N°. 222. 132® Jaargang. 1889. Donderdag 19 September. Rijks-belastingen. Middelburg 18 September. Deze courant verschijnt dagelijks? met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.— Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën: 20 cent per regel. Bij abonnement lager! Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: BEKENDMAKINGEN. De openingsrede, HIIIDMIIIItliSUli: COURANT. Thermometer. Middelburg 18 Sept. Tm. 8 o 53 gr. ai. 12 u 63 gr. av. 4 u. 59 gr. F Verwacht verand. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij en te TholenW. A. van Niehwenhuuzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam de Geer. Belineante, te 's Gravenkage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mae, Azn, te Amsterdam, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen De burgemeester van Middelburg maakt bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ont vanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspec teur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 16 September 1889, invorderbaar verklaarde kohier^van het patentrecht (eerste kwartaal) voor het dienstjaar 1889/90, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om, na bekomen ken nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de. bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden- na heden behooren te worden inge diend; terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den loop des dienstjaars een perceel ver laten, zonder daarin eenige roerende goederen of' iemand in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9den April 1869, Stbld no. 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 17 September 1889. De burgemeester voornoemd, W. J. SPRENGER, L. B. door de regeering Dinsdag uitgesproken, geeft natuurlijk wêer aanleiding tot verschillende beschouwingen in de pers. De voornaamste daarvan onzen lezers, zooals wij gewoon zijn, mee te deelen zal hun zeker niet onwelgevallig zijn. Zij kunnen vooral bij zulke gelegenheden eens vernemen, hoe over een ministerie wordt gedacht. Dat bij derge- ljjke oordeelvellingen het standpunt, hetwelk een blad op politiek gebied inneemt, van grooten invloed is, weten onze lezers even goed als wij. Het Handelsblad noemt hetgeen geboden wordt een welgevulde ljjst van werkzaamheden. Schier elk der ministers heeft er zjjn bijdrage toe ge leverd. Zelfs de minister van financiën geeft weder bljjk van aanwezigheid, nog in andere hoedanigheid dan als beheerder van 's lands geldmiddelen. Wel krijgt men slechts een flauwen naklank der weidsche beloften van Mei 1888 de personeele belasting en de accijnzen worden niet meer genoemd maar eindeljjk zal dan toch iets voor de gemeenten worden gedaan, de herschatting der ongebouwde eigen dommen zal haar beslag krggen en de invoer rechten naar gewijzigden maatstaf worden ge heven. Het is niet veelmaar als de minister die beloften naar wensch tot stand brengt, zal men hem reeds dankbaar zijn. De minister van binnenlandsche zaken be paalt zich tot de herziening der wet op de besmettelijke ziekten. Wordt daarmede het belang der volksgezondheid of een buiging voor .gemoedsbezwaren" (tegen den zooge- naamden vaccinedwang) bedoeld Het kiesrecht en de districten schjjnt de minister met rust te willen laten. De minister van justitie zal velen verheugen door zjjn voornemen de herziening van ons handelsrecht te beginnen, met het ontwerp der staatscommissie over het faillissement en de surséance aanhangig te maken. Waar blijft echter de reeds in Mei 1888 toegezegde regeling der administratieve rechtspraak f Van bet departement van oorlog zal nu werkelijk een legerwet uitgaan. Met groote belangstelling zien wij uit waarop die zal rusten op het stelsel