W oensdag
3 Juli.
N°. 155.
132° Jaargang.
1889.
Eigen Hulp.
Nationale Militie.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.—
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bi] abonnement lager:
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Middelburg 2 Juli.
BEKENDMAKINGEN.
iiiiii)ui;iii(.s(iir (iiiiiiM.
Thermometer.
Middelburg 2 Juli. vm. 8 u. 67 gr.
m. 12 u 71 gr. av. 4 u. 67 gr. F
Verwacht verand. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van j Advertentiën
Nieuwenhtjijzen.Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- i moeten des namiddags te een uur
bureau van Nijgh Van Ditmar te Rotterdam de Geur. Belinfante, te 's Gravenhage, en het Algemeen advertentiebureau van A. de la Mar Azn, te Amsterdam, aan het bureau bezorgd zyn, wille*
annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. zij des avonds nog worden opgenomen
I.
Iu het jongste nomraer van het Sociaal
Weekblad wordt een bekende kwestie ter
sprake gebracht, een kwestie die in ons
maatschappelijk leven van veel invloed is
en meer en meer dreigt te worden.
Hoe kan het ook ander3
Een groot deel van nijvere burgers ziet
zich in vele gemeenten bedreigd door een
concurrentie, die voor hen noodlottig worden
kan. En het ligt dus voor de hand dat zij
bedacht zijn op middelen om die concur
rentie te keeren, in ieder geval haar nadee-
Jigen invloed voor hen zooveel mogelijk tegen
te gaan.
Aan den anderen kant staat de ambte
naarswereld die, ook bedacht op eigen voor
deel, zich er.op toelegt om langs den weg
van coöperatie voor zich het verkrijgen van
noodige levensbehoeften zoo voordeelig mo
gelijk te maken en daardoor den strijd om
het bestaan zich te vergemakkelijken.
Beide partijen staan scherp tegenover
elkaar, zoo scherp als slechts mogelijk is en
te verwachten wanneer het eigen belang de
voornaamste drijfveer is om dien strijd te
strijden.
Het is bekend hoe zelfs bij verkiezingen,
vooral van raadsleden, de invloed van dien
strijd zich deed gevoelen; en hoe tegenover
de vereeniging Eigen Hulp een bond is
opgericht om haar invloed en macht te breken.
Het betreft hierbij dus een belangrijk
vraagstuk dat wel nadere overweging waard
is. En nu door den heer H. C. W. L.
Beerstecher in het bovengenoemd weekblad
een beschouwing wordt gewijd aan de Be
strijding der coöperatieve verbruiksvereeniging,
vinden wij daarin aanleiding om op deze
belangrijke zaak de aandacht van onzen
lezerskring eens te vestigen.
Wij doen dit te eer, omdat het opstel van
den heer Beerstecher naar onze meening
niet vrij te pleiten is van eenzijdigheid; en
liij daarbij twee voorname punten over het
hoofd ziet: in de eerste plaats het feit dat
Eigen Hulp langzamerhand is ontaard van
zijn oorspronkelijke bestemming en ten tweede
dat een winkelier geen winkel doet uit
philantropie, maar om daarin een bestaan
te vinden reden waarom zijn heftig verzet
tegen Eigen Hulp alleszins begrijpelijk wordt
en men van hem niet kan verwachten dat
hij zoetsappig tegenover dergelijke concur
renten gestemd zij.
Beide partijen slaan tot overdrijving over
aan beide kanten is schuld van den ge
spannen toestand, die in de laatste jaren is
ontstaan, en het gaat niet aan om dien
voornamelijk te wijten aan de houding der
neringdoenden en deze ongemotiveerd te
noemen.
Om dit nader uiteen te zetten weten wij
niet beter te doen dan eerst het woord te
geven aan den heer Beerstecher.
Deze herinnert er aan hoe coöperatieve
verbruiksvereenigingen in het leven zijn
geroepen met het loffelijk doel om den werk
man eenige lotsverbetering te verschaffen
door de eerste levensbehoeften beter onder
zijn bereik te stellen.
Langzamerhand hebben zij zich onder
velerlei gestalte uitgebreid.
