Vrijdag 20 September. RAMP TE ANTWERPEN. N°. 223. 132° Jaargang. 1889. Deze courant verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—3 Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: Middelburg 19 September. De openingsrede MIDDELBlIGSfflE MANT. Thermometet. Middelburg 19Sept. Tm. 8 n 53 gr. gr. av. 4 tl 60 gr. F m. 12 u 61 Verwacht Z. W. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van Nieuwenhtjijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie bureau van Nijgh VanDitmar te Rotterdam; de Gebr. Belinfante, te's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjja en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen Voor dit doel ontvingen wij nog vanB. en R. 6.aan diverse vreemde munt speciën 1.70van de Middelburgsche maatschappij van stoomvaartgecollecteerd gedurende de extra-reis naar Antwerpen, dato 15 September, ƒ12.171/.,; N. N. ƒ150 en los geld 2.75. Wij ontvingen tot heden in het geheel 250.02 mist, volgens bet Utrechtsch Dagbladalle eigenaardig karakter. »Had men" zoo schrjjft dit blad .in de eerste rede, waar mede het tegenwoordige ministerie voor de volksvertegenwoordiging optrad, een toon doen hooren, die samenstemde met de meerderheid, waaruit bet kabinet was voortgekomen hoorde men nog een nagalm daarvan, in de aankon diging van enkele maatregelen, in de rede waarmede bet pas geëindigde zittingjaar geopend werd, nu verneemt men daarvan niets meer. Noch in de mededeelingen, die gedaan worden, noch in de maatregelen of in de voorstellen, die in uitzicht worden gesteld, is iets, wat niet evenzeer, wat niet met dezelfde woorden door een behoudend, ja zelfs do«r een gematigd vrijzinnig ministerie zou kunnen gezegd worden. »Dit punt hangt samen met, ja is eigenljjk een uitvloeisel van de omstandigheid, dat men van de meeste der aangekondigde ontwerpen niet verneemt, welke strekking zij hebben zullen, zoodat men door dit staatsstuk, niette- genstaanle bet in lengte zijne voorgangers verre overtreft, niet veel wjjzer wordt." Hierna wijst het blad op het goede, dat die rede bevat, o. a. dat de staat van 's rijks geld middelen bp voortduring bevredigend blijft dat de verschillende bronnen van inkomst ruimer vloeien; om dan te vervolgen »Hoe verbljjdend die mededeelingen intns- schen zijn, aan het tegenwoordige ministerie zal zelfs zjjn grootste voorstander de verdienste van al dit goede niet toerekenen. .Veeleer kan men daarin een vernieuwd be wijs zien, dat de toestand, waarin het minis terie Mackay 's lands zaten gevonden heefï, toen het de regeering overnam, de beweringen beschaamde van ben, die vooral in de verkie zingsdagen van 1888 geen woorden konden vinden, scherp genoeg om het wanbeheer der »1j beralisten" aan de Raak te stellen. »Meer nog dan uit de gunstige mededeelin gen, bli|kt dit uit de voorgenomen werkzaam heden. Onder al de wetsontwerpen, die wij op de lange Ijjst vermeld vinden, is er geen, dat geacht kan worden zijn grond of zijn aanlei ding te vinden in verkeerde maal regelen van vorige regeeringen. Integendeel, eenige dei belangrijkste onderwerpen behooren tot hare nalatenschap. Zoo is het wetsontwerp betref fende het faillissement en de surséance van betaling de vrucht van de werkzaamheid eener sinds lang ingestelde staatscommissie het wet boek van militair strafrecht en het regl. van krijgstucht werden door den hoogleeraar Yan der Hoeven voorbereidde ten einde spoedende herziening van de belastbare opbrengst dei- ongebouwde eigendommen is sedert vele jaren in bewerking." Na deze opmerkingen, geheel in den geest zooals wij schreven, bespreekt het Utreehtsche blad enkele toegezegde