"W oensdag N°. 173. 1338 Jaargang. 24 Juli. De aardbeving in JJizza. ±OOv7« Deze courant verschijnt d agely k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen! Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—=3 Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen: van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. BEKENDMAKINGEN. Veeartsenijkundige dienst en politie. Middelburg 23 Juli, FEUILLETON. NOVELLE van "Wilhelm Berger. i idelburgscbe mm1. Thermometer. Middelburg 23 Juli. vm. 8 u. 64 gr. m. 12 u 72 gr. av. 4 u. 65 gr. F Verwacht W. wind. - - T I- Agenten te Vlissingen: P.G.otVïy Mestdagh&Zoon, te Goes: A. A. W. Boleaitd, te Kruiningen: F. v.d.Peijl, teZierikzee: A. C. deMooij ente Tholen: W. A. vam Ailvertentlën j Nibtj wenhtjijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uur bureau van Nijgh Van Ditkab, te Rotterdam; de Gebr. Belineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de i,a Mar Azn, te Amsterdam, aan het bureau bezorgd zjja, wille* J annonces aan.Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jokes, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen - De gedeputeerde staten van Zeeland, overwegende, dat sedert genrlmen tjjd de gezondheidstoestand van het rundvee in alle provinciën des rijks zoo gunstig is, dat tot algemeene toepassing van art. 24i van het provinciaalreglementbetreffende den veeartsenjj- kundigen dienst en politie kan worden over gegaan overwegende dat het, in verband daarmede, wenscheljjk is het besluit van 12 Maart 1875 (Provinciaal blad no 25) in te trekken en een nieuw besluit te nemen ter algemeene toepas sing van art. 24a van dat reglement den provincialen veearts der le klasse gehoord; besluiten: lo. met intrekking van bet besluit van 12 Maart 1875 Provinciaal blad no 25), ontheffing te verleenen a. van de verplichting om, alvorens ver gunning wordt verleend tot bet vervoeren van rundvee, te huis behoorende in deze provincie, het door een provincialen veearts te doen onder zoeken b. van de verplichting om het uit andere provinciën des rijks ingevoerde rundvee, over eenkomstig art. 19 van het reglement, afge zonderd te houden 2°. burgemeester en wethouders der gemeen ten uit te noodigen, dit besluit in hunne ge meente door aanplakking ter algemeene kennis te brengen. Middelburg, 12 Juli 1889. Gedeputeerde staten voornoemd, DE BRAUW, Voorzitter. B. FOKKER, Griffier. de Eerste natuurlijk hachelijk. Maar over 1t geheel is bij deze een neiging om zoolang 't mogelyk is een conflict te vermijden. Le parti libéral ne boude pas, il se recueille, tot her winning van kracht; een raadzame houding l Men schrijft uit Den Haag aan de Zwolsche Crt: Algemeen verwacht men hier dat de Tweede kamer toch inderdaad einde Augustus zal terug- keeren ter behandeling der onderwijswet. Ik meen uit goede bron te weten, dat de aan voerders der rechterzijde een latere behandeling begeerden (in overeenstemming met den minister Mackayj en ook werkelijk in de partij vergade ring dat hebben voorgesteld. De mindere goden der party zijn hiertegen echter in verzet geko men, langer uitstel was niet te verdedigen en zou by de kiezers een rechtmatigen, zeer on- gunstigen indruk maken. Kortom zij hebben doorgedreven en de aanvoerders hebben moe ten toegeven. De waarheid van 't bekende woord bleek dus weer «que voulez-vous, je suis leur chef, il faut done bien que je les suive." Alzoo waarschijnlijk 20 of wel 27 Augustus hereeniging en afdoening der wet vóór sluiting der zitting. Welke houding de Eerste kamer zal aanne men, als zy in de nieuwe zitting op hare beurt de wet onderhanden neemt, is nog uit niets te voorspellen. Komt de wet in de Tweede kamer slechts tot stand ondanks tegenstand van bjjna de gansche linkerzjjde, dan staat haar kansin Omtrent het schrijven, dt. 14 Juni door den minister van koloniën gericht tot de synode der Ned. herv. kerk, betreffende een organisa tie van de Prot. kerk in Ned. O.