BIJ VOEGSEL
N°. 206.
132e Jaargang.
1889.
Zaterdag 31 Augustus.
Middelburg 30 Augustns.
VAN IJ E
IMELBf RliSCHK COURANT.
Vereeniging van leeraren aan inrichtin
gen van middelbaar onderwijs.
24e algemeene vergadering.
Donderdagavond werd, onder voorzitterschap
van den heer dr J. J. Courée van Middelburg,
voorzitter van het hoofdbestuur, op de boven
zaal der sociëteit St. Joris te Middelburg de
aan de algemeene vergadering dezer vereeniging
voorafgaande huishoudelijke bijeenkomst ge
houden, die door een 20tal leden werd bijge
woond.
De voorzitter opende de vergadering met de
heeren allen welkom te heeten.
Hij deelde mede dat het Zuider-departement
het zeer op prijs stelt dat in de vorige te
Rotterdam gehouden vergadering besloten is
deze bijeenkomst te Middelburg te houden en
sprak de hoop uit dat de heeren, die naar
Middelburg zijn gekomen, daaraan het nuttige
ook het aangename zullen kunnen paren.
Nog zeide de voorzitter dat het bestuur het
op hoogen prijs stelt dat onderscheidene leden
hunne lessen hebben willen verschikken om de
vergadering bij te wonen.
Eindelijk werd door dr Couvée nog medege
deeld dat de commissaris des konings in Zee
land en het gemeentebestuur van Middelburg
zijn uitgenoodigd tot het bijwonen dezer bij
eenkomst. Burg. en weth. hebben toegezegd
morgen tegenwoordig te zijn. Ook is uitge
noodigd de commissie van toezicht op bet mid
delbaar onderwijs. Van dat college is geen
bericht ontvangen, vermoedelijk daaraan toe
te schrijven dat de voorzitter en de secretaris
beiden uit stad zijn.
Onder de ingekomen stukken, die vervolgens
ter tafel kwamen, behoorde een schrijven van
het Genootschap van leeraren aan Nederlandsche
gymnasia, houdende bericht dat dit door zijn
secretaris Op deze vergadering zal worden ver
tegenwoordigd.
Van den heer A. Huet uit Delft was bericht
ontvangen dat hij wegens drukke werkzaam
heden niet in staat is gevolg te geven aan
zijn voornemen om hierheen te komen en een
der vraagpunten in te leiden.
De voorzitter betuigde hierover zijn leedwezen.
Daarna werd het verslag uitgebracht van den
toestand en de werkzaamheden der vereeniging.
De toestand is voldoende en het ledental, of
schoon iets verminderd, toch nog 357ten
vorigen jare bedroeg dit 367.
De rekening en verantwoording van den
penningmeester werd medegedeeld en in handen
gesteld eener commissie, die daaromtrent morgen
rapport zal uitbrengen. De financiën der ver
eeniging zijn niet rooskleurig, de rekening wijst
nog een nadeelig slot aanhet hoofdbestuur
echter hoopt dat tekort in het volgende dienst
jaar in te winnen.
Vervolgens kwam ter tafel een voorstel van
het bestuur omtrent de subsidie aan het school
museum te Amsterdam, waaraan tot dusver
door deze vereeniging 100'sjaars bijgedragen
werd. De financieele toestand der vereeniging
heeft het hoofdbestuur ertoe geleid, hoezeer
met leedwezen, voor te stellen dit jaar geen
Bubsidie te verleenen.
Dit voorstel vond bestrijding bij een der
heeren, den heer Jelgerhuis, tevens lid van het
bestuur van het schoolmuseum, die aantoonde
dat de Vereeniging van leeraren de moeder
mag heeten van het museum en zich alzoo
moeilijk aan de instandhouding ervan kon ont
trekken. Verder stelde hjj in het breede de
groote voordeelen van het behoud der inrich
ting in het licht.
Is het niet mogelijk vroeg deze spreker
een subsidie te blijven schenken, zoo al niet
tot het gewone bedrag dan b. v. voor de helft
daarvan of 50
Hij deed een daartoe strekkend voorstel.