van persoonlijken dienstplicht al dan niet? Bjjzonder rijk is de arbeid, dien de minister van waterstaat toezegt: het postwezen, de spoorwegen en de verzorging van bjj rijks werken verminkte werklieden. Ook de minister van buitenlandsche zaken komt met een bjjdragede consulaatrechten. De minister van marine laat niets van zich hoorenintusschen is van hem 't een en ander aanhangig, dat nog onafgedaan is. Alleen de minister Kenchenius belooft niets behalve de zeer gewenschte opbeuring van Suriname. Voor Nederlandsch-Indië echter bljjft alles bjj het oude. De koloniale para grafen bevatten slechts een stukje koloniale geschiedenis. Maar waar blijven de hervor mingen, die al voor anderhalfjaar beloofd zjjn? Wanneer verschijnen de voorstellen over comp tabiliteit, over het mijnwezen, het regeerings- leglement? Hoever is de koffie-enquête gevor derd Wat gebeurt er met de opiumpacht, met de bevloeiingswerken, met de spoorwegen Zoo bevat het ministerieel jaarprogram veel, wat men niet verwacht had, en mist men tevens niet weinig, dat meer op den voorgrond had behooren te treden. Het Nieuws van den dag zegt »De troonrede is rjjk aan beloften. Moge de sluitingsrede aan het einde van deze zitting al die beloften als feiten vermelden Wjj zjjn daaromtrent niet gerust, want dit ministerie bevat meer elementen der hope en der goede voornemens dan elementen van krachtige werk zaamheid. Ook vreeken wij dat er wel wat veel beloofd is." Na eene herinnering aan al hetgeen beloofd wordt schrijft het blad»Ten slotte doet het feit, dat wij groote verliezen leden in de jong ste schermutselingen met de Atjehersde regeering hier te lande niet wanhopen aan een vreedzame oplossing. »In dat wel wat kortzienig vertrouwen be looft de regeering omtrent Indië zoo goed als niets doch zij zal Suriname uit haar staat van verval opbeuren. .Ziet daar zooveel beloften als woordeD. Nog eens, wij hopen er het beste van." De Tijd werp eerst een blik achterwaarts om zijn geloot te openbaren dat, in aanmer king genomen de vele ongunstige omstandig heden, waarmede het ministerie en de partjj, op welke zij in de kamers heeft te steunen, ook dit jaar hadden te worstelen, het ministerie, als geheel beschouwd, geenszins eenige blaam van werkeloosheid kan worden aangewreven. Met moed en vertrouwen ziet het blad dan ook de werkzaamheden van de thans geopende zitting te gemoet, overtuigd dat het der regee ring thans, even als in 't vorige jaar, met haar beloften ernst is. Dat die werkzaamheden, èn met het oog op het kabinet èn de verschillende partijen in het parlement, èn met het oog op onze volksbe langen in het algemeen, van groot gewicht zullen zijn, behoeft, als men de lijst der aan gekondigde wetsontwerpen nagaat en o. a. daaronder aantreft de regeling van den ge dwongen dienstplicht, volgens de Tijd, wel geen nader betoog. .Laten wij" aldus schrjjlt het blad .hopen, dat een geest van wijsheid onze afge vaardigden, onze katholieke afgevaardigden op de eerste plaats, moge bezielen, opdat zij alle zedelijke en stoffelijke tampen en eiken over- matigen en niet strikt noodzak el jjken druk van onze hoofden mogen afweren, opdat de kricht en de eenheid dar katholieken onderling en van de geheele rechterzijde in het parlement mogen versterkt worden, en het aan deze regiering gegeven zij, nog veel in het algemeen belang tot stand te brengen .Toch hoeseer wij ook door een geest van oprt chte welwillendheid ten opzichte dezer re- geeriDg werden bezield toch wenschen wij niet te zwijgen, waar wij, nu of in de toekomst, zouden meenen dat öf onze belangen in haar handen niet veilig waren, öf niet naar behoo ren werden behartigd. .Een enkel woord van critiek willen wij ook ten opzichte van deze openingsrede