N°. 222.
132® Jaargang.
1889.
Donderdag
19 September.
Rijks-belastingen.
Middelburg 18 September.
Deze courant verschijnt dagelijks?
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën: 20 cent per regel. Bij abonnement lager!
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
BEKENDMAKINGEN.
De openingsrede,
HIIIDMIIIItliSUli: COURANT.
Thermometer.
Middelburg 18 Sept. Tm. 8 o 53 gr.
ai. 12 u 63 gr. av. 4 u. 59 gr. F
Verwacht verand. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij en te TholenW. A. van
Niehwenhuuzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam de Geer. Belineante, te 's Gravenkage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mae, Azn, te Amsterdam,
annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
De burgemeester van Middelburg maakt
bekend: dat bij hem ontvangen en aan den ont
vanger der directe belastingen ter invordering
is verzonden het door den provincialen inspec
teur der directe belastingen enz. te Middelburg,
den 16 September 1889, invorderbaar verklaarde
kohier^van het patentrecht (eerste kwartaal) voor
het dienstjaar 1889/90, met uitnoodiging aan ieder
wien zulks aangaat, om, na bekomen ken
nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste
het door hem verschuldigde te kwijten, met
herinnering tevens, dat de. bezwaren, welke
dienaangaande mochten bestaan, binnen drie
maanden- na heden behooren te worden inge
diend;
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die
in den loop des dienstjaars een perceel ver
laten, zonder daarin eenige roerende goederen
of' iemand in hunnen dienst achter te laten,
indachtig maakt op de gunstige bepaling van
art. 7 der wet op de personeele belasting van
den 9den April 1869, Stbld no. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar
het behoort.
Middelburg, den 17 September 1889.
De burgemeester voornoemd,
W. J. SPRENGER, L. B.
door de regeering Dinsdag uitgesproken, geeft
natuurlijk wêer aanleiding tot verschillende
beschouwingen in de pers.
De voornaamste daarvan onzen lezers, zooals
wij gewoon zijn, mee te deelen zal hun zeker
niet onwelgevallig zijn. Zij kunnen vooral bij
zulke gelegenheden eens vernemen, hoe over
een ministerie wordt gedacht. Dat bij derge-
ljjke oordeelvellingen het standpunt, hetwelk een
blad op politiek gebied inneemt, van grooten
invloed is, weten onze lezers even goed als wij.
Het Handelsblad noemt hetgeen geboden wordt
een welgevulde ljjst van werkzaamheden. Schier
elk der ministers heeft er zjjn bijdrage toe ge
leverd. Zelfs de minister van financiën geeft
weder bljjk van aanwezigheid, nog in andere
hoedanigheid dan als beheerder van 's lands
geldmiddelen. Wel krijgt men slechts een
flauwen naklank der weidsche beloften van
Mei 1888 de personeele belasting en de accijnzen
worden niet meer genoemd maar eindeljjk
zal dan toch iets voor de gemeenten worden
gedaan, de herschatting der ongebouwde eigen
dommen zal haar beslag krggen en de invoer
rechten naar gewijzigden maatstaf worden ge
heven. Het is niet veelmaar als de minister
die beloften naar wensch tot stand brengt,
zal men hem reeds dankbaar zijn.
De minister van binnenlandsche zaken be
paalt zich tot de herziening der wet op de
besmettelijke ziekten. Wordt daarmede het
belang der volksgezondheid of een buiging
voor .gemoedsbezwaren" (tegen den zooge-
naamden vaccinedwang) bedoeld Het kiesrecht
en de districten schjjnt de minister met rust
te willen laten.
De minister van justitie zal velen verheugen
door zjjn voornemen de herziening van ons
handelsrecht te beginnen, met het ontwerp der
staatscommissie over het faillissement en de
surséance aanhangig te maken. Waar blijft
echter de reeds in Mei 1888 toegezegde regeling
der administratieve rechtspraak f
Van bet departement van oorlog zal nu
werkelijk een legerwet uitgaan. Met groote
belangstelling zien wij uit waarop die zal rusten
op het stelsel van persoonlijken dienstplicht al
dan niet?
Bjjzonder rijk is de arbeid, dien de minister
van waterstaat toezegt: het postwezen, de
spoorwegen en de verzorging van bjj rijks werken
verminkte werklieden.
