Vrijdag
20 September.
RAMP TE ANTWERPEN.
N°. 223.
132° Jaargang.
1889.
Deze courant verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—3
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Middelburg 19 September.
De openingsrede
MIDDELBlIGSfflE MANT.
Thermometet.
Middelburg 19Sept. Tm. 8 n 53 gr.
gr. av. 4 tl 60 gr. F
m. 12 u 61
Verwacht
Z. W. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van
Nieuwenhtjijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh VanDitmar te Rotterdam; de Gebr. Belinfante, te's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam,
annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjja en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
Voor dit doel ontvingen wij nog vanB.
en R. 6.aan diverse vreemde munt
speciën 1.70van de Middelburgsche
maatschappij van stoomvaartgecollecteerd
gedurende de extra-reis naar Antwerpen,
dato 15 September, ƒ12.171/.,; N. N. ƒ150
en los geld 2.75.
Wij ontvingen tot heden in het geheel
250.02
mist, volgens bet Utrechtsch Dagbladalle
eigenaardig karakter. »Had men" zoo
schrjjft dit blad .in de eerste rede, waar
mede het tegenwoordige ministerie voor de
volksvertegenwoordiging optrad, een toon doen
hooren, die samenstemde met de meerderheid,
waaruit bet kabinet was voortgekomen hoorde
men nog een nagalm daarvan, in de aankon
diging van enkele maatregelen, in de rede
waarmede bet pas geëindigde zittingjaar geopend
werd, nu verneemt men daarvan niets meer.
Noch in de mededeelingen, die gedaan worden,
noch in de maatregelen of in de voorstellen,
die in uitzicht worden gesteld, is iets, wat niet
evenzeer, wat niet met dezelfde woorden door
een behoudend, ja zelfs do«r een gematigd
vrijzinnig ministerie zou kunnen gezegd worden.
»Dit punt hangt samen met, ja is eigenljjk
een uitvloeisel van de omstandigheid, dat men
van de meeste der aangekondigde ontwerpen
niet verneemt, welke strekking zij hebben
zullen, zoodat men door dit staatsstuk, niette-
genstaanle bet in lengte zijne voorgangers
verre overtreft, niet veel wjjzer wordt."
Hierna wijst het blad op het goede, dat die
rede bevat, o. a. dat de staat van 's rijks geld
middelen bp voortduring bevredigend blijft
dat de verschillende bronnen van inkomst
ruimer vloeien; om dan te vervolgen
»Hoe verbljjdend die mededeelingen intns-
schen zijn, aan het tegenwoordige ministerie
zal zelfs zjjn grootste voorstander de verdienste
van al dit goede niet toerekenen.
.Veeleer kan men daarin een vernieuwd be
wijs zien, dat de toestand, waarin het minis
terie Mackay 's lands zaten gevonden heefï,
toen het de regeering overnam, de beweringen
beschaamde van ben, die vooral in de verkie
zingsdagen van 1888 geen woorden konden
vinden, scherp genoeg om het wanbeheer der
»1j beralisten" aan de Raak te stellen.
»Meer nog dan uit de gunstige mededeelin
gen, bli|kt dit uit de voorgenomen werkzaam
heden. Onder al de wetsontwerpen, die wij op
de lange Ijjst vermeld vinden, is er geen, dat
geacht kan worden zijn grond of zijn aanlei
ding te vinden in verkeerde maal regelen van
vorige regeeringen. Integendeel, eenige dei
belangrijkste onderwerpen behooren tot hare
nalatenschap. Zoo is het wetsontwerp betref
fende het faillissement en de surséance van
betaling de vrucht van de werkzaamheid eener
sinds lang ingestelde staatscommissie het wet
boek van militair strafrecht en het regl. van
krijgstucht werden door den hoogleeraar Yan
der Hoeven voorbereidde ten einde spoedende
herziening van de belastbare opbrengst dei-
ongebouwde eigendommen is sedert vele jaren
in bewerking."
