ZITTING VAN VRIJDAG 5 JULI 1889.
11
tentoonstelling moeten wij echter den grootst moge
lijken spoed betrachten en beseheidenlijk vragen, want
ons resten nog slechts enkele weken.
Zonder de verlangde crediet- en waarborg-stelling
zon de zaak niet op soliede wijze uitvoerbaar schijnen,
en das noch het Nederlandsch landbouw-comité, noch
de commissie van uitvoering de moreele verantwoor
delijkheid mogen dragen.
Wij mogen echter de stellige verwachting uitpreken
dat, met dien steun, deze waarlijk nationale zaak, in
't belang van landbouw, handel en scheepvaart zal
tot stand komen en de financieele uitkomsten der
geheele inzending zeer bevredigend zullen zijn.
De raming der kosten eener inzending naar Buenos-
Ayres, luidt als volgt
Aankoop van 50 stuks rundvee a 400 f 20.000;
12 stuks paarden a f 900 f 10.8008 stuks
wolvee a 100 800; te zamen 31.600.
Kosten vanVoeding en oppassing aan boord,
transport, visitatie, legalisatie etc. a 265 (voor 70
stnks) f 18.550assurantie (10 pCt.) 3160te
zamen f 21.710.
Voeding en oppassing te Buenos-Ayres gedurende
60 dagen a j 2.50 per stuk per dag f 10.500stel
onvoorziene uitgaven 1190te zamen 11.690.
Kosten van tentoonstelling met waarschijnlijke
stichting van een paviljoen t 10.000.
Crediet voor eventueel verlies, te verieenen door de
regeering, 25.000; waarborgstelling van de provin
ciën f 20.000van de maatschappijen enz. f 20.000;
van particulieren f 10.000; te zamen 75.000.
De heer Den Boer brengt het algemeen ver
slag der atdeelingen uit.
Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel
genomen 38 ledeD, waaronder 6 leden vau Gedeputeerde
staten.
In eene afdeeling hadden breedvoerige besprekingen
plaats en was de meerderheid voor het voorstel, ter
wijl in de beide andere atdeelingen geen der leden
bezwaar had.
De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde staten
in dit verslag geene aanleiding hebben gevonden om
hun voorstel te wijzigen.
De beraadslaging geopend zijnde, verlangt niemand
het woord. Daarna tot stemming overgaande wordt
het voorstel aangenomen met 41 tegen eene stem,
die van den heer Bolle.
f. voorstel tot het verieenen van een renteloos
voorschot voor den bouw eener nieuwe sluis
aan het einde der haven van Goes.
Het voorstel luidt
Door burgemeester en wethouders van Goes werd
bij hun hieronder atgedrukt schrijven van 24 Juli 1888
onze hulp ingeroepen tot verkrijging van geldelijken
steun voor deu bouw eener nieuwe sluis aan het einde
der haveD, waarvan de kosten werden geraamd op
175000.
Het ooderzoek en de overweging van deze gewichtige
aangelegenheid gaven ons de overtuiging, zoo wel dat
spoedige voorziening noodzakelijk is, als dat er termen
zijn voor rijk en provincie om de gemeente te onder
steunen, welke niet bij machte is de zoo aanzienlijke
uitgaat alleen te dragen.
Wij aarzelden dan ook niet, om den minister van
waterstaat, handel en nijverheid, bij den mede hier
onder afgedrukten brie! van 5 October 1888, voor te
stellen het verieenen vau rijks hulp wel te willen
bevorderen.
De minister, op wiens voordracht de concessie
voor de beffiog van haven en sasgeld inmiddels tot 1
Mei IE90 is verleDgd heett bij schrijven van 10
April 1889 ons medegedeeld, dat, zoo door u wordt
besloten om 2/3 der kosten als renteloos voorschot te
verstrekken, hij van zijne zjjde zal trachten te bevor
deren dat ook van wege het rijk een subsidie tot het
nog ontbrekende bedrag worde verleend.
