Gemeenteraad van Middelburg.
^FEUILLETON*
EEN REIS IN DE MORGENSCHEMERING.
geleden een groote afschuiving ontstond. De
kuip is daardoor geïnundeerd en de -inlaagdjjk
keert thans het zeewater. Men is evenwel
bezig om dien inlaagdijk te verhoogen en te
versterken.
Toen men Woensdag morgen te St Maar
tensdijk ten huize van den metselaar C. M.
den inwonenden knecht wekte bleef alle roepen
te vergeefs. Bij onderzoek vond men hem dood
in bed liggen. Den vorigen avond had de
overledene, een jonkman van 27 jaar, zich nog
gezond ter ruste begeven.
Na ruim een paar maanden slapte van
werkzaamheden aan de Spoorwegkade te Ter-
neuzen, is zoo schrijft men ons daarin
nu toch eenige verbetering gekomen, en, door
de aankomst van eenige beladen zeeschepen,
het werkeml personeel wederom aan den gang
geraakt.
De afgeloopen kermis aldaar is ditmaal al
bijzonder stil geweesthet bezoek van buiten
was weinig en bij de liefhebbers van binnen
scheen er al zeer weinig lust te bestaan tot
kermisvieren. De weinige verdiensten in den
laatsten tijd was hoofdzakelijk hiervan wel de
oorzaak, waarbij ook kwam dat velen de ker
misdagen waarnamen om een bezoek te brengen
aan Antwerpen, terwijl ook het ongestadige
weder velen weerhield van kermisbezoek. Dat
kramers, negocianten en anderen steen en been
klaagden is wel te begrijpen.
Bij de Dinsdag te Hoek gehouden ver
kiezing voor een lid van den raad, noodig door
het bedanken van den heer H. Wolfert, ver
kreeg niemand de meerderheid.
Herstemming moet plaats hebben tusschen
de heeren Jacobus Dieleman Jr. die 26 en Hps
bert Heinsdjjk die 14 stemmen verkreeg.
Van de 155 kiezers namen er 60 aan de
verkiezing deel.
Met ingang van 1 November a. is be
noemd tot postbode voor de gedeeltelijke be
stelling te Groede F. van Lnyk, korporaal bij
het 3e reg. infanterie te Vlissingen.
Tot kommies 4e klasse bij de dir. bel.,
invoerrechten en accijnzen te Ell (Limburg), is
benoemd de heer P. Lauret te Philippine. Zulks
met ingang 1 November a. s.
Vergadering van Woensdag des namiddags te 2 uren.
(Slot.)
Omtrent den loop van de debatten over het
voorstel van burg. en weth. aangaande het in
hun handen om advies gestelde adres van P.
Buijs en C. S. Schout, betreffende de uitloozing
van het hemel- en Bpoelwater uit hunne wo
ningen en van hun gronden op het riool in de
Achtergracht, valt in het kort het volgende
mede te deelen.
De heerVan Dunne herinnert er aan dat hij
vroeger een interpellatie heeft aangekondigd
over de demping der Achtergracht.
Thans geeft het adres hem aanleiding op
deze zaak terug te komen. Hij vraagtwat
was het doel van de demping der Achtergracht?
Hij meent om een beteren toestand in het leven
te roepen. Gedurende de laatste jaren verzuimde
men het reinigen van de gracht, waardoor een
poel was ontstaan. Derhalve besloot men die
gracht te dempen.
Op die gracht liepen tal van rioolen af. Men
had volgens den spreker een nauwkeurige be
schrijving over de uitloozing moeten maken,
dan ware het mogelijk geweest een overeen
komst te sluiten met belanghebbenden over
de sueering.
Men heeft dit niet gedaan, is begonnen te
dempen, en het einde is geweest dat een slechte
foestand is geschapen. Tal van rioolen zijn
afgebroken. Dientengevolge stroomen hemel
en spoelwater en faecale stoffen door de
rioolen in den grond, met het resultaat, dat
het huiswater en de faecalen den grond en de
lucht verpesten. Eindeljjk zal de gemeenteraad
niet meer bij machte zijn den toestand in het
reine te brengen.
Misschien hadden de menschen van de Achter
gracht geen recht tot hun eisch, doch de
spreker vraagt of eene gemeente zoo te werk
mag gaan als hier bij de demping het geval is.
