Nü. 249. 132e Jaargang. 1889. Maandag 21 October. Inspectie en exercitie Personeele belasting. Middelburg 19 October. Brieven uit de Hofstad. Deze courant verschijnt d a g e 1 k s J met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.—3J Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentïën20 cent per regel. Bij abonnement lager.1 Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: BEKENDMAKINGEN. Bevolkingsregisters. BRANDWEER. LETTEREN EN KUNST. ONDERWIJS. KERKNIEUWS. UIT STAD EN PROVINCIE. NiiHiuiii i;i.siin: (in kim. Thermometer. Middelburg 19 Oct. tol 8 n 47 gr. ai. 12 u 55 gr. av. 4 tl 51 gr. f Verwacht Z. W. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. a. w. Bolland, te Kruiningen: f. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. c. de Mooij en te Tholenw. a. van Nibtjwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdamde Gebr. JBelineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, annonceB aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John f. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen De burgemeester en wethouders van Mid delburg, gezieD de circulaire van den commissaris des konings van den 17en Juli 1889 Prooblad no 75), betreffende de a. s. zevende algemeene tienjarige volkstelling; herinneren de ingezetenen, voor zooveel noodig, aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 Juli 1887 Staatsblad no 141), regelende hunne verplichting tot het doen van aan- gifie voor de bevolkingsregisters en aan de bepalingen der verordening van 24 December 1862 op de nonnneriiig der buizen en het doen van aangifte van de verhuizingen binnen de gemeente. Tot het doen van die aangifte bestaat dage lijks, behalve op Zon- en feestdagen, ter secre tarie gelegenheid van des voormiddags te 10 uren tot des middags te 12 uren. Middelburg, 9 Augustus 1889. De burg. en weth. van Middelburg, W. J. SPRENGER, L. B. De secretaris, a. DE YÜLDER VAN NOORDEN. XAleinliandel in Sterken drank. De burgemeester en wethouders van Middel burg brengen, ingevolge art. 5 der drankwet, ter openbare kennis dat bij hen zijn ingekomen van de navolgende personen verzoekschriften, waarbij vergunning wordt gevraagd om met den 1 Nov. 1889 in het bij iederen naam vermelde perceel den klein handel in sterken drank te mogen voortzetten. Volgn'. Naam van den Aanduiding verzoeker van het perceel. 1 J. B. de Zeeuw Stationsweg P 150. 2 S. P. Hamel Rouaausche kade G 115. Middelburg, den 18en October 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. BIJ DE De burgemeester en wethouders van Middel- burg, gelet op art. 20 der verordening op de brandweer in deze gemeente, van den 18 Juli 1888, makenbekenddat de inspectie en exercitie met een gedeelte der brandspuiten, volgens voordracht van het bestuur over de brandweer, zal plaats hebben Dinsdag den 29 October a., en wel met spuit E te 9|, met spuit l te 10J, met spuit L te ll£ en met spuit W te li uur. "Weshalve de bedienden, aan die spuiten ge plaatst, opgeroepen worden zich ten voorschre ven uren aan de onderscheidene brandspuithuisjes te bevinden. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort, den 18 October 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd. S O H O R E R. De secretaris, - A. DE VULDER VAN NOORDEN De Burgemeester en wethouders van Mid delburg herinneren de ingezetenen aan de bepalingen der wet voor de belasting op het personeel van den 29 Maart 1833 (Stbl. no 4) en den 9 April 1869 (Stbl. no 59) betrekkelijk de belasting naar tjjdsgelang en de suppletoire aangifte, voorkomende in de artikelen 27 en 42 der wet op de personeele belasting van 29 Maart 1833 (Stbl. no 4), zooals die zijn gewijzigd bij de artikelen 7 en 14 der wet van den 9 April 1869 (Stbl. no 59.) Middelburg, den 18 October 1889. