"W oensdag
N°. 173.
1338 Jaargang.
24 Juli.
De aardbeving in JJizza.
±OOv7«
Deze courant verschijnt d agely k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen!
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.—=3
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingen: van 17 regels 1.50;
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
BEKENDMAKINGEN.
Veeartsenijkundige dienst
en politie.
Middelburg 23 Juli,
FEUILLETON.
NOVELLE
van "Wilhelm Berger.
i
idelburgscbe mm1.
Thermometer.
Middelburg 23 Juli. vm. 8 u. 64 gr.
m. 12 u 72 gr. av. 4 u. 65 gr. F
Verwacht W. wind.
- - T I-
Agenten te Vlissingen: P.G.otVïy Mestdagh&Zoon, te Goes: A. A. W. Boleaitd, te Kruiningen: F. v.d.Peijl, teZierikzee: A. C. deMooij ente Tholen: W. A. vam Ailvertentlën
j Nibtj wenhtjijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uur
bureau van Nijgh Van Ditkab, te Rotterdam; de Gebr. Belineante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de i,a Mar Azn, te Amsterdam, aan het bureau bezorgd zjja, wille*
J annonces aan.Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jokes, opvolger. zjj des avonds nog worden opgenomen
-
De gedeputeerde staten van Zeeland,
overwegende, dat sedert genrlmen tjjd de
gezondheidstoestand van het rundvee in alle
provinciën des rijks zoo gunstig is, dat tot
algemeene toepassing van art. 24i van het
provinciaalreglementbetreffende den veeartsenjj-
kundigen dienst en politie kan worden over
gegaan
overwegende dat het, in verband daarmede,
wenscheljjk is het besluit van 12 Maart 1875
(Provinciaal blad no 25) in te trekken en een
nieuw besluit te nemen ter algemeene toepas
sing van art. 24a van dat reglement
den provincialen veearts der le klasse gehoord;
besluiten:
lo. met intrekking van bet besluit van 12
Maart 1875 Provinciaal blad no 25), ontheffing
te verleenen
a. van de verplichting om, alvorens ver
gunning wordt verleend tot bet vervoeren van
rundvee, te huis behoorende in deze provincie, het
door een provincialen veearts te doen onder
zoeken
b. van de verplichting om het uit andere
provinciën des rijks ingevoerde rundvee, over
eenkomstig art. 19 van het reglement, afge
zonderd te houden
2°. burgemeester en wethouders der gemeen
ten uit te noodigen, dit besluit in hunne ge
meente door aanplakking ter algemeene kennis
te brengen.
Middelburg, 12 Juli 1889.
Gedeputeerde staten voornoemd,
DE BRAUW, Voorzitter.
B. FOKKER, Griffier.
de Eerste natuurlijk hachelijk. Maar over 1t
geheel is bij deze een neiging om zoolang 't
mogelyk is een conflict te vermijden. Le parti
libéral ne boude pas, il se recueille, tot her
winning van kracht; een raadzame houding l
Men schrijft uit Den Haag aan de Zwolsche Crt:
Algemeen verwacht men hier dat de Tweede
kamer toch inderdaad einde Augustus zal terug-
keeren ter behandeling der onderwijswet. Ik
meen uit goede bron te weten, dat de aan
voerders der rechterzijde een latere behandeling
begeerden (in overeenstemming met den minister
Mackayj en ook werkelijk in de partij vergade
ring dat hebben voorgesteld. De mindere goden
der party zijn hiertegen echter in verzet geko
men, langer uitstel was niet te verdedigen en
zou by de kiezers een rechtmatigen, zeer on-
gunstigen indruk maken. Kortom zij hebben
doorgedreven en de aanvoerders hebben moe
ten toegeven. De waarheid van 't bekende
woord bleek dus weer «que voulez-vous, je suis
leur chef, il faut done bien que je les suive."
Alzoo waarschijnlijk 20 of wel 27 Augustus
hereeniging en afdoening der wet vóór sluiting
der zitting.