ons ver oorloven. .Wij zeiden boven, dat het verwjjt van wer keloosheid deze regeering,.als geheel beschouwd", niet zonder onbillijkheid kan worden toege voegd, .Natuurlijk wordt hier, indien van .werke loosheid" sprake is, alleen bedoeld werkeloosheid op wetgevend en administratief gebied. En nu moet ons de verklaring van het hart, dat het ons in den jongsten tijd, dat het ons ook bij het lezen der openingsiede heeft teleurgesteld, niet meer blijken van werkzaamheid te ont moeten van den tegenwoordigen minister van koloniën. Een paar o. i. zeer optimistisch ge kleurde volzinnen omtient den toestand in Atjeh en een zeer onbepaalde toezegging van maatregelen tot opheffing der kolonie Suriname uit den toestand van steeds toenemend verval, ziehier alles, waarmede wij ons bjj de openings rede van dit jaar moeten tevreden stellen. Ook in de sluitingsrede viel ten opzichte van tot stand gekomen wetten of nieuwe organisatiëu op koloniaal gebied niets te vermelden. .Wij weten dat c e heer Keuchenius, wat jjver en onverdroten werklust aangaat, dooi slechts zeer weinigen wordt geëvenaardwaarschijn lijk heeft geen zjjner ambtsvoorgangers meer gearbeid dan hij. Wij spreken den wensch uit dat in dit zittingjaar de be wjj zen, de vruch ten van dien arbeid aan het licht mogen komen. Een ministerieel leven duurt bjj ons niet zóo lang, dat een voorbereidingstijd van een paar jaren daarvan kan worden afgenomen." Een ander katholieke blad: het Centrum schrjjft over die rede het volgende »De lezing van bovenstaande redevoering zal algemeen doen zien, dat ook thans in de samen stelling een andere weg gevolgd is en dat de regeering ni;t meer wenscht terng te komen op den ouden vorm der losse en onsamenhan gende algemeenheden. »Al aanstonds valt op te merken, dat de regeering geen gewag meer maakt van de nog resteerende parlementaire werkzaamheden met betrekking tot de onderw jjswet. Ook het mini sterie beschouwt dus deze zaak als afgedaan en behooreDde tot de dingen, die nog slechts eenige formaliteiten behoeven te doorloopen. .Voor het nieuwe jaar, welk een reeks van werkzaamheden! Het schjjnt een overstelping! Niet minder dan veertien wetsvoorstellen op allerlei gebied en daaronder zeer belang- rjjke en ingrjjpende staan voor de deur. Een uitmuntende gelegenheid voor de liberale pers, om het ministerie te beschuldigen, dat het de volksvertegenwoordiging wil doen bukken onder den last van het werk. .Intusschen zal het Nederlandsche volk, tot welke partjj het ook behoort, moeten erkennen dat vele belangen, die bij de thans aangekon digde wetsvoorstellen zullen worden behartigd, door de vorige regeeringen reeds al te lang zjjn verzuimd. Wjj twijfelen er niet aan, of alle hier gedane beloften zullen, dank zjj de groote werkkracht dezer ministers, ook werkel jjk kunnen worden nagekomen. Of de pogingen, om al deze zaken tot regeling te brengen, zullen slagen, zal dan voor het grootste deel afhangen van de medewerking der vertegen woordiging, die straks, als de onderwjjs-quaestie van de rol is afgevoerd, in heel wat beter conditie gaat verkeeren. Wij althans zien onder de aangekondigde voorstellingen geen enkel, waaromtrent eenig belangrijk principieel verschil de samenwerking tusschen regeering en volksvertegenwoordiging zou behoeven in gevaar te brengen." De Nieuwe Rotterdamsche Courant zal tevreden zjjn als slechts de helft van het beloofde tot stand komt. Of de .rijkdom" der openingsrede echter niet een rjjkdom is, waarmee men aan die zjjde wel een weinig verlegen zal zjjn, is, zegt het blad, eene andere vraag. »Van hoe groot belang ook de onderwerpen zjjn, die, naar de mioisterieele toezegging, de wetgevende macht zullen bezighoudente ontkennen valt het niet, dat het