„DE TENTEN VAN SEM." LAATSTE BERICHTEN. FEUILLETON. Verspreide Berichten. GRANT ALLEN. UIT STAD EN PROVINCIE. Gemeenteraad van Vlissingen. I tier voor die rechtbank verhoord werd. Hp verklaarde dat het hem ia opgevallen hoe die vrouw helder was in hare voorstellingen en in alle opzichten hem normaal leek. Zij ver klaarde dan ook in bedoelde zitting volstrekt niet onnoozel te zjjn en ook niet onnoozel ver klaard te willen worden. De rechtbank heeft het verzoek om onder curateelestelling geweigerd, wijl haar niet ge bleken ia dat M. Nortier onnoozel was. De heer mr F. J. N. van Dam, kantonrechter te Oostburg, de volgende getuige, die ook vrouw Nortier ter gelegenheid van het afnemen van den succussie-eed heeft gesproken en waargeno men,"verklaarde dat, naar den indruk dien hij van haar zieletoestand kreeg, zij zeer goed wist wat zij deed. De verdediger, de heer mr W. A. van Hoek, meenende dat de getuige verklaard had dat vrouw Nortier dien eed had begrepen, vroeg of dit juist was daar dit zeer zeker voor haar hef derheid pleiten zou, wijl die eed een verzame ling van stadhuiswoorden is die nergens naar ljjkt. Getuige verklaarde dit echter niet beweerd te hebben. De heer mr F. J. Brevet, notaris te Yzendjjke, de zesde getuige, die als notaris voor M. Nortier haar eigendom in veiling had gebracht; doch omdat dit te weinig opbracht niet toewees, gaf eveneens inlichtingen omtrent de houding en de wijze van doen van zijn cliënt bij die gelegenheid. Die maakte niet den indruk als zou zij aan krankzinnigheid lijden. De getuige heeft ook, naar aanleiding van het gedaan verzoek om onder curateele stelling, een gesprek gevoerd met zekeren Cuvelier, die ten stelligste tegensprak dat M. N. onnoozel zijn zou. De volgende getuige H. Lochmans, brigadier der marechaussée te IJzendijke, die herhaalde lijk met M. N. in aanraking kwam, heeft nimmer iets van stoornis in hare geestvermo gens bemerkt. Hem werd gevraagd hoe de verhouding is tusschen den burgemeester van Hoofdplaat en den gemeenteraad, waarop hij antwoordde dat de harmonie wel wat te wenschen overlaat en de minder goede verstandhouding tusschen den burgemeester en het dag. bestuur wel eens aanleiding tot processen-verbaal gaf. Door den verdediger werd aan dezen getuige gevraagd, wat de beteekenis is van het in de volkstaal meermalen gebruikte woord »duts." Getuige gaf hieromtrent ten antwoord dat »duts" gebruikt werd om iemand aan te duiden die aan toevallen leed, die ongelukkig was. De ambtenaar van het openbaar ministerie, de heer mr J. A. Van Hoek, deelde mêe dat het woord gebruikt wordt om iemand aan te duidendie door allerlei ongelukken wordt getroffen. De heer mr Brevet, de zesde getuige, ook hier over gehoord, gaf dezelfde uitlegging aan genoemd woord. De achtste getuige M. de Bruijne, dienstbode, die gedurende eenigen tijd dienstbaar was bij M. Nortier, doch thans dien dienst heeft ver laten omdat haar meesteres haar have verkocht en op een kamer- is gaan wonen, verklaarde pertinent dat haar nooit iets van onnoozelheid van hare vroegere meesteres is gebleken. Inte gendeel deze was, wat haar verstand aangaat, volkomen normaal. Wel was zij niet goed ter been en aan een harer armen verlamd, maar zij zorgde steeds dat haar huishouden en de stal in orde waren. Deze getuige verklaarde dat M. Nortier zich het overlijden van Josina van de Putte, met wie zij vele jaren samen woonde en aan wie zij zeer gehecht was, erg aantrok en meermalen, wanneer de herinnering aan den dood van hare vriendin bij haar opkwam, diep bedroefd was. Getuige is niet in de kamer geweest, toen de heer Vleugels M. Nortier bezocht, doch heeft later van deze vernomen dat zij niet begreep waarom die dokter bij haar kwam, wijl zij toch niet ziek was. Toen getuige, na het vertrek van den geneesheer, in de kamer kwam, vond zij hare meesteres in tranen. Aan deze getuige werd gevraagd of zij ook wist wie de zaken voor M. Nortier deed, waarop zij antwoordde dat baas Cammaert dit deed, die door hare meesteres volkomen vertrouwd werd. Zij herinnerde zich ook dat de burgemeester- Van Sloten gedurende den zomer hare mees teres bezocht en eenige stukken van haar heeft meê genomen, die zij later, op last van M 46. Uil het Eng