N°. 310.
133e Jaargang.
1889.
Donderdag
5 September.
PA.TEJSTTBN".
Middelburg 4 September.
Deze courant verschijnt d a g e 15 k sJ
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-=}
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën: 20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
BEKENDMAKINGEN.
mini ii(.s(iii: mi rant.
y
Thermometer.
Middelburg 4 Sept. vm. 8 tt. 66 gr.
ai. 12 a 71 gr. av. 4 u. 69 gr. F
Verwacht verand. wind.
Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoo», te GoesA. A. W. Bolland, te KrniningenF. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij en te TholenW. A. van
nietjwenhtjtjzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh Van Ditmae te Rotterdamde Gebe. Belineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mae Azn, te Amsterdam,
annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
dat de patenten van het dienstjaar 1889/90
ingevuld gereed liggen en dat tot de afgifte
daarvan ten raadhuize zal worden gevaceerd
van den 7en September tot den 5en October
des Woensdags en Zaterdags van iedere week,
des voormiddags van 10 tot 12 uur.
De belanghebbenden worden mitsdien aan
gemaand om, binnen den boven bepaalden
tijd, de voorschreven patenten in persoon te
komen afhalen, hij gebreke waarvan deze door
den deurwaarder der directe belastingen, tegen
voldoening van tien cent, aan huis zullen
worden uitgereikt, terwijl zij zich blootstellen
in eene boete te vervallen van vijftien gulden,
indien zij, des gevraagd, hun patent of een
afschrift daarvan niet kunnen vertoonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort, den 3en September 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
W. J. SPRENGER, l. b.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Electrisch licht en gaslicht.
In de Vragen des Tijds van September komt
voor het vervolg van het artikel De strijd tus-
schen het electrisch licht en het gaslicht.
Daarin bespreekt de schrijver, de heer dr
A. J. C. Snjjders te Zutfen, de vraagwelke
pogingen heeft de gasindustrie in de laatste
jaren in het werk gesteld tegenover de con
currentie met het electrisch licht om dan de
nieuwste vorderingen op het gebied der elec-
trische en der gasverlichting aan te stippen
en verder in eene vergelijking te treden van
de voor- en nadeelen, die met beide methoden
in haar tegenwoordig ontwikkelingsstadium
verbonden zijn. Die vergelijking betreft hoofd
zakelijk de kosten, het brandgevaar,
de warmteontwikkeling, het lucht-
bederf en de nadeelen, die bjj het ge
bruik kunnen optreden.
Vat men zegt de schrijver daarna al
les samen, wat aangaande de voor- en nadee
len van de concurreerende verlichtings me
thode in het midden is gebracht, dan is men
thans in staat een eenigszins gemotiveerd
oordeel te vellen en de vraag te beantwoorden
of het ges dan wel de electriciteit in dezen
grooten strijd ten slotte zal moeten ondergaan.
Naar mijne meening zal geen van beiden
het geval zijn. Aan het electrische licht zjjn
zonder twijfel groote voordeelen verbonden en
eene industrie, die reeds zulke schoone uit
komsten heeft verkregen, wordt niet eenvou
dig van bet wereldtooneel weggevaagd. Mogen
de hooge kosten thans nog een algemeen ge
bruik in den weg staan, er zal daarin zeker
nog verbetering zijn aan te brengen. Tot bet
voortbrengen van een zoo groot mogelijke
lichtkracht op een kleine ruimte verdient bet
electrisch licht zelf reeds thans verreweg de
voorkeur of lieverhet kan daartoe zelfs niet
door het gaslicht worden vervangen. Het
electrisch licht is verder, wat zuiverheid en
fraaiheid aangaat, boven het gaslicht te ver
kiezen. Aan de gloeilampjes kan men de
sierlijkste vormen geven, zij worden op zeer
eenvoudige wjjze ontstoken, deelen weinig
warmte en geen verontreiniging aan de lucht
mede, en doen de kleuren der voorwerpen niet
veranderen.
Daartegenover staan echter niet minder
gewichtige voordeelen aan de zijde van het
lichtgas. Behalve dat de kosten in den regel veel
geringer zijn dan bij het electrische licht, heeft
het gaslicht, bij eene verlichting, waarbij een
groot aantal lichten van geringere sterkte ver-
eischt wordt, het groote voordeel, dat het
willekeurig verdeeld kan worden zonder licht-
verlies, terwijl de electrische stations slechts
een zeer beperkt arbeidsveld kunnen hebben.