Men beging zelf een groote onrechtvaardig
heid, door toe te laten dat de menschen last
kregen van het spoelwater. Had men de
billijkheid betracht, dan zou men een beteren
toestand hebben geschapen.
Uit het Duitsch.
van C. Karlweis.
IX.
Het was een warme dag geweest, zoo warm
dat de lieden, die elkaar op straat tegenkwa
men, niets anders te zeggen hadden dan
«Wat een hitte Er komt zeker onweder 1"
De boer, die op het veld werkte, keek ver
baasd naar den jongenheer van de fabriek, die
zich niet om de zon scheen te bekommeren en
langzaam over den weg wandelde.
»Als ik zoo rijk was en den heelen dag
kon luieren, zooals die daar, dan zou ik ook
liever in het hooi gaan liggen dan hier rond
te loopen", dacht hij en begon weer met
nieuwen moed te spitten.
»Foei, foei", bromde de daglooner, die
een vracht planken over de plaats droeg en
eens even moest uitblazen. De patroon kwam
het kleine deurtje, dat naar het park leidde,
uit en liep hem voorbij, zonder naar hem te
zien.
»Als ik hier baas was, zou ik ook liever
in mjjn kamer blijven zitten, dan overal rond
te loopen om de werklieden na te gaan",
De voorzitter merkt den heer Van Dunné op,
dat niet de kwestie der Achtergracht maar
het adres van Schout en Bups aan de orde is.
De heer Van Dunné meent dat beide zaken
niet van elkander te scheiden zijn en dat een
betere toestand verkregen moet worden om
verdere dergelijke adressen te voorkomen. De
spreker treedt daarop in een verdere beschou
wing van de oorzaken, die den tegenwoordigen
toestand in het leven riepen.
Zjjn vraag ïs, wanneer hij let op het advies
van B. en W., of dit advies billijk en ook juist
is Hij gelooft het niet en herinnert eraan
hetgeen met Tilroe is gebeurd, wien men niet
de verplichtingen van het gebruik van het
tonnenstelselheeft opgelegd, wat thans bij het
adres van Buijs en Schout wel gebeurt. De
spreker noemt deze laatste bepaling van het
advies belachelijk en ongeoorloofd, wijl zij niet
is in acht te nemen. Derhalve stelt de heerVan
Dunné het volgende amendement voorhet
advies van B. en W. aldus te lezen daf de
uitwatering eindelijkzal worden
belet, ingeval het mocht blijken
dat de aante leggen buizen 't zij
direct, 'tzij indirect in verbinding
staan met putten of vergaarbak
ken, bestemd voor de verzameling
van faecaliën.
De heer Yan der Harst vraagt, hoe men te
weten zal komen of er aansluiting is van de
buizen bjj vergaarbakken vaD faecaliën op het
erf van anderen, daar de gemeente niet het
recht bezit dit te onderzoeken.
De heer Van Dunné gelooft, dat, wanneer
men het eene erf het recht van uitwatering
geeft op het andere, men wel een bepaling kan
vinden om de gemeente het recht te geven, te
onderzoeken of men zich houdt aan de gege
ven vergunning.
Ten slotte geeft de heer Van Dunné zijn
voornemen te kennen om, terwijl hij lid van
den gemeenteraad zal zijn goed zijn oogen
open te houden en geen slaaf van anderen, te
zijn en komt hij nog eens terug op de geschie
denis van de Achtergracht.
De heer mr E. P. Schorer meent dat men
verschillend denken kan over het besluit van
1888, door den heer Van Dunné als onjuist
genomen beschouwd. De spreker verklaart het
niet eens te zijn met het voorstel van den
heer Dunné, daar het onmogelijk zal zijn te
onderzoeken vanwaar de faecale stoffen komen.
Hij vraagt of het daarom niet wijzer is zich
te houden aan hetgeen in 1888 is aangeno
men. Of men moest hetgeen in 1888 besloten
is aan een geheele verandering onderwerpen.
Wanneer men het amendement van den heer
Van Dunné aanneemt, dan moet een geheele
herziening van het reglement plaats vinden,
maar men mag geen uitzondering maken voor
de beide adressanten.
De heer Van Dunné gelooft dat de heer
Schorer hem verkeerd heeft begrepen en licht
zijn opvatting nader toe. Hij toont aan dat
men reeds van het besluit van 1888 is afge
weken en raadt aan zoo spoedig mogelijk het
besluit te herzien en een nauwkeurig onder
zoek in te stellen naar den vioegeren toestand
voor de demping van de Achtergracht om
geen onbillijkheid te begaan.