voor het grootste gedeelte zaken zjjn zonder politieke beteekenis, en die dus eer zouden gezocht worden op bet pro gram van een ministerie van zaken, dan van eene regeering, die de vrucht is van eenen grooten politieken strjjd, en die met de uit voering van haar politiek program nog pas aan het eerste begin is. Van het program van actie, dat de zedeljjke grondslag is van het ministerie, is in deze rede nauweljjks een weerklank te bekennen, tenzjj het mocht zijn wat wjj niet hopen de .voorziening tegen de besmetteljjke ziekten." »En niet alleen .het program van actie", ook het regeeringsprogram, bjj de eerste ontmoeting met de Staten-generaal ontvouwd, schjjnt hoe langer zoo meer uit het gezicht te raken. Van de regeling der administratieve rechtsspraak, die in de eerste troonrede werd aangekondigd, zweeg de tweede, zwijgt ook de derde niet tegenstaande van een eerste ministerie na de grondwetsherziening met recht mocht verwacht worden, dat het aan die regeling onverwjjld zijne krachten zou wjjden. Van de herziening der personeele belasting, waarop de eerste troonrede uitzicht gaf, is nadien het diepste stilzwjjgen bewaard, alsof ook dit weinige nog te veel ware. En wat koloniën betreft, behoeft men slechts te herlezen wat bij het optreden van dit ministerie werd beloofd om den afstand te overzien tusschen woord en daad." Het blad herinnert aan al hetgeen zoowel in dat .program van actie" als bij vroegere ontmoetingen met de staten-generaal is beloofd; en zegt dan .Na van al die beloften, die klonken als profetie van de zegenrjjkste hervormingen, niets te heb ben tot stand gebrachtna eenige staatscom missies benoemd, en op het gebied van christe lijke zielezorg eenige gewaagde proeven te hebben geleverd, schjjnt de minister van kolo niën voor de derde troonrede niets anders op het hart te hebben gehad dan eene betuiging van tevredenheid over den gang van zaken, onder zjjn bestuur, eene zoo blinde, zoo gevaar lijke tevredenheid, dat men het haast zou moeten betreuren geen Keuchenius meer in de kamer te hebben om de officieele waarheid met schorpioenen te geeselen," Het moge waar zjjn dat van liberaal stand punt men niet behoeft te verlangen naar de toepassing van het program van actie, er komt toch op dat program wel een en ander voor, dat het blad gaarne door welke regeering ook zou zien tot stand brengen, b. v. de gelijkma king van den belastingdruk voor de verschillende bestanddeelen van het nationaal vermogen, de afschaffing van de plaatsvervanging enz. .Maar bestaat er, zegt de N. R. Crt ten slotte, niet ook in het staatkundige eene moraliteit En een ministerie, welks geboorte zulke gewel- dadige beroeringen gekost heeft, zjjne krachten te zien wjjden aan onderwerpen van den meest onschuldigen aard, met voorbjjgaan van het noodigste aan onderwerpen, die evengoed, of beter, door het ministerie-Heemskerk hadden kunnen geregeld worden maakt het niet den indruk van politieke onmacht, die levensbehoud zoekt .Het is wel te betreuren, dat nu reeds voor de derde maal onder dit ministerie de parle mentaire campagne geopend wordt zonder het debat, dat op eene door den koning uitgespro ken troonrede pleegt te volgen. Over de staat kunde van het kabinetover de beteekenis van de eene en de andere zinsnede in de openings rede over het zwijgen ten aanzien van andere zaken zouden er zeker wel eenige inlichtingen gevraagd zjjnmisschien ook wel uit de rijen der rechterzijde En in de eerste plaats zou de regeering wel ondervraagd zijn geworden over hare houding in zake de defensie, eene houding die zelfs het zachtzinnigste oordeel niet anders dan ergerljjk zal kunnen noemen. Voorts zou de minister van koloniën zeker wel in de ge legenheid zjjn gesteld geworden, om zijn