W oensdag 3 Juli. N°. 155. 132° Jaargang. 1889. Eigen Hulp. Nationale Militie. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.— Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bi] abonnement lager: Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte: Middelburg 2 Juli. BEKENDMAKINGEN. iiiiii)ui;iii(.s(iir (iiiiiiM. Thermometer. Middelburg 2 Juli. vm. 8 u. 67 gr. m. 12 u 71 gr. av. 4 u. 67 gr. F Verwacht verand. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van j Advertentiën Nieuwenhtjijzen.Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- i moeten des namiddags te een uur bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam de Geur. Belinfante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, aan het bureau bezorgd zyn, wille* annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen I. Iu het jongste nomraer van het Sociaal Weekblad wordt een bekende kwestie ter sprake gebracht, een kwestie die in ons maatschappelijk leven van veel invloed is en meer en meer dreigt te worden. Hoe kan het ook ander3 Een groot deel van nijvere burgers ziet zich in vele gemeenten bedreigd door een concurrentie, die voor hen noodlottig worden kan. En het ligt dus voor de hand dat zij bedacht zijn op middelen om die concur rentie te keeren, in ieder geval haar nadee- Jigen invloed voor hen zooveel mogelijk tegen te gaan. Aan den anderen kant staat de ambte naarswereld die, ook bedacht op eigen voor deel, zich er.op toelegt om langs den weg van coöperatie voor zich het verkrijgen van noodige levensbehoeften zoo voordeelig mo gelijk te maken en daardoor den strijd om het bestaan zich te vergemakkelijken. Beide partijen staan scherp tegenover elkaar, zoo scherp als slechts mogelijk is en te verwachten wanneer het eigen belang de voornaamste drijfveer is om dien strijd te strijden. Het is bekend hoe zelfs bij verkiezingen, vooral van raadsleden, de invloed van dien strijd zich deed gevoelen; en hoe tegenover de vereeniging Eigen Hulp een bond is opgericht om haar invloed en macht te breken. Het betreft hierbij dus een belangrijk vraagstuk dat wel nadere overweging waard is. En nu door den heer H. C. W. L. Beerstecher in het bovengenoemd weekblad een beschouwing wordt gewijd aan de Be strijding der coöperatieve verbruiksvereeniging, vinden wij daarin aanleiding om op deze belangrijke zaak de aandacht van onzen lezerskring eens te vestigen. Wij doen dit te eer, omdat het opstel van den heer Beerstecher naar onze meening niet vrij te pleiten is van eenzijdigheid; en liij daarbij twee voorname punten over het hoofd ziet: in de eerste plaats het feit dat Eigen Hulp langzamerhand is ontaard van zijn oorspronkelijke bestemming en ten tweede dat een winkelier geen winkel doet uit philantropie, maar om daarin een bestaan te vinden reden waarom zijn heftig verzet tegen Eigen Hulp alleszins begrijpelijk wordt en men van hem niet kan verwachten dat hij zoetsappig tegenover dergelijke concur renten gestemd zij. Beide partijen slaan tot overdrijving over aan beide kanten is schuld van den ge spannen toestand, die in de laatste jaren is ontstaan, en het gaat niet aan om dien voornamelijk te wijten aan de houding der neringdoenden en deze ongemotiveerd te noemen. Om dit nader uiteen te zetten weten wij niet beter te doen dan eerst het woord te geven aan den heer Beerstecher. Deze herinnert er aan hoe coöperatieve verbruiksvereenigingen in het leven zijn geroepen met het loffelijk doel om den werk man eenige lotsverbetering te verschaffen door de eerste levensbehoeften beter onder zijn bereik te stellen. Langzamerhand