Ook de minister van buitenlandsche zaken
komt met een bjjdragede consulaatrechten.
De minister van marine laat niets van zich
hoorenintusschen is van hem 't een en ander
aanhangig, dat nog onafgedaan is.
Alleen de minister Kenchenius belooft niets
behalve de zeer gewenschte opbeuring van
Suriname. Voor Nederlandsch-Indië echter
bljjft alles bjj het oude. De koloniale para
grafen bevatten slechts een stukje koloniale
geschiedenis. Maar waar blijven de hervor
mingen, die al voor anderhalfjaar beloofd zjjn?
Wanneer verschijnen de voorstellen over comp
tabiliteit, over het mijnwezen, het regeerings-
leglement? Hoever is de koffie-enquête gevor
derd Wat gebeurt er met de opiumpacht,
met de bevloeiingswerken, met de spoorwegen
Zoo bevat het ministerieel jaarprogram veel,
wat men niet verwacht had, en mist men
tevens niet weinig, dat meer op den voorgrond
had behooren te treden.
Het Nieuws van den dag zegt
»De troonrede is rjjk aan beloften. Moge de
sluitingsrede aan het einde van deze zitting
al die beloften als feiten vermelden Wjj zjjn
daaromtrent niet gerust, want dit ministerie
bevat meer elementen der hope en der goede
voornemens dan elementen van krachtige werk
zaamheid. Ook vreeken wij dat er wel wat
veel beloofd is."
Na eene herinnering aan al hetgeen beloofd
wordt schrijft het blad»Ten slotte doet het
feit, dat wij groote verliezen leden in de jong
ste schermutselingen met de Atjehersde
regeering hier te lande niet wanhopen aan
een vreedzame oplossing.
»In dat wel wat kortzienig vertrouwen be
looft de regeering omtrent Indië zoo goed als
niets doch zij zal Suriname uit haar staat
van verval opbeuren.
.Ziet daar zooveel beloften als woordeD. Nog
eens, wij hopen er het beste van."
De Tijd werp eerst een blik achterwaarts
om zijn geloot te openbaren dat, in aanmer
king genomen de vele ongunstige omstandig
heden, waarmede het ministerie en de partjj,
op welke zij in de kamers heeft te steunen,
ook dit jaar hadden te worstelen, het ministerie,
als geheel beschouwd, geenszins eenige blaam
van werkeloosheid kan worden aangewreven.
Met moed en vertrouwen ziet het blad dan
ook de werkzaamheden van de thans geopende
zitting te gemoet, overtuigd dat het der regee
ring thans, even als in 't vorige jaar, met haar
beloften ernst is.
Dat die werkzaamheden, èn met het oog op
het kabinet èn de verschillende partijen in het
parlement, èn met het oog op onze volksbe
langen in het algemeen, van groot gewicht
zullen zijn, behoeft, als men de lijst der aan
gekondigde wetsontwerpen nagaat en o. a.
daaronder aantreft de regeling van den ge
dwongen dienstplicht, volgens de Tijd, wel geen
nader betoog.
.Laten wij" aldus schrjjlt het blad
.hopen, dat een geest van wijsheid onze afge
vaardigden, onze katholieke afgevaardigden op
de eerste plaats, moge bezielen, opdat zij alle
zedelijke en stoffelijke tampen en eiken over-
matigen en niet strikt noodzak el jjken druk van
onze hoofden mogen afweren, opdat de kricht
en de eenheid dar katholieken onderling en
van de geheele rechterzijde in het parlement
mogen versterkt worden, en het aan deze
regiering gegeven zij, nog veel in het algemeen
belang tot stand te brengen
.Toch hoeseer wij ook door een geest van
oprt chte welwillendheid ten opzichte dezer re-
geeriDg werden bezield toch wenschen wij
niet te zwijgen, waar wij, nu of in de toekomst,
zouden meenen dat öf onze belangen in haar
handen niet veilig waren, öf niet naar behoo
ren werden behartigd.
.Een enkel woord van critiek willen wij ook
ten opzichte van deze openingsrede ons ver
oorloven.