-Indië, bevat ten de groote bladen thans nadere mededeelingen. Duidelijkheidshalve, èn wat de strekking daarvan aangaat èn wat betreft de meening van een lid der synode, laten wjj hier volgen wat daaromtrent aan het N. v. d. D. wordt geschreven. Daarin lezen wij het volgende Tot opheldering dient, dat in het Alg. Regl. bepaald bevolen wordt «de betrekking dezer kerken (nl. O.- en W.-Indië) tot de synode wordt nader geregeld." De minister geeft een kort overzicht van de verschillende kon. beslui ten dienaangaande, en bepaalt zich slechts tot de opmerking, dat men by het herhaaldelijk beramen van nieuwe regelingen steeds het oog had op een zelfstandige inrichting van het thans in Indië bestaande Prot. kerkgenootschap, waarin alle verschillende richtingen der Pro testanten onder éen en hetzelfde genootschap zijn gebracht en door dezelfde reglementen wor den beheerscht, en tot de mededeeling dat de minister Yan Golstein, het vruchtelooze dier pogingen inziende, om tot volledige overeen stemming te geraken tusschen de regeering en het bestaande kerkbestuur van Indië, in 1874 verklaarde, dat de regeering voortaan niet meer het initiatief zou nemen tot een zelf standige organisatie der Indische Prot. kerk, maar daartoe de voorstellen zou afwachten, welke dat bestuur zélf aan de regeering zou wenschen te doen. Tot nu toe is daarvan niets vernomen. De minister wil niet in dien overgangstoe stand berusten. De ernstige pogingen van zijn ambtsvoorgangers zijn dikwyls afgestuit op de dikwijls betreurenswaardige gemeentelijke toe standen en op de langzamerhand meer en meer bevestigde alleenheerschappij van de Indische predikanten, voor wie het eenmaal verkregen ambtelijke standpunt al te aangenaam en te gemakkelijk was dan dat zy het noodig konden achten tot een veranderde, meer de kerk van Christus ten goede komende inrichting mede te werken. Maar naarmate die pogingen der regeering te meer vruchteloos bleken, de gods dienstige en zedelijke toestanden der Prot. ge meenten intusschen steeds diepere sporen van verval der Prot. kerk vertoonden, en daaren tegen de R. C. kerk geheel vrjj in hare bewe gingen, door de voortreffelijkheid harer inrich ting, maar niet minder door de bewonderens waardige toewjjding, ijver en zelfverloochening harer dienaren en dienaressen te grooter ont zag inboezemde en tot te hoogeren bloei en invloed geraakte, meent de minister te mogen beweren, dat thans noodwendig de wijziging van de bestaande inrichting van het dus ge noemde Trot, kerkgenootschap moet plaats grijpen. (Dus genoemdDe minister schijnt zijn ge ringe sympathie van de Prot. kerk in Ned. Indië geheel te hebben ingewisseld voor de bewondering van, en ingenomenheid met de R. C. kerk, aldaar werkzaam. Een R. C. mi nister kon niet beter, of zou zich wellicht be leefder hebben uitgedrukt). En gaandeweg wordt de geringe sympathie al minder. Het zou te lang duren den geheelen brief af te schrijven, maar enkele uitdrukkingen daarin komen overeen met den weinigen lof, dien de minister ook in de 2e Kamer aan de Indische predikanten toekent. Het is de algemeene overtuiging (zoo ongeveer gaat de minister voort) om eene organisatie te willen scheppen, die los van alle leer en belijdenis, en te