Het amendement van den heer Van Dunné
wordt verworpen met acht stemmen tegen en
vier stemmen voor. Tegen stemden de heeren
Den Bouwmeester, Fan der Harst, De Ligny,
W. J. Sprenger, Snouck Hurgronje, Schorer en
F. G. Sprenger.
De heer Van Dunné stelt daarop als amen
dement op het voorstel van burg. en weth.
voorde gemeenteraad besluit te zullen zorg
dragendat het hemelwater van gemeente
gronden voortaan niet meer vloeie over de
terreinen van adressanten en daartoe een
afzonderlijke rioleering aan te leggen.
De heer Van Dunné licht zjjn amendement
nader toe.
De heer Snijders verklaart niet voor het
amendement te kunnen stemmen, omdat hij
niet voldoende op de hoogte is van den toe
stand, en geeft den heer Van Dunné in overwe
ging later bij zijn interpellatie over de Achter
gracht een uitvoerig voorstel in den geest van
zijn amendement te doen.
De heer Van Dunné heeft daar niets tegen,
indien de gemeente daarstelt een afvoerkanaal
voor het hemelwater van gemeentegronden op
het terrein der adressanten.
De heer Tak vraagt, of het de bedoeling is
dat de menschen op hun eigen terrein de
dacht de man en nam zijn planken weer op
zijne schouders.
»Foei, foei", zuchtten de twee klerken op
het kantoor van de fabriek en wierpen de
pennen weg. In het kabinet van den heer
Boll had een luide woordenwisseling tusschen
vader en zoon plaats gehad, daarop werd de
deur opengerukt en eerst kwam de jongeheer
bleek en met trillende lippen voorbij, daarna
de heer Boll, met een hoogroode kleur en ge
fronste wenkbrauwen. Karei had wel vrien
delijk gegroet zooals anders, maar de klerken
merkten toch wel dat dit slechts uit gewoonte
geschiedde. De chef was echter met den hoed
op het hoofd langs hen heengeloopen, zonder
op hun eerbiedigen groet te letten.
«Er komt onwederhad de jongste
gezegd.
«Geen wonder, bij die hitte", antwoordde
de ander en beiden staarden een poos op de
zonnige plaats, waarna de eerste de opmerking
maakte dat de chef toch een rare vent was.
»Als wij zijn geld haddenzuchtten
heide te gelijk en ieder begon op te noemen
wat hjj dan wel doen zou
De avond had geen koelte aangebracht.
Clara stond nog aan het venster en zag in het
westen dikke wolken samenpakken, maar zij
bespeurde geen zuchtje, er zong geen vogel
rondom heerschte een drukkende stilte.
Zjj dacht aan dien avond, toen zjj het huis
kosten zelf dragen van het afvoermiddel.
De heer Van der Harst merkt op, dat burg.
en weth. voorstellen in te willigen, wat de
adressanten vragen.
De heer W. J. Sprenger geeft hierop een be
schrijving van het terrein van Bups. Hjj meent
dat de bedoeling is de aansluiting voor kosten
van de gemeente te nemen tot het terrein van
Buijs, doch niet op het terrein zelf.
De heer Tak merkt op hoe uit het gesprokene
blijkt, dat omtrent deze zaak niet dezelfde
opvatting bestaat.
De heer Van Dunné meent dat voor korten tijd
op een verzoek van mej. Timmermans betrek
kelijk rioleering afgeweken is van het besluit
in 1888.
De heer W. J. Sprenger wederlegt deze op
vatting.
De voorzitter verzoekt den heer Van Dunné
bij de zaak te blijven en teekeut protest aan
tegen den toon van den spreker die o. a.
beleedigend is voor de commissie van fabricage.
De heer Tak meent dat de uitdrukking be
trekkelijk die aansluiting van het riool heeft
aanleiding gegeven tot verschillende uitleg
ging en vraagt, of d$ bedoeling van burg. en
weth. is om de adressanten niet op kosten te
jagen.
De heer Van der Harst zegt dat de bedoeling
is op zich te nemen de kosten van aansluiting
tot het terrein der adressanten.
De heer Van Dunné trekt thans zijn amen
dement in.
De heer W. J. Sprenger maakt nog eens de
bedoeling van burg. en weth. duidelijk, die vooi
rekening der gemeente willen nemen de kosten
van aansluiting tot aan de terreinen van Buijs
en Schout.