.Wij zeiden boven, dat het verwjjt van wer
keloosheid deze regeering,.als geheel beschouwd",
niet zonder onbillijkheid kan worden toege
voegd,
.Natuurlijk wordt hier, indien van .werke
loosheid" sprake is, alleen bedoeld werkeloosheid
op wetgevend en administratief gebied. En nu
moet ons de verklaring van het hart, dat het
ons in den jongsten tijd, dat het ons ook bij
het lezen der openingsiede heeft teleurgesteld,
niet meer blijken van werkzaamheid te ont
moeten van den tegenwoordigen minister van
koloniën. Een paar o. i. zeer optimistisch ge
kleurde volzinnen omtient den toestand in
Atjeh en een zeer onbepaalde toezegging van
maatregelen tot opheffing der kolonie Suriname
uit den toestand van steeds toenemend verval,
ziehier alles, waarmede wij ons bjj de openings
rede van dit jaar moeten tevreden stellen. Ook
in de sluitingsrede viel ten opzichte van tot
stand gekomen wetten of nieuwe organisatiëu
op koloniaal gebied niets te vermelden.
.Wij weten dat c e heer Keuchenius, wat jjver
en onverdroten werklust aangaat, dooi slechts
zeer weinigen wordt geëvenaardwaarschijn
lijk heeft geen zjjner ambtsvoorgangers meer
gearbeid dan hij. Wij spreken den wensch
uit dat in dit zittingjaar de be wjj zen, de vruch
ten van dien arbeid aan het licht mogen komen.
Een ministerieel leven duurt bjj ons niet zóo
lang, dat een voorbereidingstijd van een paar
jaren daarvan kan worden afgenomen."
Een ander katholieke blad: het Centrum schrjjft
over die rede het volgende
»De lezing van bovenstaande redevoering zal
algemeen doen zien, dat ook thans in de samen
stelling een andere weg gevolgd is en dat de
regeering ni;t meer wenscht terng te komen
op den ouden vorm der losse en onsamenhan
gende algemeenheden.
»Al aanstonds valt op te merken, dat de
regeering geen gewag meer maakt van de nog
resteerende parlementaire werkzaamheden met
betrekking tot de onderw jjswet. Ook het mini
sterie beschouwt dus deze zaak als afgedaan
en behooreDde tot de dingen, die nog slechts
eenige formaliteiten behoeven te doorloopen.
.Voor het nieuwe jaar, welk een reeks van
werkzaamheden! Het schjjnt een overstelping!
Niet minder dan veertien wetsvoorstellen
op allerlei gebied en daaronder zeer belang-
rjjke en ingrjjpende staan voor de deur. Een
uitmuntende gelegenheid voor de liberale pers,
om het ministerie te beschuldigen, dat het de
volksvertegenwoordiging wil doen bukken onder
den last van het werk.
.Intusschen zal het Nederlandsche volk, tot
welke partjj het ook behoort, moeten erkennen
dat vele belangen, die bij de thans aangekon
digde wetsvoorstellen zullen worden behartigd,
door de vorige regeeringen reeds al te lang
zjjn verzuimd. Wjj twijfelen er niet aan, of
alle hier gedane beloften zullen, dank zjj de
groote werkkracht dezer ministers, ook werkel jjk
kunnen worden nagekomen. Of de pogingen,
om al deze zaken tot regeling te brengen,
zullen slagen, zal dan voor het grootste deel
afhangen van de medewerking der vertegen
woordiging, die straks, als de onderwjjs-quaestie
van de rol is afgevoerd, in heel wat beter
conditie gaat verkeeren. Wij althans zien
onder de aangekondigde voorstellingen geen
enkel, waaromtrent eenig belangrijk principieel
verschil de samenwerking tusschen regeering
en volksvertegenwoordiging zou behoeven in
gevaar te brengen."
De Nieuwe Rotterdamsche Courant zal tevreden
zjjn als slechts de helft van het beloofde tot
stand komt.
