N°. 310. 133e Jaargang. 1889. Donderdag 5 September. PA.TEJSTTBN". Middelburg 4 September. Deze courant verschijnt d a g e 15 k sJ met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-=} Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën: 20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: BEKENDMAKINGEN. mini ii(.s(iii: mi rant. y Thermometer. Middelburg 4 Sept. vm. 8 tt. 66 gr. ai. 12 a 71 gr. av. 4 u. 69 gr. F Verwacht verand. wind. Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoo», te GoesA. A. W. Bolland, te KrniningenF. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij en te TholenW. A. van nietjwenhtjtjzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie bureau van Nijgh Van Ditmae te Rotterdamde Gebe. Belineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mae Azn, te Amsterdam, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat de patenten van het dienstjaar 1889/90 ingevuld gereed liggen en dat tot de afgifte daarvan ten raadhuize zal worden gevaceerd van den 7en September tot den 5en October des Woensdags en Zaterdags van iedere week, des voormiddags van 10 tot 12 uur. De belanghebbenden worden mitsdien aan gemaand om, binnen den boven bepaalden tijd, de voorschreven patenten in persoon te komen afhalen, hij gebreke waarvan deze door den deurwaarder der directe belastingen, tegen voldoening van tien cent, aan huis zullen worden uitgereikt, terwijl zij zich blootstellen in eene boete te vervallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd, hun patent of een afschrift daarvan niet kunnen vertoonen. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort, den 3en September 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd, W. J. SPRENGER, l. b. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. Electrisch licht en gaslicht. In de Vragen des Tijds van September komt voor het vervolg van het artikel De strijd tus- schen het electrisch licht en het gaslicht. Daarin bespreekt de schrijver, de heer dr A. J. C. Snjjders te Zutfen, de vraagwelke pogingen heeft de gasindustrie in de laatste jaren in het werk gesteld tegenover de con currentie met het electrisch licht om dan de nieuwste vorderingen op het gebied der elec- trische en der gasverlichting aan te stippen en verder in eene vergelijking te treden van de voor- en nadeelen, die met beide methoden in haar tegenwoordig ontwikkelingsstadium verbonden zijn. Die vergelijking betreft hoofd zakelijk de kosten, het brandgevaar, de warmteontwikkeling, het lucht- bederf en de nadeelen, die bjj het ge bruik kunnen optreden. Vat men zegt de schrijver daarna al les samen, wat aangaande de voor- en nadee len van de concurreerende verlichtings me thode in het midden is gebracht, dan is men thans in staat een eenigszins gemotiveerd oordeel te vellen en de vraag te beantwoorden of het ges dan wel de electriciteit in dezen grooten strijd ten slotte zal moeten ondergaan. Naar mijne meening zal geen van beiden het geval zijn. Aan het electrische licht zjjn zonder twijfel groote voordeelen verbonden en eene industrie, die reeds zulke schoone uit komsten heeft verkregen, wordt niet eenvou dig van bet wereldtooneel weggevaagd. Mogen de hooge kosten thans nog een algemeen ge bruik in den weg staan, er zal daarin zeker nog verbetering zijn aan te brengen. Tot bet voortbrengen van een zoo groot mogelijke lichtkracht op een kleine ruimte verdient bet electrisch licht zelf reeds thans verreweg de voorkeur of lieverhet kan daartoe zelfs niet door het gaslicht worden vervangen. Het electrisch licht is verder, wat zuiverheid en fraaiheid aangaat, boven het gaslicht te ver kiezen. Aan de gloeilampjes kan men de sierlijkste vormen geven, zij worden op zeer eenvoudige wjjze ontstoken, deelen weinig warmte en geen verontreiniging aan de lucht mede, en doen de