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, S C H O R E R. I In SflPl'ütQria A. DE VULDER VAN NOORDEN. 18 October 1889. Als de aanleiding niet zoo treurig ware zou het vermakelijk zijn den strijd te volgen, die nog altijd hier ter stede gevoerd wordt over de waterverversching. Eerst waren alle Hage naars eensgezind in hun verlangen naar den aanleg van een kanaal naar zee, dat onze beruchte grachten zou ontlasten van al het vuil en de bewoners zou verlossen van al de SpaaDgename gevolgen van dien. Reeds zoovele jaren was er aangedrongen op zrlk een werk en aan het gemeentebestuur werd niet ten onrechte besluiteloosheid verweten. Altijd door- werd er maar over gepraat en verdiepte men zich in verschillende plannen, zonder dat het tot een beslissing kwam. Eindelijk en ten langen laatste belichaamde de meerderheid van den raad hare zienswijze in een besluit en zoo kwam het kostbare ververschingskanaal na allerlei tegenspoeden en wederwaardigheden tot stand. Maar wie gemeend had, dat wij daarmede zouden geholpen zjjn, bleek zich schromelijk bedrogen te hebben. Nog niet eens was het werk voleindigd of het dagelijksch bestuur besloot reeds het gedurende de zomer maanden ongebruikt te laten uit vrees dat de remedie in zekeren zin erger dan de kwaal zou zjjn de reiniging der eerste zeven wijken der residentie zou, vreesde men, alleen kunnen geschieden ten koste van de achtste wijk, die in ons gemeenteleven een groot woord heeft mede te spreken. Door te spuien zou de bad plaats worden geofferd aan de eischen van de gezondheid en bewoonbaarheid der Haagsche grachten, en al waren die eischen nu -nog zoo rechtmatig en dringend, de vraag werd steeds herhaald: wat zou den Haag zonder Scheveningen als badplaats zijn En omdat het antwoord altijd zóo luidde, dat vóór alles de badplaats moest behouden worden, moesten de Hagenaars zich nog maar trachten te schikken in den ouden toestand zonder waterverversching gedu rende den zomer. Het gemeentebestuur scheen echter te begrijpen, dat in die uitspraak de grootste beschuldiging lag opgesloten tegen zijn beleid en tegen de kunde vau zijne tech nische raadslieden en zoo werd besloten tot een nader onderzoek in hoever de gekoesterde vrees gegrond was. Dat onderzoek, door dr Koppeschaar inge steld, maakt op wetenschappelijke en proef ondervindelijke gronden uit, dat er zonder nadeel voor Scheveningen wel des zomers zou kunnen gespuid worden. Maar nog aarzelde het bestuur gedurende het nu verloopen bad- zeizoen dienovereenkomstig te doen hande len zelfs een adres van veertienduizend ingezetenen kon daartoe niet doenv overgaan. Het was of men den ofïicieelen deskundige wantrouwde. Nu, daarvoor was misschien wel eenige reden, als men bedenkt, dat dezelfde dr Koppeschaar geregeld de lichtsterkte van ons gas voldoende verklaart terwijl iedereen klaagt over het onvoldoende licht, iedereen behalve die ingezetenen, welke tevens raads leden zijn; in hunne kwaliteit klagen zij niet, want steeds laten zjj in den raad de mededee- ling van dat gas-rapport voorbjjgaan zonder te wijzen op het verschil tusschen de weten schappelijke en de praktische uitspraak, wat echter niet belet, dat zij 's avonds weer in stemmen met de klagers. Het is bewonde renswaardig zooals die heeren, als zij op het stadhuis zitten, op en top en uitsluitend raads leden zijn en alle private belangen tot zwijgen weten te brengen I Maar om terug te keeren tot de waterverversching. Zoodra