De voorzitter merkte op dat de kas ook
zoodanig subsidie niet kan dragen, terwijl ook
de penningmeester, de heer A. van de Wijn-
persse, met de cijfers van de rekening voor
oogen zich met hand en tand tegen elk sub
sidie verklaarde.
Een ander lid, de heer Van Schouwenburg
meende dat, waar bij de vereeniging sympathie
bestaat voor bet schoolmuseum, het niet aan
gaat om van die sympathie alleen door woorden
te doen blijken. Hij gelooft ook niet dat de
financieele toestand zoo ernstig is als van de
bestuurstafel wordt beweerd en verklaarde het
voorstel van den heer Jelgerhuis te zullen
steunen.
De heer Herm. Snijders, zijne sympathie met
het museum niet ontveinzende, herinnerde aan
het bekende spreekwoord Charité hien ordonnée,
commence par soi même en meende dat, nu de
vereeniging zelf in moeilijke omstandigheden
verkeert, wat de financiën betreftzij geen bui
tengewone uitgaven op bare begrooting mag
brengen. Hij verklaarde zicb daarom voor het
voorstel van het hoofdbestuur.
De heer Jelgerhuis herinnerde aan hetgeen
door verschillende lichamen voor het school
museum wordt gedaan en was van oordeel dat
de vereeniging eigenlijk moreel zich niet kan
onttrekkente meer omdat zij zelf invloed in
het bestuur van het museum heeft.
De heer V. d. Wijnperase merkte op dat
door het geven eener subsidie de vereeniging
meer zou doen dan zij kon, terwijl hij er hij
voegde dat de ophouding van het subsidieeren
slechts een tijdelijke maatregel zijn zou, waarop
men, wanneer de kas in beter staat verkeert,
weer kan terugkomen.
Nadat nog een paar leden het voor en tegen
van het voorstel van het bestuur hadden be
sproken, werd het in stemming gebracht en
aangenomen met 12 stemmen tegen 8.
Het laatste punt der agenda was de bepaling
van tijd en plaats voor de eerstvolgende alge
meene vergadering. Door een der leden werd
Utrecht genoemd en die plaats aanbevolen
omdat, wijl de vereeniging daar werd geboren,
het eigenaardig zou wezen daar haar 25e jaar
vergadering te vierenook de ligging van
Utrecht te midden van het land achtte dat
lid eene aanbeveling.
De voorzitter wees er op dat het hoofdbe
stuur eveneens aan Utrecht gedacht had doch
gestuit is op het bezwaar dat er te Utrecht
geen afdeeling der vereeniging bestaat. Hij
vroeg of het geen aanbeveling verdienen zou
de 25e algemeene vergadering te Groningen te
houden. Dit idee vond geen bijval en met
algemeene stemmen werd na korte discussie
Utrecht aangewezen.
Nadat nog enkele mededeelingen van huis-
houdelijken aard waren gedaan sloot de voor
zitter de vergadering, de leden uitnoodigende
zich gezamenlijk naar den Tuin op het Noord-
Bolwerk te begeven, waar door het stafmuziek-
korps van het derde regiment infanterie van
Bergen op Zoom een concert gegeven werd.
Heden, Vrijdag, morgen te half elf werd op de
bovenzaal der sociëteit St Joris de algemeene
vergadering door den voorzitter geopend, en
werden de aanwezigen 27 heeren en 2
dames door hem welkom geheeten,
Daarna werd overgegaan tot de bespreking
van de onderscheidene vraagpunten.
Het eerste, luidende kan bjj eene eventueele
herziening der wet op het middelbaar onder
wijs de vjjfjarige cursus bjj de hoogere bur
gerscholen behouden blijven Is het wenschelijk
dien met een jaar te verlengen of verdient
het de voorkeur de leerstof te beperken? zou
worden ingeleid door den heer dr A. van Oven.
Aangezien deze afwezig was, werd begonnen
met het tweede vraagpunt, luidendeHoe kan
ons middelbaar onderwijs, meer dan thans het ge
val is, ten nutte komen van de mingegoeden
Dit punt werd ingeleid door den heer dr
Vitus Bruinsma, .n aansluiting met de stel
ling door hem ingeleid den 4 Nov. 1888
»slechts indien ons middelbaar onderwijs eene
meer democratische richting verkrijge en dus
meer dan thans ook ten goede kome aan de
on- en minvermogenden, is er kans, dat de
gevaren vermeden worden, die van de tegen
woordige regeering voor dat onderwjjs zijn te
vreezen."