kleuren der voorwerpen niet veranderen. Daartegenover staan echter niet minder gewichtige voordeelen aan de zijde van het lichtgas. Behalve dat de kosten in den regel veel geringer zijn dan bij het electrische licht, heeft het gaslicht, bij eene verlichting, waarbij een groot aantal lichten van geringere sterkte ver- eischt wordt, het groote voordeel, dat het willekeurig verdeeld kan worden zonder licht- verlies, terwijl de electrische stations slechts een zeer beperkt arbeidsveld kunnen hebben. Verder is het gaslicht minder vermoeiend voor het oog, de productie kan beter naar behoefte geregeld worden en de ventileerende regene- ratiefbranders stellen ons in staat om niet slechts de verbrandingsproductendoch zelfs de bedorven lucht uit het vertrek volkomen te verwijderen. Beide methoden hebben dus hare groote voor deelen, hoewel zij evenmin van eenige nadeelen zijn vrjj te pleiten. Daarom zullen zjj dan ook zonder twjjfel elkaar in den strjjd om het be staan niet vernietigen, doch kunnen zeer goed naast elkander bestaan, zich ontwikkelen en bloeien. Het is dus ongerijmd van een «licht der toekomst" te spreken. Dit is iets onbe staanbaars, daar er niet éen, doch drie lichten der toekomst zullen zijn, want ook de petro leum zal steeds eene waardige plaats naast de beide andere verlichtingsmethoden blijven in nemen. De zaak is deze, dat in het éene geval het electrisch licht meer op zijn plaats zal zijn, terwijl in een ander het gaslicht, dan weer de petroleum de voorkeur zal verdienen. De laat ste zal vooral bjj de minder bemiddelde bevol king en op kleinere plaatsen steeds de eenig mogelijke verlichtingsmethode bljjven. Het gaslicht zal dus naast het electrisch licht en niet zoozeer daartegenover zjjne plaats blijven innemen. Het electrisch licht zal zich, wel is waar, door de groote voordeelen, die het aan biedt, meer en meer baan breken, doch ook het gasverbruik zal zich steeds meer ontwik kelen, want de behoefte aan licht zal toenemen, naarmate er meer middelen worden aangeboden om haar te bevredigen. Naarmate de concur rentie toeneemt, zal men het gaslicht niet slechts goedkooper, doch ook van betere quali- teit trachten te leveren. Bij dit punt moet men vooral in aanmerking nemen, dat het electrisch licht thans reeds het maximum van lichtkracht en van productie heeft bereikt en verbeteringen slechts de toe stellen kunnen betreffen, terwijl bij bet gaslicht dit nog geenszins het geval is, daar hier in de zuivering, de vermeerdering der lichtkracht en der productie nog groote verbeteringen mogelijk zjjn. Die verbeteringen zullen, ten gevolge der concurrentie met het electrisch licht, dan ook noodzakelijk worden, hetgeen natuurljjk dadelijk met een grooter verbruik door het publiek beantwoord wordt. Terwjjl het electrisch licht dus slechts lang zaam veld wind en tot nog toe slechts in grootere steden of fabriekscentra optreedt, neemt bet gasverbruik,(niettegenstaande de concurren tie, voortdurend toe en nergens is het verbruik verminderd. In Berljjn is in het jaar 1885 het gasver bruik nog met 3,07 proc., in Keulen met 5,3, in Munchen met 5,75 proc. toegenomen. In Engeland werd in het jaar 1887, niette genstaande de gedrukte toestanden op het gebied van handel en industrie, eene toeneming van bet gasverbruik waargenomen van 4,25 proc., en sedert 1883 bedroeg dit meer dan 21 proc. Deze toeneming is slechts voor een klein deel toe te schrijven aan het gebruik voor verwar ming, daar deze nog betrekkelijk weinig wordt toegepast, hoewel ook voor deze toepassing nog eene groote toekomst is weggelegd die aan de gasindustrie ten goede zal komen. De omstandigheid, dat het electisch licht zijn maximum van lichtkracht reeds thans be reikt beeft, is voor het lichtgas insgelijks eene reden om de toekomst met vertrouwen tege moet te gaan. Zoodra