Het is de overtuiging van den schrijver
dat coöperatie lang niet op alle artikelen
kan toegepast wordende strijd betreft dus
slechts een deel der belanghebbende winkeliers.
Welke ondernemingsvorm de beste is voor
deze soort vereenigingen kan" zoo schrijft
hjj »slechts de praotjjk leeren. Want hier
zien we een winkel, die sterk bloeit en de
meest uiteenloopende zaken te koop biedt
daar een zaak, waarvan de beheerder zich
slechts op één artikel heeft toe te leggen, en
die des ondanks toch een kwijnend bestaan
leidt. In het algemeen zal denaamlooze ven"
nootschap met een griot kapitaal, verdeeld
in kleine aandeelen, beheerd door een alge
meen vertrouwd persoon, en gecontroleerd door
een der zake kundige commissie van contröle
en van advies, wel de beste vorm zijn. Men
moet wel zonderling verblind zijn om te be
weren, dat het doel dier associaties is, een
nijvere klasse in de maatschappij te gronde
te richten, terwijl zij slechts beoogen het lot
van een oneindig grootere, minstens even
nijvere klasse, voornamelijk bestaande uit den
werkmansstand en wat men in Duitschland
noemt das geistliche Proletariat, dus minimum-
menschen, te verzachten. Haar streven is
derhalve slechts dat, wat dreigt te zinken,
steunend staande te houdenen zinkt nu die
veel kleinere, zoogenaamde «tweede hand",
dan moet zij dit niet wijten aan de coöpe
ratieve verbruiksvereenigingen, maar moet zij
in eigen binnenste den blik keeren.
Yreemd genoeg, klagen sommige winkeliers
over de «oneerlijke" concurrentie, welke hun
door die vereenigingen wordt aangedaan. Alsof
niet juist de klagers de schuld dragen van het
ontstaan dier associaties, als gevolg van weinig
eerlijke en baatzuchtige handelingen tegenover
menschen, die zich niet kunnen en mogen laten
exploiteeren. Of moet het eerlijk genoemd
worden, van de consumenten bovenmatige win
sten te vorderen, terwijl dezen grootendeels toch
al voortdurend met nijpende zorgen te kampen
hebben, om ten minste nog eenigszins den schijn
op te houden en niet te zeer verstoken te blijven
van de gaven, welke de natuur biedt Zijn de
prijzen der winkelartikelen altijd in overeen
stemming met de prijzen dier artikelen in den
groothandel Wordt niet dikwijls getracht, die
prijzen zoo lang mogelijk zoo hoog mogelijk te
houden Geven de winkeliers nooii blijk, vooral
het hoofdstuk der «menging" uit de rekenkunde
maar al te goed in toepassing te kunnen brengen
in de practijk van hun bedrijf En trachten zjj
niet dikwijls surrogaten voor echte waar, schijn
voor waarheid te laten doorgaan Om voor
dergelijke praktijken gevrijwaard te blijven en
niet langer in de zakken der winkeliers onre
delijk hooge winsten te doen vloeien, daarom
gordde het publiek zich ten strijde aan, ten
einde zich minder onvoordeelige voorwaarden
te bedingendus uit welgeplaatst en welbe
grepen eigenbelang,
Wat gaan nu sommige belanghebbende win
keliers zeggen «Moeten de schrale loonen dei-
arbeiders", zoo vragen zij, «op ons verhaald
wordenEn wat doen ambtenaren, die be
taald worden uit de belastingen, door ons met
moeite opgebracht, lid van dergelijke vereeni
gingen te zijn Ja lezer, 'tis waar, die ver
zuchtingen zijn onlangs geslaakt in een ver
gadering welk ten doel had te bespreken, op
welke wijze den verbruiksvereenigingen het best
de oorlog kon worden aangedaan In denzelfden
geest als boven redeneerend, zou men kunnen
antwoorden Moet dan verreweg het grootste
deel der mensohheid slaven en sloven om van
zjjn sober, armelijk loon een groot deel af te
staan, teneinde het vette der aarde, ja dikwijls
zelfs grooten rijkdom te verzekeren aan een
kleine schare, die zich op schijngronden het
monopolie meent te mogen aanmatigen van de
levering van allerlei artikelen, voornamelijk
levensbehoeften En hebben de ambtenaren,
om nog eens op deze categorie terug te komen,
hebben de ambtenaren, zeggen wij, éenige ver
plichting aan heeren winkeliers, omdat de
eersten betaald worden uit de opbrengst der
middelen, waartoe de laatsten maar voor een
zeer klein deel bijdragen? Vergelijkt men de
voorbereiding tot de maatschappelijke taak en
den aard daarvan van ambtenaren en winkeliers
met elkaar, is er dan over 't algemeen een bil
lijke verhouding tusschen beider belooning
hunner werkzaamheden Slaat hier niet al te
zeer de schaal over ten gunste der winkeliers
Waaraan ontleent de winkelstand het recht,
de vrjje concurrentie te willen beletten? Waarom
vaart hjj uit tegen die in zijn oog onbillijke
zucht tot «monsterachtige kapitaal-associatie"
van den tegenwoordigen tijd Of is de leus
«eendracht maakt macht" geen waarheid meer,
waar de op zichzelf staande individuen on
machtig zijn, zich aan den dwang te ontwor
stelen? En wat belet heeren winkeliers langs
eerlijken weg een tegenwicht in de schaal te
leggen, door zich ook te vereenigen?
