Gemeenteraad van Middelburg. ^FEUILLETON* EEN REIS IN DE MORGENSCHEMERING. geleden een groote afschuiving ontstond. De kuip is daardoor geïnundeerd en de -inlaagdjjk keert thans het zeewater. Men is evenwel bezig om dien inlaagdijk te verhoogen en te versterken. Toen men Woensdag morgen te St Maar tensdijk ten huize van den metselaar C. M. den inwonenden knecht wekte bleef alle roepen te vergeefs. Bij onderzoek vond men hem dood in bed liggen. Den vorigen avond had de overledene, een jonkman van 27 jaar, zich nog gezond ter ruste begeven. Na ruim een paar maanden slapte van werkzaamheden aan de Spoorwegkade te Ter- neuzen, is zoo schrijft men ons daarin nu toch eenige verbetering gekomen, en, door de aankomst van eenige beladen zeeschepen, het werkeml personeel wederom aan den gang geraakt. De afgeloopen kermis aldaar is ditmaal al bijzonder stil geweesthet bezoek van buiten was weinig en bij de liefhebbers van binnen scheen er al zeer weinig lust te bestaan tot kermisvieren. De weinige verdiensten in den laatsten tijd was hoofdzakelijk hiervan wel de oorzaak, waarbij ook kwam dat velen de ker misdagen waarnamen om een bezoek te brengen aan Antwerpen, terwijl ook het ongestadige weder velen weerhield van kermisbezoek. Dat kramers, negocianten en anderen steen en been klaagden is wel te begrijpen. Bij de Dinsdag te Hoek gehouden ver kiezing voor een lid van den raad, noodig door het bedanken van den heer H. Wolfert, ver kreeg niemand de meerderheid. Herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren Jacobus Dieleman Jr. die 26 en Hps bert Heinsdjjk die 14 stemmen verkreeg. Van de 155 kiezers namen er 60 aan de verkiezing deel. Met ingang van 1 November a. is be noemd tot postbode voor de gedeeltelijke be stelling te Groede F. van Lnyk, korporaal bij het 3e reg. infanterie te Vlissingen. Tot kommies 4e klasse bij de dir. bel., invoerrechten en accijnzen te Ell (Limburg), is benoemd de heer P. Lauret te Philippine. Zulks met ingang 1 November a. s. Vergadering van Woensdag des namiddags te 2 uren. (Slot.) Omtrent den loop van de debatten over het voorstel van burg. en weth. aangaande het in hun handen om advies gestelde adres van P. Buijs en C. S. Schout, betreffende de uitloozing van het hemel- en Bpoelwater uit hunne wo ningen en van hun gronden op het riool in de Achtergracht, valt in het kort het volgende mede te deelen. De heerVan Dunne herinnert er aan dat hij vroeger een interpellatie heeft aangekondigd over de demping der Achtergracht. Thans geeft het adres hem aanleiding op deze zaak terug te komen. Hij vraagtwat was het doel van de demping der Achtergracht? Hij meent om een beteren toestand in het leven te roepen. Gedurende de laatste jaren verzuimde men het reinigen van de gracht, waardoor een poel was ontstaan. Derhalve besloot men die gracht te dempen. Op die gracht liepen tal van rioolen af. Men had volgens den spreker een nauwkeurige be schrijving over de uitloozing moeten maken, dan ware het mogelijk geweest een overeen komst te sluiten met belanghebbenden over de sueering. Men heeft dit niet gedaan, is begonnen te dempen, en het einde is geweest dat een slechte foestand is geschapen. Tal van rioolen zijn afgebroken. Dientengevolge stroomen hemel en spoelwater en faecale stoffen door de rioolen in den grond, met het resultaat, dat het huiswater en de faecalen den grond en de lucht verpesten. Eindeljjk zal de gemeenteraad niet meer bij machte zijn den toestand in het reine te brengen. Misschien hadden de menschen van de Achter gracht geen recht tot hun eisch, doch de spreker vraagt of eene gemeente zoo te werk mag gaan als hier bij de demping het geval is. Men beging zelf een groote onrechtvaardig heid, door toe te laten dat de menschen last kregen van het