men toch de lichtkracht van het gas slechts eenige procenten kan ver- hoogen, door de warmte nog volkomener daartoe dienstbaar te maken, wordt reeds daar door weer een groot voordeel tegenover bet electrisch licht verkregen. Doch daartoe zal dan ook van wege de gasindustrie de grootste krachtsinspanning noodig zjjn, en er mag vol strekt niet op de verkregen uitkomsten worden ingesluimerd. In verband daarmede zal de gasverlichting wil zij den rang dien zij thans inneemt, behouden en meer en meer bevestigen, vooral op de volgende punten hare aandacht moeten vestigen. In de eerste plaats moet de prijs van het gas zoo laag mogelijk gesteld worden en het streven van den gasfabrikant moet dus zijn de kosten van productie zooveel mogeljjk te verminderen. Tot nogtoe zjjn de gasprijzen in Nederland op vele plaatsen veel te hoog, en dat zjj voor verlaging vatbaar zjjn, bljjkt reeds daaruit, dat zij in verschillende steden aanzien ljjk uiteen- loopen. Om slechts enkele voorbeelden te noe men, deel ik mede dat de gasprijzen per ku- bieken meter bedragente Utrecht 4J cents, te Leiden (sedert 1 April jl.) 5 ets, te Zutfen 6 ets, te Arnhem 6 ets, te Breda en te Deventer 7 ets, te Apeldoorn 8 ets, te Haarlem 9 ets, te Amsterdam 9 ets en op vele andere plaatsen tusschen 10 en 14 ets. Het behoeft geen be toog, dat de prijzen voor plaatsen als Amster dam en Haarlem, waar het debiet zooveel grooter is dan op kleinere plaatsen, veel te hoog zjjn en dat op zulke plaatsen het electrisch licht een zeer gevaarlijke concurrent kan worden. De verlaging der gasprijzen, althans tot zeke ren graad, mag volstrekt niet in strjjd geacht worden met eene winstgevende exploitatie, daar meestal bjj elke prijsverlaging het verbruik aanzienlijk toeneemt. De groote uitbreiding, die het electrisch licht in de Vereenigde Staten reeds thans heeft verkregen, moet zonder twijfel voor een groot deel daaraan worden toege schreven, dat de gasprijzen er veel hooger zijn dan elders. Intusschen mag die prijsverlaging natuurljjk niet verder gaan dan met eene goede exploitatie en voldoende zuivering is overeen te brengen, en nooit mag de prijsverlaging geschieden ten koste van de qualiteit van het gas. Daaren tegen is in de opbrengst nog veel verbetering mogeljjk en deze is dan ook in de laatste jaren voortdurend gestegen. Terwijl in Engeland de ton (ruim 1000 kilogram) steenkool in 1857 eene opbrengst leverde van 8500 kubieken voet lichtgas, was dit in 1887 reeds gestegen tot 10156 kubieken voet. Ook aan de grootere op brengst mag echter de hoedanigheid niet opge offerd worden. Eene belangrijke verbetering kan verder ver kregen worden door het invoeren van bet tweeprijzenstelsel, zooals reeds thans op sommige plaatsen het geval is, hetwelk daarin bestaat, dat verschillende prijzen worden gesteld voor dag- en voor nacht- of avondgas en wel voor het eerste een lagere prjjs dan voor het laatste Dit systeem werkt zeer gunstig op het verbruik, daar men er eerder toe overgaat, het gas ook op den dag voor allerlei doeleinden te gebrui ken en men het gaslicht ook vroeger zal ont steken. Ook is het billijk, dat het daggas, het welk gebruikt wordt buiten den tijd der eigenlijke publieke verlichting, goedkooper verkrijgbaar zjj, daar het aan de'fabriek veel minder kost dan het nachtgas. Het stellen van afzonderlijke prijzen voor gas tot verwarming of technische doeleinden of zoogenaamde kookgas verdient daarentegen afkeuring, daar dit wel het gebruik vermeerdert, doch op kosten van de lichtafnemers, daar de lagere prijzen van het kookgas nadeelig moet werken op dien van het lichtgas. Ook is het niet billijk dat het lichtgas voor een iabriek of voor een timmerman, smid of schrjjnwerker, die zjjne werkplaats met gas wil verlichten, hooger in prjjs zij dan voor iemand die zich de weelde wil veroorlooven