Nü. 249.
132e Jaargang.
1889.
Maandag
21 October.
Inspectie en exercitie
Personeele belasting.
Middelburg 19 October.
Brieven uit de Hofstad.
Deze courant verschijnt d a g e 1 k s J
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.—3J
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lager.1
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
BEKENDMAKINGEN.
Bevolkingsregisters.
BRANDWEER.
LETTEREN EN KUNST.
ONDERWIJS.
KERKNIEUWS.
UIT STAD EN PROVINCIE.
NiiHiuiii i;i.siin: (in kim.
Thermometer.
Middelburg 19 Oct. tol 8 n 47 gr.
ai. 12 u 55 gr. av. 4 tl 51 gr. f
Verwacht Z. W. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. a. w. Bolland, te Kruiningen: f. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. c. de Mooij en te Tholenw. a. van
Nibtjwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdamde Gebr. JBelineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam,
annonceB aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John f. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
De burgemeester en wethouders van Mid
delburg,
gezieD de circulaire van den commissaris des
konings van den 17en Juli 1889 Prooblad no
75), betreffende de a. s. zevende algemeene
tienjarige volkstelling;
herinneren de ingezetenen, voor zooveel noodig,
aan de bepalingen van het koninklijk besluit
van 27 Juli 1887 Staatsblad no 141), regelende
hunne verplichting tot het doen van aan-
gifie voor de bevolkingsregisters en
aan de bepalingen der verordening van 24
December 1862 op de nonnneriiig der
buizen en het doen van aangifte van de
verhuizingen binnen de gemeente.
Tot het doen van die aangifte bestaat dage
lijks, behalve op Zon- en feestdagen, ter secre
tarie gelegenheid van des voormiddags te 10
uren tot des middags te 12 uren.
Middelburg, 9 Augustus 1889.
De burg. en weth. van Middelburg,
W. J. SPRENGER, L. B.
De secretaris,
a. DE YÜLDER VAN NOORDEN.
XAleinliandel in Sterken drank.
De burgemeester en wethouders van Middel
burg brengen, ingevolge art. 5 der drankwet,
ter openbare kennis
dat bij hen zijn ingekomen van de navolgende
personen verzoekschriften, waarbij vergunning
wordt gevraagd om met den 1 Nov. 1889 in
het bij iederen naam vermelde perceel den klein
handel in sterken drank te mogen voortzetten.
Volgn'. Naam van den Aanduiding
verzoeker van het perceel.
1 J. B. de Zeeuw Stationsweg P 150.
2 S. P. Hamel Rouaausche kade
G 115.
Middelburg, den 18en October 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C H O R E R.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
BIJ DE
De burgemeester en wethouders van Middel-
burg, gelet op art. 20 der verordening op de
brandweer in deze gemeente, van den 18 Juli
1888, makenbekenddat de inspectie en
exercitie met een gedeelte der brandspuiten,
volgens voordracht van het bestuur over de
brandweer, zal plaats hebben Dinsdag den 29
October a., en wel met spuit E te 9|, met spuit
l te 10J, met spuit L te ll£ en met spuit W
te li uur.
"Weshalve de bedienden, aan die spuiten ge
plaatst, opgeroepen worden zich ten voorschre
ven uren aan de onderscheidene brandspuithuisjes
te bevinden.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort, den 18 October 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd.
S O H O R E R.
De secretaris, -
A. DE VULDER VAN NOORDEN
De Burgemeester en wethouders van Mid
delburg
herinneren de ingezetenen aan de bepalingen
der wet voor de belasting op het personeel van
den 29 Maart 1833 (Stbl. no 4) en den 9 April
1869 (Stbl. no 59) betrekkelijk de belasting
naar tjjdsgelang en de suppletoire aangifte,
voorkomende in de artikelen 27 en 42 der wet
op de personeele belasting van 29 Maart 1833
(Stbl. no 4), zooals die zijn gewijzigd bij de
artikelen 7 en 14 der wet van den 9 April 1869
(Stbl. no 59.)
Middelburg, den 18 October 1889.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S C H O R E R.
