ZITTING VAN DINSDAG 2 JULI 1889.
5
laten oostelijk deel van het 4e district van Zeeland
"beschouwen
dat zij overtuigd zijn dat dat werk niet uit te voeren
is, indien niet de onderneming wordt gesteund door
bijdragen van het rijk, de provincie, de postadmini
stratie, de gemeenten en de polders in evenredigheid
van de ondersteuning, die den stoomtram Breskens-
Maldegbem is te beurt gevallen;
dat zij in die overtuiging hebben bijgedragen zooveel
bunne krachten zulks toelieten en wel tot een bedrag
van 2760, gedurende tien jaren
Dat zij met leedwezen hebben vernomen dat alle
hoop voor het comité op het verkrijgen eener rijkssub
sidie verijdeld is geworden, en dat zelfs voor vergoe
ding van postvervoer slechts uitzicht is gegeven op
32.50 per kilometer, terwijl op een vergoeding van
178 per kilometer, gelijk aan de maatschappij
•Breskens-Maldeghem wordt betaald, gerekend is.
Dat zij daarom met genoegen zien dat het comité,
niettegenstaande zooveel teleurstelling, moed is blijven
behouden en thans de verzekering kan geven dat de
tramlijn nog tot stand zal komen indien de bijdrage
in 1888 door uwe vergadering verleend, voor twintig
in plaats van voor tien jaren wordt toegestaan.
Redenen waarom adressanten eerbiedig de vrijheid
nemen het desbetreffende aan uwe vergadering, door
het comité gedaan verzoek te ondersteunen en de
inwilliging daarvan te verzoeken."
Het voorstel van Gedeputeerde staten luidt:
Bij het hiervoren afgedrukt adres vraagt de heer
de Vos te IJzendijke als voorzitter van bet comité
ter bevordering van den aanleg van een tramweg van
Schoondijke naar de Belgische grens, om de bij uw
besluit van 6 Juli 1888 no 14 gedurende 10 jaren ver
leende jaarlijksche bijdrage van 3000, toa te kennen
gedurende een tijd van 20 jaren.
Dat adres is eerst 20 Juni bij ons ingekomen, en er
is derhalve geen gelegenheid geweest om onderzoek te
doen naar de juistheid der in het adres medegedeelde
feiten en der daaruit gemaakte gevolgtrekkingen, Wij
hebben daarom de eer u voor te stellen het adres in
onze handen te stellen, ten einde u daaromtrent in
eene volgende vergadering nader een voordracht te doen.
Gelijk voorstel doet de voorzitter ook met be
trekking tot het tweede adres.
Naar aanleiding van dit voorstel zegt de heer Hen-
neqatn. Mijnheer de voorzitter, niet zonder bevreem
ding heb ik kennis genomen van het voorstel van
gedeputeerde staten om de behandeling dezer zaak uit
te stellen. Dit zou dan tot de najaarsvergadering zijn.
M. i. bestaan er echter geen bezwaren tegen een dade
lijke behandeling. Wij zijn gewoon, dat de ingekomen
adressen ons met een advies van gedeputeerde staten
bereiken. Ik zie thans geen noodzakelijkheid voor dezen
weg, want de zaak is niet nieuw. Blijkens het
verslag van de vergadering van Juli 1888 is dezelfde
zaak ook in die zittiDg reeds behandeld en is toen
reeds hetzelfde verzoek gedaan. Toen reeds is ge
vraagd de subsidie voor twintig jaar te verleenen,
indien de regeering geen subsidie schonk. Dit laatste
is nu vrij wel uitgemaakt. Of het rijk alsnog de onder
neming zou willen steunen zou dus de eenige zaak zijn,
die nog onderzocht moest worden. Mochten Gedepu
teerde staten nog in deze zitting hun advies kunnen
uitbrengen, dan zon ook deze vergadering kunnen
beslissen. Valt hare beslissing ten gunste van adres
santen uit dan zou dit jaar de tram nog kunnen in
exploitatie komen, wat wordt de zaak uitgesteld
natuurlijk niet meer mogelijk is.
De heer Stevens. Mijnheer de voorzitter, ik kan
mij volkomen vereenigen met hetgeen de heer Henne-
-quin heeft gezegd. Deze zittiDg zal waarschijnlijk
Rijvoegsel van de Hiddelburgsche Courant van itlnanda
drie dagen duren. Gedeputeerde staten zullen Vrijdag,
dunkt mij, wel in staat zijn een advies nit te brengen.