spoelwater. Had men de billijkheid betracht, dan zou men een beteren toestand hebben geschapen. Uit het Duitsch. van C. Karlweis. IX. Het was een warme dag geweest, zoo warm dat de lieden, die elkaar op straat tegenkwa men, niets anders te zeggen hadden dan «Wat een hitte Er komt zeker onweder 1" De boer, die op het veld werkte, keek ver baasd naar den jongenheer van de fabriek, die zich niet om de zon scheen te bekommeren en langzaam over den weg wandelde. »Als ik zoo rijk was en den heelen dag kon luieren, zooals die daar, dan zou ik ook liever in het hooi gaan liggen dan hier rond te loopen", dacht hij en begon weer met nieuwen moed te spitten. »Foei, foei", bromde de daglooner, die een vracht planken over de plaats droeg en eens even moest uitblazen. De patroon kwam het kleine deurtje, dat naar het park leidde, uit en liep hem voorbij, zonder naar hem te zien. »Als ik hier baas was, zou ik ook liever in mjjn kamer blijven zitten, dan overal rond te loopen om de werklieden na te gaan", De voorzitter merkt den heer Van Dunné op, dat niet de kwestie der Achtergracht maar het adres van Schout en Bups aan de orde is. De heer Van Dunné meent dat beide zaken niet van elkander te scheiden zijn en dat een betere toestand verkregen moet worden om verdere dergelijke adressen te voorkomen. De spreker treedt daarop in een verdere beschou wing van de oorzaken, die den tegenwoordigen toestand in het leven riepen. Zjjn vraag ïs, wanneer hij let op het advies van B. en W., of dit advies billijk en ook juist is Hij gelooft het niet en herinnert eraan hetgeen met Tilroe is gebeurd, wien men niet de verplichtingen van het gebruik van het tonnenstelselheeft opgelegd, wat thans bij het adres van Buijs en Schout wel gebeurt. De spreker noemt deze laatste bepaling van het advies belachelijk en ongeoorloofd, wijl zij niet is in acht te nemen. Derhalve stelt de heerVan Dunné het volgende amendement voorhet advies van B. en W. aldus te lezen daf de uitwatering eindelijkzal worden belet, ingeval het mocht blijken dat de aante leggen buizen 't zij direct, 'tzij indirect in verbinding staan met putten of vergaarbak ken, bestemd voor de verzameling van faecaliën. De heer Yan der Harst vraagt, hoe men te weten zal komen of er aansluiting is van de buizen bjj vergaarbakken vaD faecaliën op het erf van anderen, daar de gemeente niet het recht bezit dit te onderzoeken. De heer Van Dunné gelooft, dat, wanneer men het eene erf het recht van uitwatering geeft op het andere, men wel een bepaling kan vinden om de gemeente het recht te geven, te onderzoeken of men zich houdt aan de gege ven vergunning. Ten slotte geeft de heer Van Dunné zijn voornemen te kennen om, terwijl hij lid van den gemeenteraad zal zijn goed zijn oogen open te houden en geen slaaf van anderen, te zijn en komt hij nog eens terug op de geschie denis van de Achtergracht. De heer mr E. P. Schorer meent dat men verschillend denken kan over het besluit van 1888, door den heer Van Dunné als onjuist genomen beschouwd. De spreker verklaart het niet eens te zijn met het voorstel van den heer Dunné, daar het onmogelijk zal zijn te onderzoeken vanwaar de faecale stoffen komen. Hij vraagt of het daarom niet wijzer is zich te houden aan hetgeen in 1888 is aangeno men. Of men moest hetgeen in 1888 besloten is aan een geheele verandering onderwerpen. Wanneer men het amendement van den heer Van Dunné aanneemt, dan moet een geheele herziening van het reglement plaats vinden, maar men mag geen uitzondering maken voor de beide adressanten. De heer Van Dunné gelooft dat de heer Schorer hem verkeerd heeft begrepen en licht zijn opvatting nader toe. Hij toont aan dat men reeds van het besluit van 1888 is afge weken en raadt aan zoo spoedig mogelijk het besluit te herzien en