Hij zette uiteen hoe het onderwijs, door
leeraren m. o. gegeven wordend, wat het ge
halte der leeraren betreft, uitstekend mag ge
noemd wordenhoe de hulpmiddelen aan alle
eischen beantwoorden hoe voor goede lokalen
wordt gezorgd en hoe de keuze van leerboeken
zeer ruim te noemen is.
Hij wees op de groote kosten, die het M. O.
vordert, en sprak de meening uit dat hetgeen
daarvoor wordt beschikbaar gesteld veel meer
productief kon worden gemaakt, indien het
aantal van hen," die het M. O. volgen, kon
worden uitgebreid.
Z. i. zou dit mogelijk zijn wanneer, den min
gegoeden de gelegenheid kon worden geopend
om van het M. O. te kunnen profiteeren.
Wel is waar zijn er burgeravondscholen en
enkele burgerdagscholen, maar overigens wordt
van staatswege het M. O. niet onder het bereik
van de mingefortuneerden gebracht. Ofschoon
indirect het hooger en middelbaar onderwijs
ten bate komt van het algemeen, zoo door de
vorming van geneeskundigen als anderszins,
is dit direct toch niet het geval.
Daarom zou spreker wenschen dat bij het
oprichten van nieuwe scholen en ook bij de
toelating op de bestaande inrichtingen daar
mede rekening werd gehouden, dat meerdere
vakscholen ten bate van den arbeidenden stand
werden gesticht en dat de staatszorg zich uit
strekte tot de ambachtsscholen.
Maar bovendien acht de heer Vitus Bruinsma
het noodig dat de hoogere burgerscholen ge
makkelijker dan nu voor de mingegoeden, ja
voor eiken arbeiders-zoon toegankelijk werden
gesteld door een zeer laag of in het geheel
geen schoolgeld te heffen.
Spreker toonde verder aan dat de meermalen
uitgesproken meening, als zouden daardoor de
kosten zeer worden verhoogd, voor tegenspraak
vatbaar is. Wat toch is het geval De laagste
klassen worden vrij goed bezocht, maar in de
hoogste klasse bedraagt het aantal leerlingen
veeltijds vjjf of zes. Natuurlijk zullen de kosten
wel iets vermeerderen, maar men rame dat
cijfer niet te hoog.
Behalve het gebrek aan kostelooze toelating
zijn er nog andere bezwaren.
De werkman toch zou later nog altijd moeten
zorgen voor boeken en verder ook zijn zoon
gedurende vele jaren gratis voeding en huis
vesting moeten geven.
Om dat te verhelpen zou men den jongenlui
de leermiddelen kunnen geven en tevens
rijksbeurzen beschikbaar stellen. Wordt aan
studenten eene rijkstoelage in den vorm van
een beurs geschonken, waarom zou die maat
regel niet kunnen uitgestrekt worden tot de
scholieren der H. B. scholen
Wanneer men. verder nagaat dat elke leerling
van eene H. B. S. van den staat eene uitgave
vordert van ƒ200 a 300, zou het alleszins
billijk zijn dat de meergegoeden een verhoogd
schoolgeld betaalden, mindergegoeden iets klei
ner bedrag, in evenredigheid met hun inkomsten,
en onvermogenden gratis werden toegelaten.
Verder wees spreker er op dat de aansluiting
van het middelbaar aan het lager onderwijs nog
te wenschen overlaat, omdat, wanneer een kind
de lagere school verlaat, eerst nog gedurende
een paar jaar eene andere school moet gepas
seerd worden teneinde aan het toelatingsexamen
voor de H. B. S., vooral wat betreft de Fransche
taal, te kunnen voldoen.
Eene betere aansluiting tusschen lager en
middelbaar onderwjjs achtte de spreker alzoo
noodig.