Zoo ik mij niet vergis, dan heeft de voorzitter van
het comité te kennen gegeven, dat de tram, indien het
verzoek wordt ingewilligd, nog dit jaar in exploitatie
zou kunnen komen. Bij uitstel van deze zaak tot de
najaarsvergadering zou derhalve de opening der tram
tot een volgend jaar uitgesteld worden.
De heer Buteux. Het is moeilijk om namens Ge
deputeerde staten te antwoorden, omdat er thans
geen Gedeputeerde staten zijn. Intusschen meen ik
in herinnering te knnnen brengen dat indertijd tot
deze zelfde vergadeting de vraag is gericht om een
subsidie voor langer termijn dan tien jaren, zoo geen
rijkssubsidie mocht worden verleend, en dat toen op
voorstel van het gedeputeerd college afwijzend is
beschikt. De stukken, [die thans zijn overgelegd, bij
het verzoekschrift, namelijk het adres van het comité
aan de Tweede kamer van de Sta ten-generaal gericht,
naar aanleiding van den brief van den minister van
waterstaat, die indertijd door het comité werd ont
vangen, bevat eene mededeeling van bijzondetheden,
die behooren te worden onderzocht, wil men met vrucht
een voorstel kunnen doen omtrent het nader verzoek
schrift, thans ingekomen, en dat onderzoek- is onmoge
lijk in den korten tijd tussehen deze en eene volgende
bijeenkomst.
Was de zaak zoo urgent, dan bad men vroeger
moeten komen met deze adressen.
De heer Hennequln. Zoo ik mij niet bedrieg,
maar na de verzekering van het geachte lid van
Gedeputeerde staten twijfel ik eraan, is over die vraag
in der tijd niet gestemd. Maar bovendien al ware dat
zoo, sedert is misschien de stemming dezer vergade
ring veranderd. Mij dankt dat de kwestie niet van
zoo veel omvattenden aard is dat Gedeputeerde staten
niet nog in deze zitting een voorstel zonden kannen
indienen. De eenige vraag zal toch zijn: zal het rijk
eene bijdrage geven of zal het dit niet doen? Men
kan dan de conditie stellen: indien het rijk subsidieert,
staat de provincie de verlenging van de bijdrage tot
een twintigjarige niet toe. Ik hoop daarom dat Ge
deputeerde staten alsnog op nitnoodiging der staten
hun advies in deze zitting zullen willen geven.
De voorzitter merkt op dat bij behandeling nog
in deze bijeenkomst het mogelijk kan zijn dat, naar
aanleiding van de beschouwingen, voorkomende in
bet adres, inlichtingen zullen worden gevraagd, die
het gedeputeerd college niet zou kunnen geven. Dit
is een der redenen, waarom gedeputeerde staten aan
een uitstel der zaak de voorkeur wenschen te geven.
De beraadslaging wordt alsnu gesloten en het amen
dement van den heer Henneqnin in stemming gebracht
en verworpen met 22 tegen 20 stemmen.
Tegen stemden de heeren Buteux; J. C. R. van
van der Bilt, Pompe van Meerdervoort, Van Lijnden,
Van der Vliet, Van der Have, Brevet, Van Woelderen,
Van Deinse, Snonck Hnrgronje, Dronkers, Van der
Beke Callenfels, Quarles van Uflord, Heijse, Den Boer,
Van Teijlingen, Lantsheer, Van Uije I'ieterse, Berdenis
van Berlekom, Wagtho, Sipkes en Van Schouwen.
Beide adressen worden alzoo naar Gedeputeerde staten
gerenvoyeerd om daaromtrent later een voorstel te doen.
De voorzitter legt over een voorstel van Gede
puteerde staten aangaande het adres van P. Verburg Mz.
en andere ingezetenen van 's Heerenhoek, Driewegen,
Ovezaude en Nieuwdorp tot oprichting van een steiger
te Borsseie.
Dit adres luidt:
„Geven eerbiedig te kennen:
De ondergeteekenden, alle ingezetenen van Borsseie,
's Heerenhoek, Driewegen, Ovezand en Nieuwdorp:
15 Juli 1889, 2