beleid tegen ernstige bedenkingen te verdedigen. .Overbodig dat is zeker ware zulk een debat niet geweest." Volgens ac meening van het Vaderland wordt zeker veel van hetgeen is aangekondigd met de meeste belangstelling verbeid. Enkele toezeggingen zjjn het blad niet dui- deljjk. Wat n. 1. onder de verder aangekon digde maatregelen bedoeld wordt met een voorstel tot verandering der bestaande voor schriften op het vervoer van brieven en druk werken, is evenmin helder als wat de voorbe reiding van de herziening der wetten op de pakketpost en de rjjkspostspaarbank beoogt. Mogen wij zegt het blad wellicht onder stellen, dat het de bedoeling is van de post spaarbank gebruik te maken voor de verzekering der werkliedenpensioenen, geljjk eenigen tijd geleden door ons is aanbevolen En wat is de bedoeling van de nadere wet tot voorziening tegen besmettel jke ziekten Durft men er wellicht niet rond voor uitkomen, dat opheffing der verplichte vaccinatie is beoogd Wat bovendien de openingsrede omtrent twee der voornaamste punten: onze iegerhervorming en ons belastingwezen zegt is voor het Haagsche liberale orgaan niet volkomen geruststellend. »De minister van oorlog zal zijn ontwerp .zoo spoedig mogeljjk" indienen. Het is waar, dat men in de openingsrede moeiljjk nog nader het tijdstip van indiening kan aanduiden en het is ook waar, dat spoediger dan .zoo spoe dig mogeljjk" niet mogeljjk is, maar toch meenen wij, dat een regeering, die van de allesover- heerschende verplichting om voor de verdedig baarheid van ons land te zorgen, doordrongen is, deze aankondiging niet in een korte para graaf midden in haar rede behoorde te verschui len, maar haar plannen te dien opzichte aan het hoofd van haar program van werkzaam heden behoorde te vermelden en met een warm woord aan de vertegenwoordiging als de ver vulling harer heiligste plichten aan te bevelen. »En wat de financiën betreft, zal dan thans de wijziging der gemeentewet worden ingediend, die voor de vestiging eener betere verhouding tusschen rijks- en gemeentefinanciën noodzake- Ijjk is. Het verband intusschen met »de weldra te wachten voltooiing der herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendom men" doet twjjfelen, of dit nu wel zoo heel spoedig geschieden zal. Is het geruststellend, dat bjj de toezegging eener verbeterde heffing der invoerrechten van een voornemen tot ver hooging der invoerrechten gezwegen wordt, teleurstellend is daartegenover, dat de minister van financiën, door 't ruimer vloeien der belas tingen van dadelijke zorg ontheven, voor een verdere hervorming van ons belastingwezen geen woord over heeft. De herziening der personeele belasting en de vermindering van den drnk der accjjnzen, dn de programrede van 1 Mei 1888 aangekondigd, zjjn, naar 't schjjnt, geheel uit het oog verloren. .Zoo zjjn er meer plannen op denachtergron d geraaktde regeling van het kiesrecht en van de administratieve rechtspraak in de eerste plaats, Is daarvoor een lange lijst van nieuwen arbeid in da plaats getreden, het is de vraag, hoeveel daarvan weder aan 't eind van 't nieuw- begonnen jaar onafgedaan zal blijven. .Wjj zouden, indachtig aan den grooten afstand tusschen willen en tot stand brengen in het parlementaire leven, het ons getroosten, zoo veel onafgedaan bleef, mits maar wat het meest noodig is ook het snelst tot stand kwam. Ea te dien opzichte zjjn wjj niet zonder zorg." Ten slotte valt het blad den minister van koloniën aaa, die tot de overtuiging schjjnt gekomen te zjjn dat, zoo spreken zilver is» zwijgen goud kan wezen. .Vloeide de program- rede over van beloften, een gansch stelsel vaa kolorialc hervormingen voorspiegelende, nu nog niets daarvan is afgedaan, acht de minister het bljjkbaar