Ten slotte toonde spreker aan welke voor
deelen de maatschappij van eene regeling als
door hem gewenscht werd zou trekken. Hij
meent dat het opkweeken van frissche krachten
uit den arbeidersstand die maatschappij zeer
ten goede komen zal, en dat verhooging van
het intellect van het geheele volk eene edele
nuttige en dankbare taak zal zijn.
Deze inleiding werd met warm applaus be
groet.
De discussie geopend zjjnde, zeide de heer De
Bruijn van Zierikzee te kunnen meegaan met
het idee van den spreker om vakscholen en
ambachtsscholen te vermeerderen en de eischen
van de kennis der Fransche taal te doen ver
vallen, maar hij was het met den spreker niet eens
wat betreft eene proportioneele schoolgeld
heffing.
Naar zijn oordeel zou zoodanige schifting
nadeelige gevolgen hebbendaar onder de
jongelui zeiven dan een verkeerde geest zou
ontstaan, als de vader van den een meer dan
die van den ander betaalde. Hij zou het beter
achten dat het middelbaar onderwijs voor
ieder kosteloos werd bereikbaar gesteld, opdat
alle belasting betalenden, zoowel de rijke kin-
derloozen als de meer en minder gefortuneer
den, een evenredig deel daarin dragen.
Deze spreker wees er verder op hoe veelal
voor inwoners van plaatsen, waar een burger
school of gymnasium bestaat, of voor hen die
in de onmiddellijke nabijheid daarvan gevestigd
zijn, het bezoek om het schoolgeld niet bezwa
rend is, maar wel dat voor hen, die in afge
legen gemeenten wonen, het volgen van zoo
danig onderwijs groote financieele offers moeten
gebracht worden.
De voorzitter meende dat het eerste denk
beeld van den inleiderkosteloos onderwijs
aan alle scholen gerust eene utopie mag ge
noemd worden.
Hij was van oordeel dat de bloei eener H. B. S
niet afhangt van het aantal leerlingen maar
wel van de resultaten. Zou zeker het aantal
leerlingen dan bij kosteloos onderwijs toenemen
het gehalte der leerlingen zeker niet.
De spreker wees erop dat in den werkmans
stand twee stroomingen zijn aan de eene zijde
vindt men den oud-Hollandschen werkman die
zijn zoon wil opvoeden tot een flink ambachts
man, aan den anderen kant treft men hem aan die
zijn jongen hoogerop brengen wil, niet met het
idee om hem meer en heter te ontwikkelen
maar uit zucht tot uiterlijk vertoon. Dergelijke
jongelui zouden, naar sprekers meening, meer
dienen als remtoestel voor het onderwijs dan
wel tot vermeerdering van het intellect.
Spreker toonde nog aan, dat de kosten der
H. B. S. aanmerkelijk zouden stijgen indien
het aantal leerlingen belangrijk toenam.
De heer Couvée wees verder nog op de
asthetische ontwikkeling der kinderen van den
werkman en op de moeilijkheid om hen thuis
een geschikte werkkamer te verschaffen.
Dezelfde regelen gelden voor de proportio
neele schoolgeldheffing, wat niet ten goede
zal komen van het m. o. aan de H. B. S.maar
wel aan het bijzonder onderwijs.
Met de derde gedachte van spreker het
verschaffen van beurzen aan jongens van den
minderen stand om de H. B. S. te kunnen
volgen kon spreker ook slechts ten deele in
stemmen. Z. i. zou die maatregel dan ook
moeten uitgebreid worden tot het hooger on
derwijs en dit den staat tot groote financieele
offers verplichten.
De heer Herm. Snijders van Middelburg,
ofschoon niet volkomen instemmende met al het
geen door den heer Vitus Bruinsma is gezegd,
kan toch wel voor een deel met sprekers idee
medegaan.
Algemeen kosteloos onderwijs achtte de heer
Snijders, even als de voorzitter, eene utopie,
terwijl hij bovendien nog van oordeel was dat
de minvermogende toch van dat kosteloos
onderwijs niet zou profiteeren.