I In SflPl'ütQria
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
18 October 1889.
Als de aanleiding niet zoo treurig ware zou
het vermakelijk zijn den strijd te volgen, die
nog altijd hier ter stede gevoerd wordt over
de waterverversching. Eerst waren alle Hage
naars eensgezind in hun verlangen naar den
aanleg van een kanaal naar zee, dat onze
beruchte grachten zou ontlasten van al het
vuil en de bewoners zou verlossen van al de
SpaaDgename gevolgen van dien. Reeds zoovele
jaren was er aangedrongen op zrlk een werk
en aan het gemeentebestuur werd niet ten
onrechte besluiteloosheid verweten. Altijd door-
werd er maar over gepraat en verdiepte men
zich in verschillende plannen, zonder dat het
tot een beslissing kwam. Eindelijk en ten
langen laatste belichaamde de meerderheid
van den raad hare zienswijze in een besluit en
zoo kwam het kostbare ververschingskanaal
na allerlei tegenspoeden en wederwaardigheden
tot stand. Maar wie gemeend had, dat wij
daarmede zouden geholpen zjjn, bleek zich
schromelijk bedrogen te hebben. Nog niet eens
was het werk voleindigd of het dagelijksch
bestuur besloot reeds het gedurende de zomer
maanden ongebruikt te laten uit vrees dat de
remedie in zekeren zin erger dan de kwaal
zou zjjn de reiniging der eerste zeven wijken
der residentie zou, vreesde men, alleen kunnen
geschieden ten koste van de achtste wijk, die
in ons gemeenteleven een groot woord heeft
mede te spreken. Door te spuien zou de bad
plaats worden geofferd aan de eischen van de
gezondheid en bewoonbaarheid der Haagsche
grachten, en al waren die eischen nu -nog zoo
rechtmatig en dringend, de vraag werd steeds
herhaald: wat zou den Haag zonder Scheveningen
als badplaats zijn En omdat het antwoord
altijd zóo luidde, dat vóór alles de badplaats
moest behouden worden, moesten de Hagenaars
zich nog maar trachten te schikken in den
ouden toestand zonder waterverversching gedu
rende den zomer. Het gemeentebestuur scheen
echter te begrijpen, dat in die uitspraak de
grootste beschuldiging lag opgesloten tegen
zijn beleid en tegen de kunde vau zijne tech
nische raadslieden en zoo werd besloten tot
een nader onderzoek in hoever de gekoesterde
vrees gegrond was.
Dat onderzoek, door dr Koppeschaar inge
steld, maakt op wetenschappelijke en proef
ondervindelijke gronden uit, dat er zonder
nadeel voor Scheveningen wel des zomers zou
kunnen gespuid worden. Maar nog aarzelde
het bestuur gedurende het nu verloopen bad-
zeizoen dienovereenkomstig te doen hande
len zelfs een adres van veertienduizend
ingezetenen kon daartoe niet doenv overgaan.
Het was of men den ofïicieelen deskundige
wantrouwde. Nu, daarvoor was misschien wel
eenige reden, als men bedenkt, dat dezelfde
dr Koppeschaar geregeld de lichtsterkte van
ons gas voldoende verklaart terwijl iedereen
klaagt over het onvoldoende licht, iedereen
behalve die ingezetenen, welke tevens raads
leden zijn; in hunne kwaliteit klagen zij niet,
want steeds laten zjj in den raad de mededee-
ling van dat gas-rapport voorbjjgaan zonder
te wijzen op het verschil tusschen de weten
schappelijke en de praktische uitspraak, wat
echter niet belet, dat zij 's avonds weer in
stemmen met de klagers. Het is bewonde
renswaardig zooals die heeren, als zij op het
stadhuis zitten, op en top en uitsluitend raads
leden zijn en alle private belangen tot zwijgen
weten te brengen I Maar om terug te keeren
tot de waterverversching. Zoodra het badzei-
soen was afgeloopen wordt voldaan aan den
aandrang om toch te spuien. En wat gebeurt?
