voor dit geval van toepassing is.
»Mijne meening dus omtrent het aan mijn
oordeel onderworpen punt resumeerende, beveel
ik het namen der door de commissie van fabri
cage aanbevolen proef aan, en adviseer eerst
dan tot het maken eener asphalt-bestrating,
wanneer mocht blijken dat het gebod om in
stap te rjjden nog niet afdoende is en dus het
onderwijs in school C nog steeds belemmerd
wordt.
De beraadslaging hierover geopend zjjnde,
zegt de heer Van Hoek dat er thans in deze
zaak drie denkbeelden zjjn, eerstens er niets
aan te doen, tweedens er iets aan te doen door
eene veranderde bestrating en in de derde
plaats er iets aan te doen als politiemaatregel.
Spreker heeft tegen dat laatste denkbeeld
geen bezwaar wat betreft het onderwjjshet
is der commissie te doen om de bezwaren weg
te nemen die het gevaar oplevert; hoe die
weggenomen worden is der commissie onver
schillig.
Wanneer dus blijkt dat de voorgestelde
politiemaatregel baat dan is het onderwjjs
geholpen.
Maar zegt spreker verder ik geloof
dat die maatregel veel duurder zal bljjken dan
eene bestrating. Hij licht dit toe door erop
te wijzen dat ten allentjjde op het bewuste
punt zal moeten aanwezig zjjn een politie
agent maar meent dat voor deze rekening een
halve agent meer noodig zjjn zaldat wil
zeggen dat men een agent zal benuttigen voor
de helft ten dienste der school en voor de
andere helft ten dienste van de politie. Dat
zal eene uitgave van ƒ300 'sjaars vorderen,
dus rente van een kapitaal van 6000
Verandering van bestrating zal niet zooveel
kosten veroorzaken. De uitgaven voor eene
houtbestrating zullen ongeveer 500 bedragen,
en aangezien zjj tien jaren duurt, ongeveer 50
per jaar eischen.
De hëer van Hoek stelt voor dat de raad
besluite voor de school in de Langedelft eene
houtbestrating te leggen.
De voorzitter acht, indien men tot verande
ring der bestrating wilde overgaan, een aaphalt-
vloer noodig, waardoor de koetsiers verplicht
zouden zjjn hunne paarden te laten stappen.
Wat betreft de meerdere diensten der politie
bij de aanneming van zyn denkbeeld acht de
voorzitter dit geen overwegend bezwaar. Hy
meent dat, wanneer het verbod algemeen be
kend is en overtreding gestraft wordt, het toe
zicht niet altjjd noodig zyn zal.
De voorzitter geeft verder nog eenige toe
lichting, waarbjj hy. verklaart dat, ofschoon hij
geen voorstel kan doen, er toch, wanneer het
voorstel van burg. en weth. wordt aangenomen,