Het eenstemmig ongunstig oordeel van alle deskun
digen over den tegenwoordigen toestand van het Sas
doet ons even ais den raad van Goes, die wel de
naast belanghebbende is de overtuiging koesteren
dat metterdaad spoedige voorziening en wel een
zeer kostbare onvermijdelijk is. f)
Aan de in onzen brief aan den minister ontwikkelde
gronden voor het verieenen van hulp van wege rijk eu
provincie hebben wij niets toe te voegen.
Dat de gemeente Goes onmachtig is uit eigen mid
delen de kosten te bestrijden, is onze stellige over
tuiging. Ontvangt zij 1/3 van de kosten van het rijken
worden de overige 2/3 haar renteloos door de provincie
ter leen verstrekt, zoo heett zij toch voor teruggaaf iu
20 termijnen te zorgen en derhalve f 5500 a 6000
gedurende 20 jaren te betalen. Dit bedrag is zeker
nog zeer aanzienlijk te noemeD, en de raad heeft dan
ook herhaalde pogingen aangewend om ons te bewe
gen tot het doen van voor de gemeente gunstiger
voorstellen aan uwe vergadering. Van de zijde van
Goes is er op gewezen dat de finantiëele toestand
sedert Juli 1888 nog veel ongunstiger is geworden,
vooral door de verplaatsing der bekende stoommeel-
fabriek, welke niet alleen groote vermindering van de
haven en sasgelden, maar ook van de draagkracht der
ingezetenen ten gevolge heelt.
Wij hebben echter gemeend hoewel ten volle
beamende dat de last, welke de gemeente te dragen
krijgt, vooral in de tegenwoordige omstandigheden zeer
bezwarend is dat, met het oog eenerzijds op de
mate van het provinciaal belang dat bij deze aange
legenheid is betrokken, en anderzijds op andere be
hoeften en andere eiscben, welke aan de provinciale
kas worden gesteld, van de provincie geen zwaarder
offer kan worden gevergd, dan uit het verieenen van
een renteloos voorschot voortspruit.
Wij durven niet verder gaan en hebben dan ook
bezwaar gemaakt, zoowel om u voor te stellen evenals
het rijk 1/3 in de kosten bij te drageo, als om u iu
overweging te geven 2/3 der kosten renteloos te ver
strekken, onder beding van teruggaaf in 40 of in 30
termijnen.
Hoewel de raming thans f 175.000 bedraagt, achten
wij het geraden een maximum van 180.000 voor de
kosten en alzoo van f 120.000 voor het renteloos voor
schot aan te nemen. Vrees voor noodelooze opdrijving
van het cijfer ten gevolge van het stellen vau dat
maximum, behoeft natuurlijk niet te bestaan.
Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer
U voortestelleD, het besluit te nemen, dat in ontwerp
hierbij is gevoegd.
Bij aanneming van ons voorstel hopen wij U later
de noodige voorstellen te doen ter bestrijding van de
uitgaafdaar de beslissing der Staten Generaal niet
voor het einde van dit jaar te wachten is, zal ver
moedelijk eerst in de tweede helft van het volgende
jaar het geld te verstrekken zijn.
Omtrent de geschiedenis van het Goesche Sas (1809—1819)
en omtrent hetgeen thans ter voorziening noodig geoordeeld wordt,
zijn vele bijzonderheden vermeld in het verslag van den toestand
der gemeente Goes over 1885, p. 108 tot 118, in een rapport van
den ingenieur van 's rijks waterstaat dd. 25 Januari 1888, in een
rapport van den heer C. L. M. Lambrechtsen dd. 80 Juni 1888
aan burgemeester en wethouders van Goes, en in het rapport van
den hoofd-ingenieur van den provincialen waterstaat aan ons
college dd. 17 Augustus 1888. Al deze stukken liggen ter griffie
ter inzage.