Wat zij den concurrenten gaarne zouden
willen beletten, nu zjj hun zoete winsten zien
vervliegen, doen zij zeiven. Of zoeken zij voor
hun inkoopen de duurste kanalen Ook hun
geklaag, dat het er om te doen is, hen, een
njjvere klasse tusschen producenten en consu
menten, te gronde te richten, wjjst immers ook
op loos alarm. Al dergeljjke ««rijjas middelen,
om hun goed recht te handhaven, bewjjzen
juist, hoe zwak zjj staan. Zelfs geven zjj zich
bedekteljjk gewonnen. Of is er niet in winke
liers-vergaderingen, bjjeen geroepen om de mid
delen ter onderdrukking van de coöperatieve
verbruiksvereenigingen te bespreken, herhaal
delijk aangedrongen op het vormen van een
tegenbond en op zoo goedkoop mogelijke levering
van deugdelijke waar Waar zou het heen
moeten, als de winkeliers konden eischen en
verkregen het monopolie voor de levering aan
de consumenten Men zou immers aan alle
mogelijke willekeur ten prooi zjjn. Het is wel
waar, dat zjj onderling concurreeren, maar nog
lang niet in alle artikelen. En welke prak
tijken bezigen zjj niet dikwjjls, om met vrucht
te kunnen concurreeren Ook zjjn er nog te
veel onderling vastgestelde prijzen, welke zjj
maar noode loslaten.
Intusschen wordt er geklaagd, dat welge-
sfelden, zelfs met aardsehe goederen rjjk gé-
zegenden, leden van verbruiksvereenigingen
zjjn. Nu klaagt men wel, maar vergeet het
middel ter uitsluiting van dergeljjke lieden
aan te geven. Evenwel zouden we gaarne
wenschen te vernemen, waar men de lijn
wensebt te trekken, welke diegenen, die aan
spraak kunnen maken op het lidmaatschap
van coöperatieve verbruiksvereenigingen,scheidt
van hen, die men begeert uitgesloten te zien.
En zijn buitendien vermogenden niet vrjj, hun
geld te steken in ondernemingen, die het al
gemeen belang beoogen en dikwjjls een solide
geldbelegging blijken te zjjn Hoe meer steun
en instemming, hoe beter voor die vereeni
gingen
Ten laatste vrage men zich afgegeven zoo
veel winkeliers en een daaraan evenredig aantal
consumenten, die van een bescheiden loon moeten
leveD, hoeveel van de eersten worden er wel
gesteld, zelfs zeer rjjk door hun arbeid, en
hoeveel van de laatsten Als dan nu de zucht
bestaat, zooals sommige belanghebbenden zeg
gen, om hen te gronde te richten, dan is dit
het bewjjs, dat er een reactie ingetreden is,
welke aantoont, dat men die «njjvere" klasse,
die uit verkeerd begrepen eigenbelang slechts
op eigen voordeel bedacht is en dat der klanten,
waarvan zjj dan toch leven moet, te veel uit
het oog verliest, best kan missen. We zeiden
daareven «sommige belanghebbenden", omdat er
gelukkig nog vele winkeliers zjjn, die weinig
beducht behoeven te zjjn voor de concurrentie
der coöperatieve vereenigingen, wjjl zjj door
een rechtschapen en billijke behandeling, als
uitvloeisel hunner leus «leven en laten leven"
de consumenten te vriend weten te houden.