Na deze opmerkingen, geheel in den geest
zooals wij schreven, bespreekt het Utreehtsche
blad enkele toegezegde ontwerpen en doet
het eenige vragen om meer licht te verkrijgen
omtrent menig duister punt. En ten slotte
schrijft het
Wjj willen, om niet te uitvoerig te worden,
niet opzettelijk stil staan bjj de zeer belaDg-
rijke onderwerpen, die in de beide eerste ope
ningsreden werden aangekondigd, en waarvan
men sedert niets weder vernam. Maar wij moeten
er toch ten slotte op wijzen, dat de minister
van koloniën, wiens verklaringen in de eerste
openingsrede ons een woord van lof ontlokten,
omdat de koloniale zinsnede »de eenige was, die
wat beloofde en blijkbaar geschreven was door
iemand die op koloniaal gebied iets meer kan
geven dan schoone phrasen," ook thans zich,
wat Oost-Indië betreft, bepaalt tot eenige mede
deelingen, die, al verbloemen zjj algemeen be
kende feiten niet geheel, toch gepaard gaan
met verzekeringen, die, getoetst aan de Indische
berichten, den indruk maken van al te roos
kleurig te zjjn. De minister, die in de eerste
yede verschillende maatregelen in het belang
van Oost-Indië aankondigde, doch ze nog niet
nam, geeft nu weer uitzicht op middelen om
de kolonie Suriname uit haar staat van verval
op te beuren. Noodig is dit zonder twijfel en
reeds sedert langzal de vervulling van deze
belofte zich echter minder lang laten wachten
dan van de andere ten opzichte van Oost-Indië,
die ons zoo goede verwachtingen van dezen
minister deden koesteren
.Onze algemeene indruk is dat deze rede be
vestigt, wat de eerste en de tweede ons deden
verwachten
»De eerste leidde ons tot de verklaring, dat
het ministerie meer wenschte te administreeren
dan te regeerenomtrent de tweede moesten
wij het uitspreken, dat zij ons niet leerde in
welke richting het ministerie voortaan het schip
van staat zou sturen.
«Ook nu weder geen ontvouwing van regee-
rings-beginselenook nu weder geen andere
voornemens dan die, welke men verwachten mag
van administrateurs, geroepen om de zaken
gaande te houden, doch niet van regeerders,
die weten wat zij willen en hoe zij het willen.
.Het ministerie-Mackay is voor de rechterzijde,
wat het ministerie-Heemskerk voor de linker-
zjjde is geweest."
De Standaard is boven de wolken. Zjjn op
gewonden betoog is zoo grappig en steekt zoo
zeer af bij het gematigd oordeel van de andere
anti-liberale bladen, dat wij onzen lezers daarvan
niet te veel willen onthouden.
De opzet van het betoog getuigt al van
bjjzondere ingenomenheid.
»De Dinsdag door baron Mackay uitgesproken
troonrede" is, nu de koning die rede niet
op den troon uitsprak, openingsrede niet veel
juister »is een der beste, die sinds jaren
ten gehoore kwambeter zelfs nog dan de
troonrede van 1888.
»Yooreerst toch is deze rede geen stoplap
van banale phrasen, maar een stuk met inhoud,
dat ge met belangstelling leest.
»Ddn is taal en stjjl niet dor en afgemeten,
maar, op een enkelen volzin na, vloeiend en vlot.
»En komt ge op den inhoud, dan ontvangt
ge aanstonds den indruk, dat deze ministers
zich al het liberalistisch gepraat over hun
nietsdoen stil hebben laten aanleunen, inmid
dels hard gewerkt hebben, maar nu dan ook
gereed zijn met een stel ontwerpen, zoo rijk en
zoo gevarieerd van inhoud, als slechts zelden
in éenzelfde zitting in eenig parlement ter
tafel kwam.
Na opsomming van al hetgeen wordt beloofd
schrijft het blad: »Als de heeren nu maar
werken willen, en den nationalen tjjd niet
langer verpratenlinks een voorbeeld aan de
rechterzjj nemenen zich het politiek kabaal
eens uit het hoofd zettenwat kan er dan dit
jaar niet tot stand komen 1
.Het is voor de liberalen haast omjaloersch
te worden.
.Eerst koü er geen .clericaal" kabinet komen,
want er waren geen mannen zjj alleen konden
regeeren en zie, het kabinet kwam toch.