Zooals gemeld werd, daarop conform het voor
stel van burg. en weth besloten om het ma
ken der uitloozingen voor rekening der gemeente
te nemen.
Naar aanleiding van de thans aan de orde
gestelde behandeling van het, laatstelijk inde
vergadering van den 24 Juli 1889 aangehouden,
adres van H. van Iren, houdende klachten
tegen den gemeente-bouwmeester, den heer J.
H. Will, en het in die vergadering overgelegd
advies van burg. en weth. dienaangaande, zegt
de heer Jeras, dat hij meent verplicht te zijn
hier het woord te nemen, daar de behandeling
dezer zaak vroeger uitgesteld is wegens zijn
afwezigheid. Indien de leden ophelderingen
van hem verwachten, moet hij hen teleurstel
len. Hij is van oordeel dat het advies van
burg. en weth. eenzijdig en partijdig is.
Hij kent Van Iren en den gemeente-bouw
meester sedert jaren. Van Iren is een langzaam
maar eerlijk man, de gemeente-bouwmeester
een zeer lastig man, die zich beijvert de men
schen belachelijk te maken. Aannemers
trekken zich in den laatsten tijd terug,
omdat zjj niet te doen willen hebben met
den gemeente-bouwmeester. Spreker meent
dan ook dat het advies van burg. en weth.
zeer partijdig en eenzijdig is, en stelt nog eens
voor, niettegenstaande een vroeger voorstel van
den heer De Ligny is verworpen, de zaak te
verwijzen naar een bijzondere commissie tot
onderzoek.
De heer Snijders herinnert hierop er aan,
hoe hij in de zitting van 8 Mei jl. mededeelde
dat een te goeder naam bekend ingezetene
H. van Iren zich bij hem had beklaagd dat de
gemeente-bouwmeester hem een boete van 5
had opgelegd; dat die boete, na van Irens wei
gering, om in den aftrek daai van van doorhem
verdiend voerloon te berusten, tot 3 is ver
minderd dat na Vin Irens volgehouden wei
gering de vordering van die boete is losgelaten
en bedoeld loon ten volle is uitbetaald, doch
dat de gemeente-bouwmeester hem daarop heeft
ontslagen als sleper der gemeente. De spreker
herinnert zich, hoe reeds voor meer dan veertig
jaar de betrekking van sleper der gemeente,
onder den naam van «stadswagenaar", bestond
en door zekeren Koets werd bekleed. De vader
van H. van Iren trad ongeveer in 1850 als
diens opvolger in functie, terwijl zijn zoon H.
van Iren sedert zijns vaders overlijden die be
trekking heeft vervuld. Gedurende de 20 jaart
dat de heer Snijders lid van den raad is, her
innert hij zich niet ooit iets omtrent een aan
besteding van het sleepwerk der gemeente te
hebben vernomen, en hij heeft derhalve Van
Iren beschouwd als gewoon werkman bij de
fabricage, die volgens de laatste alinea van
art. 7 der Instructie voor den gemeente-bouw-
harer tante ontvlucht was, en doorleefde nog
eens alles, wat er sedert met haar voorge
vallen was.
Vrouw Pieter kwam voor een derde maal
door de reet van de deur kijken en vroeg of
de juffrouw licht wilde hebben en iets eten
Zij schudde het hoofd en zei dat zij niets
verlangde dan rust. Van lieverlede begon het
buiten donker te worden en zij tuurde nog
altijd uit het venster.
Daar sloop iets wits uit het donkere geboomte
over het plein, tot onder aan den hoogen stoep,
klouterde langs het lijstwerk dat om het huis
liep tot onder haar venster, en bleef op een
vooruitspringenden hoek zitten het was Al-
manzor. Zijne groene oogen fonkelden nog
akeliger dan anders, terwijl hij herhaaldelijk
pogingen deed om op haar vensterbank te
springen, waarbij hij echter telkens terug
tuimelde. Clara hoorde zijn nagels langs den
muur krassen, sloot het venster en ontkleedde
zich in 't donker. Zij lag een poos sf il op
haar bed, doch werd hoe langer hoe angstiger.
Wat vreesde zij eigenlijk Dat wist zij niet,
zij kon het niet onder woorden brengen maar
zij voelde het het angstzweet stond haar
op het voorhoofd. Het was ook zoo vreeselijk
warm 1 Zij kon niet slapen en als zij even
insluimerde werd zij met een gil wakker en
meende een gedaante in het donker te zien.