Welke houding de Eerste kamer zal aanne
men, als zy in de nieuwe zitting op hare beurt
de wet onderhanden neemt, is nog uit niets te
voorspellen. Komt de wet in de Tweede kamer
slechts tot stand ondanks tegenstand van bjjna
de gansche linkerzjjde, dan staat haar kansin
Omtrent het schrijven, dt. 14 Juni door den
minister van koloniën gericht tot de synode
der Ned. herv. kerk, betreffende een organisa
tie van de Prot. kerk in Ned. O.-Indië, bevat
ten de groote bladen thans nadere mededeelingen.
Duidelijkheidshalve, èn wat de strekking
daarvan aangaat èn wat betreft de meening
van een lid der synode, laten wjj hier volgen
wat daaromtrent aan het N. v. d. D. wordt
geschreven.
Daarin lezen wij het volgende
Tot opheldering dient, dat in het Alg. Regl.
bepaald bevolen wordt «de betrekking dezer
kerken (nl. O.- en W.-Indië) tot de synode
wordt nader geregeld." De minister geeft een
kort overzicht van de verschillende kon. beslui
ten dienaangaande, en bepaalt zich slechts tot
de opmerking, dat men by het herhaaldelijk
beramen van nieuwe regelingen steeds het oog
had op een zelfstandige inrichting van het
thans in Indië bestaande Prot. kerkgenootschap,
waarin alle verschillende richtingen der Pro
testanten onder éen en hetzelfde genootschap
zijn gebracht en door dezelfde reglementen wor
den beheerscht, en tot de mededeeling dat de
minister Yan Golstein, het vruchtelooze dier
pogingen inziende, om tot volledige overeen
stemming te geraken tusschen de regeering en
het bestaande kerkbestuur van Indië, in 1874
verklaarde, dat de regeering voortaan niet
meer het initiatief zou nemen tot een zelf
standige organisatie der Indische Prot. kerk,
maar daartoe de voorstellen zou afwachten,
welke dat bestuur zélf aan de regeering zou
wenschen te doen. Tot nu toe is daarvan niets
vernomen.
De minister wil niet in dien overgangstoe
stand berusten. De ernstige pogingen van zijn
ambtsvoorgangers zijn dikwyls afgestuit op de
dikwijls betreurenswaardige gemeentelijke toe
standen en op de langzamerhand meer en meer
bevestigde alleenheerschappij van de Indische
predikanten, voor wie het eenmaal verkregen
ambtelijke standpunt al te aangenaam en te
gemakkelijk was dan dat zy het noodig konden
achten tot een veranderde, meer de kerk van
Christus ten goede komende inrichting mede
te werken. Maar naarmate die pogingen der
regeering te meer vruchteloos bleken, de gods
dienstige en zedelijke toestanden der Prot. ge
meenten intusschen steeds diepere sporen van
verval der Prot. kerk vertoonden, en daaren
tegen de R. C. kerk geheel vrjj in hare bewe
gingen, door de voortreffelijkheid harer inrich
ting, maar niet minder door de bewonderens
waardige toewjjding, ijver en zelfverloochening
harer dienaren en dienaressen te grooter ont
zag inboezemde en tot te hoogeren bloei en
invloed geraakte, meent de minister te mogen
beweren, dat thans noodwendig de wijziging
van de bestaande inrichting van het dus ge
noemde Trot, kerkgenootschap moet plaats
grijpen.
(Dus genoemdDe minister schijnt zijn ge
ringe sympathie van de Prot. kerk in Ned.
Indië geheel te hebben ingewisseld voor de
bewondering van, en ingenomenheid met de
R. C. kerk, aldaar werkzaam. Een R. C. mi
nister kon niet beter, of zou zich wellicht be
leefder hebben uitgedrukt). En gaandeweg
wordt de geringe sympathie al minder. Het
zou te lang duren den geheelen brief af te
schrijven, maar enkele uitdrukkingen daarin
komen overeen met den weinigen lof, dien de
minister ook in de 2e Kamer aan de Indische
predikanten toekent. Het is de algemeene
overtuiging (zoo ongeveer gaat de minister voort)
om eene organisatie te willen scheppen, die los
van alle leer en belijdenis, en te eenenmale vry
in de aanneming en verwerping van GodsWoorden
de daarin verkondigde heilwaarheden slechts
haren grond hebben en hare kracht putten zon in
de meest onbepaalde eerbiediging en samen
voeging van elk ja en neen, dat de verschil
lende geloofs- of ongeloofsrichtingen, of liever
de uit Nederland komende, maar slechts zeer
zelden door kennis, ijver en godzaligheid uit
blinkende predikanten en leeraars zouden goed
vinden omtrent den Heer der Heerlijkheid en
zijne leer te doen gelden, uit te spreken en te
doen hooren. (My dunkt, de Indische predi
kanten zijn 's ministers lievelingen niet).