Of de .rijkdom" der openingsrede echter
niet een rjjkdom is, waarmee men aan die
zjjde wel een weinig verlegen zal zjjn, is,
zegt het blad, eene andere vraag. »Van hoe
groot belang ook de onderwerpen zjjn, die,
naar de mioisterieele toezegging, de wetgevende
macht zullen bezighoudente ontkennen valt
het niet, dat het voor het grootste gedeelte
zaken zjjn zonder politieke beteekenis, en die
dus eer zouden gezocht worden op bet pro
gram van een ministerie van zaken, dan van
eene regeering, die de vrucht is van eenen
grooten politieken strjjd, en die met de uit
voering van haar politiek program nog pas
aan het eerste begin is. Van het program
van actie, dat de zedeljjke grondslag is van
het ministerie, is in deze rede nauweljjks een
weerklank te bekennen, tenzjj het mocht zijn
wat wjj niet hopen de .voorziening tegen
de besmetteljjke ziekten."
»En niet alleen .het program van actie", ook
het regeeringsprogram, bjj de eerste ontmoeting
met de Staten-generaal ontvouwd, schjjnt hoe
langer zoo meer uit het gezicht te raken. Van
de regeling der administratieve rechtsspraak,
die in de eerste troonrede werd aangekondigd,
zweeg de tweede, zwijgt ook de derde niet
tegenstaande van een eerste ministerie na de
grondwetsherziening met recht mocht verwacht
worden, dat het aan die regeling onverwjjld
zijne krachten zou wjjden. Van de herziening
der personeele belasting, waarop de eerste
troonrede uitzicht gaf, is nadien het diepste
stilzwjjgen bewaard, alsof ook dit weinige
nog te veel ware. En wat koloniën betreft,
behoeft men slechts te herlezen wat bij het
optreden van dit ministerie werd beloofd om
den afstand te overzien tusschen woord en daad."
Het blad herinnert aan al hetgeen zoowel
in dat .program van actie" als bij vroegere
ontmoetingen met de staten-generaal is beloofd;
en zegt dan
.Na van al die beloften, die klonken als profetie
van de zegenrjjkste hervormingen, niets te heb
ben tot stand gebrachtna eenige staatscom
missies benoemd, en op het gebied van christe
lijke zielezorg eenige gewaagde proeven te
hebben geleverd, schjjnt de minister van kolo
niën voor de derde troonrede niets anders op
het hart te hebben gehad dan eene betuiging
van tevredenheid over den gang van zaken,
onder zjjn bestuur, eene zoo blinde, zoo gevaar
lijke tevredenheid, dat men het haast zou
moeten betreuren geen Keuchenius meer in de
kamer te hebben om de officieele waarheid met
schorpioenen te geeselen,"
Het moge waar zjjn dat van liberaal stand
punt men niet behoeft te verlangen naar de
toepassing van het program van actie, er komt
toch op dat program wel een en ander voor,
dat het blad gaarne door welke regeering ook
zou zien tot stand brengen, b. v. de gelijkma
king van den belastingdruk voor de verschillende
bestanddeelen van het nationaal vermogen, de
afschaffing van de plaatsvervanging enz.
.Maar bestaat er, zegt de N. R. Crt ten slotte,
niet ook in het staatkundige eene moraliteit
En een ministerie, welks geboorte zulke gewel-
dadige beroeringen gekost heeft, zjjne krachten
te zien wjjden aan onderwerpen van den meest
onschuldigen aard, met voorbjjgaan van het
noodigste aan onderwerpen, die evengoed, of
beter, door het ministerie-Heemskerk hadden
kunnen geregeld worden maakt het niet den
indruk van politieke onmacht, die levensbehoud
zoekt
.Het is wel te betreuren, dat nu reeds voor
de derde maal onder dit ministerie de parle
mentaire campagne geopend wordt zonder het
debat, dat op eene door den koning uitgespro
ken troonrede pleegt te volgen. Over de staat
kunde van het kabinetover de beteekenis van
de eene en de andere zinsnede in de openings
rede over het zwijgen ten aanzien van andere
zaken zouden er zeker wel eenige inlichtingen
gevraagd zjjnmisschien ook wel uit de rijen
der rechterzijde En in de eerste plaats zou de
regeering wel ondervraagd zijn geworden over
hare houding in zake de defensie, eene houding
die zelfs het zachtzinnigste oordeel niet anders
dan ergerljjk zal kunnen noemen. Voorts zou
de minister van koloniën zeker wel in de ge
legenheid zjjn gesteld geworden, om zijn beleid
tegen ernstige bedenkingen te verdedigen.
.Overbodig dat is zeker ware zulk een
debat niet geweest."