een nauwkeurig onder zoek in te stellen naar den vioegeren toestand voor de demping van de Achtergracht om geen onbillijkheid te begaan. Het amendement van den heer Van Dunné wordt verworpen met acht stemmen tegen en vier stemmen voor. Tegen stemden de heeren Den Bouwmeester, Fan der Harst, De Ligny, W. J. Sprenger, Snouck Hurgronje, Schorer en F. G. Sprenger. De heer Van Dunné stelt daarop als amen dement op het voorstel van burg. en weth. voorde gemeenteraad besluit te zullen zorg dragendat het hemelwater van gemeente gronden voortaan niet meer vloeie over de terreinen van adressanten en daartoe een afzonderlijke rioleering aan te leggen. De heer Van Dunné licht zjjn amendement nader toe. De heer Snijders verklaart niet voor het amendement te kunnen stemmen, omdat hij niet voldoende op de hoogte is van den toe stand, en geeft den heer Van Dunné in overwe ging later bij zijn interpellatie over de Achter gracht een uitvoerig voorstel in den geest van zijn amendement te doen. De heer Van Dunné heeft daar niets tegen, indien de gemeente daarstelt een afvoerkanaal voor het hemelwater van gemeentegronden op het terrein der adressanten. De heer Tak vraagt, of het de bedoeling is dat de menschen op hun eigen terrein de dacht de man en nam zijn planken weer op zijne schouders. »Foei, foei", zuchtten de twee klerken op het kantoor van de fabriek en wierpen de pennen weg. In het kabinet van den heer Boll had een luide woordenwisseling tusschen vader en zoon plaats gehad, daarop werd de deur opengerukt en eerst kwam de jongeheer bleek en met trillende lippen voorbij, daarna de heer Boll, met een hoogroode kleur en ge fronste wenkbrauwen. Karei had wel vrien delijk gegroet zooals anders, maar de klerken merkten toch wel dat dit slechts uit gewoonte geschiedde. De chef was echter met den hoed op het hoofd langs hen heengeloopen, zonder op hun eerbiedigen groet te letten. «Er komt onwederhad de jongste gezegd. «Geen wonder, bij die hitte", antwoordde de ander en beiden staarden een poos op de zonnige plaats, waarna de eerste de opmerking maakte dat de chef toch een rare vent was. »Als wij zijn geld haddenzuchtten heide te gelijk en ieder begon op te noemen wat hjj dan wel doen zou De avond had geen koelte aangebracht. Clara stond nog aan het venster en zag in het westen dikke wolken samenpakken, maar zij bespeurde geen zuchtje, er zong geen vogel rondom heerschte een drukkende stilte. Zjj dacht aan dien avond, toen zjj het huis kosten zelf dragen van het afvoermiddel. De heer Van der Harst merkt op, dat burg. en weth. voorstellen in te willigen, wat de adressanten vragen. De heer W. J. Sprenger geeft hierop een be schrijving van het terrein van Bups. Hjj meent dat de bedoeling is de aansluiting voor kosten van de gemeente te nemen tot het terrein van Buijs, doch niet op het terrein zelf. De heer Tak merkt op hoe uit het gesprokene blijkt, dat omtrent deze zaak niet dezelfde opvatting bestaat. De heer Van Dunné meent dat voor korten tijd op een verzoek van mej. Timmermans betrek kelijk rioleering afgeweken is van het besluit in 1888. De heer W. J. Sprenger wederlegt deze op vatting. De voorzitter verzoekt den heer Van Dunné bij de zaak te blijven en teekeut protest aan tegen den toon van den spreker die o. a. beleedigend is voor de commissie van fabricage. De heer Tak meent dat de uitdrukking be trekkelijk die aansluiting van het riool heeft aanleiding gegeven tot verschillende uitleg ging en vraagt, of d$ bedoeling van burg. en weth. is om de adressanten niet op kosten te jagen. De heer Van der Harst zegt dat de bedoeling is op zich te nemen de kosten van aansluiting tot het terrein der adressanten. De heer Van Dunné trekt thans zijn amen dement in. De heer W. J. Sprenger maakt nog eens de