Ja, dit is eigenlijk niet wel uit te maken,
want de een ziet het strand vol zoetwater
kroos en vuil, de ander bemerkt niets van dat
alles. En zoo -wordt de strijd over spuien of'
niet spuien weer aangevangen, een strijd, die
de burgers reeds in twee groote partijen heeft
verdeeld. Tusschen beide staat het gemeente
bestuur, niet wetende wat te doen. Zoo zullen
wij vermoedelijk voortsukkelen tot den zomer;
dan zal het spuien weer gestaakt worden, en
zoo blijft het kostbare kanaal voor een groot
deel van het jaar, als het meest noodig is,
ongebruikt. Zou men nu eindelijk niet eens
afdoende maatregelen moeten nemen en door
het uitbrengen van hoofden in zee ot door wat
dan ook de verontreiniging van het Scheve-
ningsche strand onmogelijk maken Dit zou
weer geld kosten, en veel ook, maar dan zou
de groote strijd toch eindelijk uit zjjn en zou
den den Haag en Scheveningen beide gehaat
zijn. Zoo blijvende is het gansche werk van
weinig waarde en een bespotting voor de ont
werpers.
Maar men houdt hier van lang wikken en
wegen. Zoo gaat het ook met de zeehaven,
waarvan de lijdensgeschiedenis nu al zoover
gevorderd is, dat particulieren geld bjj elkaar
gaan bedelen om de gemeente tot daden te
bewegen. Het is heel vriendelijk en gul van
de heeren, maar als die haven werkelijk noo
dig is wat moeilijk te ontkennen valt
is het dan geen schande voor de residentie,
dat zjj op die wjjze komen moet
Met het stellen van een candidaat voor de
Kamer is de kiesvereeniging de Grondwet niet
gelukkig geweest. D? keuze was uitmuntend,
maar ongelukkig heeft de gestelde candidaat
bedankt. Zeker zou de heer Van Bylandt
groote kans hebben gehad, want, indien iemand
populair is in Den Haag, is bij het. Intusschen
is zijn tegenstander de heer Du Tour eveneens
een man, die op grooten steun kan rekenen
de strijd zou zeker hevig geweest zijn moei
lijk waren twee andere kampioenen aan te
wijzen, die meer aan elkaar gewaagd zijn.
Nu heeft de vereeniging 's Gravenhagedie
ditmaal wat achteraan kwam, toch nog het
sein gegeven, wie van liberale zijde in aan
merking zal komen. Het is echter zeer de
vraag of nu de kansen van den heer Du Tour
niet zeer verbeterd zijn. Tegenover hem moet
een Van Bylandt worden gesteld om zoo goed
als zeker succes te hebben zonder dezen zal
alles afhangen van het werken der kiesver-
eenigingenvoor »Carel Bylandt" gaat ieder
liberaal gaarne uit eigen beweging ter stem
bus voor bijna ieder ander moeten velen
worden aangezet.
Gelukkig dat de heer Frans Netscher, hoewel
hjj op een goede reputatie als schrijver kan
bogen, nog niet veel kan uitwerken door zijne
uitspraken omtrent kunde en bekwaamheid van
onze kamerleden. Anders zou men er licht
toe komen om te meenen dat, wie ook gekozen
wordt, het land er niets bij wint of verliest,
want bijna iedereen is in zijn oog een »onbe-
dnidend meneertje." Hij zegt dit ook van
iemand, die vroeger lid der Tweede kamer was
en over wiens herkiezing vele liberalen thans
ernBtig schijnen te denken. Gelukkig voor den be
doelden persoon, heeft hij dat lot van in des heeren
NetscheFs oog niets te beteekenen, met tal van
anderen gemeen. In het onlangs verschenen werk
In en om de Tweede kamer wordt bijna iedereen
ter deege onder handen genomen. De een,
hoewel gekozen onder de protectie van een
invloedrijken schoonpapa, is, volgens den schrij
ver, even onbekend als de keukenmeid van
graaf.... dien hij moest vervangen. Een ander
heet »een enormiteit van burgerlijke onbedui
dendheid, die meneer voor en meneer na moet
spelen als de heeren of hunne dames hij hem
in den winkel komen, en die uitsluitend door
zijn zoetige vroomheid van achter de toonbank
op de groene bankjes is aangeland." Hij wordt
verder genoemd »het type van een winkeliers
gezicht, d. w. z. bjjna kaalgeschoren, niet
alleen twee baardkotteletjes, een lief mondje,
dat altijd in een plooi staat om »als 't u be
lieft meneer te zeggen, en dat glimt van een
groenzepige vroomheid hij vormt den overgang
van het kamerlid tot den bode." Een derde
komt er niet heter af, waar hij wordt beschreven
als een dik ventje met een enormen buik, als
van een biertapper uit een Duitschen kneip,
een pedant gezicht, vet van domme zelfingeno
menheid, met twee baardkotteletjes op de
wangen en met zijn burgelijke welgedaanheid
op twee kleine beentjes rond waggelend. Het
is het prachtigste type van het aanmatigende
kapitalisme en de binnenstadsche bourgeoisie."