»Toen heette het, dat de rechterzjj verdeeld
was, en er dus niets kon tot stand komen
en zie, de rechterzij bleef homogeen, en reeds
het eerste jaar van dit kabinet noemde zelfs
de liberale Kölnische Zeitung in menig opzicht
ein fruchtbares Jahr.
»Nu heette het weer, dat dit kabinet wel
de zaken loopende hield, maar onze wetgeving
niet verder brachten zie, er ligt een menu
op tafel zóo uitgebreid, dat men zich afvraagt,
hoe de liberale heeren, met hun bekende gastrale
zwakheid, het digereeren zullen.
.Vooral dat de minister De Beaufort zoo
flink voor den dag kwam, is ons een oorzaak
van bljjdschap.
»Een goed financier leent vooral aan een
Hollandsch kabinet, ongemeene sterkte.
»Maar ook de overige ministers zitten niet
stil.
»Elk hunner levert zjjn bjjdrage, en dat
Keuchenius voor zjjn koloniale gerechten geen
plaats op bet menu kon krjjgen, doet ons wel
leed, maar geeft ons goede hope op een
koloniale rijsttafel voor het jaar dat dan komt.
.Ook koloniën toch kan niet achter bljjven.
.Daarvoor was ons program van actie te
stellig, zjjn Keuchenius beloften, die in zyn
vroegere critiek scholen, te pertinent, en is
Keuchenius als koloniale specialiteit, die Indië
door en door kent, een te zeldzame verschjjning.
.Slechts één ding vatten we niet, we be
grijpen niet waar de electorale kwestie blijft;
vooral de Provinciale tabel en de splitsing
der groote steden.
.Doch ook deze leemte zal wel opgehelderd
worden, en heel Nederland en bet buitenland
weten dan nu, dat dit als cabinet-faineant be
lasterd ministerie het vroegere nietg-doen van
de liberale kabinetten eerst recht in de scha
duw stelt.
.Met goede hope gaan we daarom de toe
komst tegen, vooral nu de mededeelingen in
deze troonrede een opwekkenden indruk maken.
.Een goede oog3t.
»De Engelscbe markt voor onzen veehandel
heropend.
.Handel, scheepvaart en njjverheid in beteren
doen.
.De geldmiddelen ruimer vloeiend.
»In Indië de rust hersteld.
.Voor Atjeb uitzicht op toenadering en
onderwerping.
.Voor Suriname betere dagen komend.
»En alleen maar de landbouw ten deele nog
gedrukt en op Cura9ao booze dagen.
.Voegt ge nu bij dit alles, dat met open,
ronde taal Gods onmisbare zegen over den arbeid
onzer Staten-generaal wordt ingeroepen, welk
goed burger en goed Christen voelt zich dan
door deze troonrede niet verkwikt
.Want wel was er éen schaduwzijde. Niet
de koning zelf, maar zjjn eerste minister sprak
deze rede uit.
.Maar wie met een echt Oranjehart de ang
stige dagen uit bet begin dezes jaars doorleefde,
heeft geen oog voor deze afwezigheid van onzen
beminden Vorst, maar dankt veeleer den God
onzer vaderen, dat, toen deze troonrede in Den
Haag wierd uitgesproken, de koning er op het
Loo toch nog was
Er ontbreekt aan de opsomming van al die
goede dingen slechts de pertinente verklaring
dat wjj dit alles aan bet tegenwoordige mini
sterie te danken hebben. Wel schemert zulk
een verzekering in die woorden door, maar
verder durft het blad al niet gaan. En omtrent
Atjeh is bet al even ziende-blind als de mi
nister van koloniën.
Eigenaardig is bovendien de opmerking om
trent het .Liberalistisch gepraat over niets
doen en de werkzaamheid van het kabinet.
Wat een gemakkeljjke wijze bestaat er dan,
volgens de Standaard, om den lof der arbeid
zaamheid zich te verwerven. Men belooft gou
den bergen en men heeft reeds aanspraak om
hemelhoog te worden verheven.
Weet het blad dan nog niet hoeveel beloften
er vroeger reeds afgelegd zjjn die volstrekt
niet zjjn nagekomen
Maar waarom vragen wij ook naar den beken
den weg 1 Het blad weet dit zeer goed, doch het
weet ook dat men met veel beloven zich menig
een tot vriend kan maken. De taktiek, reeds
van het begin af aan bjj de verkiezingen door
zijn partij in praktjjk gebracht, wordt door het
ministerie gevolgd.