Na die liefelijkheden aan hun adres te hebben
gericht, stelt de Min. er toch prijs op, alvorens
hij het gewichtig onderwerp tot organisatie
ter hand nam, de voorlichting der Syn. com
missie te ontvangen ten aanzien der grond
slagen, waarop zulk een organisatie kan en
moet worden gevestigd.
Intusschen heeft de minister reeds zjjn eigen
meening gereed. Die organisatie moet uitgaan
van het beginsel, dat aan den Heere J. C. boven
alles gehoorzaamheid verschuldigd is en daar
voor elke richting en elke afdeeling vrijheid
behoort te hebben om God op de naar hare
overtuiging waardigste en met zyn H. Woord
overeenstemmende wijze te dienen en Chr. als
den eenigen naam ter zaligheid te belijden.
De minister wil daarbij opmerken, dat na de
droevige ervaringen, die de prot. kerk in Indië
maar ook al de christelijke kerken overal elders
hebben opgeleverd, het gevaar zorgvuldig
moet vermeden worden, dat de éene kudde,
welke men zoekt te verzamelen, tegen den éenen
en éenigen Herder, over haar macht hebbende
in opstand kome, Hem de gehoorzaamheid op
zegge en zich aan zijn staf en stem onttrekke
en dat zij, die als wachters over die kudde
gesteld worden, het voorbeeld geven van dien
Herder aan te blaffen en Hem uit te stooten.
(Men ziet, de Indische predikanten zyn nu
ongeveer herders honden geworden 1) Oordeelde
men verkieslijker dat eerst een commissie, waarin
alle prot. kerkgenootschappen zijn vertegen
woordigd, haar oordeel over de bedoelde orga
nisatie uitsprak, dan zou de minister voorloopig
van de beantwoording van dit schrijven afzien.
Deze merkwaardige brief is in handen van
een rapp. commissie gesteld.
In het Weekblad van het Recht geeft de heer
J. M. van Stipriaan Luïscius den raad om niet
te procedeeren.
«Indien éen raad aan de cliënten goed is",
Uit het Duitsch,
III.
«Mijn laatste, echte medium" aldus ging
Whittaker voort «is mij door een col
lega te Boston ontfutseld. Het was een vrouw
uit den minderen stand, met een zeer ge
heimzinnig verledenhjj heeft haar getrouwd,
dat kon hy zich als beginneling veroorloven,
doch ik mocht zoo iets op mijn leeftjjd, in
mijne levensomstandigheden niet wagen. Sedert
zoek ik te vergeefs naar een plaatsvervang
ster. De laatste strenge winter, waartegen
myn anders voortreffelijke gezondheid niet
bestand is geweest, noopte my om hier heen
te gaan en een week na my neemt mevrouw
Ellerbusch haar intrek in deze villa. Ik merkte
terstond dat zy een geschikt medium zou zyn
de oogopslag, de geheele houding eener slaap
wandelaarster zyn niet te miskennen en die
bezit zy; doch zy betoonde zich schuw tegen
over mjjzy is zoo fijngevoelig dat zy in my
baren toekotnstigen gebieder vermoedt. Heden
avond merkte ik of meende te merken
dat zy minder op hare hoede was dan anders.
Een herinnering, een Wensch, een teleurstel
ling ik weet niet wat nam hare gedachten
geheel in beslag en van die gelegenheid
maakte ik gebruik."
»Zyt gjj dus voornemens om mevrouw
Von Ellerbusch als assistente te gebruiken?"
vroeg Lohfeld, «dat ljjkt mij een stout plan;
want die dame, die my, Jioewel zij een land-
genoote van my is, niet aantrekt, maakt niet
den indruk eener avonturierster. Bovendien is
zy gehuwd
Gt Geen haar toch niet verhinderd heeft om
een betrekking met den heer Dimitri aan te
knoopen, met dien Rus, wiens wegen even
duister zyn als die in het Mammoutshol te
Kentucky".