hebben zij zich onder velerlei gestalte uitgebreid. Het is de overtuiging van den schrijver dat coöperatie lang niet op alle artikelen kan toegepast wordende strijd betreft dus slechts een deel der belanghebbende winkeliers. Welke ondernemingsvorm de beste is voor deze soort vereenigingen kan" zoo schrijft hjj »slechts de praotjjk leeren. Want hier zien we een winkel, die sterk bloeit en de meest uiteenloopende zaken te koop biedt daar een zaak, waarvan de beheerder zich slechts op één artikel heeft toe te leggen, en die des ondanks toch een kwijnend bestaan leidt. In het algemeen zal denaamlooze ven" nootschap met een griot kapitaal, verdeeld in kleine aandeelen, beheerd door een alge meen vertrouwd persoon, en gecontroleerd door een der zake kundige commissie van contröle en van advies, wel de beste vorm zijn. Men moet wel zonderling verblind zijn om te be weren, dat het doel dier associaties is, een nijvere klasse in de maatschappij te gronde te richten, terwijl zij slechts beoogen het lot van een oneindig grootere, minstens even nijvere klasse, voornamelijk bestaande uit den werkmansstand en wat men in Duitschland noemt das geistliche Proletariat, dus minimum- menschen, te verzachten. Haar streven is derhalve slechts dat, wat dreigt te zinken, steunend staande te houdenen zinkt nu die veel kleinere, zoogenaamde «tweede hand", dan moet zij dit niet wijten aan de coöpe ratieve verbruiksvereenigingen, maar moet zij in eigen binnenste den blik keeren. Yreemd genoeg, klagen sommige winkeliers over de «oneerlijke" concurrentie, welke hun door die vereenigingen wordt aangedaan. Alsof niet juist de klagers de schuld dragen van het ontstaan dier associaties, als gevolg van weinig eerlijke en baatzuchtige handelingen tegenover menschen, die zich niet kunnen en mogen laten exploiteeren. Of moet het eerlijk genoemd worden, van de consumenten bovenmatige win sten te vorderen, terwijl dezen grootendeels toch al voortdurend met nijpende zorgen te kampen hebben, om ten minste nog eenigszins den schijn op te houden en niet te zeer verstoken te blijven van de gaven, welke de natuur biedt Zijn de prijzen der winkelartikelen altijd in overeen stemming met de prijzen dier artikelen in den groothandel Wordt niet dikwijls getracht, die prijzen zoo lang mogelijk zoo hoog mogelijk te houden Geven de winkeliers nooii blijk, vooral het hoofdstuk der «menging" uit de rekenkunde maar al te goed in toepassing te kunnen brengen in de practijk van hun bedrijf En trachten zjj niet dikwijls surrogaten voor echte waar, schijn voor waarheid te laten doorgaan Om voor dergelijke praktijken gevrijwaard te blijven en niet langer in de zakken der winkeliers onre delijk hooge winsten te doen vloeien, daarom gordde het publiek zich ten strijde aan, ten einde zich minder onvoordeelige voorwaarden te bedingendus uit welgeplaatst en welbe grepen eigenbelang, Wat gaan nu sommige belanghebbende win keliers zeggen «Moeten de schrale loonen dei- arbeiders", zoo vragen zij, «op ons verhaald wordenEn wat doen ambtenaren, die be taald worden uit de belastingen, door ons met moeite opgebracht, lid van dergelijke vereeni gingen te zijn Ja lezer, 'tis waar, die ver zuchtingen zijn onlangs geslaakt in een ver gadering welk ten doel had te bespreken, op welke wijze den verbruiksvereenigingen het best de oorlog kon worden aangedaan In denzelfden geest als boven redeneerend, zou men kunnen antwoorden Moet dan verreweg het grootste deel der mensohheid slaven en sloven om van zjjn sober, armelijk loon een groot deel af te staan, teneinde het vette der aarde, ja