Verder is het gaslicht minder vermoeiend voor
het oog, de productie kan beter naar behoefte
geregeld worden en de ventileerende regene-
ratiefbranders stellen ons in staat om niet
slechts de verbrandingsproductendoch zelfs
de bedorven lucht uit het vertrek volkomen
te verwijderen.
Beide methoden hebben dus hare groote voor
deelen, hoewel zij evenmin van eenige nadeelen
zijn vrjj te pleiten. Daarom zullen zjj dan ook
zonder twjjfel elkaar in den strjjd om het be
staan niet vernietigen, doch kunnen zeer goed
naast elkander bestaan, zich ontwikkelen en
bloeien. Het is dus ongerijmd van een «licht
der toekomst" te spreken. Dit is iets onbe
staanbaars, daar er niet éen, doch drie lichten
der toekomst zullen zijn, want ook de petro
leum zal steeds eene waardige plaats naast de
beide andere verlichtingsmethoden blijven in
nemen. De zaak is deze, dat in het éene geval
het electrisch licht meer op zijn plaats zal zijn,
terwijl in een ander het gaslicht, dan weer de
petroleum de voorkeur zal verdienen. De laat
ste zal vooral bjj de minder bemiddelde bevol
king en op kleinere plaatsen steeds de eenig
mogelijke verlichtingsmethode bljjven.
Het gaslicht zal dus naast het electrisch licht
en niet zoozeer daartegenover zjjne plaats blijven
innemen. Het electrisch licht zal zich, wel is
waar, door de groote voordeelen, die het aan
biedt, meer en meer baan breken, doch ook
het gasverbruik zal zich steeds meer ontwik
kelen, want de behoefte aan licht zal toenemen,
naarmate er meer middelen worden aangeboden
om haar te bevredigen. Naarmate de concur
rentie toeneemt, zal men het gaslicht niet
slechts goedkooper, doch ook van betere quali-
teit trachten te leveren.
Bij dit punt moet men vooral in aanmerking
nemen, dat het electrisch licht thans reeds het
maximum van lichtkracht en van productie
heeft bereikt en verbeteringen slechts de toe
stellen kunnen betreffen, terwijl bij bet gaslicht
dit nog geenszins het geval is, daar hier in de
zuivering, de vermeerdering der lichtkracht
en der productie nog groote verbeteringen
mogelijk zjjn. Die verbeteringen zullen, ten
gevolge der concurrentie met het electrisch
licht, dan ook noodzakelijk worden, hetgeen
natuurljjk dadelijk met een grooter verbruik
door het publiek beantwoord wordt.
Terwjjl het electrisch licht dus slechts lang
zaam veld wind en tot nog toe slechts in
grootere steden of fabriekscentra optreedt, neemt
bet gasverbruik,(niettegenstaande de concurren
tie, voortdurend toe en nergens is het verbruik
verminderd.
In Berljjn is in het jaar 1885 het gasver
bruik nog met 3,07 proc., in Keulen met 5,3,
in Munchen met 5,75 proc. toegenomen.
In Engeland werd in het jaar 1887, niette
genstaande de gedrukte toestanden op het gebied
van handel en industrie, eene toeneming van
bet gasverbruik waargenomen van 4,25 proc.,
en sedert 1883 bedroeg dit meer dan 21 proc.
Deze toeneming is slechts voor een klein deel
toe te schrijven aan het gebruik voor verwar
ming, daar deze nog betrekkelijk weinig wordt
toegepast, hoewel ook voor deze toepassing
nog eene groote toekomst is weggelegd die
aan de gasindustrie ten goede zal komen.
De omstandigheid, dat het electisch licht
zijn maximum van lichtkracht reeds thans be
reikt beeft, is voor het lichtgas insgelijks eene
reden om de toekomst met vertrouwen tege
moet te gaan. Zoodra men toch de lichtkracht
van het gas slechts eenige procenten kan ver-
hoogen, door de warmte nog volkomener
daartoe dienstbaar te maken, wordt reeds daar
door weer een groot voordeel tegenover bet
electrisch licht verkregen. Doch daartoe zal
dan ook van wege de gasindustrie de grootste
krachtsinspanning noodig zjjn, en er mag vol
strekt niet op de verkregen uitkomsten worden
ingesluimerd. In verband daarmede zal de
gasverlichting wil zij den rang dien zij thans
inneemt, behouden en meer en meer bevestigen,
vooral op de volgende punten hare aandacht
moeten vestigen.