Ljjsten vol schoone toezeggingen bjj het begin
van ieder zittingjaar zijn ons geboden, en bij
het einde waren wjj steeds even weinig voor
uit gegaan.
Terecht zegt het blad dan ook »de lijst is
haast al te lang"; en wjj behoeven ons over het
digestie vermogen van onze kamerleden, liberale
of anti-vrijzinnige, nog volstrekt niet ongerust
te maken.
Al geeft men ons bjj een diner ook een ellen
lang menu, dit is nog geen bewijs dat men goed
eten zal. De spijzen kunnen niet gaar, koud oi
lecht toebereid zijn, en met een hongerige maag
verlaat men dan toch nog den disch. De
beeldspraak van de Standaard gaat dus mank.
De opmerking van bet blad omtrent de flink
heid van den minister De Beaufort gelijkt ook
meer op ironie dan op ernst; en uit de zoet
sappige woorden aan het adres van Keuchenius,
.onzen" Keuchenius, zooals hij vroeger altijd
heette, een uitverkorene onder de partjjgenooten,
de eenige echte anti-revolutionnair in het
kabinet, spreekt meer teleurstelling dan uit
den meest krassen aanval der anti-liberale
bladen.
De hope op een koloniale rijsttafel .voor het
jaar dat dan komt" klinkt kosteljjk. Het
moest eens een liberaal minister wezen die zoo
weinig deed als KeucheniusEr zou dan een
andere toon worden aangeslagen er zou wat
ongeduldiger worden geschreven en men zou
wat anders hooren dan beeldspraken die aan
heerljjke maaltijden doen denken. Wij ver
moeden dat de redacteur na een copieus diner
zjjn lofrede op het kabinet heeft geschreven.
Hetzelfde blad verwjjt ons dat wij, naar aan
leiding van die rede, .bjjzouder veel durven
zeggen", zeker omdat wjj beweerden dat daaruit
kracht, zelfbewustzijn noch overtuiging spreekt.
Het zij zoo. Wij staan op dit punt dan in elk
geval niet alleen. Wil het kabinet-Mackay, tot
teleurstelling van zijn eigen vrienden, zich er
op toeleggen louter een cabinet d'affaires te wezen,
ons wel; maar het make dan geen aanspraak
er op een krachtig kabinet te zjjn, dat beginselen
vertegenwoordigt en het doe dan ook zaken.
Zooajs het nu handelt is het grootendeels
ontaard van zijn oorsprongen al zullen wij
het gaarne de eer geven die het toekomt wan
neer het flinke hervormingen tot stand brengt,
het een krachtig ministerie noemen kunnen
wij niet.
Trouwens, trots de groote woorden van de
Standaard om het kabinet hemelhoog te verheffen,
zal menig anti-revolutionnair in het ministerie-
Mackay allerminst zjjn idiaal vinden.
En is zaken doen zjjn Btreven, dan dient er
door menig lid van het kabinet barder gewerkt
dan tot nu toe. Wie de dingen van de opper
vlakte beziet en zich door woorden laat ver
blinden, o zeker die keert tevreden huiswaarts
en krijgt van de jongste openingsrede een goeden
indruk, evenals het dagblad de Amsterdammer.
Toch is diens ingenomenheid ook niet onver
mengd. Het blad schrjjft.Niet dat de rede
het kabinet doet kennen als een hervormend
kabinet, dat nieuwe beginselen in toepassing
wil brengen en met kracht de wetgeving op
andere banen zal leidendit werd niet ver
wacht en is ook moeiljjk te vorderen. Doch
het kerkeljjk ministerie toont met jjver en vol
harding veel goed te zullen maken van hetgeen
zóo lang en zóo onverantwoordelijk door de
liberalen was verzuimd. Vooral op practisch
gebied legt het groote werkzaamheid aan den
dag."
Ons dunkt in plaats van *zu!len maken" zou
>willen maken" beter geweest zijn.