eenenmale vry in de aanneming en verwerping van GodsWoorden de daarin verkondigde heilwaarheden slechts haren grond hebben en hare kracht putten zon in de meest onbepaalde eerbiediging en samen voeging van elk ja en neen, dat de verschil lende geloofs- of ongeloofsrichtingen, of liever de uit Nederland komende, maar slechts zeer zelden door kennis, ijver en godzaligheid uit blinkende predikanten en leeraars zouden goed vinden omtrent den Heer der Heerlijkheid en zijne leer te doen gelden, uit te spreken en te doen hooren. (My dunkt, de Indische predi kanten zijn 's ministers lievelingen niet). Na die liefelijkheden aan hun adres te hebben gericht, stelt de Min. er toch prijs op, alvorens hij het gewichtig onderwerp tot organisatie ter hand nam, de voorlichting der Syn. com missie te ontvangen ten aanzien der grond slagen, waarop zulk een organisatie kan en moet worden gevestigd. Intusschen heeft de minister reeds zjjn eigen meening gereed. Die organisatie moet uitgaan van het beginsel, dat aan den Heere J. C. boven alles gehoorzaamheid verschuldigd is en daar voor elke richting en elke afdeeling vrijheid behoort te hebben om God op de naar hare overtuiging waardigste en met zyn H. Woord overeenstemmende wijze te dienen en Chr. als den eenigen naam ter zaligheid te belijden. De minister wil daarbij opmerken, dat na de droevige ervaringen, die de prot. kerk in Indië maar ook al de christelijke kerken overal elders hebben opgeleverd, het gevaar zorgvuldig moet vermeden worden, dat de éene kudde, welke men zoekt te verzamelen, tegen den éenen en éenigen Herder, over haar macht hebbende in opstand kome, Hem de gehoorzaamheid op zegge en zich aan zijn staf en stem onttrekke en dat zij, die als wachters over die kudde gesteld worden, het voorbeeld geven van dien Herder aan te blaffen en Hem uit te stooten. (Men ziet, de Indische predikanten zyn nu ongeveer herders honden geworden 1) Oordeelde men verkieslijker dat eerst een commissie, waarin alle prot. kerkgenootschappen zijn vertegen woordigd, haar oordeel over de bedoelde orga nisatie uitsprak, dan zou de minister voorloopig van de beantwoording van dit schrijven afzien. Deze merkwaardige brief is in handen van een rapp. commissie gesteld. In het Weekblad van het Recht geeft de heer J. M. van Stipriaan Luïscius den raad om niet te procedeeren. «Indien éen raad aan de cliënten goed is", Uit het Duitsch, III. «Mijn laatste, echte medium" aldus ging Whittaker voort «is mij door een col lega te Boston ontfutseld. Het was een vrouw uit den minderen stand, met een zeer ge heimzinnig verledenhjj heeft haar getrouwd, dat kon hy zich als beginneling veroorloven, doch ik mocht zoo iets op mijn leeftjjd, in mijne levensomstandigheden niet wagen. Sedert zoek ik te vergeefs naar een plaatsvervang ster. De laatste strenge winter, waartegen myn anders voortreffelijke gezondheid niet bestand is geweest, noopte my om hier heen te gaan en een week na my neemt mevrouw Ellerbusch haar intrek in deze villa. Ik merkte terstond dat zy een geschikt medium zou zyn de oogopslag, de geheele houding eener slaap wandelaarster zyn niet te miskennen en die bezit zy; doch zy betoonde zich schuw tegen over mjjzy is zoo fijngevoelig dat zy in my baren toekotnstigen gebieder vermoedt. Heden avond merkte ik of meende te merken dat zy minder op hare hoede was dan anders. Een herinnering, een Wensch, een teleurstel ling ik weet niet wat nam hare gedachten geheel in beslag en van die gelegenheid maakte ik gebruik." »Zyt gjj dus voornemens om mevrouw Von Ellerbusch als assistente te gebruiken?" vroeg