Verder vroeg spreker hoe zou de maatschappij
eruit zien wanneer ieder, de H. B. S. passeerend,
hooger eischen stellen zal dan tot dusver het
geval is Niet ieder kan officier, leeraar of
ambtenaar worden ook de andere beroepen en
bedrijven hebben steeds aanvoer van nieuwe
krachten noodig.
Met het denkbeeld van progressieve school
geldheffing kan de heer Snijders wel medegaan
van zoodanig stelsel, in verband met een ge
wijzigd belastingstelsel, verwacht de heer Snij
ders wel heil.
De heer Wolters van Bergen op Zoom zag in
het kosteloos onderwijs aan de middelbare
school niet het gevaar, dat de tegenstanders
erin vinden. Hij deelde niet het bezwaar dat
de kinderen van minvermogenden de remtoe-
stellen zouden zijn voor het onderwijs, maar
gelooft dat zij frissche, te waardeeren krachten
op de M. school zouden brengen.
De heer Horn, van Schiedam, wees erop dat,
wanneer het denkbeeld van kosteloos onderwijs
en het verschaffen van leermiddelen in toe
passing kwam, men eene schrede zou zetten
op een weg, waarvan het eind niet te zien is.
Mogelijk zou spoedig dan, evenals reeds bij het
lager onderwijs, ook de vraag naar voeding,
kleeding en schoeisel worden gehoord.
De heer Vitus Bruinsma verkreeg hierop
nogmaals het woord om de verschillende spre
kers te weerleggen. Hij deed dit in 't kort
en wees erop hoe sommigen, omdat de vol
maaktheid niet te bereiken is, ook het minder
volmaakte zouden terzijde zetten. Dit achtte hij
verkeerd hij wilde liever, waar het volmaakte
niet te bereiken is, zich met het mindere tevre
den stellen.
Spreker toonde verder aan hoe in eiken
stand, bij hoog of laag geplaatsten, steeds de
wensch bestaat om hoogerop te komenhij
achtte dat een billijken wensch, die waardee
ring en ondersteuning verdient.
Hij stipte verder aan, hoe, wanneer bij de on-
of minvermogende leerlingen der H. B. S. het
gebrek aan een geschikt lokaal om huiswerk te
maken bleek, daar allicht verbetering zou te
brengen zijn door, evenals in het buitenland,
's avonds een of meer lokalen van het school
gebouw beschikbaar te stellen. Hij trachtte
ook te weerleggen het gevaar dat, volgens een
der sprekers, zou bestaan dat de bijzondere
scholen tot bloei zouden komen en de openbare
hunne leerlingen zouden zien verminderen.
Ook de meening dat de opleiding van leer
lingen aan de H. B. S. tengevolge zou hebben
dat er gebrek zou komen aan flinke handwerks
lieden bestreed dr Vitus Bruinsma. Integendeel
hij meende dat ook in handel en nijverheid
de goede gevolgen van zijn stelsel spoedig
zouden blijken.
Wat- betreft de vrees, door een der heeren
geopperd, dat naast kosteloos onderwijs en
leermiddelen, ook de eisch om schoeisel en
kleedij zal gehoord worden, meende de heer
Bruinsma dat dit bezwaar ondervangen is door
het in zijn plan opgenomen beurzenstelsel.
Door den heer Couvée werd nog in het kort
zijne in het begin van het debat uiteengezette
meening nader toegelicht, terwjjl ook de heer
Horn zijn geopperd denkbeeld nog eenigszins
nader ontwikkelde en verdedigde.
Nadat de heeren De Bruijn, Wolters en
Bruinsma nog het woord hadden gevoerd tot
ondersteuning of verduidelijking van hetgeen
in eersten aanleg door hen was gepleit,
bracht de heer Couvée namens de vergadering
hartelijk dank aan den heer Bruinsma voor de
zeer heldere en kiesche wijze, waarop hij zijn
onderwerp heeft toegelicht en verdedigd.
Alsnu werd aan de orde gesteld het eerste
vraagpunt»Kan bij eene eventueele herzie
ning der wet op het middelbaar onderwijs de
vijfjarige cursus bij de hoogere burgerscholen
behouden blijven? Is het wenschelijk dien met
een jaar te verlengen of verdient het de voor
keur de leerstof te beperken?"