ontwerpen en doet het eenige vragen om meer licht te verkrijgen omtrent menig duister punt. En ten slotte schrijft het Wjj willen, om niet te uitvoerig te worden, niet opzettelijk stil staan bjj de zeer belaDg- rijke onderwerpen, die in de beide eerste ope ningsreden werden aangekondigd, en waarvan men sedert niets weder vernam. Maar wij moeten er toch ten slotte op wijzen, dat de minister van koloniën, wiens verklaringen in de eerste openingsrede ons een woord van lof ontlokten, omdat de koloniale zinsnede »de eenige was, die wat beloofde en blijkbaar geschreven was door iemand die op koloniaal gebied iets meer kan geven dan schoone phrasen," ook thans zich, wat Oost-Indië betreft, bepaalt tot eenige mede deelingen, die, al verbloemen zjj algemeen be kende feiten niet geheel, toch gepaard gaan met verzekeringen, die, getoetst aan de Indische berichten, den indruk maken van al te roos kleurig te zjjn. De minister, die in de eerste yede verschillende maatregelen in het belang van Oost-Indië aankondigde, doch ze nog niet nam, geeft nu weer uitzicht op middelen om de kolonie Suriname uit haar staat van verval op te beuren. Noodig is dit zonder twijfel en reeds sedert langzal de vervulling van deze belofte zich echter minder lang laten wachten dan van de andere ten opzichte van Oost-Indië, die ons zoo goede verwachtingen van dezen minister deden koesteren .Onze algemeene indruk is dat deze rede be vestigt, wat de eerste en de tweede ons deden verwachten »De eerste leidde ons tot de verklaring, dat het ministerie meer wenschte te administreeren dan te regeerenomtrent de tweede moesten wij het uitspreken, dat zij ons niet leerde in welke richting het ministerie voortaan het schip van staat zou sturen. «Ook nu weder geen ontvouwing van regee- rings-beginselenook nu weder geen andere voornemens dan die, welke men verwachten mag van administrateurs, geroepen om de zaken gaande te houden, doch niet van regeerders, die weten wat zij willen en hoe zij het willen. .Het ministerie-Mackay is voor de rechterzijde, wat het ministerie-Heemskerk voor de linker- zjjde is geweest." De Standaard is boven de wolken. Zjjn op gewonden betoog is zoo grappig en steekt zoo zeer af bij het gematigd oordeel van de andere anti-liberale bladen, dat wij onzen lezers daarvan niet te veel willen onthouden. De opzet van het betoog getuigt al van bjjzondere ingenomenheid. »De Dinsdag door baron Mackay uitgesproken troonrede" is, nu de koning die rede niet op den troon uitsprak, openingsrede niet veel juister »is een der beste, die sinds jaren ten gehoore kwambeter zelfs nog dan de troonrede van 1888. »Yooreerst toch is deze rede geen stoplap van banale phrasen, maar een stuk met inhoud, dat ge met belangstelling leest. »Ddn is taal en stjjl niet dor en afgemeten, maar, op een enkelen volzin na, vloeiend en vlot. »En komt ge op den inhoud, dan ontvangt ge aanstonds den indruk, dat deze ministers zich al het liberalistisch gepraat over hun nietsdoen stil hebben laten aanleunen, inmid dels hard gewerkt hebben, maar nu dan ook gereed zijn met een stel ontwerpen, zoo rijk en zoo gevarieerd van inhoud, als slechts zelden in éenzelfde zitting in eenig parlement ter tafel kwam. Na opsomming van al hetgeen wordt beloofd schrijft het blad: »Als de heeren nu maar werken willen, en den nationalen tjjd niet langer verpratenlinks een voorbeeld aan de rechterzjj nemenen zich het politiek kabaal eens uit het hoofd zettenwat kan er dan dit jaar niet tot stand komen 1 .Het is voor de liberalen haast omjaloersch te worden. .Eerst koü er geen .clericaal" kabinet komen, want er waren geen mannen