els ch VAN HOOFDSTUK XXXIII. In de sneeuw. De oljjven maakten plaats voor pijnboomen en ceders, die op hun beurt weken voor lage jeneverbesstruiken. Merieni trok haar dun wit kleedje vaster om zich heen. Die koude wind deed haar rillen; hare tanden klapperden. Le Merchant ontdeed zich van zijn Kabylenmantel en zei»Hier, doe dit om, kind, het is beter dan niets." »Neenhoud dat zelf," zei zij en hield haar hailc met hare verkleumde vin gers vast, »houd die zelf, gij hebt het meer noodig dan ik, Wij, Kabylen, zjjn gewoon aan winterkoude. Wij loopen altijd barre voets, zelfs wanneer de sneeuw hoog op de bergen ligt." Hij hulde haar met een gebiedend gebaar ondanks hare tegenwerpingen in den mantel en zei»Gij zijt van ons beiden het dunst gekleed en moet dus den mantel nemen. Ik Nortier, van hem terug gevraagd heeft. De heer Van Sloten weigerde haar die stukken en zeide die zelf aan M. Nortier te zullen ter hand stellen. Dit heeft hij ook gedaan geruimen tijd later en nadat dokter Vleugels geweest was. De getuige verklaarde verder dat, toen de heeren prof. Van der Lith en dr Van der Swalme, welke personen zij herkende, haar meesteres hadden bezocht, deze haar gezegd had dat die heeren waren geweest om te zien of zij krank zinnig was maar er bijvoegde »zij kunnen gerust komen". Op eene vraag van den ambtenaar van het O. M. verklaarde getuige nog dat, voor dat de heer V. in huis kwam, M. Nortier niet bedroefd was maar na zijn vertrek wel. Vier getuigen, die vervolgens gehoord werden, verklaarden allen meermalen Maria Nortier ge sproken te hebben doch nimmer te hebben bemerktdat zij voor onnoozel kon gehouden worden. Deze getuigen werd ook de beteekenis ge vraagd van het woord »duts", welke zij echter niet juist konden geven. De verdediger wees er toen op dat Van Dale, wiens uitspraak in deze van gewicht is, zegt dat het woord eene gewestelijke uitdrukking is die .beteekent sukkel, sukkelaarster, onnoo zei mensch. Vervolgens werd gehoord A. Cuvelier, arbei der te Schoondijke, neef van M. Nortier. Hij verklaarde haar in het einde van 1888 meer malen bezocht te hebben, omdat zij zoo alleen waszij was wel niet ziek, maar toch niet al te best bij 't hoofd, wat zij zelf aan getuige vertelde. Zij sprak ongeregeld en getuige begreep niet altijd wat zij wilde of bedoelde en kreeg den indruk dat zijne moei »in de war" was. Hij ontkende ooit met den notaris Brevet over den zielstoestand zijner moei gesproken te hebben. Getuige is door den burgemeester van Schoon dijke naar den burgemeester van Hoofdplaat gezonden om inlichtingen te vragen en laatst genoemde had hem veiklaard dat M. Nortier niet goed bij 't hoofd was. Deze getuige werd hierop geconfronteerd met mr Brevet, die zijne straks afgelegde verklaring volhield. Cuvelier verklaarde nu zich daarvan niets meer te herinneren. Dit gaf den ambtenaar van het openbaar ministerie aanleiding om dezen getuige perti nent af te. vragen of hij aan notaris Brevet al of niet heeft gezegd dat hij niet aan de onnoozelheid van M. Nortier geloofde. Hij verklaarde dat zich niet meer te kunnen herinneren. De zitting werd hierop voor een half uur geschorst. Na heropening der zitting werden achtereen volgens veertien getuigen gehoord die allen Maria Nortier sedert jaren kenden, meermalen 's weeks in hare herberg verkeerden, voor haar werkten of met haar zaken deden. Zij ver klaarden nooit aan M. Nortier bemerkt te hebben dat zij onnoozel was maar integendeel steeds ondervonden dat zij goed bij haar ver stand was en, ofschoon niet kunnende lezen en schrijven, zeer goed wist wat zij schuldig was of moest ontvangen. De laatste van deze rei, de winkelier J. F Boone, die tevens raadslid is, verklaarde boven dien op vragen van den ambtenaar van het openbaar ministerie dat sedert het begin dezes jaars de raadsleden niet meer samenwerken met den burgemeester van Hoofdplaat. Vroeger was de verstandhouding vrij goed doch die is reeds sedert langen tijd minder rooskleurig men is niet tevreden over de handelingen van den burgemeester, die de zaken wel wat al te militairement behandelt en de raadsleden mis kent. Tusschen Cammaert, den wethouder, en den burgemeester vooral is de verhouding ge spannen. De heer J. J. Pateer, ontvanger-griffier