bedoeling van burg. en weth. duidelijk, die vooi rekening der gemeente willen nemen de kosten van aansluiting tot aan de terreinen van Buijs en Schout. Zooals gemeld werd, daarop conform het voor stel van burg. en weth besloten om het ma ken der uitloozingen voor rekening der gemeente te nemen. Naar aanleiding van de thans aan de orde gestelde behandeling van het, laatstelijk inde vergadering van den 24 Juli 1889 aangehouden, adres van H. van Iren, houdende klachten tegen den gemeente-bouwmeester, den heer J. H. Will, en het in die vergadering overgelegd advies van burg. en weth. dienaangaande, zegt de heer Jeras, dat hij meent verplicht te zijn hier het woord te nemen, daar de behandeling dezer zaak vroeger uitgesteld is wegens zijn afwezigheid. Indien de leden ophelderingen van hem verwachten, moet hij hen teleurstel len. Hij is van oordeel dat het advies van burg. en weth. eenzijdig en partijdig is. Hij kent Van Iren en den gemeente-bouw meester sedert jaren. Van Iren is een langzaam maar eerlijk man, de gemeente-bouwmeester een zeer lastig man, die zich beijvert de men schen belachelijk te maken. Aannemers trekken zich in den laatsten tijd terug, omdat zjj niet te doen willen hebben met den gemeente-bouwmeester. Spreker meent dan ook dat het advies van burg. en weth. zeer partijdig en eenzijdig is, en stelt nog eens voor, niettegenstaande een vroeger voorstel van den heer De Ligny is verworpen, de zaak te verwijzen naar een bijzondere commissie tot onderzoek. De heer Snijders herinnert hierop er aan, hoe hij in de zitting van 8 Mei jl. mededeelde dat een te goeder naam bekend ingezetene H. van Iren zich bij hem had beklaagd dat de gemeente-bouwmeester hem een boete van 5 had opgelegd; dat die boete, na van Irens wei gering, om in den aftrek daai van van doorhem verdiend voerloon te berusten, tot 3 is ver minderd dat na Vin Irens volgehouden wei gering de vordering van die boete is losgelaten en bedoeld loon ten volle is uitbetaald, doch dat de gemeente-bouwmeester hem daarop heeft ontslagen als sleper der gemeente. De spreker herinnert zich, hoe reeds voor meer dan veertig jaar de betrekking van sleper der gemeente, onder den naam van «stadswagenaar", bestond en door zekeren Koets werd bekleed. De vader van H. van Iren trad ongeveer in 1850 als diens opvolger in functie, terwijl zijn zoon H. van Iren sedert zijns vaders overlijden die be trekking heeft vervuld. Gedurende de 20 jaart dat de heer Snijders lid van den raad is, her innert hij zich niet ooit iets omtrent een aan besteding van het sleepwerk der gemeente te hebben vernomen, en hij heeft derhalve Van Iren beschouwd als gewoon werkman bij de fabricage, die volgens de laatste alinea van art. 7 der Instructie voor den gemeente-bouw- harer tante ontvlucht was, en doorleefde nog eens alles, wat er sedert met haar voorge vallen was. Vrouw Pieter kwam voor een derde maal door de reet van de deur kijken en vroeg of de juffrouw licht wilde hebben en iets eten Zij schudde het hoofd en zei dat zij niets verlangde dan rust. Van lieverlede begon het buiten donker te worden en zij tuurde nog altijd uit het venster. Daar sloop iets wits uit het donkere geboomte over het plein, tot onder aan den hoogen stoep, klouterde langs het lijstwerk dat om het huis liep tot onder haar venster, en bleef op een vooruitspringenden hoek zitten het was Al- manzor. Zijne groene oogen fonkelden nog akeliger dan anders, terwijl hij herhaaldelijk pogingen deed om op haar vensterbank te springen, waarbij hij echter telkens terug tuimelde. Clara hoorde zijn nagels langs den muur krassen, sloot het venster en ontkleedde zich in 't donker. Zij lag een poos sf il op haar bed, doch werd hoe langer hoe angstiger. Wat vreesde zij eigenlijk Dat wist zij niet, zij kon