zjj alleen konden regeeren en zie, het kabinet kwam toch. »Toen heette het, dat de rechterzjj verdeeld was, en er dus niets kon tot stand komen en zie, de rechterzij bleef homogeen, en reeds het eerste jaar van dit kabinet noemde zelfs de liberale Kölnische Zeitung in menig opzicht ein fruchtbares Jahr. »Nu heette het weer, dat dit kabinet wel de zaken loopende hield, maar onze wetgeving niet verder brachten zie, er ligt een menu op tafel zóo uitgebreid, dat men zich afvraagt, hoe de liberale heeren, met hun bekende gastrale zwakheid, het digereeren zullen. .Vooral dat de minister De Beaufort zoo flink voor den dag kwam, is ons een oorzaak van bljjdschap. »Een goed financier leent vooral aan een Hollandsch kabinet, ongemeene sterkte. »Maar ook de overige ministers zitten niet stil. »Elk hunner levert zjjn bjjdrage, en dat Keuchenius voor zjjn koloniale gerechten geen plaats op bet menu kon krjjgen, doet ons wel leed, maar geeft ons goede hope op een koloniale rijsttafel voor het jaar dat dan komt. .Ook koloniën toch kan niet achter bljjven. .Daarvoor was ons program van actie te stellig, zjjn Keuchenius beloften, die in zyn vroegere critiek scholen, te pertinent, en is Keuchenius als koloniale specialiteit, die Indië door en door kent, een te zeldzame verschjjning. .Slechts één ding vatten we niet, we be grijpen niet waar de electorale kwestie blijft; vooral de Provinciale tabel en de splitsing der groote steden. .Doch ook deze leemte zal wel opgehelderd worden, en heel Nederland en bet buitenland weten dan nu, dat dit als cabinet-faineant be lasterd ministerie het vroegere nietg-doen van de liberale kabinetten eerst recht in de scha duw stelt. .Met goede hope gaan we daarom de toe komst tegen, vooral nu de mededeelingen in deze troonrede een opwekkenden indruk maken. .Een goede oog3t. »De Engelscbe markt voor onzen veehandel heropend. .Handel, scheepvaart en njjverheid in beteren doen. .De geldmiddelen ruimer vloeiend. »In Indië de rust hersteld. .Voor Atjeb uitzicht op toenadering en onderwerping. .Voor Suriname betere dagen komend. »En alleen maar de landbouw ten deele nog gedrukt en op Cura9ao booze dagen. .Voegt ge nu bij dit alles, dat met open, ronde taal Gods onmisbare zegen over den arbeid onzer Staten-generaal wordt ingeroepen, welk goed burger en goed Christen voelt zich dan door deze troonrede niet verkwikt .Want wel was er éen schaduwzijde. Niet de koning zelf, maar zjjn eerste minister sprak deze rede uit. .Maar wie met een echt Oranjehart de ang stige dagen uit bet begin dezes jaars doorleefde, heeft geen oog voor deze afwezigheid van onzen beminden Vorst, maar dankt veeleer den God onzer vaderen, dat, toen deze troonrede in Den Haag wierd uitgesproken, de koning er op het Loo toch nog was Er ontbreekt aan de opsomming van al die goede dingen slechts de pertinente verklaring dat wjj dit alles aan bet tegenwoordige mini sterie te danken hebben. Wel schemert zulk een verzekering in die woorden door, maar verder durft het blad al niet gaan. En omtrent Atjeh is bet al even ziende-blind als de mi nister van koloniën. Eigenaardig is bovendien de opmerking om trent het .Liberalistisch gepraat over niets doen en de werkzaamheid van het kabinet. Wat een gemakkeljjke wijze bestaat er dan, volgens de Standaard, om den lof der arbeid zaamheid zich te verwerven. Men belooft gou den bergen en men heeft reeds aanspraak om hemelhoog te worden verheven. Weet het blad dan nog niet hoeveel beloften er vroeger reeds afgelegd zjjn die volstrekt niet zjjn nagekomen Maar waarom vragen wij ook naar den beken den weg 1 Het blad weet dit zeer