het badzei- soen was afgeloopen wordt voldaan aan den aandrang om toch te spuien. En wat gebeurt? Ja, dit is eigenlijk niet wel uit te maken, want de een ziet het strand vol zoetwater kroos en vuil, de ander bemerkt niets van dat alles. En zoo -wordt de strijd over spuien of' niet spuien weer aangevangen, een strijd, die de burgers reeds in twee groote partijen heeft verdeeld. Tusschen beide staat het gemeente bestuur, niet wetende wat te doen. Zoo zullen wij vermoedelijk voortsukkelen tot den zomer; dan zal het spuien weer gestaakt worden, en zoo blijft het kostbare kanaal voor een groot deel van het jaar, als het meest noodig is, ongebruikt. Zou men nu eindelijk niet eens afdoende maatregelen moeten nemen en door het uitbrengen van hoofden in zee ot door wat dan ook de verontreiniging van het Scheve- ningsche strand onmogelijk maken Dit zou weer geld kosten, en veel ook, maar dan zou de groote strijd toch eindelijk uit zjjn en zou den den Haag en Scheveningen beide gehaat zijn. Zoo blijvende is het gansche werk van weinig waarde en een bespotting voor de ont werpers. Maar men houdt hier van lang wikken en wegen. Zoo gaat het ook met de zeehaven, waarvan de lijdensgeschiedenis nu al zoover gevorderd is, dat particulieren geld bjj elkaar gaan bedelen om de gemeente tot daden te bewegen. Het is heel vriendelijk en gul van de heeren, maar als die haven werkelijk noo dig is wat moeilijk te ontkennen valt is het dan geen schande voor de residentie, dat zjj op die wjjze komen moet Met het stellen van een candidaat voor de Kamer is de kiesvereeniging de Grondwet niet gelukkig geweest. D? keuze was uitmuntend, maar ongelukkig heeft de gestelde candidaat bedankt. Zeker zou de heer Van Bylandt groote kans hebben gehad, want, indien iemand populair is in Den Haag, is bij het. Intusschen is zijn tegenstander de heer Du Tour eveneens een man, die op grooten steun kan rekenen de strijd zou zeker hevig geweest zijn moei lijk waren twee andere kampioenen aan te wijzen, die meer aan elkaar gewaagd zijn. Nu heeft de vereeniging 's Gravenhagedie ditmaal wat achteraan kwam, toch nog het sein gegeven, wie van liberale zijde in aan merking zal komen. Het is echter zeer de vraag of nu de kansen van den heer Du Tour niet zeer verbeterd zijn. Tegenover hem moet een Van Bylandt worden gesteld om zoo goed als zeker succes te hebben zonder dezen zal alles afhangen van het werken der kiesver- eenigingenvoor »Carel Bylandt" gaat ieder liberaal gaarne uit eigen beweging ter stem bus voor bijna ieder ander moeten velen worden aangezet. Gelukkig dat de heer Frans Netscher, hoewel hjj op een goede reputatie als schrijver kan bogen, nog niet veel kan uitwerken door zijne uitspraken omtrent kunde en bekwaamheid van onze kamerleden. Anders zou men er licht toe komen om te meenen dat, wie ook gekozen wordt, het land er niets bij wint of verliest, want bijna iedereen is in zijn oog een »onbe- dnidend meneertje." Hij zegt dit ook van iemand, die vroeger lid der Tweede kamer was en over wiens herkiezing vele liberalen thans ernBtig schijnen te denken. Gelukkig voor den be doelden persoon, heeft hij dat lot van in des heeren NetscheFs oog niets te beteekenen, met tal van anderen gemeen. In het onlangs verschenen werk In en om de Tweede kamer wordt bijna iedereen ter deege onder handen genomen. De een, hoewel gekozen onder de protectie van een invloedrijken schoonpapa, is, volgens den schrij ver, even onbekend als de keukenmeid van graaf.... dien hij moest vervangen. Een ander heet »een enormiteit van burgerlijke onbedui dendheid, die meneer voor en meneer na moet spelen