het niet onder woorden brengen maar zij voelde het het angstzweet stond haar op het voorhoofd. Het was ook zoo vreeselijk warm 1 Zij kon niet slapen en als zij even insluimerde werd zij met een gil wakker en meende een gedaante in het donker te zien. Baimond, Baimond, die haar treurig, o zoo treurig aankeek. Dwaasheid! zjj immers was meester, den 12 Dec. 1855 door den raad vast gesteld, door den gemeente-bouwmeester kon worden geschorst, doch niet ontslagen, zonder de machtiging van B. en W. In die opvatting werd de heer Snijders nog onlangs versterkt bij het nazien van de bijlagen der gemeente-rekening over 1888. De titels der betalingsrollen, art. 49 der rekening over 1888, waarop het s'epersvak is vermeld, luiden toch als bijv.«Betalingsrol (no. 645) van arbeidsloonen van 1 Juli tot 22 Sept. 1888, aan de werklieden, gearbeid hebbende ten dienste van straten, pleinen, markten enz. terwjjl daarop onder volgnommer 18 voorkomt H. van Iren, sleper, wagenvrachten 619 a 35 cent f 216.15. De spreker herinnert, dat hij den 8 Mei jl. gevraagd heeft, op welken grond de gemeente bouwmeester aan gemeente-ambtenaren gelde lijke straffen kan opleggen en personen, in dienst der gemeente, kan ontslaan, terwijl hem bij zijn instructie die bevoegdheid bepaald is ontzegd? Door den wethouder van fabricage is daarop geantwoord »Van Iren is niet een gemeente-ambtenaar en nimmer is hij, bij uit sluiting van anderen, tot gemeentesleper aan gesteld". Maar wat was Van Iren dan De heer Snijders wijst op de voor hem liggende «voor- waarden, naar welke de EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der stad Middel burg zullen aanbesteden het voer- en sleeploon, gedurende het jaar 1850", naar welke voor waarden bedoeld voer- en sleeploon door den vader van Van Iren destijds werd aangenomen. Het is den heer Snijders onbekend, of derge lijke aanbesteding door burg. en weth. later meer heeft plaats gehad, doch dit is onbe twistbaar dat Van Iren, vader en zoon, sedert onafgebroken en bij uitsluiting van anderen met het voer- en sleepwerk der gemeente zijn belast geweest. Uit dergelijke «voorwaarden" als bijlage bij de stukken aanwezig, is het den 8 Mei door den heer Sprenger genoemde «con- venu" ontstaan, waaruit blijkt, dat weder een aanbesteding van voer- en sleeploon voor het jaar 1888 heeft plaats gehad en dat derhalve Van Iren als «aannemer van werk" moet worden beschouwd. Nu moge dat convenu niet schrif telijk voor 1889 zijn vernieuwd, het valt toch niet te ontkennen, dat het feiteljjk is blijven bestaan en van beide zijden is nageleefd tot den dag, waarop Van Iren ontslagen werd. Het doet spreker leed, dat in het rapport van B. en W. te dezer zake wel het gevoelen is uitgesproken, dat Van Iren niet als gemeente ambtenaar is aan te merken, doch geheel het stilzwijgen wordt bewaard over de vraag welk rechtsverband dan wel tusschen Van Iren en de gemeente bestaat; en zulks te meer, uithoofde Van Iren zich er in zijn adres op beroept aan nemer van het voer- en sleepwerk te zijn. Waar toch de gewone werkman volgens art. 7 der instructie reeds zonder machtiging van B. en W. niet mag worden ontslagen, daar kon naar sprekers meening van een ontslag van eenen aannemer, zonder die machtiging, wel zonder twijfel geen sprake zijn. De heer Snijders zal daarom alsnog gaarne door B. en W. worden ingelicht, wanneer Van Iren niet als gewoon werkman kan worden beschouwd, op grond van welk artikel der ge meentewet of van welk raadsbesluit of van welke verordening de bevoegdheid om hem te ontslaan aan den gemeente-bouwmeester kan worden toegekend. Spreker wenscht er verder op te wijzen, hoe de onderscheidene feiten, in het adres van Van Iren vermeld, door de stukken worden bevestigd, wat hij nader aantoont. Volgens den