In de eerste plaats moet de prijs van het
gas zoo laag mogelijk gesteld worden en het
streven van den gasfabrikant moet dus zijn
de kosten van productie zooveel mogeljjk te
verminderen.
Tot nogtoe zjjn de gasprijzen in Nederland
op vele plaatsen veel te hoog, en dat zjj voor
verlaging vatbaar zjjn, bljjkt reeds daaruit, dat
zij in verschillende steden aanzien ljjk uiteen-
loopen. Om slechts enkele voorbeelden te noe
men, deel ik mede dat de gasprijzen per ku-
bieken meter bedragente Utrecht 4J cents,
te Leiden (sedert 1 April jl.) 5 ets, te Zutfen
6 ets, te Arnhem 6 ets, te Breda en te Deventer
7 ets, te Apeldoorn 8 ets, te Haarlem 9 ets, te
Amsterdam 9 ets en op vele andere plaatsen
tusschen 10 en 14 ets. Het behoeft geen be
toog, dat de prijzen voor plaatsen als Amster
dam en Haarlem, waar het debiet zooveel
grooter is dan op kleinere plaatsen, veel te hoog
zjjn en dat op zulke plaatsen het electrisch licht
een zeer gevaarlijke concurrent kan worden.
De verlaging der gasprijzen, althans tot zeke
ren graad, mag volstrekt niet in strjjd geacht
worden met eene winstgevende exploitatie, daar
meestal bjj elke prijsverlaging het verbruik
aanzienlijk toeneemt. De groote uitbreiding,
die het electrisch licht in de Vereenigde Staten
reeds thans heeft verkregen, moet zonder twijfel
voor een groot deel daaraan worden toege
schreven, dat de gasprijzen er veel hooger zijn
dan elders.
Intusschen mag die prijsverlaging natuurljjk
niet verder gaan dan met eene goede exploitatie
en voldoende zuivering is overeen te brengen,
en nooit mag de prijsverlaging geschieden ten
koste van de qualiteit van het gas. Daaren
tegen is in de opbrengst nog veel verbetering
mogeljjk en deze is dan ook in de laatste jaren
voortdurend gestegen. Terwijl in Engeland de
ton (ruim 1000 kilogram) steenkool in 1857 eene
opbrengst leverde van 8500 kubieken voet
lichtgas, was dit in 1887 reeds gestegen tot
10156 kubieken voet. Ook aan de grootere op
brengst mag echter de hoedanigheid niet opge
offerd worden.
Eene belangrijke verbetering kan verder ver
kregen worden door het invoeren van bet
tweeprijzenstelsel, zooals reeds thans op sommige
plaatsen het geval is, hetwelk daarin bestaat,
dat verschillende prijzen worden gesteld voor
dag- en voor nacht- of avondgas en wel voor
het eerste een lagere prjjs dan voor het laatste
Dit systeem werkt zeer gunstig op het verbruik,
daar men er eerder toe overgaat, het gas ook
op den dag voor allerlei doeleinden te gebrui
ken en men het gaslicht ook vroeger zal ont
steken. Ook is het billijk, dat het daggas, het
welk gebruikt wordt buiten den tijd der eigenlijke
publieke verlichting, goedkooper verkrijgbaar
zjj, daar het aan de'fabriek veel minder kost
dan het nachtgas. Het stellen van afzonderlijke
prijzen voor gas tot verwarming of technische
doeleinden of zoogenaamde kookgas verdient
daarentegen afkeuring, daar dit wel het gebruik
vermeerdert, doch op kosten van de lichtafnemers,
daar de lagere prijzen van het kookgas nadeelig
moet werken op dien van het lichtgas. Ook is
het niet billijk dat het lichtgas voor een iabriek
of voor een timmerman, smid of schrjjnwerker,
die zjjne werkplaats met gas wil verlichten,
hooger in prjjs zij dan voor iemand die zich
de weelde wil veroorlooven zijne woning met
gas te verwarmen.
De goede behandeling en de keuze der bran
ders zjjn insgeljjks punten die met den bloei
der gasindustrie nauw in verband staan, en
waarop ik reeds vroeger in dit opstel heb ge
wezen. De keuze van nieuwere, verbeterde
branders, voorzien van regulateurs voor de
drukkingen, zoo mogeljjk, het gebruik van de
ventileerende regeneratieve gasbranders zrjn
punten waarop niet genoeg de aandacht kan
gevestigd worden, evenals op de goede behan
deling en het onderhoud van de branders.