als de heeren of hunne dames hij hem in den winkel komen, en die uitsluitend door zijn zoetige vroomheid van achter de toonbank op de groene bankjes is aangeland." Hij wordt verder genoemd »het type van een winkeliers gezicht, d. w. z. bjjna kaalgeschoren, niet alleen twee baardkotteletjes, een lief mondje, dat altijd in een plooi staat om »als 't u be lieft meneer te zeggen, en dat glimt van een groenzepige vroomheid hij vormt den overgang van het kamerlid tot den bode." Een derde komt er niet heter af, waar hij wordt beschreven als een dik ventje met een enormen buik, als van een biertapper uit een Duitschen kneip, een pedant gezicht, vet van domme zelfingeno menheid, met twee baardkotteletjes op de wangen en met zijn burgelijke welgedaanheid op twee kleine beentjes rond waggelend. Het is het prachtigste type van het aanmatigende kapitalisme en de binnenstadsche bourgeoisie." Het burgerlijk uiterlijk van vele kamerleden schijnt bovenal den heer Netscher te hinderen, want van een ander verhaalt hij dat zijn «domme burgermanskopje, met zijn zoet ge zichtje en kruideniersbakkebaardjes in vromige liefheid de sprekers staat aan te gapen", ter wijl nog een ander »een lompe en plompe man" heet, »die als een timmerman op zijn Zondags, te burgerlijk beleefd en te misplaatst tegemoetkomend, altijd voor andere luisteraars op zij gaat, zijn goede plaats aan de hooge heeren afstaat". Een lid uit het noorden wordt botweg uitgemaakt voor >den hoeren Herkules, een vierkant beendergestel van een ruwen man, waar een hoofd met een baard op staat, even plomp van vormen als onbeschaafd van voor dracht, en die wat zijn uiterlijk en beschaving betreft zeker moet afstammen van de lijfeigenen der "Wassenaers of Michielsen, maar nu, door een verkeerden loop der historie, huns gelijke is geworden". Doch de schrijver weet ook nette vormen en gedistingeerde gelaatstrekken te onderscheiden. Dit bewijst hij door een lid te noemen tiré ct quatre épingles, als een plaatje van een voorjaarsaanbieding uit een modema gazijn, even verkwistend in zjjn uiterlijk als spaarzaam voor zijn innerlijk, met goud op zijn kleeren en in zjjn zakken, maar niet op zijn tong of in zjjn hoofd, met een beroemden naam maar een roemloos verleden". Men ziet het, hier ontbreekt weer wat anders, en de schrijver aarzelt niet het te noemen. Zoo zegt hjj van een ander dat hjj »een nette meneer is, o God zoo netjes, een enorme heerenhuizing met miniatuur-hersentjes bewoond, schatrijk en ver der een groot Zelfs een erkend be kwaam man wordt in het bedoelde boekje gescholden voor »zeer alledaagsoh mensch, zonder bjjzondere bekwaamheden en die nog nooit bljjk heeft gegeven van politieke scherp zinnigheid of staatkundigen aanleg. Zjjn op treden in de politiek van den dag is dan ook even ongemotiveerd ot gemotiveerd zooals men wil als dat van bjjna al onze kamer leden, die in het verband der partjjen goede ^stemmers" zjjn, maar als staatslieden heneden nul bljjven, en wier eenig doel in de naaste toekomst is de bekleeding van aanzienljjke postjes en de vulling van hun geldbuidel. Zjj zjjn eerzuchtig, fiskaal, vroom en te goeder trouw". Denzelfden man, wien deze uitspraak geldt, heb ik vroeger ook wel eens besproken, en zeker verdient hij in sommige opzichten een veeg uit de pan, maar hem zonder bijzondere bekwaam heden te noemen durft niemand behalve een jeugdig schrijver, die hem niet heoordeelen kan en in zijn werk blijk geeft lang niet ge heel op de hoogte te zjjn van het onderwerp, dat hjj voor zjjn boek koos. De heer Netscher is echter niet bang om zjjn oordeel te zeggen over mannen, die hjj