te Hoofdplaat, eveneens lid van den raad, legde een volkomen gelijkluidende verklaring af. Op de vraag van den verdediger, of de minder goede verstandhouding tusschen de heeren Cam maert en Van Sloten ook aanleiding zou kunnen wezen, dat, waar de een M. Nortier voor niet- onnoozel hield, de ander alleen uit zucht tot tegenspraak ze voor onnoozel zou willen ver klaren, zeide getuige het antwoord te moeten schuldig blijven. Hierna legden nog een drietal getuigen ver heb gelukkig mijn wollen vest onder den bournous aangehouden," Zij liepen nu eenige mijlen voort, steeds klimmende totdat zij de sneeuwlijn tusschen de twee, door de maan verlichte pieken bereikten. Aan den rand ging Le Marchant op een steen zitten en maakte zijne laarzen los. >Wat doet gij vroeg Meriem. »Ik trek mijne laarzen uit," zei hij kalm, alsof het de meest natuurlijke bezigheid van de wereld was. »Dat zie ikmaar waarom Zij begreep het reeds, maar haar aangeboren wellevendheid verbood haar dit te laten merken, eer hjj het haar zeide. »Gij moet ze aandoen," antwoordde hij en gaf ze haar. »Gij kunt niet barrevoets door de sneeuw loopen. Zij zullen u wel veel te groot zijn, maar het is toch beter dan niets. Ik heb nog kousen aan en dus zijn wij beide eeniger- mate tegen de koude beschut." Meriem schudde het hoofd en zei ïNeen, neen, ik kan ze niet aandoen. Ik ben gewoon om barrevoets in de sneeuw te loopen en gij niet; mjjne zolen zijn hard en die laarzen zouden mij toch van de voeten glijden." Hij antwoordde niet, maar haalde zijn zak doek uit, scheurde hem door midden en wond de stukken om hare voeten. Zij zag hem verbaasd aan, doch liet hem begaan. Vervolgens plukte hij een weinig droog mos zoo zacht alszijde, klaringen af, waaruit bleek, dat zij nimmer bemerkt hadden dat Maria Nortier niet zoogoed bij haar verstand was als ieder ander. De volgende getuige was A. J. Cammaert, landbouwer te Hoofdplaat. Hij verklaarde M. Nortier bijzonder goed te kennen en nimmer bemerkt te hebben dat zij verstandelijk achter uitging, wel lichamelijk, vooral naar aanleiding van een paar beroerten, die haar troffen. De getuige deed de zaken voor M. Nortier en had bemerkt, dat burgemeester Van Stoten trachtte zich in de zaken te dringen, wat aanleiding gaf tot eene woordenwisseling tus schen hem en den heer Van Sloten in de her berg van M. Nortier. Getuige bleef echter de zaken voor laatstgenoemde doen. Getuige verklaarde verder nog dat de ver houding tusschen hem en den burgemeester niet goed was. Hij heeft tegen den burge meester eene civiele procedure gehad, is een paarmalen geverbaliseerd wegens beleediging van dezen en heeft herhaaldelijk in en buiten den raad hooge woorden met den heer Van Sloten gehad. De andere leden van den gemeente raad willen ook niet met den burgemeester samenwerken. Hierna werd gehoord de burgemeester van Hoofdplaat, de heer P. K. P. J. van Sloten. Hjj gaf op eene desbetreffende vraag van den voorzitter toe het onderzoek naar den ziels toestand van M. Nortier te hebben doen in stellen en verklaarde dit gedaan te hebben op verzoek van het familielid Huyge. Toen de getuige gewezen werd op de ver klaring van Huyge, die ontkende zoodanig ver zoek gedaan te hebben sprak hij die verkla ring tegen en gaf hij een overzicht van den loop der zaak en verklaarde daarbjj in het be gin van November, toen hij met den heer Cam maert bij Nortier was, tot de overtuiging ge komen te zijn dat het wenschelijk was dat Maria Nortier onder curateele werd gesteld, te meer omdat Cammaert zeide dat de toestand, waarin deze toen verkeerde, meermalen bij haar voorkwamvroeger had hij nooit iets van verstoring van geestvermogens bij haar ont dekt. Na dat onderhoud heeft de burgemeester de familie kennis gegeven van de aangelegenheden van M. Nortier en met een neef, Huyge, over de te nemen maatregelen geraadpleegd. Verder gaf getuige eenige mededeelingen be treffende het door hem met den beklaagde V. gevoerde gesprek, waarvan het onderzoek naar den zielstoestand van M. Nortier het gevolg geweest is. Nog verklaarde deze getuige na den dood van J. van Putte met de persoon van M. Nortier gesproken te hebben over hare zaken. Deze zeide dat Cammaert wel nu en dan naar haar