Volgens ac meening van het Vaderland
wordt zeker veel van hetgeen is aangekondigd
met de meeste belangstelling verbeid.
Enkele toezeggingen zjjn het blad niet dui-
deljjk. Wat n. 1. onder de verder aangekon
digde maatregelen bedoeld wordt met een
voorstel tot verandering der bestaande voor
schriften op het vervoer van brieven en druk
werken, is evenmin helder als wat de voorbe
reiding van de herziening der wetten op de
pakketpost en de rjjkspostspaarbank beoogt.
Mogen wij zegt het blad wellicht onder
stellen, dat het de bedoeling is van de post
spaarbank gebruik te maken voor de verzekering
der werkliedenpensioenen, geljjk eenigen tijd
geleden door ons is aanbevolen En wat is
de bedoeling van de nadere wet tot voorziening
tegen besmettel jke ziekten Durft men er
wellicht niet rond voor uitkomen, dat opheffing
der verplichte vaccinatie is beoogd
Wat bovendien de openingsrede omtrent twee
der voornaamste punten: onze iegerhervorming
en ons belastingwezen zegt is voor het Haagsche
liberale orgaan niet volkomen geruststellend.
»De minister van oorlog zal zijn ontwerp .zoo
spoedig mogeljjk" indienen. Het is waar, dat
men in de openingsrede moeiljjk nog nader
het tijdstip van indiening kan aanduiden en
het is ook waar, dat spoediger dan .zoo spoe
dig mogeljjk" niet mogeljjk is, maar toch meenen
wij, dat een regeering, die van de allesover-
heerschende verplichting om voor de verdedig
baarheid van ons land te zorgen, doordrongen
is, deze aankondiging niet in een korte para
graaf midden in haar rede behoorde te verschui
len, maar haar plannen te dien opzichte aan
het hoofd van haar program van werkzaam
heden behoorde te vermelden en met een warm
woord aan de vertegenwoordiging als de ver
vulling harer heiligste plichten aan te bevelen.
»En wat de financiën betreft, zal dan thans
de wijziging der gemeentewet worden ingediend,
die voor de vestiging eener betere verhouding
tusschen rijks- en gemeentefinanciën noodzake-
Ijjk is. Het verband intusschen met »de weldra
te wachten voltooiing der herziening van de
belastbare opbrengst der ongebouwde eigendom
men" doet twjjfelen, of dit nu wel zoo heel
spoedig geschieden zal. Is het geruststellend,
dat bjj de toezegging eener verbeterde heffing
der invoerrechten van een voornemen tot ver
hooging der invoerrechten gezwegen wordt,
teleurstellend is daartegenover, dat de minister
van financiën, door 't ruimer vloeien der belas
tingen van dadelijke zorg ontheven, voor een
verdere hervorming van ons belastingwezen
geen woord over heeft. De herziening der
personeele belasting en de vermindering van
den drnk der accjjnzen, dn de programrede van
1 Mei 1888 aangekondigd, zjjn, naar 't schjjnt,
geheel uit het oog verloren.
.Zoo zjjn er meer plannen op denachtergron d
geraaktde regeling van het kiesrecht en van
de administratieve rechtspraak in de eerste
plaats, Is daarvoor een lange lijst van nieuwen
arbeid in da plaats getreden, het is de vraag,
hoeveel daarvan weder aan 't eind van 't nieuw-
begonnen jaar onafgedaan zal blijven.
.Wjj zouden, indachtig aan den grooten afstand
tusschen willen en tot stand brengen in het
parlementaire leven, het ons getroosten, zoo
veel onafgedaan bleef, mits maar wat het meest
noodig is ook het snelst tot stand kwam. Ea
te dien opzichte zjjn wjj niet zonder zorg."
Ten slotte valt het blad den minister van
koloniën aaa, die tot de overtuiging schjjnt
gekomen te zjjn dat, zoo spreken zilver is»
zwijgen goud kan wezen. .Vloeide de program-
rede over van beloften, een gansch stelsel vaa
kolorialc hervormingen voorspiegelende, nu
nog niets daarvan is afgedaan, acht de minister
het bljjkbaar veiliger ditmaal niets te beloven.