Hetzelfde geld voor de gasleiding zoowel voor
de huisleiding als voor die van het ornament.
Zeer dikwjjls is de eenige oorzaak van het slechte
gaslicht gelegen in de gebrekkige leiding, Hetzij
door te nauwe buisleiding door buizen van
slechte hoedanigheid of door te nauwe toevoer
buizen van het ornament, waar men dikwijls
aan den sierlijken vorm de deugdelijkheid op
offert. Slechts als de leiding door deskundigen
gelegd en onderhouden wordt, is men tegen
zulke bezwaren gevrijwaard.
Om die reden zou het hoogst wenscheljjk
zjjn dat de leiding niet slechts door beambten
van de gasfabriek, desnoods kosteloos, werd
aangelegd, doch dat daarop ook voortdurend
vanwege de fabriek zelve toezicht werd gehou
den. Ongelukkigerwjjze hebben de gasfabrieken
zich niet reeds dadeljjk bjj de oprichting het
recht voorbehouden om dit toezicht uit te
oefenen.
Het zou zelfs zeer nuttig en wenschelijk zjjn
dat de fabrieken zich alsnog dit recht trachtten
te verwerven en dat zjj de geheele zorg op zich
namen, niet slechts van de leiding, doch van
de geheele verlichting van de gasretort af tot
en met den brander. Dit toezicht wordt dooi
de afnemers öf in bet geheel niet, wat het
meest algemeene geval is, öf slechts zeer onvol
doende uitgeoefend, en men brandt, jaar in
jaar uit, het gas uit dezelfde leiding in den
zelfden brander, zonder ooit naar mogelijke
gebreken om te zien. De verbruikers denken
er niet aan de branders ooit te reinigen en
zoo de fabriek dit alles op zich nam, zou de
zorg voor het een en ander zeker niets te
wenschen overlaten, daar het in haar eigen
belang zou zijn voor goede en zuivere branders
en voor eene goede leiding zorg te dragen.
Onrechtmatige klachten over slecht gaslicht
zouden dan niet meer gehoord worden, want
de gebreken zonden dan slechts aan de exploi
tatie kunnen geweten worden, terwjjl thans
dikwijls het zuiverste en beste gas voor
slecht wordt verklaard, tengevolge van oor
zaken, die zich geheel aan de controle der
fabriek onttrekken.
Ten slotte moet ik in het belang der gasin
dustrie nog eens de reeds meermalen geuite
wenscheljjkheid betoogen van de oprichting van
intormatiebureau's, waar het publiek alle moge
lijke inlichtingen omtrent de leiding, de bran
ders, enz. kosteloos kan verkrijgen. Daarmede
zou aan elke gasfabriek eene bestendige ten
toonstelling van branders, kook- en verwarmings
toestellen enz. verbonden moeten zijn, opdat
het publiek zelf over de groote voordeelen van
het gas als licht- en warmtebron zou kunnen
oordeele'n en de toestellen in werking zou
kunnen zien.
Hoe meer bij het publiek de bekendheid met
het lichtgas zich uitbreidt, des te meer zal
het, ook voor verwarming en als kookgas
zich baan breken en die vooruitgang zal om
gekeerd weer zeer gunstig op de productie
kosten en de prijzen werken. Dit hebben
reeds de vele tentoonstellingen van gastoe-
stellen in verschillende steden, ook in ons land,
geleerd In Engeland, waar dergeljjke tentoon
stellingen herhaaldelijk werden gehouden, is
sedert 1884 het gebruik van gas, voor andere
doeleinden dan verlichting, met niet minder
dan 14 procent gestegen. In afwachting van
de oprichting der bedoelde permanente bureaux
kan het houden dezer tjjdeljjke tentoonstellingen
niet anders dan hoogst nuttig werken op den
vooruitgang der gasindustrie.
Blijft de gasindustrie steeds getrouw aan
het devies goed en goedkoop licht, en worden
bij de exploitatie de hier aangewezen begin
selen voldoende in het oog gehouden, dan is
haarvoortbestaan, ook in de toekomst, verzekerd.