zijne woning met gas te verwarmen. De goede behandeling en de keuze der bran ders zjjn insgeljjks punten die met den bloei der gasindustrie nauw in verband staan, en waarop ik reeds vroeger in dit opstel heb ge wezen. De keuze van nieuwere, verbeterde branders, voorzien van regulateurs voor de drukkingen, zoo mogeljjk, het gebruik van de ventileerende regeneratieve gasbranders zrjn punten waarop niet genoeg de aandacht kan gevestigd worden, evenals op de goede behan deling en het onderhoud van de branders. Hetzelfde geld voor de gasleiding zoowel voor de huisleiding als voor die van het ornament. Zeer dikwjjls is de eenige oorzaak van het slechte gaslicht gelegen in de gebrekkige leiding, Hetzij door te nauwe buisleiding door buizen van slechte hoedanigheid of door te nauwe toevoer buizen van het ornament, waar men dikwijls aan den sierlijken vorm de deugdelijkheid op offert. Slechts als de leiding door deskundigen gelegd en onderhouden wordt, is men tegen zulke bezwaren gevrijwaard. Om die reden zou het hoogst wenscheljjk zjjn dat de leiding niet slechts door beambten van de gasfabriek, desnoods kosteloos, werd aangelegd, doch dat daarop ook voortdurend vanwege de fabriek zelve toezicht werd gehou den. Ongelukkigerwjjze hebben de gasfabrieken zich niet reeds dadeljjk bjj de oprichting het recht voorbehouden om dit toezicht uit te oefenen. Het zou zelfs zeer nuttig en wenschelijk zjjn dat de fabrieken zich alsnog dit recht trachtten te verwerven en dat zjj de geheele zorg op zich namen, niet slechts van de leiding, doch van de geheele verlichting van de gasretort af tot en met den brander. Dit toezicht wordt dooi de afnemers öf in bet geheel niet, wat het meest algemeene geval is, öf slechts zeer onvol doende uitgeoefend, en men brandt, jaar in jaar uit, het gas uit dezelfde leiding in den zelfden brander, zonder ooit naar mogelijke gebreken om te zien. De verbruikers denken er niet aan de branders ooit te reinigen en zoo de fabriek dit alles op zich nam, zou de zorg voor het een en ander zeker niets te wenschen overlaten, daar het in haar eigen belang zou zijn voor goede en zuivere branders en voor eene goede leiding zorg te dragen. Onrechtmatige klachten over slecht gaslicht zouden dan niet meer gehoord worden, want de gebreken zonden dan slechts aan de exploi tatie kunnen geweten worden, terwjjl thans dikwijls het zuiverste en beste gas voor slecht wordt verklaard, tengevolge van oor zaken, die zich geheel aan de controle der fabriek onttrekken. Ten slotte moet ik in het belang der gasin dustrie nog eens de reeds meermalen geuite wenscheljjkheid betoogen van de oprichting van intormatiebureau's, waar het publiek alle moge lijke inlichtingen omtrent de leiding, de bran ders, enz. kosteloos kan verkrijgen. Daarmede zou aan elke gasfabriek eene bestendige ten toonstelling van branders, kook- en verwarmings toestellen enz. verbonden moeten zijn, opdat het publiek zelf over de groote voordeelen van het gas als licht- en warmtebron zou kunnen oordeele'n en de toestellen in werking zou kunnen zien. Hoe meer bij het publiek de bekendheid met het lichtgas zich uitbreidt, des te meer zal het, ook voor verwarming en als kookgas zich baan breken en die vooruitgang zal om gekeerd weer zeer gunstig op de productie kosten en de prijzen werken. Dit hebben reeds de vele tentoonstellingen van gastoe- stellen in verschillende steden, ook in ons land, geleerd In Engeland, waar dergeljjke tentoon stellingen herhaaldelijk werden gehouden, is sedert 1884 het gebruik van gas, voor andere doeleinden dan verlichting, met niet minder dan 14 procent gestegen. In afwachting van de oprichting der bedoelde permanente bureaux kan het houden dezer tjjdeljjke tentoonstellingen niet anders dan hoogst nuttig werken op den vooruitgang der gasindustrie. Blijft de