dikwijls zelfs grooten rijkdom te verzekeren aan een kleine schare, die zich op schijngronden het monopolie meent te mogen aanmatigen van de levering van allerlei artikelen, voornamelijk levensbehoeften En hebben de ambtenaren, om nog eens op deze categorie terug te komen, hebben de ambtenaren, zeggen wij, éenige ver plichting aan heeren winkeliers, omdat de eersten betaald worden uit de opbrengst der middelen, waartoe de laatsten maar voor een zeer klein deel bijdragen? Vergelijkt men de voorbereiding tot de maatschappelijke taak en den aard daarvan van ambtenaren en winkeliers met elkaar, is er dan over 't algemeen een bil lijke verhouding tusschen beider belooning hunner werkzaamheden Slaat hier niet al te zeer de schaal over ten gunste der winkeliers Waaraan ontleent de winkelstand het recht, de vrjje concurrentie te willen beletten? Waarom vaart hjj uit tegen die in zijn oog onbillijke zucht tot «monsterachtige kapitaal-associatie" van den tegenwoordigen tijd Of is de leus «eendracht maakt macht" geen waarheid meer, waar de op zichzelf staande individuen on machtig zijn, zich aan den dwang te ontwor stelen? En wat belet heeren winkeliers langs eerlijken weg een tegenwicht in de schaal te leggen, door zich ook te vereenigen? Wat zij den concurrenten gaarne zouden willen beletten, nu zjj hun zoete winsten zien vervliegen, doen zij zeiven. Of zoeken zij voor hun inkoopen de duurste kanalen Ook hun geklaag, dat het er om te doen is, hen, een njjvere klasse tusschen producenten en consu menten, te gronde te richten, wjjst immers ook op loos alarm. Al dergeljjke ««rijjas middelen, om hun goed recht te handhaven, bewjjzen juist, hoe zwak zjj staan. Zelfs geven zjj zich bedekteljjk gewonnen. Of is er niet in winke liers-vergaderingen, bjjeen geroepen om de mid delen ter onderdrukking van de coöperatieve verbruiksvereenigingen te bespreken, herhaal delijk aangedrongen op het vormen van een tegenbond en op zoo goedkoop mogelijke levering van deugdelijke waar Waar zou het heen moeten, als de winkeliers konden eischen en verkregen het monopolie voor de levering aan de consumenten Men zou immers aan alle mogelijke willekeur ten prooi zjjn. Het is wel waar, dat zjj onderling concurreeren, maar nog lang niet in alle artikelen. En welke prak tijken bezigen zjj niet dikwjjls, om met vrucht te kunnen concurreeren Ook zjjn er nog te veel onderling vastgestelde prijzen, welke zjj maar noode loslaten. Intusschen wordt er geklaagd, dat welge- sfelden, zelfs met aardsehe goederen rjjk gé- zegenden, leden van verbruiksvereenigingen zjjn. Nu klaagt men wel, maar vergeet het middel ter uitsluiting van dergeljjke lieden aan te geven. Evenwel zouden we gaarne wenschen te vernemen, waar men de lijn wensebt te trekken, welke diegenen, die aan spraak kunnen maken op het lidmaatschap van coöperatieve verbruiksvereenigingen,scheidt van hen, die men begeert uitgesloten te zien. En zijn buitendien vermogenden niet vrjj, hun geld te steken in ondernemingen, die het al gemeen belang beoogen en dikwjjls een solide geldbelegging blijken te zjjn Hoe meer steun en instemming, hoe beter voor die vereeni gingen Ten laatste vrage men zich afgegeven zoo veel winkeliers en een daaraan evenredig aantal consumenten, die van een bescheiden loon moeten leveD, hoeveel van de eersten worden er wel gesteld, zelfs zeer rjjk door hun arbeid, en hoeveel van de laatsten Als dan nu de zucht bestaat, zooals sommige belanghebbenden zeg gen, om hen te gronde te richten, dan is dit het bewjjs, dat er een reactie ingetreden is, welke aantoont, dat men die «njjvere" klasse, die