Na opsomming van al hetgeen door het ka
binet wordt beloofd, schrjjft de Amsterdammer:
.Volvoert de regeering hare plannen, komt
zjj met wetsontwerpen, die den bjjval der natie
kunnen vinden, weet zjj bjj de schoolwet nog
de deur voor leerplicht te openen, en bjj de
behandeling van het wetsontwerp tot invoe
ring van een inkomstenbelasting zich niet af-
keerig te toonen van deze zoo hoogst noodige
hervorming dan zullen zelfs baar tegenstan
ders haar de eer moeten geven, die baar toe
komt, nl. dat haar optreden een weldaad voor
ons land is geweest.
«De groote politieke kwesties bljjven in hoofd
zaak rusten, tenzjj de regeering, wat wjj inder
daad hopen, der natie nog eenige verrassingen
wil bereiden. De splitsing der groote kiesdis
tricten, de invoering van een proportioneel kies
stelsel, de doorvoering van het beginsel van
scheiding van staat en kerk en zooveel meer
mogen niet uit het oog verloren wordenmaai
beter een kabinet, dat aan de materieele be
hoeften zjjn beste zorgen wjjdt, dan een,
dat al politiseerende niets beters heeft te geven
dan beloften, waarmede het Nederlandsehe volk
door het liberalisme zoo lang werd gepaaid en
afgescheept."
Aldus het z. g. radicale blad, welks lofrede
veel meer op een strafrede aan het adres der
liberalen geljjkt.
En wat al reserves neemt het blad in acht
vóór het zjjn ymarque de bonne conduite" zooals
dit op" de Fransche school heette aan het
kabinet-Mackay wil uitreiken.
Zulke lofredenaars staan nader bjj de bedillers
dan bjj de bewonderaars,
Bij kon. besl. is aan dr. H. van Capelle
eervol ontslag verleend als inspecteur voor het
staatstoezicht op krankzinnigen, met dank
betuiging voor de vele en trouwe diensten, door
hem aan den lande bewezen.
Verder is, voor het tjjdperk der tegenwoordige
zitting, tot voorzitter van de Tweede kamer
der Staten-generaal benoemd jhr. mr. G. J. Th.
Beelaerts van Blokland.
Eindelijk is de heer K. Bohré benoemd en
aangesteld tot apotheker der 2de klasse bi)
den militairen geneeskundigen dienst in
Nederlandsch-Indië.
De staten van Gelderland komen Dinsdag
24 September e. k., bjjeen om een lid der
Eerste kamer te verkiezen in plaats van
wijlen mr. W. A. A. J. baron Schimmel-
penninck van der Oye.
In de vergadering, Woensdag door de kamer
van koophandel te Rotterdam gehouden, is dooi
den heer Plate ter sprake gebracht de bekende
maatregel van den minister van koloniën,
waarbjj deze de koffie, welke te Rotterdam in
veiling kwam, boven taxatie deed ophouden.
Na de in de Tweede kamer gehouden intei-
pellatie, moet er, volgens den heer Plate,
twijfel bestaan of de minister niet hetgeen hij
thans deed in de toekomst tot stelsel zal
verheffen, wat hjj bedenkeljjk zou achten, in
het staats- en in het handelsbelang.
In het staatsbelang omdat op die wjjze kunst
matig tjjdeljjk hooge prjjs wordt verkregen,
wat later vprliea tea gevolge meet hebben, In
het handelsbelang, omdat op die wjjze een
element van onzekerheid in den handel wordt
gebracht en geheel in strijd met de bedoeling
des ministers, die van papieren koffie ge
waagde, aanleiding tot spel wordt gegeven.
Op voorstel van den heer Plate werd eene
commissie benoemd, ten einde te dienen van
advies over den vorm, waarin de kamer zich
in deze geheele aangelegenheid tot den minister
zal wenden.
Tot leden dier commissie werden benoemd
de heeren Plate, Jos. Jacobson, Boden, Pitt en
Veder.