Eene industrie, die het tot zulk een hoogen
graad van volmaaktheid gebracht heeft, kan
niet plotseling verdrongen, nog minder ver
nietigd worden. En hetzelfde geldt van bet
electrisch licht, dat te groote voordeelen aan
biedt, dan dat bet den thans verkregen invloed
weer geheel zou moeten verliezen, doch veeleer,
naast de gasindustrie, zich zal bljjven ont
wikkelen.
Friedricb Siemens, de beroemde uitvinder der
regeneratieve gasbranders, zegt: «Het valt niet
te betwjjfelen, dat het electrisch licht eene
toekomst heeft en op velerlei wijze toepassing
zal vinden. Doch zelfs als het al de gebreken
en onvolmaaktheden, die het nu nog aankleven
en waarmede waarschijnlijk nog vele jaren
zullen verloopen, zal hebben afgelegd, zal het
toch nooit de macht erlangen om alle andere
verlichtingssystemen te onderdrukken, doch het
zal zich er mede tevreden stellen, zjjne plaats
naast en niet boven het gaslicht in te nemen.
Beide verlichtingssystemen zullen elkaar weder-
keerig aanvullen, elk daarvan zal zijn eigen
gebied hebben terwjjl beide nog verbeterd en
volmaakt zullen worden."
Dit gezichtspunt van een uitnemend deskun
dige is, naar mijne meening, het eenige ware,
dat men tegenover dit vraagstuk mag innemen.
Zoolang de strijd duurt, zal ontwikkeling het
gevolg zjjn en heeft eenmaal elke methode het
gebied harer werkzaamheden afgebakend, dan
kunnen en moeten béide methoden naast elkander
in eendracht voortbestaan en zullen zij, door
steeds te streven naar verdere volmaking, van
het grootste nut zjjn voor het welzjjn der mensch-
heid. Vooruitgang en beschaving, die kinderen
des lichts, zullen van dien vreedzamen wedkamp
in de toekomst de schoonste vruchten plukken.
Wij ontvingen heden een beleefd schrijven
van den heer A. van Speybrouek, algemeen
secretaris van het Ve congres van den Belgi
schen bond van oudheidkundige en geschied
kundige maatschappijen.
Hij betuigt daarin zjjn leedwezen dat er een
misverstand heeft plaats gehad. Zjjnerzjjds
verkeerde .hjj in de meening dat de pers hier,
evenals in België, geen officieele uitnoodiging
behoefde te ontvangen, daar zjj overal de jure
wordt toegelaten.
Wij nemen dit excuus met genoegen aan en
betuigen ook gaarne ons leedwezen dat wij
door dit misverstane, verhinderd zjjn geweest
als verslaggevers van onze belangstelling tegen
over dit congres te doen blijken.
De samenkomst droeg echter een eenigszins
huishoudeljjk karakter de bjjeenkomsten waren
alleen voor de leden van het congres toe-
gankeljjk en nergens is bekend gemaakt dat
het publiek toegang had. Nu is het in ons
land bij zulke bjjeenkomsten gebruikelijk dat
de pers die alleen bijwoont wanneer zij daartoe
genoodigd wordt; en waar dit nu bjj het con
gres niet het geval is geweest, meenden wjj
dat op onze tegenwoordigheid geen prjjs werd
gesteld.
Bovendien werden wij in die meening ver
sterkt, omdat wjj geen enkel stuk omtrent dit
congres ontvingen. Er was ons hoegenaamd
niets bekend van hetgeen er in de sectiën of
vergaderingen zou worden behandeld en alles
wat wjj wisten betrof eenvoudig het gedeelte,
hetwelk men meer het aangename zou kunnen
noemen en dat meer of minder in het openbaar
plaats had.
Wel willen wjj den heer Van Speybrouek
nog meedeelen, dat wjj alle moeite hebben ge
daan om te vernemen of men soms gesteld was op
onze tegenwoordigheid, hoofdzakeljjk omdat wjj
tegenover dit congres en tegenover onze lezers
ook op dezelfde wjjze als bjj andere gelegen-
beden gaarne van de taak, die op de pers rust,
ons hadden willen kwjjten.
Het comité van ontvangst in onze gemeente
kon ons echter hieromtrent geen enkele inlich
ting verschaffen.
De algemeene secretaris is nu zoo beleefd ons
heden nog een congreskaart te zenden, en liet
ons Dinsdagavond, juist toen het congres zou
beginnen of wellicht reeds begonnen was, ver
zoeken tegenwoordig te zjjn.