Het burgerlijk uiterlijk van vele kamerleden
schijnt bovenal den heer Netscher te hinderen,
want van een ander verhaalt hij dat zijn
«domme burgermanskopje, met zijn zoet ge
zichtje en kruideniersbakkebaardjes in vromige
liefheid de sprekers staat aan te gapen", ter
wijl nog een ander »een lompe en plompe
man" heet, »die als een timmerman op zijn
Zondags, te burgerlijk beleefd en te misplaatst
tegemoetkomend, altijd voor andere luisteraars
op zij gaat, zijn goede plaats aan de hooge
heeren afstaat". Een lid uit het noorden wordt
botweg uitgemaakt voor >den hoeren Herkules,
een vierkant beendergestel van een ruwen man,
waar een hoofd met een baard op staat, even
plomp van vormen als onbeschaafd van voor
dracht, en die wat zijn uiterlijk en beschaving
betreft zeker moet afstammen van de lijfeigenen
der "Wassenaers of Michielsen, maar nu, door
een verkeerden loop der historie, huns gelijke
is geworden". Doch de schrijver weet ook
nette vormen en gedistingeerde gelaatstrekken
te onderscheiden. Dit bewijst hij door een lid
te noemen tiré ct quatre épingles, als een plaatje
van een voorjaarsaanbieding uit een modema
gazijn, even verkwistend in zjjn uiterlijk als
spaarzaam voor zijn innerlijk, met goud op zijn
kleeren en in zjjn zakken, maar niet op zijn
tong of in zjjn hoofd, met een beroemden naam
maar een roemloos verleden". Men ziet het,
hier ontbreekt weer wat anders, en de schrijver
aarzelt niet het te noemen. Zoo zegt hjj van
een ander dat hjj »een nette meneer is, o God
zoo netjes, een enorme heerenhuizing met
miniatuur-hersentjes bewoond, schatrijk en ver
der een groot Zelfs een erkend be
kwaam man wordt in het bedoelde boekje
gescholden voor »zeer alledaagsoh mensch,
zonder bjjzondere bekwaamheden en die nog
nooit bljjk heeft gegeven van politieke scherp
zinnigheid of staatkundigen aanleg. Zjjn op
treden in de politiek van den dag is dan ook
even ongemotiveerd ot gemotiveerd zooals
men wil als dat van bjjna al onze kamer
leden, die in het verband der partjjen goede
^stemmers" zjjn, maar als staatslieden heneden
nul bljjven, en wier eenig doel in de naaste
toekomst is de bekleeding van aanzienljjke
postjes en de vulling van hun geldbuidel. Zjj zjjn
eerzuchtig, fiskaal, vroom en te goeder trouw".
Denzelfden man, wien deze uitspraak geldt, heb
ik vroeger ook wel eens besproken, en zeker
verdient hij in sommige opzichten een veeg uit
de pan, maar hem zonder bijzondere bekwaam
heden te noemen durft niemand behalve een
jeugdig schrijver, die hem niet heoordeelen
kan en in zijn werk blijk geeft lang niet ge
heel op de hoogte te zjjn van het onderwerp,
dat hjj voor zjjn boek koos. De heer Netscher
is echter niet bang om zjjn oordeel te zeggen
over mannen, die hjj alleen van de tribune kent.