heer Snijders bljjft ten slotte de vraag overwat is er toch van de aanleiding tot het ontslag De opzichter Zevenhuizen beklaagt zich dat Van Iren met betrekking tot het vervoer van geklopte steen naar den Zaagmolen «dienst heeft geweigerd en alzoo oorzaak is geweest, dat hij, gemeente-opzichter, met een werkman aldaar te vergeefs heeft ge wacht teneinde den voerman te kunnen aan wijzen, waar bedoelde geklopte steen moest worden gestort"; dit geschiedde 16 April jl. In het geheel zijn aan den Zaagmolen ver bruikt 31 voer geklopte steenden 22en Febr. 1889 is door Van Iren met het vervoer begonnen en vervolgens geleidelijk voortgezet, zoodat op 16 April 29 voer aldaar reeds waren gestort. Is de bewering van den gemeente-opzichter aan neembaar, dat Van Iren dienst zou hebben geweigerd, nu slechts twee voeren meer te alleenzij hield de oogen open en spande zich in om aan iets anders te denken. Aan Nelly Die zou nu wel thuis zijn en haar man wat stelde hij zich weer dwaas aan had haar zeker van dien brief verteld Daar was zij weer aan BaimondSnel aan Nelly en Florian denken. Wat zaten zij daar gezellig samen aan tafel maar zie, dat was niet de lange, magere schoolmeester, maar Baimond en naast hem zat niet Nelly, maar Clara Er sloeg iets tegen het venster. Zij sprong op verbeelding. De hitte werd hoe langer hoe ondragelijker 1 Alweer dat geritsel aan het raam, alsof iemand zand of kiezel tegen de ruiten wierp. Wie riep haar Als het Baimond eens was. Dwaze invalZij haatte en verachtte hem immers En toch misschien vermoedde hij wat zjj leèd en kwam haar halen. Alweer dat zand werpen tegen de ruiten. Hij was het; hij moest het zijn 1 Zij sprong uit het bed, kleedde zich op het gevoel aan en ging naar de deur. Waar was de kruk Als het maar niet te lang duurde en Baimond onge duldig werd o gelukkig, daar was de deur open. En nu de trap af, die steeds nieuwe treden scheen te krijgen Eindelijk stond zij buiten «Baimond 1" «Juffrouw Clara?" Dat was niet de stem van BaimondAls een slaapwandelaarster stond Clara met opge- tansporteeren waren, na 29 voer tegen het arm zalige loon van 35 ets, waarvan de gemeente bouwmeester nog heeft beproefd het voorge schoten tolgeld af te trekken, te hebben over gebracht En wat te denken van de bewering dat hij beeft moeten wachten, teneinde aan te wijzen waar de geklopte steen moest worden gestort Geschiedt zulk een aanwijzing eerst, als bijna alles reeds over den weg is gespreid Het is onaanneembaar, ofschoon er overigens bij de fabricage vreemde dingen schjjnen voor te komen, die voor spreker althans onverklaar baar zijn. Hij begrijpt bijv. tot dusverre niet, waaraan de gemeente-bouwmeester het recht ontleent straffen op te leggen in geld, door inhouding van verdiend loon, en nog veel minder, dat dergeljjke handelwijze niet door burg. en weth. wordt gewraaktdoch er is meer. In het begin van Januari 1888 wordt aan H. van Iren het nagemelde convenu voorgelegd en door hem geteekend. Daarop doet spreker voorlezing van verschillende betalingsrollen van af 1 Jan. tot 31 Dec. 1888, waarop de onder- teekening te vinden is van de wed. D. van Iren, sleepster. Op de vraag van den heer Snijders aan Van Iren naar de reden, waarom voor de betaling van wagenvrachten, door hem als aannemer vervoerd, door wed. D. van Iren kwitantie was verleend, ontving spreker ten antwoord«dat hij, wilde hij zijn verdiend loon ontvangen, niettegenstaande zijn tegenspartelen, genood zaakt geworden is, bedoelde betalingsrollen te teekenen met den naam zjjner moeder, zonder dat hij in staat was de oorzaak mede te deelen, waarom zulks van hem gevorderd werd." Toen spreker vóór jaren nog de eer had lid der commissie van fabricage te zijn, werd door zijn toenmalig medelid, later wethouder, den heer