goed, doch het weet ook dat men met veel beloven zich menig een tot vriend kan maken. De taktiek, reeds van het begin af aan bjj de verkiezingen door zijn partij in praktjjk gebracht, wordt door het ministerie gevolgd. Ljjsten vol schoone toezeggingen bjj het begin van ieder zittingjaar zijn ons geboden, en bij het einde waren wjj steeds even weinig voor uit gegaan. Terecht zegt het blad dan ook »de lijst is haast al te lang"; en wjj behoeven ons over het digestie vermogen van onze kamerleden, liberale of anti-vrijzinnige, nog volstrekt niet ongerust te maken. Al geeft men ons bjj een diner ook een ellen lang menu, dit is nog geen bewijs dat men goed eten zal. De spijzen kunnen niet gaar, koud oi lecht toebereid zijn, en met een hongerige maag verlaat men dan toch nog den disch. De beeldspraak van de Standaard gaat dus mank. De opmerking van bet blad omtrent de flink heid van den minister De Beaufort gelijkt ook meer op ironie dan op ernst; en uit de zoet sappige woorden aan het adres van Keuchenius, .onzen" Keuchenius, zooals hij vroeger altijd heette, een uitverkorene onder de partjjgenooten, de eenige echte anti-revolutionnair in het kabinet, spreekt meer teleurstelling dan uit den meest krassen aanval der anti-liberale bladen. De hope op een koloniale rijsttafel .voor het jaar dat dan komt" klinkt kosteljjk. Het moest eens een liberaal minister wezen die zoo weinig deed als KeucheniusEr zou dan een andere toon worden aangeslagen er zou wat ongeduldiger worden geschreven en men zou wat anders hooren dan beeldspraken die aan heerljjke maaltijden doen denken. Wij ver moeden dat de redacteur na een copieus diner zjjn lofrede op het kabinet heeft geschreven. Hetzelfde blad verwjjt ons dat wij, naar aan leiding van die rede, .bjjzouder veel durven zeggen", zeker omdat wjj beweerden dat daaruit kracht, zelfbewustzijn noch overtuiging spreekt. Het zij zoo. Wij staan op dit punt dan in elk geval niet alleen. Wil het kabinet-Mackay, tot teleurstelling van zijn eigen vrienden, zich er op toeleggen louter een cabinet d'affaires te wezen, ons wel; maar het make dan geen aanspraak er op een krachtig kabinet te zjjn, dat beginselen vertegenwoordigt en het doe dan ook zaken. Zooajs het nu handelt is het grootendeels ontaard van zijn oorsprongen al zullen wij het gaarne de eer geven die het toekomt wan neer het flinke hervormingen tot stand brengt, het een krachtig ministerie noemen kunnen wij niet. Trouwens, trots de groote woorden van de Standaard om het kabinet hemelhoog te verheffen, zal menig anti-revolutionnair in het ministerie- Mackay allerminst zjjn idiaal vinden. En is zaken doen zjjn Btreven, dan dient er door menig lid van het kabinet barder gewerkt dan tot nu toe. Wie de dingen van de opper vlakte beziet en zich door woorden laat ver blinden, o zeker die keert tevreden huiswaarts en krijgt van de jongste openingsrede een goeden indruk, evenals het dagblad de Amsterdammer. Toch is diens ingenomenheid ook niet onver mengd. Het blad schrjjft.Niet dat de rede het kabinet doet kennen als een hervormend kabinet, dat nieuwe beginselen in toepassing wil brengen en met kracht de wetgeving op andere banen zal leidendit werd niet ver wacht en is ook moeiljjk te vorderen. Doch het kerkeljjk ministerie toont met jjver en vol harding veel goed te zullen maken van hetgeen zóo lang en zóo onverantwoordelijk door de liberalen was verzuimd. Vooral op practisch gebied legt het groote werkzaamheid aan den dag." Ons dunkt in plaats van *zu!len maken" zou >willen maken" beter geweest zijn. Na opsomming van al hetgeen door het ka binet wordt beloofd, schrjjft de