Misschien helt hjj thans over tot de leer, om
de zaken maar haar eigen gang te laten, daar
dan wel alles terecht komt. Althans de man,
wiens palet vroeger geen kleuren bevatte,
somber genoeg om den hopenloozen toestand
onzer overzeesche bezittingen te malen, ziet
thans alles in rooskleurige verven getint. Sinds
een man van het christeljjk bewustzjjn aan de
bestuurstafel zit, schijnt alles zoo wonderbaar
verbeterdwat zou hjj zich vermoeien met
hervormingen, aan welker waarde hjj bljjkbaar
zelf is gaan twjjfelen
.Uit deze welbehaagljjke stemming kon zelfs
het donderend geschut van Kotta Pohama den
minister niet wakker schrikken. Wat deert
dat .voortdurend verzet van enkele hoofden
ea hunne aanhangers"? Z. Exc. bespeurt steeds
meer openbaringen van »een neiging tot toe
nadering en onderwerping."
.Voor den minister schjjnt het weinig te be-'
teekenen, dat de .kwaadwilligen* bjj duizen
den zjjn te tellen en meer en meer tot den
offensieven oorlog overgaandat de Atjehers
tegenover onze vredesliniën bentings hebben
kunnen oprichten van buitengemeene sterkte,
zonder dat wjj er iets van bespeurdendat de
vjjand met de grootste geoefendheid eenigen
tjjd onze liniën met kanonnen, een hun voor
heen onbekend wapen, heeft kunnen beschie
ten dat wjj eerst met de zwaarste krachtsin
spanning en met enorme verliezen een over
winning hebben kunnen behalen, die nauwljjks
van een échec te onderscheiden is
.Klinkt het niet als ironie, nu nog te spre
ken van een neiging tot toenadering en on
derwerping Bjj den hemel, wjj hebben dat
nu al anderhalf jaar lang gehoordnoem dan
toch de feiten, die getuigen van die neiging
zeg dan toch, op welke gronden gjj onder
werping verwachtverklaar dan eindeljjk, wat
er gedaan wordt om die onderwerping te ver
zekeren. Het wordt tjjd, meer dan tijd. Of
moeten nog tal van onze dappere officieren
en soldaten, wier handen in dit .vredesgarni-
zoen* gebonden zjjn tegenover een overmoe-
digen, wraakznchtigen, doodsverachtenden vjj
and, sneuvelen in een zoo nutteloozen strjjd
De natie heeft meer dan genoeg geruststellende
woorden gehoord, zjj verlangt daden. Een
minister, die over zoo ernstige feiten heengljjdt
als in deze openingsrede is geschied, ver
liest haar vertrouwen."
Het Dagblad van Zuid-Holland noemt den
inhoud van het openingswoord, waarvan de
aanhef aan den eisch van het nationaal gevoel
voldoet, zeer belangrijk.
Tegenover het telkens terugkeerend verwijt
der liberalen, tot het tegenwoordig kabinet
gericht»Ge zjjt geen bewind van wetgevende
kracht", ontwikkelt het ministerie in deze
openingsrede een programma van actie, 't welk
getuigt van veerkracht en van 't bewustzijn
van ministerieele levenskracht.
Na herinnering aan al hetgeen gezegd wordt
waarbij het blad echter opmerkt dat de Atjeh-
paragraaf nog al optimistisch klinkt, schrjjft
het ten slotte
»De ministerieele rede wjj resumeeren onze
indrukken is ditmaal hoogst gewichtigzjj
opent een arbeidsveld, als in weinige openings
reden, onder liberale kabinetten aangehoord,
werd ontsloten.
.Geen partjjvragen, practische vragen worden
aan de orde gesteld. Mogen zjj in vaderlands-
lievenden geest worden overwogenDan zal,
onder den zegen van Hem, zonder wiens hulp
alle menscheljjke arbeid jjdel is, veel goeds
voor Nederland kunnen worden tot stand
gebracht."
De Zutphensche Courant kon bjj het lezen der
rede een schalkschen glimlach niet onderdruk -
ken, niet zoozeer om den traditioneelen, opti-
mistischen toon die ook nu natuurljjk mag
men wel zeggen is volgehouden, doch om de
lange reeks van geschenken, die aan den ons
wachtenden kerstboom zjjn opgehangen
Wat flikkert en glinstert dut alles mooi ondgr