D. A. Dronkers, herhaaldelijk het nut en •-oordeel voor de gemeente betoogd het getal werklieden bij de fabricage in te krimpen en zooveel mogelijk de uit te voeren werken, zelfs kleine, voor zoover die daarvoor vatbaar zjjn, bij aanbesteding te doen uitvoeren. Spreker vond slechts weinige opgaven betreffende de uitgebreidheid van bedoeld personeel, doch in de memorie van toelichting bij de begrooting voor 1878 wordt hiervoor opgegeven10 man nen en 1 jongen, welk getal in 1888, bljjkens het verslag der kamer van koophandel en fa brieken over dat jaar, tot 2 jongens van 14 tot 16 jaar, 1 jongen van 16 tot 18 jaar en 22 man nen, tezamen alzoo 25 personen, geklommen is. Hij acht het overbodig, na al het gezegde, nog te verklarendat de conclusie vau het advies van heeren burgemeester en wethouders niet door hem kan worden aanvaard, en hij stelt daarom in plaats daarvan de volgende motie voor De raad, gelezen het advies van H. van Iren gelezen het daaromtrent uitgebracht advies van heeren burgemeester en wethouders gehoord de discussiën, daarover gevoerd is van oordeeldat de gemeente-bouwmeester met het ontslaan van H. van Iren als sleper en vervoerder van de vrachten der gemeente, zijne bevoegdheid is te buiten gegaan. De heer Van Dunné meent, dat indien de gemeente-bouwmeester in 1888 Van Iren in dienst nam, dit berustte op een verordening van burg. en weth. Hij veronderstelt niet, dat deze verordening is ingetrokken, maar meent uit het gebeurde met Van Iren op te maken, dat deze laatste geheel was overgeleverd aan de willekeur van den gemeente-bouwmeester. Wie heeft dezen gemachtigd het contract met Van Iren aan te gaan Indien daaromtrent geen licht is ontstoken, weet spreker niet op welke gronden dit contract berust. De heer Sprenger verklaart zich bereid, indien de heer Van Dunné bepaalde vragen stelt, deze in de volgende zitting te beantwoorden. De heer Jeras stelt voor, het onderzoek in deze zaak nog aan een speciale commissie op te dragen. De voorzitter merkt op, dat in zijn oog het benoemen van een speciale, commissie de bitee- kenis heeft, dat de gemeenteraad geen ver trouwen stelt, wat deze zaak betreft, in het college van burg. en weth. Hij wil niet voor- uitloopen en kan niets zeggen omtrent de hou ding welke burg. en weth. tegenover zulk een votum konden aannemen, doch indien het ge beurde, dat wellicht derhalve de leden van het college van burg. en weth. er aan dachten hun ontslag te nemen, dan zou hij hun dit ontraden, er hen op wijzend dat burg. eu weth. een breeden rug moeten hebben. heven arm «Juffrouw Clara herhaalde Karei op gedempten toon. Ondanks de hitte kreeg zjj een rilling, hare knieën knikten. Niet BaimondNu was alles verloren Behoedzaam kwam Karei naderbjj. «Zjjt gjj het juffrouw Clara O ja gjj zjjt het, gij hebt mjj gehoord. Wat ben ik dankbaar dat gjj gekomen zjjtIk moet u spreken.Van avond had ik een gesprek met Papa, dat over mijn geheele leven beslist. Ik ga weg, vrijwillig, begrijpt gjj dat?" en daar Clara niet antwoordde vervolgde hjj na een poos. «Het moet. Ik heb alles goed over wogen, ik kan niet langer met hem onder een dak wonen en met u Hjj wachtte te vergeefs op een woord van deelneming en niet wetende of zjj hem wel verstaan had, begon hjj weer «Juffrouw Clara, ik ga weg, wjj zien elkaar nooit weer Er viel een traan op haar hand, die hjj aan zijne lippen drukte, en dat bracht haar tot zich zelf. Zjj onttrok hem haar hand en liep langzaam naar het park. Karei volgde haar schoorvoetend. Onder de boomen was het nog warmer dan op het pleinClara ging verder. Het pad voerde door een dicht dennenbos ch naar een strook eiken hakhout, dat het park van de vlakte scheidde. Aan het einde van het pad

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 2