Zoo noemt hjj de positie van zeker kamerlid
»die van een man met vage verdiensten en
ongedecideerde bekwaamheden" van een ander
zegt hjj dat zjjn »persoonljjkheid van te weinig
belang is om er lang bjj stil te staanonze
koloniale politiek heeft aan hem niets te dan
ken en niets meer van hem te verwachten.
Deze afgevaardigde is een tamelijk onbeduidend
ambtenaar op zijn retour, die bezig is te mid
den van eenige andere politieke ruinen in ons
parlement zjjn zwanenzang te zingen." Weer
een ander schildert Netscher als volgt»Een
smal, klein schedeltje, een onbeduidend gezichtje
waaraan een roode snor en sik zitten, en een
allerbenauwdst laag en bekrompen voorhoofdje.
Neen, daarin kunnen alleen heel kleine hersentjes
liggen, en in zoo'n ingedeukt voorhoofdje kun
nen alleen hekrompen gedachten geboren wor
den. Daar is geen plaats voor grootsche, edele,
ruime denkbeelden." Die kan het er ook mee
doen
Het hoekje van Frans Netscher heeft zeker
waarde als een verzameling photographieën,
maar de schrijver had wijs gedaan met niet
meer te willen geven. Een phothographie
geeft alleen het uiterljjk weerhet innerljjke
laat-zjj slechts raden. De schrijver is nog te
jong en te volslagen onbekend met politiek
en met politieke personen om recht te hebben
op die wjjze te schrjjven als hjj doet, Hjj
schiet zjjn pjjlen af op Jan en alleman, ver
diend of onverdiendhjj vertoont zich als een
prachtig type van aanmatigend schrjjverstalent.
Van den uitgever, de heer D. G. Kröber Jr
te Middelburg, ontvingen wjj een exemplaar
van jDe calamiteuse polders in Zeeland sedert 1870
door een belangstellende, wiens doel het hoofd-
zakeljjk is te beproeven in het licht te stellen
wat sedert 1870 de staatsreohterljjke toestand
is van de calamiteuse polders.
De schrijver noemt als zijne wenschen, die
uitsluitend zjjn ingegeven door het belang van
de zaak en niet door eenigerlei consideratie
van personen;
le. Wijziging van het calamiteus polderregle
ment in dier voege dat de goedkeuring van
alle ontwerpen en bestekken in hunnen vollen
omvang, voor zooveel het polderbelang betreft,
berust hij en tot de verantwoordelijkheid behoort
van Gedeputeerde Staten, terwijl te bekwamer
tijd het rjjksbestuur in de gelegenheid gesteld
wordt die ontwerpen te toetsen aan de alge
meene belangen waarmede zjj in aanraking
komen, om daarover, uitsluitend te dien opzichte,
te beslissen.
2e. Intrekking van het koninklijk bevel van
2 Februari 1885 no 5 en beperking van de
handelingen van het rjjksbestuur in zake de
calamiteuse polders tot de behartiging der be
langen van den algemeenen waterstaat en de
uitoefening van het oppertoezicht des konings.
Bjj kon. besl. zjjn, op aanvrage, op pensioen
gesteld de kapitein jhr E. A. D. E. van
Franckenberg en Froschlitz, plaatseljjke-adju-
dant te Rotterdam, ad f 1495 's jaara, en
's Konings kamerheer in huitengewonen dienst,
de luitenant-kolonel A. C. baron Bentinck,
van den grooten staf, ad ƒ1800 's jaars.
Verder zjjn benoemdbij den plaatseljjken
staf, tot pliatseljjk-adjudant te Amsterdam, de
kapitein C. L. Beck, van het 2e reg. inf., die
in verband daarmede bjj genoemden staf wordt
overgeplaatstbjj het wapen der inf., tot
kapitein, de eerste-luit. J. F. Wrede, van het
wapen, than3 op non-activiteit; bjj het reg.
gren. en jagers, tot kapitein, de eerste-luit.-adj.
J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, van het
korps; bjj het2e reg., tot kapitein, de eerste-
luit. H. G, Brandt, van het reg. gren. en jagers;
bjj het 5e reg., tot eerate-luit,, de tweede-luit.
W. A, Yersteegh, van het korpsbjj het 7e
reg., tot kapitein, de eerste-luit.-adj. .T. S. van
Agthoven, van het korps.