Baimond, Baimond, die haar treurig, o zoo
treurig aankeek. Dwaasheid! zjj immers was
meester, den 12 Dec. 1855 door den raad vast
gesteld, door den gemeente-bouwmeester kon
worden geschorst, doch niet ontslagen,
zonder de machtiging van B. en W.
In die opvatting werd de heer Snijders nog
onlangs versterkt bij het nazien van de bijlagen
der gemeente-rekening over 1888. De titels
der betalingsrollen, art. 49 der rekening over
1888, waarop het s'epersvak is vermeld, luiden
toch als bijv.«Betalingsrol (no. 645) van
arbeidsloonen van 1 Juli tot 22 Sept. 1888,
aan de werklieden, gearbeid hebbende ten
dienste van straten, pleinen, markten enz.
terwjjl daarop onder volgnommer 18 voorkomt
H. van Iren, sleper, wagenvrachten 619 a 35
cent f 216.15.
De spreker herinnert, dat hij den 8 Mei jl.
gevraagd heeft, op welken grond de gemeente
bouwmeester aan gemeente-ambtenaren gelde
lijke straffen kan opleggen en personen, in
dienst der gemeente, kan ontslaan, terwijl hem
bij zijn instructie die bevoegdheid bepaald is
ontzegd? Door den wethouder van fabricage
is daarop geantwoord »Van Iren is niet een
gemeente-ambtenaar en nimmer is hij, bij uit
sluiting van anderen, tot gemeentesleper aan
gesteld".
Maar wat was Van Iren dan De heer
Snijders wijst op de voor hem liggende «voor-
waarden, naar welke de EdelAchtbare Heeren
Burgemeester en Wethouders der stad Middel
burg zullen aanbesteden het voer- en sleeploon,
gedurende het jaar 1850", naar welke voor
waarden bedoeld voer- en sleeploon door den
vader van Van Iren destijds werd aangenomen.
Het is den heer Snijders onbekend, of derge
lijke aanbesteding door burg. en weth. later
meer heeft plaats gehad, doch dit is onbe
twistbaar dat Van Iren, vader en zoon, sedert
onafgebroken en bij uitsluiting van anderen
met het voer- en sleepwerk der gemeente zijn
belast geweest. Uit dergelijke «voorwaarden"
als bijlage bij de stukken aanwezig, is het den
8 Mei door den heer Sprenger genoemde «con-
venu" ontstaan, waaruit blijkt, dat weder een
aanbesteding van voer- en sleeploon voor het
jaar 1888 heeft plaats gehad en dat derhalve
Van Iren als «aannemer van werk" moet worden
beschouwd. Nu moge dat convenu niet schrif
telijk voor 1889 zijn vernieuwd, het valt toch
niet te ontkennen, dat het feiteljjk is blijven
bestaan en van beide zijden is nageleefd tot
den dag, waarop Van Iren ontslagen werd.
Het doet spreker leed, dat in het rapport
van B. en W. te dezer zake wel het gevoelen
is uitgesproken, dat Van Iren niet als gemeente
ambtenaar is aan te merken, doch geheel het
stilzwijgen wordt bewaard over de vraag welk
rechtsverband dan wel tusschen Van Iren en
de gemeente bestaat; en zulks te meer, uithoofde
Van Iren zich er in zijn adres op beroept aan
nemer van het voer- en sleepwerk te zijn. Waar
toch de gewone werkman volgens art. 7 der
instructie reeds zonder machtiging van B. en
W. niet mag worden ontslagen, daar kon naar
sprekers meening van een ontslag van eenen
aannemer, zonder die machtiging, wel zonder
twijfel geen sprake zijn.
De heer Snijders zal daarom alsnog gaarne
door B. en W. worden ingelicht, wanneer Van
Iren niet als gewoon werkman kan worden
beschouwd, op grond van welk artikel der ge
meentewet of van welk raadsbesluit of van
welke verordening de bevoegdheid om hem te
ontslaan aan den gemeente-bouwmeester kan
worden toegekend.
Spreker wenscht er verder op te wijzen, hoe
de onderscheidene feiten, in het adres van Van
Iren vermeld, door de stukken worden bevestigd,
wat hij nader aantoont.