«Wjj, Duitschers, noemen zulk een be
trekking een platonische", zei Lohfeld lachend,
»die is volkomen onschuldig".
»Wel mogelyk. Ik weet alleen dat mevrouw
Von Ellerbusch, zoolang zy te Nizza vertoeft,
slechts éen briefkaart van haar man ontvangen
heeft. Ik heb haar nog nooit over hem hooren
spreken. Verder leeft zy hier hoogst eenvou
dig, hare toiletten zyn noch meuwerwetsch,
noch kostbaar, zy gaat byna overal te voet
heen. Wat ik haar kan aanbieden is zeer
veel, binnen een paar jaar zou zy een groot
vermogen bezitten".
»Dat klinkt heel fraai", viel Hermia in
»En als zij dat vermogen bezit, wat dan
Wanneer gij haar het vooruitzicht opent om
het te verwerven, zult gy haar dan ook zeggen
dat zij haar leven verkort, wanneer zy een
contract met u sluit Want dat doet zij
ongetwyfeld. Wat is er van uwe vorige medi
ums geworden Zij liggen op verschillende
kerkhoven verspreid en zwjjgen. Natuurlijk,
zy konden niet eeuwig blijven leven en zij
waren allen reeds ziek, toen zich, zooals gij
dit noemt, die bovenzinnelijke zjjde van hun
wegen ontwikkelde. Maar daarom zijn zij
toch uwe slachtoffers en deze Duitsche dame
is teer, zeer teer. Zij zal noch voor zichzelven
noch voor u meer een vermogen verwerven".
«Het is wat nieuws dat gy u met mijne
zaken bemoeit", hernam de vader toor
nig. Uw lydelyken tegenstand, uw looche
nen mjjner pogingen heb ik mij laten
welgevallen. Gy zyt met mijn toestemming
in vryheid opgegroeid en hebt u een eigen
overtuiging gevormd. Hier staat echter mijn
belang op bet spel en ik verwacht dat gij mij
geen moeiljjkheden in den weg zult leggen".
Hy had zeer beslist gesproken en keerde zich
thans, een geheel anderen toon aanslaande, tot
Lohfeld
»Gaat gij nog even mede naar het casino
Een half uurtje slechts Ik bedenk mij
daar dat van avond de Amevikaansche post aan
gekomen isde couranten zullen er wel liggen.
Gy hebt immers ook belangen in ons land
zoo schryft hy »dan is het dezeschikt
liever uwe zaken, ziet liever uw recht te ver
krijgen door opoffering van een deel daarvan,
maar, procedeert niet. Procedeert niet, want
procedeeren ia onzeker, kostbaar en langdurig.
Procedeeren is altijd onzeker, dit stemt elk
eerlyk Nederlandsch advocaat toe. De knapste
en beste advocaat is niet zeker, dat hy de
rechtvaardigste en zjjns inziens sterkste zaak
wint, omdat in Nederland, waar de uitspraken
van den Hoogen raad nog niet bindend zyn
voor de rechters, zoovele uitspraken te wachten
zyn als er rechtbanken zjjn. Iedere rechtbank
is binnen de grenzen der wet vry, hare sub
jectieve meening te volgen.
Procedeeren is kostbaar, omdat de staat niet
vergunt een stukje papier te gebruiken zonder
vjjf en zeventig centen te betalen of een stukje
geschrift te gebruiken zonder minstens een
gulden en twintig centen te betalen, omdat
de staat de salarissen der griffiers en der
eerste deurwaarders laat betalen door de par
tijen. Wanneer de staat hiermede zal opge
houden hebben, zal het procedeeren voor de
minvermogenden mogelyk zyn.
Procedeeren is langdurig, dat is het grootste
gebrek. Het verzoek uwer tegenpartij om eenen
pleitdag kan u een halfjaar wachten bezorgen;
het naderen der maanden Juli en Augustus
bezorgt u meestal twee maanden wachten.