Amsterdammer: .Volvoert de regeering hare plannen, komt zjj met wetsontwerpen, die den bjjval der natie kunnen vinden, weet zjj bjj de schoolwet nog de deur voor leerplicht te openen, en bjj de behandeling van het wetsontwerp tot invoe ring van een inkomstenbelasting zich niet af- keerig te toonen van deze zoo hoogst noodige hervorming dan zullen zelfs baar tegenstan ders haar de eer moeten geven, die baar toe komt, nl. dat haar optreden een weldaad voor ons land is geweest. «De groote politieke kwesties bljjven in hoofd zaak rusten, tenzjj de regeering, wat wjj inder daad hopen, der natie nog eenige verrassingen wil bereiden. De splitsing der groote kiesdis tricten, de invoering van een proportioneel kies stelsel, de doorvoering van het beginsel van scheiding van staat en kerk en zooveel meer mogen niet uit het oog verloren wordenmaai beter een kabinet, dat aan de materieele be hoeften zjjn beste zorgen wjjdt, dan een, dat al politiseerende niets beters heeft te geven dan beloften, waarmede het Nederlandsehe volk door het liberalisme zoo lang werd gepaaid en afgescheept." Aldus het z. g. radicale blad, welks lofrede veel meer op een strafrede aan het adres der liberalen geljjkt. En wat al reserves neemt het blad in acht vóór het zjjn ymarque de bonne conduite" zooals dit op" de Fransche school heette aan het kabinet-Mackay wil uitreiken. Zulke lofredenaars staan nader bjj de bedillers dan bjj de bewonderaars, Bij kon. besl. is aan dr. H. van Capelle eervol ontslag verleend als inspecteur voor het staatstoezicht op krankzinnigen, met dank betuiging voor de vele en trouwe diensten, door hem aan den lande bewezen. Verder is, voor het tjjdperk der tegenwoordige zitting, tot voorzitter van de Tweede kamer der Staten-generaal benoemd jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland. Eindelijk is de heer K. Bohré benoemd en aangesteld tot apotheker der 2de klasse bi) den militairen geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indië. De staten van Gelderland komen Dinsdag 24 September e. k., bjjeen om een lid der Eerste kamer te verkiezen in plaats van wijlen mr. W. A. A. J. baron Schimmel- penninck van der Oye. In de vergadering, Woensdag door de kamer van koophandel te Rotterdam gehouden, is dooi den heer Plate ter sprake gebracht de bekende maatregel van den minister van koloniën, waarbjj deze de koffie, welke te Rotterdam in veiling kwam, boven taxatie deed ophouden. Na de in de Tweede kamer gehouden intei- pellatie, moet er, volgens den heer Plate, twijfel bestaan of de minister niet hetgeen hij thans deed in de toekomst tot stelsel zal verheffen, wat hjj bedenkeljjk zou achten, in het staats- en in het handelsbelang. In het staatsbelang omdat op die wjjze kunst matig tjjdeljjk hooge prjjs wordt verkregen, wat later vprliea tea gevolge meet hebben, In het handelsbelang, omdat op die wjjze een element van onzekerheid in den handel wordt gebracht en geheel in strijd met de bedoeling des ministers, die van papieren koffie ge waagde, aanleiding tot spel wordt gegeven. Op voorstel van den heer Plate werd eene commissie benoemd, ten einde te dienen van advies over den vorm, waarin de kamer zich in deze geheele aangelegenheid tot den minister zal wenden. Tot leden dier commissie werden benoemd de heeren Plate, Jos. Jacobson, Boden, Pitt en Veder. Als contrast met de optimistische paragraaf omtrent Atjeh in de openingsrede van Dins dag, verdient wel de opmerkzaamheid het vol gende, dat het Bat. Hand. schrjjft naar aan leiding van het gevecht van 21 Juli »De* waarheid, de wel te verbloemen, maar niettemin bestaande en werkelijke waarheid