uit verkeerd begrepen eigenbelang slechts op eigen voordeel bedacht is en dat der klanten, waarvan zjj dan toch leven moet, te veel uit het oog verliest, best kan missen. We zeiden daareven «sommige belanghebbenden", omdat er gelukkig nog vele winkeliers zjjn, die weinig beducht behoeven te zjjn voor de concurrentie der coöperatieve vereenigingen, wjjl zjj door een rechtschapen en billijke behandeling, als uitvloeisel hunner leus «leven en laten leven" de consumenten te vriend weten te houden. Laten nu de winkeliers van hun kant alles doen om het publiek van hun onmisbaarheid te overtuigen door die artikelen, waarin de coöperatieve vereenigingen met gunstig gevolg als concurrent kunnen optreden, op even gun stige of gunstiger voorwaarden te leveren. Zoo niet, dan hebben zjj aan zichzelven en aan niemand anders hun ondergang te wijten. Maar laten zjj vooral eerljjke middelen bezigen, en niet op bet consumeerend publiek een dwang willen uitoefenen, die zelfs zóo ver gaat, dat zjj leden van coöperatieve vereenigingen op hun manier gaan boycotten"dat wil zeg gen gaan weren uit politieke en andere lichamen. Zoolang de coöperatieve verbruiksvereenigin gen niet zelve het behalen van grove winsten ten koste van het gehalte en de kwaliteit der artikelen zich ten doel stellen, maar zich daarentegen strikt houden aan het beginsel van eerljjke vrije concurrentie, zoolang zal het marktgeschreeuw dier winkeliers niet helpen, zullen die vereenigingen, een nuttige functie in het maatschappeljjk raderwerk vervullend, ook niet te gronde te richten zjjn. De winkeliers beweren»«Wjj kunnen, om dat we in de maatschappeljjke keten de scha kel vormen tusschen producenten en consumen ten, niet gemist worden, want neemt men er éen schakel uit, dan breekt de ketting." Nota bene Alsof het niet rationeeler zou zjjn, te zeggen als een ketting dreigt te breken, doordat een der schakels, om welke reden ook, onbruikbaar is geworden, dan is het plicht, die schakel onverwijld door een nieuwe te vervangen." In een volgend opstel zullen wij enkele beweringen van den schrijver van naderbij beschouwen, aan zijn tegenpartij ook het woord laten, om vervolgens met eenige op merkingen te besluiten. Oproeping van verlofgangers der lichting 1887. De burgemeester van Middelburg, gezien de circulaire van den commissaris des konings in deze provincie van den 1 Mei 1889, A no. 791/1, 3de afdeeling (Provinciaal blad no. 46,) roept bjj deze op de in deze gemeente wo nende milicien-verlofgangers der lichting 1887 behoorende tot de vestingtelegrafisten van het korps genietroepen om op den tijd en de plaats als in de aan hen uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te zjjn, voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen bij hun vertrek met groot verloi medegenomen, benevens van hun verlofpas, ten einde rechtstreeks naar hun corps te ver trekken. Zij moeten zich vooraf on wel op Donderdag den 11 Juli a., des voormiddags tusschen 9 en 10 uren, bij den burgemeester hunner woon plaats aanmelden, voorzien van hun verlofpas, ten einde de noodige biljetten, alsmede dag geld, indien zjj dit verlangen en daarop recht hebben, te ontvangen. De verlofgangers, die op het bepaalde uur niet ter aflevering verschjjnen, worden bjj hun corps gestraft. Zjj, die niet aan de oproeping voldoen, wor den als deserteurs behandeld, terwjjl de genen, die door ziekte verhinderd worden op den bepaalden dag onder de wapenen te komen, van die omstandigheid, onder overleg ging van eene verklaring van den geneesheer, tijdig kennis behooren te geven aan den bur