Laten nu de winkeliers van hun kant alles
doen om het publiek van hun onmisbaarheid
te overtuigen door die artikelen, waarin de
coöperatieve vereenigingen met gunstig gevolg
als concurrent kunnen optreden, op even gun
stige of gunstiger voorwaarden te leveren. Zoo
niet, dan hebben zjj aan zichzelven en aan
niemand anders hun ondergang te wijten. Maar
laten zjj vooral eerljjke middelen bezigen, en
niet op bet consumeerend publiek een dwang
willen uitoefenen, die zelfs zóo ver gaat, dat
zjj leden van coöperatieve vereenigingen op
hun manier gaan boycotten"dat wil zeg
gen gaan weren uit politieke en andere
lichamen.
Zoolang de coöperatieve verbruiksvereenigin
gen niet zelve het behalen van grove winsten
ten koste van het gehalte en de kwaliteit
der artikelen zich ten doel stellen, maar zich
daarentegen strikt houden aan het beginsel
van eerljjke vrije concurrentie, zoolang zal het
marktgeschreeuw dier winkeliers niet helpen,
zullen die vereenigingen, een nuttige functie
in het maatschappeljjk raderwerk vervullend,
ook niet te gronde te richten zjjn.
De winkeliers beweren»«Wjj kunnen, om
dat we in de maatschappeljjke keten de scha
kel vormen tusschen producenten en consumen
ten, niet gemist worden, want neemt men er
éen schakel uit, dan breekt de ketting."
Nota bene Alsof het niet rationeeler zou zjjn,
te zeggen als een ketting dreigt te breken,
doordat een der schakels, om welke reden ook,
onbruikbaar is geworden, dan is het plicht,
die schakel onverwijld door een nieuwe te
vervangen."
In een volgend opstel zullen wij enkele
beweringen van den schrijver van naderbij
beschouwen, aan zijn tegenpartij ook het
woord laten, om vervolgens met eenige op
merkingen te besluiten.
Oproeping van verlofgangers der lichting
1887.
De burgemeester van Middelburg, gezien de
circulaire van den commissaris des konings in
deze provincie van den 1 Mei 1889, A no.
791/1, 3de afdeeling (Provinciaal blad no. 46,)
roept bjj deze op de in deze gemeente wo
nende milicien-verlofgangers der lichting
1887 behoorende tot de vestingtelegrafisten
van het korps genietroepen om op den tijd
en de plaats als in de aan hen uit te reiken
order is vermeld, tegenwoordig te zjjn, voorzien
van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting,
door hen bij hun vertrek met groot verloi
medegenomen, benevens van hun verlofpas,
ten einde rechtstreeks naar hun corps te ver
trekken.
Zij moeten zich vooraf on wel op Donderdag
den 11 Juli a., des voormiddags tusschen 9
en 10 uren, bij den burgemeester hunner woon
plaats aanmelden, voorzien van hun verlofpas,
ten einde de noodige biljetten, alsmede dag
geld, indien zjj dit verlangen en daarop recht
hebben, te ontvangen.
De verlofgangers, die op het bepaalde uur
niet ter aflevering verschjjnen, worden bjj hun
corps gestraft.
Zjj, die niet aan de oproeping voldoen, wor
den als deserteurs behandeld, terwjjl de
genen, die door ziekte verhinderd worden
op den bepaalden dag onder de wapenen te
komen, van die omstandigheid, onder overleg
ging van eene verklaring van den geneesheer,
tijdig kennis behooren te geven aan den bur
gemeester. Na hun herstel vervoegen zjj zich
bjj bun corps.
Middelburg, den 2 Juli 1889.
De burgemeester voornoemd,
S CHOREE,.