Als contrast met de optimistische paragraaf
omtrent Atjeh in de openingsrede van Dins
dag, verdient wel de opmerkzaamheid het vol
gende, dat het Bat. Hand. schrjjft naar aan
leiding van het gevecht van 21 Juli
»De* waarheid, de wel te verbloemen, maar
niettemin bestaande en werkelijke waarheid is,
dat met bet bewuste gevecht de onzerzijds
voortdurend geïgnoreerde oorlog een nieuw
tijdperk is ingetreden, waarin de rollen zijn
omgekeerd, wjjl de vjjand, in stede van te
vluchten voor onze troepen, zoodra zjj met
voldoende getalsterkte optreden, haar niet al
leen staat, maar zelfs slaat. Bjj Kota Pohama
brachten wjj een drie duizend man tegen de
Atjehers in het veld en ageerden wjj niet al
leen met infanterie, maar tevens met artillerie
en cavalerie.
.Niettemin behield de vjjand zjjn positie en
kostte ons het innemen van slechts éen zijner
drie bentings zulke verliezen, dat de troepen
haar na een zeer kort verbljjf weder ontruimen
en aan den vjjand teruggeven moesten, om zich
te bergen door een overhaasten terugtocht, zóó
zwaar bestookt door den vjjand, dat paarden
van bereden officieren afgemaakt en in den steek
gelaten moesten worden, wijl zjj over de galen
gans en draadversperringen niet vlug genoeg
heen konden.
.Het feit, dat wij met zulk een groote troepen
macht een echec hebben geleden en onze artille
rie, ten gevolge van het sneuvelen van minstens
een derde der ruiters en der bespanningen, ge
heel ontredderd uit den strjjd is gekomen, be-
wjjst dat de vjjand zoodanig in kracht heeft
gewonnen, dat hjj veeleer als een Europeescho
dan als een inlandBche tegenover ons staat.
Dit lang voorspelde, maar door de Nederlandsehe
op een hersenschimmigen vrede rekenende be
windslieden steeds geïgnoreerde, resultaat der
concentratie-politieR maakt het langer vergoei-
lijken van den toestand zoo niet onmogeljjk,
dan toch misdadig.
.Daarom valt in de koloniale paragraaf der
troonrede niet anders te getuigen, dan dat de
Atjeh oorlog zulk een omvang heeft genomen,
dat, in stede van op een spoedige vrede te
mogen rekenen, Nederland al zijn krachten
heeft in te spannen, wil hjj zijn concentrieke
stelling in Atjeh niet herschapen zien in een
excentriekeeen zóo excentrieke zelfs, dat een
ïnlandsch vyand met behulp van zjjn, ten spjjt
der Nederlandsehe waakzaamheid ingevoerde,
getrokken kanonnen zjjn christeljjke tegen
standers eens en voor goed het land uitjoeg."
Wie het met dit blad eens moge zijn de
minister van koloniën Keuchenius zeker niet.
Voor een onderzoek op Java, en zoo noodig
ook in een of meer gewesten der buitenbezit
tingen, omtrent de instellingen van den Islam,
is, geljjk men zich herinnert, op voorstel van
de Indische regeering, in den aanvang van
1889 tjjdeljjk aan den Indischen dienst verbon
den dr O. Snouck HurgroDje, lector voor de
instellingen van den Islam, aan de rijksuniver
siteit te Leiden. Bjj kon. besl. van 4 Jan.
1888 werd nameljjk machtiging verleend om
genoemden geleerde, die reeds vroeger eenigen
tijd iu Arabië zich met studiën en onderzoe
kingen op Moslimsch gebied had bezig gehouden,
met gemeld doel ter beschikking van den
gouverneur-generaal te stellen voor den tjjd
van ten hoogste twee jaren.
Dit tjjdvak heeft in Mei jl. een aanvang
genomen.
De instructie omschrjjft de taak van dr
Snouck Hurgronje in deze bewoordingen, dat
hjj zich toelegt op de studie der instellingen
van den Islam, zooals die in Nederlandsch-
Indië toepassing vinden. Verder bepaalt de
instructie, dat hem in het belang van 's lands
dienst of van zijne studiën door de regeering
of door den directeur van onderwjjs commissiëa
buiten zjjn standplaats kunnen worden opge
dragen, terw^l hjj buitendien bevoegd is Ueze,
met toestemming van den directeur, te verlaten.
Wat dr 8nouck_Hurgronje's verhouding tot
het bestuur betreft, schrjjtt de inBWuctie Uut
hjj, alvorens zjjn onderzoek in eenig gewest