gemeester. Na hun herstel vervoegen zjj zich bjj bun corps. Middelburg, den 2 Juli 1889. De burgemeester voornoemd, S CHOREE,. Wjj ontvingen een schrijven uit Nieuwpoort (België) van den volgenden inhoud Wjj nemen de vrijheid uwe aandacht te vestigen op een feit, dat voor de Zeeuwsche oesterkweekers nadeelige gevolgen moet hebben. Wij hebben alhier eene oesterkweekerjj op gericht, ten doel hebbende om jonge oesters (in Zeeland) op te koopen en alhier uit te zaaien. In dit voorjaar nu ontvingen wjj van Zeeland ongeveer 600 duizend stuks in twee bezendin- gen, beide keeren met een open vischschuit, die wjj van hier uitgezonden hadden. Den eersten keer ging alles goed. De visch schuit moest beide keeren in Vlissingen noch loodsgeld, noch andere rechten betalen. Ook hier ging de eerste maal alles naar wensch maar den tweeden keer verklaarde het bestuur van het zeewezen alhier dat de vischschuit, hoewel open zjjnde, voorzien van zijne netten en vischgereedsohap loodsgeld en andere kosten moest betalen. Wij zjjn daarom verplicht ge weest fl. 42 te betalen, naar ons inzien on rechtmatig. De wet op het loodswezen in België rust op eene conventie met Holland van 20 Mei 1843, herzien 15 Juli 1863. In art. 48 paragraai 5o. daarvan staat uitdrukkeljjk «Van de verplichting om eenen loods te nemen zjjn uitgezonderd: «De tot de beide natiën behoorende vaartui gen of schuiten, dienende tot de haring-, zouten- en versche vischvangst, zooals ook het ver voer van verschen zee- of gezouten visch enz." De overeenkomst is duideijjk, en Holland voert de conventie lojjaal uit, maar België heft een recht, dat in strijd is met bovenge noemde conventie, en daardoor den oesterhan- del van Zeeland een gevoeligen slag toebrengt. Wordt aan deze overmatige eischen van het Belgisch gouvernement geen paal en perk ge steld, dan zullen wij de 3 of 4 millióen jarige oesters, die wjj den volgenden winter noodig hebben, niet in Zeeland kunnen koopen, maai verplicht zjjn ze per spoor uit Frankrjjk te doen komen. Het is, dunkt ons, daarom zeer raadzaam dat in uw veel gelezen blad de aandacht der Neder- landsche regeering en het Nederlandsch publiek op dit feit worde gevestigd. Men doe wat men kan om de Belgische regeering te overtuigen van de onbilljjkheid van den toegepasten maat regel. Ter voorziening in den kwjjnenden toestand van sommige takken van landbouw heeft de heer Bahlman, lid der Tweede kamer, een voorstel van wet ingediend tot invoering van graanrechten. Art. 1 strekt om bjj invoer de volgende rech ten te heffen: als van tarwe ƒ1.20; rogge 0.60gerst 0.60 boekweit 0.30 haver ƒ0.30; mais/0.30; spelt, gepeld ƒ0.60; idem ongepeld 0.80gepeld of gebroken graan, grutten enz.,, niet afzonderlijk belast 0.60 brood, beschuit en meel van graan 2.40 boonen en wikken 0.30 erwten 0.60 stjjfsel van alle soorten 4.00 gist 20, en mout ƒ1.07, alles per 100 kilogram. Art. 2 kent op den uitvoer van, van buitenlandsch graan vervaardigde fabrikaten vergoeding.voor inkomend recht toe, te wetenvoor binnentandsch gedistilleerd uit graan per 100 liter gedistilleerd van 50 percent ƒ1.50; voor meel, brood en beschuit, gerekend dat 75 kilogram vertegen woordigd worden door 100 kilogram tarwe of roggevoor stijfsel, gerekend dat 50 kilogram vertegenwoordigd worden door 100 kilogram tarwe of mais. Art. 3. Aan fabrikanten van in art. 2 op genomen goederen, bestemd voor den buiten- landschen handel, welke granen als grondstoften bezigen, zal, boven en behalve derzelver bevoegd heid tot het genot van entrepot, een crediet voor de rechten van drie maanden na den inslag van