Wjj ontvingen een schrijven uit Nieuwpoort
(België) van den volgenden inhoud
Wjj nemen de vrijheid uwe aandacht te
vestigen op een feit, dat voor de Zeeuwsche
oesterkweekers nadeelige gevolgen moet hebben.
Wij hebben alhier eene oesterkweekerjj op
gericht, ten doel hebbende om jonge oesters
(in Zeeland) op te koopen en alhier uit te zaaien.
In dit voorjaar nu ontvingen wjj van Zeeland
ongeveer 600 duizend stuks in twee bezendin-
gen, beide keeren met een open vischschuit,
die wjj van hier uitgezonden hadden.
Den eersten keer ging alles goed. De visch
schuit moest beide keeren in Vlissingen noch
loodsgeld, noch andere rechten betalen.
Ook hier ging de eerste maal alles naar wensch
maar den tweeden keer verklaarde het bestuur
van het zeewezen alhier dat de vischschuit,
hoewel open zjjnde, voorzien van zijne netten
en vischgereedsohap loodsgeld en andere kosten
moest betalen. Wij zjjn daarom verplicht ge
weest fl. 42 te betalen, naar ons inzien on
rechtmatig.
De wet op het loodswezen in België rust op
eene conventie met Holland van 20 Mei 1843,
herzien 15 Juli 1863. In art. 48 paragraai
5o. daarvan staat uitdrukkeljjk
«Van de verplichting om eenen loods te
nemen zjjn uitgezonderd:
«De tot de beide natiën behoorende vaartui
gen of schuiten, dienende tot de haring-, zouten-
en versche vischvangst, zooals ook het ver
voer van verschen zee- of gezouten visch enz."
De overeenkomst is duideijjk, en Holland
voert de conventie lojjaal uit, maar België
heft een recht, dat in strijd is met bovenge
noemde conventie, en daardoor den oesterhan-
del van Zeeland een gevoeligen slag toebrengt.
Wordt aan deze overmatige eischen van het
Belgisch gouvernement geen paal en perk ge
steld, dan zullen wij de 3 of 4 millióen jarige
oesters, die wjj den volgenden winter noodig
hebben, niet in Zeeland kunnen koopen, maai
verplicht zjjn ze per spoor uit Frankrjjk te doen
komen.
Het is, dunkt ons, daarom zeer raadzaam dat
in uw veel gelezen blad de aandacht der Neder-
landsche regeering en het Nederlandsch publiek
op dit feit worde gevestigd. Men doe wat men
kan om de Belgische regeering te overtuigen
van de onbilljjkheid van den toegepasten maat
regel.
Ter voorziening in den kwjjnenden toestand
van sommige takken van landbouw heeft de
heer Bahlman, lid der Tweede kamer, een
voorstel van wet ingediend tot invoering van
graanrechten.
Art. 1 strekt om bjj invoer de volgende rech
ten te heffen: als van tarwe ƒ1.20; rogge
0.60gerst 0.60 boekweit 0.30 haver
ƒ0.30; mais/0.30; spelt, gepeld ƒ0.60; idem
ongepeld 0.80gepeld of gebroken graan,
grutten enz.,, niet afzonderlijk belast 0.60
brood, beschuit en meel van graan 2.40
boonen en wikken 0.30 erwten 0.60
stjjfsel van alle soorten 4.00 gist 20, en
mout ƒ1.07, alles per 100 kilogram.
Art. 2 kent op den uitvoer van, van buitenlandsch
graan vervaardigde fabrikaten vergoeding.voor
inkomend recht toe, te wetenvoor binnentandsch
gedistilleerd uit graan per 100 liter gedistilleerd
van 50 percent ƒ1.50; voor meel, brood en
beschuit, gerekend dat 75 kilogram vertegen
woordigd worden door 100 kilogram tarwe of
roggevoor stijfsel, gerekend dat 50 kilogram
vertegenwoordigd worden door 100 kilogram
tarwe of mais.
Art. 3. Aan fabrikanten van in art. 2 op
genomen goederen, bestemd voor den buiten-
landschen handel, welke granen als grondstoften
bezigen, zal, boven en behalve derzelver bevoegd
heid tot het genot van entrepot, een crediet
voor de rechten van drie maanden na den
inslag van elke partij verleend kunnen worden,
onder behoorljjke borgstelling.