gasindustrie steeds getrouw aan het devies goed en goedkoop licht, en worden bij de exploitatie de hier aangewezen begin selen voldoende in het oog gehouden, dan is haarvoortbestaan, ook in de toekomst, verzekerd. Eene industrie, die het tot zulk een hoogen graad van volmaaktheid gebracht heeft, kan niet plotseling verdrongen, nog minder ver nietigd worden. En hetzelfde geldt van bet electrisch licht, dat te groote voordeelen aan biedt, dan dat bet den thans verkregen invloed weer geheel zou moeten verliezen, doch veeleer, naast de gasindustrie, zich zal bljjven ont wikkelen. Friedricb Siemens, de beroemde uitvinder der regeneratieve gasbranders, zegt: «Het valt niet te betwjjfelen, dat het electrisch licht eene toekomst heeft en op velerlei wijze toepassing zal vinden. Doch zelfs als het al de gebreken en onvolmaaktheden, die het nu nog aankleven en waarmede waarschijnlijk nog vele jaren zullen verloopen, zal hebben afgelegd, zal het toch nooit de macht erlangen om alle andere verlichtingssystemen te onderdrukken, doch het zal zich er mede tevreden stellen, zjjne plaats naast en niet boven het gaslicht in te nemen. Beide verlichtingssystemen zullen elkaar weder- keerig aanvullen, elk daarvan zal zijn eigen gebied hebben terwjjl beide nog verbeterd en volmaakt zullen worden." Dit gezichtspunt van een uitnemend deskun dige is, naar mijne meening, het eenige ware, dat men tegenover dit vraagstuk mag innemen. Zoolang de strijd duurt, zal ontwikkeling het gevolg zjjn en heeft eenmaal elke methode het gebied harer werkzaamheden afgebakend, dan kunnen en moeten béide methoden naast elkander in eendracht voortbestaan en zullen zij, door steeds te streven naar verdere volmaking, van het grootste nut zjjn voor het welzjjn der mensch- heid. Vooruitgang en beschaving, die kinderen des lichts, zullen van dien vreedzamen wedkamp in de toekomst de schoonste vruchten plukken. Wij ontvingen heden een beleefd schrijven van den heer A. van Speybrouek, algemeen secretaris van het Ve congres van den Belgi schen bond van oudheidkundige en geschied kundige maatschappijen. Hij betuigt daarin zjjn leedwezen dat er een misverstand heeft plaats gehad. Zjjnerzjjds verkeerde .hjj in de meening dat de pers hier, evenals in België, geen officieele uitnoodiging behoefde te ontvangen, daar zjj overal de jure wordt toegelaten. Wij nemen dit excuus met genoegen aan en betuigen ook gaarne ons leedwezen dat wij door dit misverstane, verhinderd zjjn geweest als verslaggevers van onze belangstelling tegen over dit congres te doen blijken. De samenkomst droeg echter een eenigszins huishoudeljjk karakter de bjjeenkomsten waren alleen voor de leden van het congres toe- gankeljjk en nergens is bekend gemaakt dat het publiek toegang had. Nu is het in ons land bij zulke bjjeenkomsten gebruikelijk dat de pers die alleen bijwoont wanneer zij daartoe genoodigd wordt; en waar dit nu bjj het con gres niet het geval is geweest, meenden wjj dat op onze tegenwoordigheid geen prjjs werd gesteld. Bovendien werden wij in die meening ver sterkt, omdat wjj geen enkel stuk omtrent dit congres ontvingen. Er was ons hoegenaamd niets bekend van hetgeen er in de sectiën of vergaderingen zou worden behandeld en alles wat wjj wisten betrof eenvoudig het gedeelte, hetwelk men meer het aangename zou kunnen noemen en dat meer of minder in het openbaar plaats had. Wel willen wjj den heer Van Speybrouek nog meedeelen, dat wjj alle moeite hebben ge daan om te vernemen of men soms gesteld was op onze tegenwoordigheid, hoofdzakeljjk omdat wjj tegenover dit congres en tegenover onze lezers ook op dezelfde wjjze als bjj andere gelegen- beden gaarne van de taak, die op de pers rust, ons hadden willen kwjjten. Het comité van ontvangst in onze gemeente kon ons echter hieromtrent geen enkele inlich ting verschaffen. De