Eindeljjk is bjj het personeel der militaire
administratie benoemd tot generaal-majoor,
hoofdintendant, de kolonel-hoofdintendant F.
L. G. Doorman, van dat personeel.
Ook door de R. K. kiesvereeniging te's Gra
venhage is tot candidaat voor lid der Tweede
kamer gesteld de heer mr. baron Du Tour van
Bellinchave.
De Tijd meldt dat het lid der Eerste kamer,
de heer H. M. Smits te Oosterhout, ernstig ziek
is, zoodat hij hoogstwaarschjjnljjk aan de behan
deling van het wetsontwerp-Maekay geen deel
zal kunnen nemen.
Binnenkort zal een nieuw werk van Ernest
Renan verschjjnen, VAvenir de la Science ge-
heeten. Eigenlijk is het een oud werk en
dateert het uit 1849.
In een onderhoud met een medewerker van
den Temps verklaarde Renan, dat hij er weinig
aan veranderd heeft, doch dat men er groot
verschil met zjjn tegenwoordige schrjjfwjjze in
zal zien. Zelf noemde hjj het een confidence en
de redacteur van den Tempsdie de drukproeven
der 100 eerste bladzijden zag, meent dat deze
confidence van groot belang voor de biographie
van den beroemden schrijver zal zjjn, terwijl
zjj bovendien algemeene historische waarde bezit.
De heer A. Van Schelven, hoofd van Behool
B. te Goes, hoopt 10 Nov. a. s. den dag te
herdenken, waarop hjj vóór 25 jaren als onder
wijzer zjjne functiën aanvaardde.
Hetzelfde voorrecht valt den len Dec. te
beurt aan den heer J. van Gassen, hoofd der
school te Ossenisse.
Bij het eerste natuurk. examen te Utrecht
is geslaagd de heer J. G. Frederiks.
Tengevolge der doleantie was het in vele
gemeenten, waar de predikant doleerde en van
zjjn ambt ontzet werd, voorde ringpredikanten
ondoenlijk, den predikdienst te vervullen. De
toegang tot den kansel, die tijdig door den
doleerenden predikant was ingenomen, werd
hun belet. Zjj moesten voor de overmacht
bukken, en, na dit te hebben doen constateeren,
onverrichterzake weer naar hunne standplaats
terugkeeren.
Het gevolg hiervan was, dat deminister van
financiën het landstraktement, dat aan da
vacante standplaats verbonden was, inhield,
niettegenstaande de consulent er het werk van
den predikant der gemeente Verrichtte.
De vertoogen, door de belanghebbenden, met
beroep op art. 168, thans 171, der grondwet,
en op de kerkelijke, door den Staat goedge
keurde reglementen, bij den minister gedaan,
waren vruchteloos. Het antwoord luidde dat
de minister «zich niet bevoegd achtte, in de
gegeven omstandigheden order te geven tot
uitbetaling van het rjjkstraktement."
De briefwisseling van de synodale commissie
met den toenmaligen minister van financiën,
later met den tègenwoordigen gevoerd, leidde
tot niets.
Thans zal één der benadeelde ringen, waar-
schjjnljjk die van IJselmonde, op nitnoodiging
van de kerkeljjke overheid, eene burgerlijke
rechtsvordering tegen den Staat instellen en
de Hooge raad moeten beslissen, aan welke
zjjde het recht is. Tot den ring IJselmonde
behoort de gemeente Barendrecht, waarover
het geschil loopt.
Men schrijft ons uit Ritthem
Reeds Vrjjdag 11 Oct. bewees onze gemeente
hare dankbare vreugde dat het verzoek van
vele ingezetenen, om den eersten wethouder-
den heer W. Cevaal tot burgemeester benoemd
te mogen zien, was ingewilligd; Vrjjdag waa
het dorp in feesttooi ter gelegenheid van de
installatie van den nieuwen burgemeester. Deze,
die in handen van den commissaris des konings
den eed had afgelegd, werd te Souburg door
eene eerewacht afgehaald en naar het dorp
begeleid, waar de gemeenteraad vergaderd waa
en zjjn nieuwen voorzitter op toepasselijks
wjjze begroette.