is, dat met bet bewuste gevecht de onzerzijds voortdurend geïgnoreerde oorlog een nieuw tijdperk is ingetreden, waarin de rollen zijn omgekeerd, wjjl de vjjand, in stede van te vluchten voor onze troepen, zoodra zjj met voldoende getalsterkte optreden, haar niet al leen staat, maar zelfs slaat. Bjj Kota Pohama brachten wjj een drie duizend man tegen de Atjehers in het veld en ageerden wjj niet al leen met infanterie, maar tevens met artillerie en cavalerie. .Niettemin behield de vjjand zjjn positie en kostte ons het innemen van slechts éen zijner drie bentings zulke verliezen, dat de troepen haar na een zeer kort verbljjf weder ontruimen en aan den vjjand teruggeven moesten, om zich te bergen door een overhaasten terugtocht, zóó zwaar bestookt door den vjjand, dat paarden van bereden officieren afgemaakt en in den steek gelaten moesten worden, wijl zjj over de galen gans en draadversperringen niet vlug genoeg heen konden. .Het feit, dat wij met zulk een groote troepen macht een echec hebben geleden en onze artille rie, ten gevolge van het sneuvelen van minstens een derde der ruiters en der bespanningen, ge heel ontredderd uit den strjjd is gekomen, be- wjjst dat de vjjand zoodanig in kracht heeft gewonnen, dat hjj veeleer als een Europeescho dan als een inlandBche tegenover ons staat. Dit lang voorspelde, maar door de Nederlandsehe op een hersenschimmigen vrede rekenende be windslieden steeds geïgnoreerde, resultaat der concentratie-politieR maakt het langer vergoei- lijken van den toestand zoo niet onmogeljjk, dan toch misdadig. .Daarom valt in de koloniale paragraaf der troonrede niet anders te getuigen, dan dat de Atjeh oorlog zulk een omvang heeft genomen, dat, in stede van op een spoedige vrede te mogen rekenen, Nederland al zijn krachten heeft in te spannen, wil hjj zijn concentrieke stelling in Atjeh niet herschapen zien in een excentriekeeen zóo excentrieke zelfs, dat een ïnlandsch vyand met behulp van zjjn, ten spjjt der Nederlandsehe waakzaamheid ingevoerde, getrokken kanonnen zjjn christeljjke tegen standers eens en voor goed het land uitjoeg." Wie het met dit blad eens moge zijn de minister van koloniën Keuchenius zeker niet. Voor een onderzoek op Java, en zoo noodig ook in een of meer gewesten der buitenbezit tingen, omtrent de instellingen van den Islam, is, geljjk men zich herinnert, op voorstel van de Indische regeering, in den aanvang van 1889 tjjdeljjk aan den Indischen dienst verbon den dr O. Snouck HurgroDje, lector voor de instellingen van den Islam, aan de rijksuniver siteit te Leiden. Bjj kon. besl. van 4 Jan. 1888 werd nameljjk machtiging verleend om genoemden geleerde, die reeds vroeger eenigen tijd iu Arabië zich met studiën en onderzoe kingen op Moslimsch gebied had bezig gehouden, met gemeld doel ter beschikking van den gouverneur-generaal te stellen voor den tjjd van ten hoogste twee jaren. Dit tjjdvak heeft in Mei jl. een aanvang genomen. De instructie omschrjjft de taak van dr Snouck Hurgronje in deze bewoordingen, dat hjj zich toelegt op de studie der instellingen van den Islam, zooals die in Nederlandsch- Indië toepassing vinden. Verder bepaalt de instructie, dat hem in het belang van 's lands dienst of van zijne studiën door de regeering of door den directeur van onderwjjs commissiëa buiten zjjn standplaats kunnen worden opge dragen, terw^l hjj buitendien bevoegd is Ueze, met toestemming van den directeur, te verlaten. Wat dr 8nouck_Hurgronje's verhouding tot het bestuur betreft, schrjjtt de inBWuctie Uut hjj, alvorens zjjn onderzoek in eenig gewest

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1