veiliger ditmaal niets te beloven. Misschien helt hjj thans over tot de leer, om de zaken maar haar eigen gang te laten, daar dan wel alles terecht komt. Althans de man, wiens palet vroeger geen kleuren bevatte, somber genoeg om den hopenloozen toestand onzer overzeesche bezittingen te malen, ziet thans alles in rooskleurige verven getint. Sinds een man van het christeljjk bewustzjjn aan de bestuurstafel zit, schijnt alles zoo wonderbaar verbeterdwat zou hjj zich vermoeien met hervormingen, aan welker waarde hjj bljjkbaar zelf is gaan twjjfelen .Uit deze welbehaagljjke stemming kon zelfs het donderend geschut van Kotta Pohama den minister niet wakker schrikken. Wat deert dat .voortdurend verzet van enkele hoofden ea hunne aanhangers"? Z. Exc. bespeurt steeds meer openbaringen van »een neiging tot toe nadering en onderwerping." .Voor den minister schjjnt het weinig te be-' teekenen, dat de .kwaadwilligen* bjj duizen den zjjn te tellen en meer en meer tot den offensieven oorlog overgaandat de Atjehers tegenover onze vredesliniën bentings hebben kunnen oprichten van buitengemeene sterkte, zonder dat wjj er iets van bespeurdendat de vjjand met de grootste geoefendheid eenigen tjjd onze liniën met kanonnen, een hun voor heen onbekend wapen, heeft kunnen beschie ten dat wjj eerst met de zwaarste krachtsin spanning en met enorme verliezen een over winning hebben kunnen behalen, die nauwljjks van een échec te onderscheiden is .Klinkt het niet als ironie, nu nog te spre ken van een neiging tot toenadering en on derwerping Bjj den hemel, wjj hebben dat nu al anderhalf jaar lang gehoordnoem dan toch de feiten, die getuigen van die neiging zeg dan toch, op welke gronden gjj onder werping verwachtverklaar dan eindeljjk, wat er gedaan wordt om die onderwerping te ver zekeren. Het wordt tjjd, meer dan tijd. Of moeten nog tal van onze dappere officieren en soldaten, wier handen in dit .vredesgarni- zoen* gebonden zjjn tegenover een overmoe- digen, wraakznchtigen, doodsverachtenden vjj and, sneuvelen in een zoo nutteloozen strjjd De natie heeft meer dan genoeg geruststellende woorden gehoord, zjj verlangt daden. Een minister, die over zoo ernstige feiten heengljjdt als in deze openingsrede is geschied, ver liest haar vertrouwen." Het Dagblad van Zuid-Holland noemt den inhoud van het openingswoord, waarvan de aanhef aan den eisch van het nationaal gevoel voldoet, zeer belangrijk. Tegenover het telkens terugkeerend verwijt der liberalen, tot het tegenwoordig kabinet gericht»Ge zjjt geen bewind van wetgevende kracht", ontwikkelt het ministerie in deze openingsrede een programma van actie, 't welk getuigt van veerkracht en van 't bewustzijn van ministerieele levenskracht. Na herinnering aan al hetgeen gezegd wordt waarbij het blad echter opmerkt dat de Atjeh- paragraaf nog al optimistisch klinkt, schrjjft het ten slotte »De ministerieele rede wjj resumeeren onze indrukken is ditmaal hoogst gewichtigzjj opent een arbeidsveld, als in weinige openings reden, onder liberale kabinetten aangehoord, werd ontsloten. .Geen partjjvragen, practische vragen worden aan de orde gesteld. Mogen zjj in vaderlands- lievenden geest worden overwogenDan zal, onder den zegen van Hem, zonder wiens hulp alle menscheljjke arbeid jjdel is, veel goeds voor Nederland kunnen worden tot stand gebracht." De Zutphensche Courant kon bjj het lezen der rede een schalkschen glimlach niet onderdruk - ken, niet zoozeer om den traditioneelen, opti- mistischen toon die ook nu natuurljjk mag men wel zeggen is volgehouden, doch om de lange reeks van geschenken, die aan den ons wachtenden kerstboom zjjn opgehangen Wat flikkert en glinstert dut alles mooi ondgr

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1