Het bedrag der vergoedingen voor uitvoer zal
hierop, en wel door afschrijving op den eerst
vervallenden termjjn, worden gekort, en het
resteerende ten vervaldage in contanten gelde
moeten aangezuiverd wordeu.
De verdere bepalingen omtrentdewjjze, waarop
deze vergoedingen worden toegekend, wordt
door ons bjj algemeenen maatregel van bestuur
vastgesteld.
Art. 4. Het invoerrecht op gedistilleerd en alle
daaronder begrepen vloeistoffen, bepaald bjj art.
9 der wet van 1 Mei 1863 Staatsblad no 47)
wordt verhoogd van ƒ3.50 tot ƒ7.
Art. 5. De woorden drie en een haloen cent,
voorkomende in litera b eerste en tweede lid
van art. 2 der wet van 25 Juli 1871, houdende
bepalingen omtrent den accjjns op bier en
azijn Staatsblad no 92) worden veranderd in
twee en driekwart cent."
De regeering heeft geantwoord op het voor-
loopig verslag omtrent het ontwerp tot verlen
ging van den diensttjjd voor de landmilitie,
lichting 1884 en de zeemilitie, lichting 1885.
Zjj handhaaft het ontwerp, verklaart dat zjj
niets liever wenscht dan de in art. 181 der
grondwet bedoelde wettelijke regeling tot stand
te brengen, dat aan de samenstelling van een
daartoe strekkend wetsvoorstel bereids onafge
broken wordt gearbeid en dat het haar ernstig
streven is, dien arbeid met spoed in gereed
heid te doen brengen, geheel in overeenstem
ming met de verklaring, op den 13en Juli 1888
door den minister van oorlog afgelegd. Intus
schen zal het zelfs met de meeste inspanning,
ook wegens den omvang van den arbeid, waarbjj
in vele opzichten op wetgevend terrein een
geheel nieuw gebied moet worden betreden,
niet wel mogelijk zjjn, dat het wetsontwerp
nog in den loop van dit zittingjaar de kamer
bereikt.
Hoe de regeering denkt over de door de
staatscommissie gedane voorstellen en welk
gebruik zjj wenscht te maken van de voor
lichting der commissie zal bljjken uit de in te
dienen wetsvoordracht tot regeling van den
verplichten krijgsdienst. Zjj acht het niet
wenscheljjk op dit oogenblik het debat te
openen over die voorstellen.
Met de indiening van het wetsvoorstel beoogt
de regeering niets anders dan binnen de grenzen
en op de wijze, daarvoor bjj de vigeerende mi-
litiewet aangegeven, te waken tegen een tekort
op de organieke sterkte van het leger en aan
zeemiliciens. Zjj vindt voor die zorg aanleiding
inden algemeenen politieken toestand in Europa,
terwjjl verlenging van den diensttjjd voor éene
lichting haar daartoe voldoende is voorgekomen.
De voorgestelde maatregel moet dus worden
beschouwd als niet ver reikend en slechts van
tjjdelijken aard.
Bjj de marine is er ten opzichte van het in
oorlogstjjd benoodigde personeel en het thans
aanwezige materieel een tekort aan officieren
en kader.
De regeering stelt zich voor daaraan tege«
moet te komen door bjj mobilisatie op de ram»
schepen en monitors een luitenant ter zee 2e
klasse minder te plaatsen, voorts de beschik
bare adelborsten le klasse, zoomede de beschik
bare luitenants der mariniers, daar in te deelen
waar zjj het nuttigst kunnen worden gebezigd,
Ook van de diensten der nog voor den dienst
geschikte gepens. en eervol ontslagen officieren
de laatsten voor zooverre zjj zich daartoe
aanmelden zal bjj intredenden oorlogstoe
stand onmiddelljjk gebruik gemaakt worden.
De regeering deeit voorts mede dat zjj een
bescheiden vermeerdering van het aantal luite
nants ter zee der le en 2e kl. bjj de eerst
komende begrooting denkt voor te stellen.
Wat bet Jsader betreft, stelt de regeering