De heer dr A. van Oven, thans ter verga
dering aanwezig, leidde dit onderwerp in.
Ofschoon de inleider van oordeel is dat het
punt genoeg besproken en toegelicht is om
eene vruchtbare discussie mogelijk te maken
bracht hij, op aandringen van het hoofdbestuur,
nog een en ander in het midden om misschien
aan die discussie eene zekere richting te geven.
Niemand zeide hij in zijn praeadvies
zal mij nu nog kunnen tegenwerpen, dat er
niet over het middelbaar onderwijs geklaagd
wordt en ik tegen windmolens strijd voer, nu
een kamerlid eenige punten van aanklacht
als algemeen erkende waarheden opsomt en
de minister van binnenlandsche zaken in zijn
antwoord kan zeggen»De meening, dat het
middelbaar onderwijs niet voldoet aan de daar
van destijds gekoesterde verwachting, wint
meer en meer veld."
De bezwaren tegen de hoogere burgerschool
met vijfjarigen cursus, waarop in den loop der
jaren door vriend en vijand gewezen is, zijn
door dr Vermeulen in zijn nota, opgenomen
in het Maart-nummer van de Vragen des Tijds,
in de volgende punten saamgevat
dat de hoogere burgerscholen met drie- en
vijfjarigen cursus niet de opleiding verschaffen,
waaraan de breede zoom onzer burgerij be
hoefte heeft
dat het program dezer scholen te uitgebreid
is en dat om deze reden en meer andere het
eind-examen dezer scholen, gelijk het thans
wordt afgenomen, geenszins de kunde waar
borgt, welke volgens het examen-program
vereischt wordt, terwijl hetzelfde examen een
ongunstigen invloed uitoefent op het onderwijs
in de hoogste klasse
dat de wis- en natuurkundige vakken hij
het onderwijs meer ruimte innemen dan voor
de vorming van geest en gemoed van de meer
derheid der leerlingen wenschelijk schijnt;
dat van den anderen kant, bij den grooten
vooruitgang van de natuurkundige wetenschap
pen met name van physica en chemie,
aan eene inkrimping van onderwijsuren in deze
vakken niet kan gedacht worden, ja dat zelfs
voor een volledigen cursus van natuurkunde
het aantal uren, welke thans daaraan gewijd
worden, onvoldoende moet worden geacht.
De inleider wil voor het oogenblik daarlaten of
dit werkelijk algemeen erkende waarheden zijn
dat het program der hoogere burgerschool met
vjjfjarigen cursus overladen is, dat de leerstof
te uitgebreid is voor den leertijd, zal iedereen
waarschijnlijk wel toegeven. In een praeadvies
dat hij verleden jaar uitbracht omtrent het
natuurkundig onderwjjs, een punt, dat op de
algemeene vergadering niet in behandeling
kwam, heeft hij reeds de meening verdedigd,
dat de plaats, die op de hoogere burgerschool
met vijfjarigen cursus aan de natuurkunde ge
gund is, in geen verhouding staat tot den
omvang van dat vak. Neemt men daarbij in
aanmerking dat er bij de eind-examens steeds
geklaagd wordt over de onvoldoende kennis
der vreemde talen, dan blijkt meer en meer de
noodzakelijkheid om öf den vijfjarigen cursus
der hoogere burgerschool met een jaar te ver
lengen of de leerstof te beperken.
De inleider toonde verder aan welke bezwaren
tegen deze wjjzigingen zijn om tot de conclusie
te komen dat de vijfjarige cursus der hoogere
burgerschool met een jaar verlengd moet worden.
Tegelijkertijd zou de inleider dien cursus
in twee deelen willen splitsen een vierjarigen,
voornamelijk gewijd aan de studie van de vier
talen, wiskunde, geschiedenis en aardrijkskunde,
en een tweejarigen, waarvan in hoofdzaak de
wis- en natuurkundige vakken de leerstof
moeten uitmaken en die dienen moet tot voor
bereiding voor de polytechnische school en ten
nutte van allen, die technisch onderwijs ver
langen.
De leerlingen, die den vierjarigen cursus met
vrucht doorloopen hebben, moeten zoover ge-