Lohfeld, «dat ljjkt mij een stout plan; want die dame, die my, Jioewel zij een land- genoote van my is, niet aantrekt, maakt niet den indruk eener avonturierster. Bovendien is zy gehuwd Gt Geen haar toch niet verhinderd heeft om een betrekking met den heer Dimitri aan te knoopen, met dien Rus, wiens wegen even duister zyn als die in het Mammoutshol te Kentucky". «Wjj, Duitschers, noemen zulk een be trekking een platonische", zei Lohfeld lachend, »die is volkomen onschuldig". »Wel mogelyk. Ik weet alleen dat mevrouw Von Ellerbusch, zoolang zy te Nizza vertoeft, slechts éen briefkaart van haar man ontvangen heeft. Ik heb haar nog nooit over hem hooren spreken. Verder leeft zy hier hoogst eenvou dig, hare toiletten zyn noch meuwerwetsch, noch kostbaar, zy gaat byna overal te voet heen. Wat ik haar kan aanbieden is zeer veel, binnen een paar jaar zou zy een groot vermogen bezitten". »Dat klinkt heel fraai", viel Hermia in »En als zij dat vermogen bezit, wat dan Wanneer gij haar het vooruitzicht opent om het te verwerven, zult gy haar dan ook zeggen dat zij haar leven verkort, wanneer zy een contract met u sluit Want dat doet zij ongetwyfeld. Wat is er van uwe vorige medi ums geworden Zij liggen op verschillende kerkhoven verspreid en zwjjgen. Natuurlijk, zy konden niet eeuwig blijven leven en zij waren allen reeds ziek, toen zich, zooals gij dit noemt, die bovenzinnelijke zjjde van hun wegen ontwikkelde. Maar daarom zijn zij toch uwe slachtoffers en deze Duitsche dame is teer, zeer teer. Zij zal noch voor zichzelven noch voor u meer een vermogen verwerven". «Het is wat nieuws dat gy u met mijne zaken bemoeit", hernam de vader toor nig. Uw lydelyken tegenstand, uw looche nen mjjner pogingen heb ik mij laten welgevallen. Gy zyt met mijn toestemming in vryheid opgegroeid en hebt u een eigen overtuiging gevormd. Hier staat echter mijn belang op bet spel en ik verwacht dat gij mij geen moeiljjkheden in den weg zult leggen". Hy had zeer beslist gesproken en keerde zich thans, een geheel anderen toon aanslaande, tot Lohfeld »Gaat gij nog even mede naar het casino Een half uurtje slechts Ik bedenk mij daar dat van avond de Amevikaansche post aan gekomen isde couranten zullen er wel liggen. Gy hebt immers ook belangen in ons land zoo schryft hy »dan is het dezeschikt liever uwe zaken, ziet liever uw recht te ver krijgen door opoffering van een deel daarvan, maar, procedeert niet. Procedeert niet, want procedeeren ia onzeker, kostbaar en langdurig. Procedeeren is altijd onzeker, dit stemt elk eerlyk Nederlandsch advocaat toe. De knapste en beste advocaat is niet zeker, dat hy de rechtvaardigste en zjjns inziens sterkste zaak wint, omdat in Nederland, waar de uitspraken van den Hoogen raad nog niet bindend zyn voor de rechters, zoovele uitspraken te wachten zyn als er rechtbanken zjjn. Iedere rechtbank is binnen de grenzen der wet vry, hare sub jectieve meening te volgen. Procedeeren is kostbaar, omdat de staat niet vergunt een stukje papier te gebruiken zonder vjjf en zeventig centen te betalen of een stukje geschrift te gebruiken zonder minstens een gulden en twintig centen te betalen, omdat de staat de salarissen der griffiers en der eerste deurwaarders laat betalen door de par tijen. Wanneer de staat hiermede zal opge houden hebben, zal het procedeeren voor de minvermogenden mogelyk zyn. Procedeeren is langdurig, dat is het grootste gebrek. Het verzoek uwer tegenpartij om eenen pleitdag kan u een halfjaar wachten bezorgen; het naderen der maanden Juli en Augustus bezorgt u meestal twee maanden wachten. Wèl gaan in