elke partij verleend kunnen worden, onder behoorljjke borgstelling. Het bedrag der vergoedingen voor uitvoer zal hierop, en wel door afschrijving op den eerst vervallenden termjjn, worden gekort, en het resteerende ten vervaldage in contanten gelde moeten aangezuiverd wordeu. De verdere bepalingen omtrentdewjjze, waarop deze vergoedingen worden toegekend, wordt door ons bjj algemeenen maatregel van bestuur vastgesteld. Art. 4. Het invoerrecht op gedistilleerd en alle daaronder begrepen vloeistoffen, bepaald bjj art. 9 der wet van 1 Mei 1863 Staatsblad no 47) wordt verhoogd van ƒ3.50 tot ƒ7. Art. 5. De woorden drie en een haloen cent, voorkomende in litera b eerste en tweede lid van art. 2 der wet van 25 Juli 1871, houdende bepalingen omtrent den accjjns op bier en azijn Staatsblad no 92) worden veranderd in twee en driekwart cent." De regeering heeft geantwoord op het voor- loopig verslag omtrent het ontwerp tot verlen ging van den diensttjjd voor de landmilitie, lichting 1884 en de zeemilitie, lichting 1885. Zjj handhaaft het ontwerp, verklaart dat zjj niets liever wenscht dan de in art. 181 der grondwet bedoelde wettelijke regeling tot stand te brengen, dat aan de samenstelling van een daartoe strekkend wetsvoorstel bereids onafge broken wordt gearbeid en dat het haar ernstig streven is, dien arbeid met spoed in gereed heid te doen brengen, geheel in overeenstem ming met de verklaring, op den 13en Juli 1888 door den minister van oorlog afgelegd. Intus schen zal het zelfs met de meeste inspanning, ook wegens den omvang van den arbeid, waarbjj in vele opzichten op wetgevend terrein een geheel nieuw gebied moet worden betreden, niet wel mogelijk zjjn, dat het wetsontwerp nog in den loop van dit zittingjaar de kamer bereikt. Hoe de regeering denkt over de door de staatscommissie gedane voorstellen en welk gebruik zjj wenscht te maken van de voor lichting der commissie zal bljjken uit de in te dienen wetsvoordracht tot regeling van den verplichten krijgsdienst. Zjj acht het niet wenscheljjk op dit oogenblik het debat te openen over die voorstellen. Met de indiening van het wetsvoorstel beoogt de regeering niets anders dan binnen de grenzen en op de wijze, daarvoor bjj de vigeerende mi- litiewet aangegeven, te waken tegen een tekort op de organieke sterkte van het leger en aan zeemiliciens. Zjj vindt voor die zorg aanleiding inden algemeenen politieken toestand in Europa, terwjjl verlenging van den diensttjjd voor éene lichting haar daartoe voldoende is voorgekomen. De voorgestelde maatregel moet dus worden beschouwd als niet ver reikend en slechts van tjjdelijken aard. Bjj de marine is er ten opzichte van het in oorlogstjjd benoodigde personeel en het thans aanwezige materieel een tekort aan officieren en kader. De regeering stelt zich voor daaraan tege« moet te komen door bjj mobilisatie op de ram» schepen en monitors een luitenant ter zee 2e klasse minder te plaatsen, voorts de beschik bare adelborsten le klasse, zoomede de beschik bare luitenants der mariniers, daar in te deelen waar zjj het nuttigst kunnen worden gebezigd, Ook van de diensten der nog voor den dienst geschikte gepens. en eervol ontslagen officieren de laatsten voor zooverre zjj zich daartoe aanmelden zal bjj intredenden oorlogstoe stand onmiddelljjk gebruik gemaakt worden. De regeering deeit voorts mede dat zjj een bescheiden vermeerdering van het aantal luite nants ter zee der le en 2e kl. bjj de eerst komende begrooting denkt voor te stellen. Wat bet Jsader betreft, stelt de regeering

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1