Volgens den heer Snijders bljjft ten slotte de
vraag overwat is er toch van de aanleiding
tot het ontslag De opzichter Zevenhuizen
beklaagt zich dat Van Iren met betrekking
tot het vervoer van geklopte steen naar den
Zaagmolen «dienst heeft geweigerd en alzoo
oorzaak is geweest, dat hij, gemeente-opzichter,
met een werkman aldaar te vergeefs heeft ge
wacht teneinde den voerman te kunnen aan
wijzen, waar bedoelde geklopte steen moest
worden gestort"; dit geschiedde 16 April jl.
In het geheel zijn aan den Zaagmolen ver
bruikt 31 voer geklopte steenden 22en Febr.
1889 is door Van Iren met het vervoer begonnen
en vervolgens geleidelijk voortgezet, zoodat op
16 April 29 voer aldaar reeds waren gestort.
Is de bewering van den gemeente-opzichter aan
neembaar, dat Van Iren dienst zou hebben
geweigerd, nu slechts twee voeren meer te
alleenzij hield de oogen open en spande zich
in om aan iets anders te denken. Aan Nelly
Die zou nu wel thuis zijn en haar man wat
stelde hij zich weer dwaas aan had haar
zeker van dien brief verteld
Daar was zij weer aan BaimondSnel aan
Nelly en Florian denken. Wat zaten zij daar
gezellig samen aan tafel maar zie,
dat was niet de lange, magere schoolmeester,
maar Baimond en naast hem zat niet Nelly,
maar Clara
Er sloeg iets tegen het venster. Zij sprong
op verbeelding. De hitte werd hoe langer
hoe ondragelijker 1 Alweer dat geritsel aan
het raam, alsof iemand zand of kiezel tegen
de ruiten wierp. Wie riep haar Als het
Baimond eens was. Dwaze invalZij haatte
en verachtte hem immers En toch
misschien vermoedde hij wat zjj leèd en
kwam haar halen. Alweer dat zand
werpen tegen de ruiten. Hij was het;
hij moest het zijn 1 Zij sprong uit het bed,
kleedde zich op het gevoel aan en ging
naar de deur. Waar was de kruk Als het
maar niet te lang duurde en Baimond onge
duldig werd o gelukkig, daar was de
deur open. En nu de trap af, die steeds nieuwe
treden scheen te krijgen Eindelijk stond
zij buiten «Baimond 1"
«Juffrouw Clara?"
Dat was niet de stem van BaimondAls
een slaapwandelaarster stond Clara met opge-
tansporteeren waren, na 29 voer tegen het arm
zalige loon van 35 ets, waarvan de gemeente
bouwmeester nog heeft beproefd het voorge
schoten tolgeld af te trekken, te hebben over
gebracht En wat te denken van de bewering
dat hij beeft moeten wachten, teneinde aan te
wijzen waar de geklopte steen moest worden
gestort Geschiedt zulk een aanwijzing eerst,
als bijna alles reeds over den weg is gespreid
Het is onaanneembaar, ofschoon er overigens
bij de fabricage vreemde dingen schjjnen voor
te komen, die voor spreker althans onverklaar
baar zijn. Hij begrijpt bijv. tot dusverre niet,
waaraan de gemeente-bouwmeester het recht
ontleent straffen op te leggen in geld, door
inhouding van verdiend loon, en nog veel minder,
dat dergeljjke handelwijze niet door burg. en
weth. wordt gewraaktdoch er is meer.
In het begin van Januari 1888 wordt aan
H. van Iren het nagemelde convenu voorgelegd
en door hem geteekend. Daarop doet spreker
voorlezing van verschillende betalingsrollen van
af 1 Jan. tot 31 Dec. 1888, waarop de onder-
teekening te vinden is van de wed. D. van Iren,
sleepster.
Op de vraag van den heer Snijders aan Van
Iren naar de reden, waarom voor de betaling
van wagenvrachten, door hem als aannemer
vervoerd, door wed. D. van Iren kwitantie was
verleend, ontving spreker ten antwoord«dat
hij, wilde hij zijn verdiend loon ontvangen,
niettegenstaande zijn tegenspartelen, genood
zaakt geworden is, bedoelde betalingsrollen te
teekenen met den naam zjjner moeder, zonder
dat hij in staat was de oorzaak mede te deelen,
waarom zulks van hem gevorderd werd."