de »vacantie" de buitengewone spoedeischende zaken door, maar alle zaken zyn spoedeischend en in de vacantie zit de recht bank wel, maar meer niet. Men lette wèl ik gun den rechter zijne vacantie, maar ik gun nog meer den cliënt zjjne uitspraak. Nemen nooit meer dan een of twee rechters tegeljjk vacantie, dan behoeft de rechtbank nooit va cantie te nemen. De rechters zyn voor de cliënten en niet omgekeerd. Nu staat, tot schande voor Nederland, het recht in ons land twee maanden per jaar stil. De kinderen hebben vacantie, de scholen, zelfs de hoogescholen hebben lange vacanties, maar groote menschen, kantoren en bureaux, zooals ministeries, hebben de vacantie niet. De rechtzoekenden moeten niet wachten op het eindigen van de vacantie der rechters. De vacantie voor de rechters kan bljjven, de vacantie voor de rechtbanken moet verdwjjnen omdat zy kinderachtig en schadelijk is". de nadere voorziening in de leemte tengevolge van het vervallen der wet van 1818 met I September a. Meer bepaald vroeg hij of de regeering denkt te voorzien in de ongelegen heid, die door het vervallen van die wet ver wacht kan worden, en of van de zijde van de regeering daartoe strekkende voorstellen kun nen worden tegemoet gezien. De minister van justitie, de heer Ruijs van Beerenbroek was dadeljjk bereid tot antwoor den. Hij herinnerde, dat by art. 22 der invoe ringswet bepaald is dat de wet van 1818 van kracht bljjlt tot 1 September 1888 en dat ten vorigen jare een verlengingswet is aangenomen waardoor de wet van 1818 vervalt met 1 Sep tember a. Intusschen heeft de regeering zich den tyd ten nutte gemaakt, speciaal het de partement van waterstaat, om te voorzien in de leemte die ontstaan zou en een wetsontwerp ingediend, daartoe strekkende. Voor andere departementen scheen dit niet noodig. Het wetsontwerp ia vry vroeg by de Tweede kamer aanhangig gemaakt. Het is in de sec tiën onderzochtde regeering heeft op het verslag geantwoord en zij koesterde de hoop, vooral omdat zij aan vele bezwaren tegemoet kwam, dat het wetsontwerp in openbare be handeling zou komen. Edoch in de laatste bjjeenkomst der tweede kamer is het ontwerp op nieuw naar de sectiën verzonden, iets wat de regeering niet kon voor zien. Nog denzelfden dag is aan het departe ment van justitie een nieuw wetsontwerp tot verlenging met 1 jaar der wet van 1818 in gereedheid gebracht, dat vervolgens, na den ministerraad, te hebben doorloopeD, aan het kabinet des konings is verzonden, ten einde by den Raad van state aanhangig te worden gemaakt. De regeering hoopt dat de Tweede kamer nog vóór 1 Sept. het verlengings-ontwerp zal afdoen. De heer Van Rojjen dankte den minister voor de gegeven inlichtingen en constateerde, dat derhalve ook de Eerste kamer vóór 1 Sept. bijeen moet komen om de wet te behandelen. De vergadering is daarna gesloten. Maandagavond te acht uren kwam de Eerste kamer bjjeen. Van den minister van marine was bericht, ontvangen, dat hy, tot herstel van gezondheid eenigen tyd buitenslands moetende vertoeven, verhinderd is de vergaderingen der kamer bi) te wonen, en dat des vereischt zyn ambtgenoot van oorlog voor hem het woord zal voeren bi) de wetsontwerpen, zijn departement betreffende. Verder waren ingekomen de laatstelijk door de Tweede kamer aangenomen wetsontwerpen, waaronder dat tot verlenging van den diensttjjd der militie. Verzonden naar de afdeelingen. Op voorstel des voorzitters werd besloten heden, Dinsdag, om drie uur het wetsontwerp betreffende het waterververschings-reglement te Schiedam te behandelen. De heer Van Roy en vroeg en verkreeg verlol aan de regeering de vraag te doen, betreffende By kon. besl. zyn voor den tyd van vyf jaren gedetacheerdby het leger in N.