algemeene secretaris is nu zoo beleefd ons heden nog een congreskaart te zenden, en liet ons Dinsdagavond, juist toen het congres zou beginnen of wellicht reeds begonnen was, ver zoeken tegenwoordig te zjjn. Wie eenigszins met de taak van een verslag gever bekend is, kan gemakbeljjk nagaan dat aan zulk een verzoek op het laatste uur on mogelijk kon voldaan worden, wanneer men, tenminste dit doen wil met het doel een goed verslag te leveren. Niet het minst bij een con gres als hetgeen thans in Middelburg plaats heeft, waarin zulke bijzondere onderwerpen, nog wel in een vreemde taal, worden behandeld, dient een verslaggever zich voor te bereiden op zjjne lang niet gemakkeljjke taak. Geen enkel punt was hem bekendgeen en kele gelegenheid was er meer om zich op da hoogte te stellen de leden van den bond zeiven, zoowel als het publiek, zullen zeker dan ook wel moeten erkennen dat een verslag leveren op die wjjze eene onmogeljjkheid was. En waar wjj nu van het behandelde der voornaamste vergadering geen mededeeling hebben kunnen doen, meenen wjj dat er thans geen reden is om van de eenmaal door ons aangenomen houding af te wjjken. Wjj vestigen de aandacht onzer lezer9 op een in dit nummer voorkomende advertentie, waarbjj vanwege de betrokken spoorwegmaat- schappjjen de meermalen besproken goedkoope reisgelegenheid naar Parijs wordt aangekondigd. Meer speciaal wjjzen wjj er op dat het ver trek plaats zal hebben op Donderdag 12 Sep tember des avonds te 8 uur 10 m. uit Utrecht en de terugkomst op Woensdag 18 September des avonds te 9,40 uit Parijs, waarna men deu volgenden ochtend te 9,20 weder te Utrecht arriveert. De trein bestaat nit tweede en derde klasse rjjtuigen. Hjj loopt van Utrecht, over 's Bosch, Tilburg, Breda en Roosendaal. Reizi gers van andere stations hebben derhalve te zorgen dat zij op den bjj strooi- en aanplak biljetten aangegeven tijd op een dier stations aanwezig zijn om aldaar op den extra-trein te gaan. Aan de voornaamste stations zjjn directe speciale retourkaarten tot een beperkt getal verkrijgbaar, echter niet later dan tot Maandag 9 September te 9 uren des avonds. De prjjzea zjjn voor heen en terug wat Zeeland betreft als volgt van Middelburg tweede klasse 18,40, derde 12,95, van Vlissingen (stad) 18,65 en ƒ13,20. De reizigers mogen alleen handbagage mede voeren, ingeschreven bagage is uitgesloten. Indien alle beschikbaar gestelde plaats kaarten verkocht worden, zal een week later weder eeu dergeljjke trein loopen. Reizigers van Vlissingen en Middelburg gaan te Roosendaal over op den extratrein. Vlis singen (stad) vertr. 5.52, Middelburg vertr. 6.2, Roosendaal aank. 7-49, Roosendaal vertr. 11.3nm. Reizigers van Middelburg en Vlissingen ver laten te Roosendaal den extratrein. Roosendaal aank. 5.47, Roosendaal vertr. 7.27, Middelburg aank. 9.20, Vlissingen (stad) aank. 9.28 voorm. Bjj kon. besl. is benoemd bjj het wapen der genie, bjj den staf tot le luit. de 2e luit.J. L. H. van Hoek van dien staf. Zaterdag geen audiëntie bjj den minister van waterstaat. Te Haarlem is Dinsdag op 49jarigen leef tijd na een langdurig ljjden overleden den kapitein ter zee W. J. H. de Kanter. 1 Oct. 1855 op het koninkljjk instituut der marine in dienst getreden, werd hij achtereenvolgens 16 Sept. 1859, 1 April 1862 en 1 Juli 1873 adelborst der eerste en luitenant ter zee tweede en eerste klasse. In laatstgenoemden rang werd door hem drie jaren in Oost-Indië een oorlogs bodem gecommandeerd, evenals in den rang van kapitein-luitenant ter zee, waartoe hjj be vorderd werd 1 Mei 1883. Gedurende twee jaar vervulde hjj toen tevens de zeer gewichtige en moeiljjke betrekking van stationscommandant in de wateren van Atjeh. Hoezeer reeds des tijds ljjdende, vervulde De Kanter met ongei

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1