alleen van de tribune kent. Zoo noemt hjj de positie van zeker kamerlid »die van een man met vage verdiensten en ongedecideerde bekwaamheden" van een ander zegt hjj dat zjjn »persoonljjkheid van te weinig belang is om er lang bjj stil te staanonze koloniale politiek heeft aan hem niets te dan ken en niets meer van hem te verwachten. Deze afgevaardigde is een tamelijk onbeduidend ambtenaar op zijn retour, die bezig is te mid den van eenige andere politieke ruinen in ons parlement zjjn zwanenzang te zingen." Weer een ander schildert Netscher als volgt»Een smal, klein schedeltje, een onbeduidend gezichtje waaraan een roode snor en sik zitten, en een allerbenauwdst laag en bekrompen voorhoofdje. Neen, daarin kunnen alleen heel kleine hersentjes liggen, en in zoo'n ingedeukt voorhoofdje kun nen alleen hekrompen gedachten geboren wor den. Daar is geen plaats voor grootsche, edele, ruime denkbeelden." Die kan het er ook mee doen Het hoekje van Frans Netscher heeft zeker waarde als een verzameling photographieën, maar de schrijver had wijs gedaan met niet meer te willen geven. Een phothographie geeft alleen het uiterljjk weerhet innerljjke laat-zjj slechts raden. De schrijver is nog te jong en te volslagen onbekend met politiek en met politieke personen om recht te hebben op die wjjze te schrjjven als hjj doet, Hjj schiet zjjn pjjlen af op Jan en alleman, ver diend of onverdiendhjj vertoont zich als een prachtig type van aanmatigend schrjjverstalent. Van den uitgever, de heer D. G. Kröber Jr te Middelburg, ontvingen wjj een exemplaar van jDe calamiteuse polders in Zeeland sedert 1870 door een belangstellende, wiens doel het hoofd- zakeljjk is te beproeven in het licht te stellen wat sedert 1870 de staatsreohterljjke toestand is van de calamiteuse polders. De schrijver noemt als zijne wenschen, die uitsluitend zjjn ingegeven door het belang van de zaak en niet door eenigerlei consideratie van personen; le. Wijziging van het calamiteus polderregle ment in dier voege dat de goedkeuring van alle ontwerpen en bestekken in hunnen vollen omvang, voor zooveel het polderbelang betreft, berust hij en tot de verantwoordelijkheid behoort van Gedeputeerde Staten, terwijl te bekwamer tijd het rjjksbestuur in de gelegenheid gesteld wordt die ontwerpen te toetsen aan de alge meene belangen waarmede zjj in aanraking komen, om daarover, uitsluitend te dien opzichte, te beslissen. 2e. Intrekking van het koninklijk bevel van 2 Februari 1885 no 5 en beperking van de handelingen van het rjjksbestuur in zake de calamiteuse polders tot de behartiging der be langen van den algemeenen waterstaat en de uitoefening van het oppertoezicht des konings. Bjj kon. besl. zjjn, op aanvrage, op pensioen gesteld de kapitein jhr E. A. D. E. van Franckenberg en Froschlitz, plaatseljjke-adju- dant te Rotterdam, ad f 1495 's jaara, en 's Konings kamerheer in huitengewonen dienst, de luitenant-kolonel A. C. baron Bentinck, van den grooten staf, ad ƒ1800 's jaars. Verder zjjn benoemdbij den plaatseljjken staf, tot pliatseljjk-adjudant te Amsterdam, de kapitein C. L. Beck, van het 2e reg. inf., die in verband daarmede bjj genoemden staf wordt overgeplaatstbjj het wapen der inf., tot kapitein, de eerste-luit. J. F. Wrede, van het wapen, than3 op non-activiteit; bjj het reg. gren. en jagers, tot kapitein, de eerste-luit.-adj. J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, van het korps; bjj het2e reg., tot kapitein, de eerste- luit. H. G, Brandt, van het reg. gren. en jagers; bjj het 5e reg., tot eerate-luit,, de tweede-luit. W. A, Yersteegh, van het korpsbjj het 7e reg., tot kapitein, de eerste-luit.