Toen spreker vóór jaren nog de eer had lid
der commissie van fabricage te zijn, werd door
zijn toenmalig medelid, later wethouder, den
heer D. A. Dronkers, herhaaldelijk het nut en
•-oordeel voor de gemeente betoogd het getal
werklieden bij de fabricage in te krimpen en
zooveel mogelijk de uit te voeren werken, zelfs
kleine, voor zoover die daarvoor vatbaar zjjn,
bij aanbesteding te doen uitvoeren. Spreker
vond slechts weinige opgaven betreffende de
uitgebreidheid van bedoeld personeel, doch in
de memorie van toelichting bij de begrooting
voor 1878 wordt hiervoor opgegeven10 man
nen en 1 jongen, welk getal in 1888, bljjkens
het verslag der kamer van koophandel en fa
brieken over dat jaar, tot 2 jongens van 14 tot
16 jaar, 1 jongen van 16 tot 18 jaar en 22 man
nen, tezamen alzoo 25 personen, geklommen is.
Hij acht het overbodig, na al het gezegde,
nog te verklarendat de conclusie vau het
advies van heeren burgemeester en wethouders
niet door hem kan worden aanvaard, en hij
stelt daarom in plaats daarvan de volgende
motie voor
De raad, gelezen het advies van H. van Iren
gelezen het daaromtrent uitgebracht advies
van heeren burgemeester en wethouders
gehoord de discussiën, daarover gevoerd
is van oordeeldat de gemeente-bouwmeester
met het ontslaan van H. van Iren als sleper
en vervoerder van de vrachten der gemeente,
zijne bevoegdheid is te buiten gegaan.
De heer Van Dunné meent, dat indien de
gemeente-bouwmeester in 1888 Van Iren in
dienst nam, dit berustte op een verordening
van burg. en weth. Hij veronderstelt niet, dat
deze verordening is ingetrokken, maar meent
uit het gebeurde met Van Iren op te maken,
dat deze laatste geheel was overgeleverd aan de
willekeur van den gemeente-bouwmeester. Wie
heeft dezen gemachtigd het contract met Van
Iren aan te gaan Indien daaromtrent geen
licht is ontstoken, weet spreker niet op welke
gronden dit contract berust.
De heer Sprenger verklaart zich bereid, indien
de heer Van Dunné bepaalde vragen stelt, deze
in de volgende zitting te beantwoorden.
De heer Jeras stelt voor, het onderzoek in
deze zaak nog aan een speciale commissie op
te dragen.
De voorzitter merkt op, dat in zijn oog het
benoemen van een speciale, commissie de bitee-
kenis heeft, dat de gemeenteraad geen ver
trouwen stelt, wat deze zaak betreft, in het
college van burg. en weth. Hij wil niet voor-
uitloopen en kan niets zeggen omtrent de hou
ding welke burg. en weth. tegenover zulk een
votum konden aannemen, doch indien het ge
beurde, dat wellicht derhalve de leden van
het college van burg. en weth. er aan dachten
hun ontslag te nemen, dan zou hij hun dit
ontraden, er hen op wijzend dat burg. eu weth.
een breeden rug moeten hebben.
heven arm
«Juffrouw Clara herhaalde Karei op
gedempten toon. Ondanks de hitte kreeg zjj
een rilling, hare knieën knikten.
Niet BaimondNu was alles verloren
Behoedzaam kwam Karei naderbjj.
«Zjjt gjj het juffrouw Clara O ja gjj
zjjt het, gij hebt mjj gehoord. Wat ben ik
dankbaar dat gjj gekomen zjjtIk moet u
spreken.Van avond had ik een gesprek
met Papa, dat over mijn geheele leven beslist.
Ik ga weg, vrijwillig, begrijpt gjj dat?" en
daar Clara niet antwoordde vervolgde hjj na
een poos.
«Het moet. Ik heb alles goed over
wogen, ik kan niet langer met hem onder een
dak wonen en met u
Hjj wachtte te vergeefs op een woord van
deelneming en niet wetende of zjj hem wel
verstaan had, begon hjj weer
«Juffrouw Clara, ik ga weg, wjj zien elkaar
nooit weer
Er viel een traan op haar hand, die hjj aan
zijne lippen drukte, en dat bracht haar tot
zich zelf. Zjj onttrok hem haar hand en liep
langzaam naar het park. Karei volgde haar
schoorvoetend.
Onder de boomen was het nog warmer dan
op het pleinClara ging verder. Het pad
voerde door een dicht dennenbos ch naar een
strook eiken hakhout, dat het park van de
vlakte scheidde. Aan het einde van het pad