Wèl gaan in de »vacantie" de buitengewone
spoedeischende zaken door, maar alle zaken zyn
spoedeischend en in de vacantie zit de recht
bank wel, maar meer niet. Men lette wèl
ik gun den rechter zijne vacantie, maar ik gun
nog meer den cliënt zjjne uitspraak. Nemen
nooit meer dan een of twee rechters tegeljjk
vacantie, dan behoeft de rechtbank nooit va
cantie te nemen. De rechters zyn voor de cliënten
en niet omgekeerd. Nu staat, tot schande voor
Nederland, het recht in ons land twee maanden
per jaar stil. De kinderen hebben vacantie, de
scholen, zelfs de hoogescholen hebben lange
vacanties, maar groote menschen, kantoren en
bureaux, zooals ministeries, hebben de vacantie
niet. De rechtzoekenden moeten niet wachten
op het eindigen van de vacantie der rechters.
De vacantie voor de rechters kan bljjven, de
vacantie voor de rechtbanken moet verdwjjnen
omdat zy kinderachtig en schadelijk is".
de nadere voorziening in de leemte tengevolge
van het vervallen der wet van 1818 met I
September a. Meer bepaald vroeg hij of de
regeering denkt te voorzien in de ongelegen
heid, die door het vervallen van die wet ver
wacht kan worden, en of van de zijde van de
regeering daartoe strekkende voorstellen kun
nen worden tegemoet gezien.
De minister van justitie, de heer Ruijs van
Beerenbroek was dadeljjk bereid tot antwoor
den. Hij herinnerde, dat by art. 22 der invoe
ringswet bepaald is dat de wet van 1818 van
kracht bljjlt tot 1 September 1888 en dat ten
vorigen jare een verlengingswet is aangenomen
waardoor de wet van 1818 vervalt met 1 Sep
tember a. Intusschen heeft de regeering zich
den tyd ten nutte gemaakt, speciaal het de
partement van waterstaat, om te voorzien in
de leemte die ontstaan zou en een wetsontwerp
ingediend, daartoe strekkende.
Voor andere departementen scheen dit niet
noodig.
Het wetsontwerp ia vry vroeg by de Tweede
kamer aanhangig gemaakt. Het is in de sec
tiën onderzochtde regeering heeft op het
verslag geantwoord en zij koesterde de hoop,
vooral omdat zij aan vele bezwaren tegemoet
kwam, dat het wetsontwerp in openbare be
handeling zou komen.
Edoch in de laatste bjjeenkomst der tweede
kamer is het ontwerp op nieuw naar de sectiën
verzonden, iets wat de regeering niet kon voor
zien. Nog denzelfden dag is aan het departe
ment van justitie een nieuw wetsontwerp tot
verlenging met 1 jaar der wet van 1818 in
gereedheid gebracht, dat vervolgens, na den
ministerraad, te hebben doorloopeD, aan het
kabinet des konings is verzonden, ten einde by
den Raad van state aanhangig te worden
gemaakt. De regeering hoopt dat de Tweede
kamer nog vóór 1 Sept. het verlengings-ontwerp
zal afdoen.
De heer Van Rojjen dankte den minister voor
de gegeven inlichtingen en constateerde, dat
derhalve ook de Eerste kamer vóór 1 Sept.
bijeen moet komen om de wet te behandelen.
De vergadering is daarna gesloten.
Maandagavond te acht uren kwam de Eerste
kamer bjjeen.
Van den minister van marine was bericht,
ontvangen, dat hy, tot herstel van gezondheid
eenigen tyd buitenslands moetende vertoeven,
verhinderd is de vergaderingen der kamer bi)
te wonen, en dat des vereischt zyn ambtgenoot
van oorlog voor hem het woord zal voeren bi)
de wetsontwerpen, zijn departement betreffende.
Verder waren ingekomen de laatstelijk door
de Tweede kamer aangenomen wetsontwerpen,
waaronder dat tot verlenging van den diensttjjd
der militie. Verzonden naar de afdeelingen.
Op voorstel des voorzitters werd besloten
heden, Dinsdag, om drie uur het wetsontwerp
betreffende het waterververschings-reglement
te Schiedam te behandelen.
De heer Van Roy en vroeg en verkreeg verlol
aan de regeering de vraag te doen, betreffende
By kon. besl. zyn voor den tyd van vyf
jaren gedetacheerdby het leger in N.-I., de
eerate-luitenant J. J. van Pellecom, van het
7e reg. int.; by het leger hier te lande, en wel
bij het 7e reg. int', de eerste-luitenant R. G.