-adj. .T. S. van Agthoven, van het korps. Eindeljjk is bjj het personeel der militaire administratie benoemd tot generaal-majoor, hoofdintendant, de kolonel-hoofdintendant F. L. G. Doorman, van dat personeel. Ook door de R. K. kiesvereeniging te's Gra venhage is tot candidaat voor lid der Tweede kamer gesteld de heer mr. baron Du Tour van Bellinchave. De Tijd meldt dat het lid der Eerste kamer, de heer H. M. Smits te Oosterhout, ernstig ziek is, zoodat hij hoogstwaarschjjnljjk aan de behan deling van het wetsontwerp-Maekay geen deel zal kunnen nemen. Binnenkort zal een nieuw werk van Ernest Renan verschjjnen, VAvenir de la Science ge- heeten. Eigenlijk is het een oud werk en dateert het uit 1849. In een onderhoud met een medewerker van den Temps verklaarde Renan, dat hij er weinig aan veranderd heeft, doch dat men er groot verschil met zjjn tegenwoordige schrjjfwjjze in zal zien. Zelf noemde hjj het een confidence en de redacteur van den Tempsdie de drukproeven der 100 eerste bladzijden zag, meent dat deze confidence van groot belang voor de biographie van den beroemden schrijver zal zjjn, terwijl zjj bovendien algemeene historische waarde bezit. De heer A. Van Schelven, hoofd van Behool B. te Goes, hoopt 10 Nov. a. s. den dag te herdenken, waarop hjj vóór 25 jaren als onder wijzer zjjne functiën aanvaardde. Hetzelfde voorrecht valt den len Dec. te beurt aan den heer J. van Gassen, hoofd der school te Ossenisse. Bij het eerste natuurk. examen te Utrecht is geslaagd de heer J. G. Frederiks. Tengevolge der doleantie was het in vele gemeenten, waar de predikant doleerde en van zjjn ambt ontzet werd, voorde ringpredikanten ondoenlijk, den predikdienst te vervullen. De toegang tot den kansel, die tijdig door den doleerenden predikant was ingenomen, werd hun belet. Zjj moesten voor de overmacht bukken, en, na dit te hebben doen constateeren, onverrichterzake weer naar hunne standplaats terugkeeren. Het gevolg hiervan was, dat deminister van financiën het landstraktement, dat aan da vacante standplaats verbonden was, inhield, niettegenstaande de consulent er het werk van den predikant der gemeente Verrichtte. De vertoogen, door de belanghebbenden, met beroep op art. 168, thans 171, der grondwet, en op de kerkelijke, door den Staat goedge keurde reglementen, bij den minister gedaan, waren vruchteloos. Het antwoord luidde dat de minister «zich niet bevoegd achtte, in de gegeven omstandigheden order te geven tot uitbetaling van het rjjkstraktement." De briefwisseling van de synodale commissie met den toenmaligen minister van financiën, later met den tègenwoordigen gevoerd, leidde tot niets. Thans zal één der benadeelde ringen, waar- schjjnljjk die van IJselmonde, op nitnoodiging van de kerkeljjke overheid, eene burgerlijke rechtsvordering tegen den Staat instellen en de Hooge raad moeten beslissen, aan welke zjjde het recht is. Tot den ring IJselmonde behoort de gemeente Barendrecht, waarover het geschil loopt. Men schrijft ons uit Ritthem Reeds Vrjjdag 11 Oct. bewees onze gemeente hare dankbare vreugde dat het verzoek van vele ingezetenen, om den eersten wethouder- den heer W. Cevaal tot burgemeester benoemd te mogen zien, was ingewilligd; Vrjjdag waa het dorp in feesttooi ter gelegenheid van de installatie van den nieuwen burgemeester. Deze, die in handen van den commissaris des konings den eed had afgelegd, werd te Souburg door eene eerewacht afgehaald en naar het dorp begeleid, waar de gemeenteraad vergaderd waa en zjjn nieuwen voorzitter op toepasselijks wjjze begroette.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1