Wie eenigszins met de taak van een verslag
gever bekend is, kan gemakbeljjk nagaan dat
aan zulk een verzoek op het laatste uur on
mogelijk kon voldaan worden, wanneer men,
tenminste dit doen wil met het doel een goed
verslag te leveren. Niet het minst bij een con
gres als hetgeen thans in Middelburg plaats
heeft, waarin zulke bijzondere onderwerpen,
nog wel in een vreemde taal, worden behandeld,
dient een verslaggever zich voor te bereiden
op zjjne lang niet gemakkeljjke taak.
Geen enkel punt was hem bekendgeen en
kele gelegenheid was er meer om zich op da
hoogte te stellen de leden van den bond
zeiven, zoowel als het publiek, zullen zeker
dan ook wel moeten erkennen dat een verslag
leveren op die wjjze eene onmogeljjkheid was.
En waar wjj nu van het behandelde der
voornaamste vergadering geen mededeeling
hebben kunnen doen, meenen wjj dat er thans
geen reden is om van de eenmaal door ons
aangenomen houding af te wjjken.
Wjj vestigen de aandacht onzer lezer9 op
een in dit nummer voorkomende advertentie,
waarbjj vanwege de betrokken spoorwegmaat-
schappjjen de meermalen besproken goedkoope
reisgelegenheid naar Parijs wordt aangekondigd.
Meer speciaal wjjzen wjj er op dat het ver
trek plaats zal hebben op Donderdag 12 Sep
tember des avonds te 8 uur 10 m. uit Utrecht
en de terugkomst op Woensdag 18 September
des avonds te 9,40 uit Parijs, waarna men deu
volgenden ochtend te 9,20 weder te Utrecht
arriveert. De trein bestaat nit tweede en derde
klasse rjjtuigen. Hjj loopt van Utrecht, over
's Bosch, Tilburg, Breda en Roosendaal. Reizi
gers van andere stations hebben derhalve te
zorgen dat zij op den bjj strooi- en aanplak
biljetten aangegeven tijd op een dier stations
aanwezig zijn om aldaar op den extra-trein te
gaan. Aan de voornaamste stations zjjn directe
speciale retourkaarten tot een beperkt getal
verkrijgbaar, echter niet later dan tot Maandag
9 September te 9 uren des avonds. De prjjzea
zjjn voor heen en terug wat Zeeland betreft als
volgt
van Middelburg tweede klasse 18,40, derde
12,95, van Vlissingen (stad) 18,65 en ƒ13,20.
De reizigers mogen alleen handbagage mede
voeren, ingeschreven bagage is uitgesloten.
Indien alle beschikbaar gestelde plaats kaarten
verkocht worden, zal een week later weder eeu
dergeljjke trein loopen.
Reizigers van Vlissingen en Middelburg gaan
te Roosendaal over op den extratrein. Vlis
singen (stad) vertr. 5.52, Middelburg vertr. 6.2,
Roosendaal aank. 7-49, Roosendaal vertr. 11.3nm.
Reizigers van Middelburg en Vlissingen ver
laten te Roosendaal den extratrein. Roosendaal
aank. 5.47, Roosendaal vertr. 7.27, Middelburg
aank. 9.20, Vlissingen (stad) aank. 9.28 voorm.
Bjj kon. besl. is benoemd bjj het wapen der
genie, bjj den staf tot le luit. de 2e luit.J. L.
H. van Hoek van dien staf.
Zaterdag geen audiëntie bjj den minister van
waterstaat.
Te Haarlem is Dinsdag op 49jarigen leef
tijd na een langdurig ljjden overleden den
kapitein ter zee W. J. H. de Kanter. 1 Oct.
1855 op het koninkljjk instituut der marine
in dienst getreden, werd hij achtereenvolgens
16 Sept. 1859, 1 April 1862 en 1 Juli 1873
adelborst der eerste en luitenant ter zee tweede
en eerste klasse. In laatstgenoemden rang werd
door hem drie jaren in Oost-Indië een oorlogs
bodem gecommandeerd, evenals in den rang
van kapitein-luitenant ter zee, waartoe hjj be
vorderd werd 1 Mei 1883. Gedurende twee jaar
vervulde hjj toen tevens de zeer gewichtige en
moeiljjke betrekking van stationscommandant
in de wateren van Atjeh. Hoezeer reeds des
tijds ljjdende, vervulde De Kanter met ongei