Doorman, van het wapen der inf. van het leger
in N.-I.
Verder zyn benoemd tot eerste-luit.: by het
wapen der inf., en wel bjj het 6e reg., de
tweede-luit. H. S. Hordjjk, van het korpsbjj
het wapen der cavalerie, en wel bij het 2e reg.
huzaren, de tweede-luit. jhr E. W. von W ran-
gel auf Linden berg, mede van het korps.
Nog is aan den telegrafist der tweede klasse
bjj de rjjkstelegraaf, mejuffrouw V. Kraay, op
haar verzoek, eervol ontslag verleend uit rjjks
dienst.
Door den minister van binnenlandsche zaken
is aan 's konings commissarissen medegedeeld
dat het den minister wenscheljjkis voorgekomen,
Lohfeld wilde echter niet meegaanhjj gaf
voor dat hjj moede was van een wandeling en
vroeg naar bed wilde gaan.
»Zie ik u straks nog Hermia?" vroeg
Whittaker.
»Ik denk het niet".
«Goeden nacht, dan."
Nauweljjks was hjj zoover weg dat men zjjne
voetstappen niet meer hoorde of de glazen
ballon van de lamp begon te rinkelendit
verdachte gedruisch duurde echter slechts een
paar seconden en Lohfeld noch Hermia sloe
gen er acht op.
De laatste viel gemeljjk in een stoel en riep
uit«Mjj zyn handen en voeten gebonden
gij moet voor mjj handelen I"
«Dat doe ik niet gaarne", hernam Julius
«en ik zal u zeggen waarom. Al ben ik jong,
juffrouw Whittaker, toch heb ik al veel ge
reisd en veel gezien en opgemerktik ben met
alle soorten van menschen in aanraking ge
komen. Overal en altjjd, onder allerlei regee-
ringsvormen, godsdiensten en zeden, vond ik
verdrukking, zag ik dat de een door den ander
gebruikt en misbruikt werd. O I mejuffrouw,
ik ben medeljjdend, zelfs zeer medelydend, ja
overdreven gevoelig geweest, toen ik mjj op
reis begaf. De studiën, die ik genoodzaakt was
over de onderlinge verstandhouding der men
schen te maken, hebben mjj veel hartzeer ge
kost. Als koopman stond ik er midden in en
ook ik moest mjj doen gelden j ook ik wilde
vooruitkomen in de wereld. Van lieverlede
Leerde ik echter als onvermydelyk aannemen
wat ik toch niet verauderen kon en werd
onverschillig met het lot van anderen. Dat
was het gevolg van myn opvoeding door het
leven voor het leven. Ik ben geen verstokte
egoïst; volstrekt niet. Nimmer heb ik mij
onttrokken aan den plicht der weldadigheid
maar zooveel mogeljjk laat ik de wereld be
gaan, zooals zjj wil. Ieder moet maar zooveel
mogeljjk zelf zorgen dat hy niet onder den
voet geraakt. Gjj zult u echter niet in mjj
bedrogen hebben. Morgen zal ik mevrouw v.
Ellerbusch mededeelen in welk gevaar zjj zich.
volgens uwe meening bevindt."
«Dank u", zei Hermia met groote leven
digheid, «en dat gevaar bestaat wezenljjkgjj
kunt mjj gerust gelooven. Niet alleen ae
lichameljjke gezondheid van een medium ljjdt
er onder; haar geheele persoonlijkheid wordt
bedreigd. Ik heb de zonderlingste dingen
moeten bywonen. In den toestand van kunst-
matigen slaap, dien de magnetiseur teweeg
brengt, neemt de ziel bevelen en vermaningen
aan en bewaart die als een deel van zich zelf.
Zij wiL wat men haar gebiedt te willen. Geen
gemagnetiseerde kan zich er voor wachten dat
haar een zekere begeerte ingegeven wordt, die
zjj later, als zjj ontwaakt, als hare eigene ge
voelt. En omdat ik dat weet ben ik bezorgd
voor deze vrouw, die, zooals wy gezien hebben,
angstwekkend spoedig baar bewustzjjn verliesjj