-I., de eerate-luitenant J. J. van Pellecom, van het 7e reg. int.; by het leger hier te lande, en wel bij het 7e reg. int', de eerste-luitenant R. G. Doorman, van het wapen der inf. van het leger in N.-I. Verder zyn benoemd tot eerste-luit.: by het wapen der inf., en wel bjj het 6e reg., de tweede-luit. H. S. Hordjjk, van het korpsbjj het wapen der cavalerie, en wel bij het 2e reg. huzaren, de tweede-luit. jhr E. W. von W ran- gel auf Linden berg, mede van het korps. Nog is aan den telegrafist der tweede klasse bjj de rjjkstelegraaf, mejuffrouw V. Kraay, op haar verzoek, eervol ontslag verleend uit rjjks dienst. Door den minister van binnenlandsche zaken is aan 's konings commissarissen medegedeeld dat het den minister wenscheljjkis voorgekomen, Lohfeld wilde echter niet meegaanhjj gaf voor dat hjj moede was van een wandeling en vroeg naar bed wilde gaan. »Zie ik u straks nog Hermia?" vroeg Whittaker. »Ik denk het niet". «Goeden nacht, dan." Nauweljjks was hjj zoover weg dat men zjjne voetstappen niet meer hoorde of de glazen ballon van de lamp begon te rinkelendit verdachte gedruisch duurde echter slechts een paar seconden en Lohfeld noch Hermia sloe gen er acht op. De laatste viel gemeljjk in een stoel en riep uit«Mjj zyn handen en voeten gebonden gij moet voor mjj handelen I" «Dat doe ik niet gaarne", hernam Julius «en ik zal u zeggen waarom. Al ben ik jong, juffrouw Whittaker, toch heb ik al veel ge reisd en veel gezien en opgemerktik ben met alle soorten van menschen in aanraking ge komen. Overal en altjjd, onder allerlei regee- ringsvormen, godsdiensten en zeden, vond ik verdrukking, zag ik dat de een door den ander gebruikt en misbruikt werd. O I mejuffrouw, ik ben medeljjdend, zelfs zeer medelydend, ja overdreven gevoelig geweest, toen ik mjj op reis begaf. De studiën, die ik genoodzaakt was over de onderlinge verstandhouding der men schen te maken, hebben mjj veel hartzeer ge kost. Als koopman stond ik er midden in en ook ik moest mjj doen gelden j ook ik wilde vooruitkomen in de wereld. Van lieverlede Leerde ik echter als onvermydelyk aannemen wat ik toch niet verauderen kon en werd onverschillig met het lot van anderen. Dat was het gevolg van myn opvoeding door het leven voor het leven. Ik ben geen verstokte egoïst; volstrekt niet. Nimmer heb ik mij onttrokken aan den plicht der weldadigheid maar zooveel mogeljjk laat ik de wereld be gaan, zooals zjj wil. Ieder moet maar zooveel mogeljjk zelf zorgen dat hy niet onder den voet geraakt. Gjj zult u echter niet in mjj bedrogen hebben. Morgen zal ik mevrouw v. Ellerbusch mededeelen in welk gevaar zjj zich. volgens uwe meening bevindt." «Dank u", zei Hermia met groote leven digheid, «en dat gevaar bestaat wezenljjkgjj kunt mjj gerust gelooven. Niet alleen ae lichameljjke gezondheid van een medium ljjdt er onder; haar geheele persoonlijkheid wordt bedreigd. Ik heb de zonderlingste dingen moeten bywonen. In den toestand van kunst- matigen slaap, dien de magnetiseur teweeg brengt, neemt de ziel bevelen en vermaningen aan en bewaart die als een deel van zich zelf. Zij wiL wat men haar gebiedt te willen. Geen gemagnetiseerde kan zich er voor wachten dat haar een zekere begeerte ingegeven wordt, die zjj later, als zjj ontwaakt, als hare eigene ge voelt. En omdat ik dat weet ben ik bezorgd voor deze vrouw, die, zooals wy gezien hebben, angstwekkend spoedig baar bewustzjjn verliesjj

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1