koeien keek maar niet hare zaken deed. Getuige heeft aan M. Nortier toen eenige wen ken gegeven en zij heeft hem toen verzocht een en ander voor haar te beredderen, wat hiji getuige, gedaan heeft. Het concept-adres voor de onder curateele stelling van M. Nortier is door getuige opge maakt en aan zijn ambtgenoot te Schoondijke gezonden. Door den officier van justitie werd daarna aan den bekl. gevraagd welke gegevens hij van den heer Van Sloten had ontvangen, die hem ertoe geleid hadden het attest af te geven, waarvan hier de reden is. De bekl. antwoordde dat dit waren eerstens de mededeeling van hetgeen de burgemeester op 17 November heeft gezien en tweedons wat deze zeide omtrent hetgeen door den wethouder Cammaert was verklaard. Verder vroeg de officier nog of het niet waar is dat M. de Bruijne bij getuige gekomen- is met het verzoek om haar de stukken terug te geven die M. Nortier hem had toevertrouwd. Hierop antwoordde getuige toestemmend hij had aan M. de Bruijne gevraagd hoe oud zij was en, toen zij antwoordde 20 jaar, gezegd zelf die stukken te zullen brengen, wat hij ook gedaan heeft. De veldwachter van Hoofdplaat J. J. Kotvis, verklaarde bijna wekelijks M. Nortier bezocht te hebben zonder ooit iets van onnoozelheid ge merkt te hebben. Toen getuige bij het meermalen aangehaald dispuut tusschen Cammaert en den burgemeester haar zag heeft hij geen afwijking van geest vermogens opgemerkt, doch nadat de heeren vertrokken waren was zij zenuwachtig, beefde en schreide zij. Het dispuut had geloopen over het doen van wond dat om de beide lappen heen en stak hare voeten in zjjne laarzen, die hij zwijgend toe- reeg, ondanks al hare tegenwerpingen. »Ik kan mijne sokken met mos opvullen om te verhinderen dat de warmte mijner voeten de sneeuw doet smelten. Het vriest van nacht. De oppervlakte zal hard zijn. Als gij het kunt volhouden, Meriem, kan ik het ook." Hare oogen stonden vol tranen. »Als gij wilt dat ik ze draag, kan ik den heelen nacht loopen, Eustace" zei zij een voudig en drukte hem de hand. Zijne oogen werden ook vochtig, maar hjj zei niets. Hij vulde zijne sokken met het zachte mos, stak haar de hand toe en hielp haar op de been, met haar ongewoon schoeisel. Zoo liepen zij eenigen tijd voort door de sneeuw, totdat Meriem eensklaps ging zitten en zei »trek ze uit Eustace, ik kan beter voort zon der die dingen. Zij zijn te zwaar. Ik ben niet gewoon aan zoo iets. Het zou veel bet-r zijn als gij ze zelf aan hadt." Le Marchant zag dat die ongewone vracht hare bewegingen belemmerde en maakte dus, zonder iets te zeggen, de veters weer los. »Zie zoo, nu zullen wij ruilen. Ik zal de laarzen nemen en gij de kousen." »0, neenBekommer u niet om mjj. Ik ben aan koude gewoon. Als we maar door- loopen zal het mjj geen kwaad doen. Gjj, Engelschen, zjjt veel wekeljjker grootgebracht dan wij." zaken voor M. Nortier. Verder verklaarde ge tuige nog dat het hem bekend was dat Cammaert de zaken deed voor Maria N. Gevraagd of hjj, die in het concept-adres gezegd wordt te kunnen verklaren dat M. Nor tier onnoozel was, zoodanige verklaring doen kon, antwoordde hjj ontkennend. De burgemeester van Schoondjjke, de heer P. van Houte, de laatste der gedagvaarde getuigen, verklaarde dat Josina Nortier, wed. F. A. Huyge, en haar zoon Adr. Huyge in de maand April naar Amerika vertrokken zjjn. Verder dat hjj naar aanleiding van een ver soek van den heer Van Sloten zjjne tusschen- komst verleend heeft om aan de rechtbank te Middelburg de onder curateele stelling van M. Nortier aan te vragen. Ook bleek nog uit getuigenverklaring dat de geneesheer V. voor al zjjne bemoeiingen in deze zaken 4,50 in rekening gebracht heeft. De deskundigen verklaarden alsnu, gehoord de mededeelingen van de verschillende getui gen, dat die h. i. de conclusie, in hun rapport neergelegd, bevestigen. De bekl., hierna gehoord, verklaarde op de desbetreffende vragen van den president niet geweten te hebben dat M. Nortier goed bjj haar verstand was en ook niet door den heer Van Sloten te zjjn overgehaald om zoodanige verklaring af te geven. Bekl. erkende lichtvaardig gehandeld te heb ben maar volkomen te goeder trouw te zjjn geweest. Hierna was de officier van justitie aan het woord. Plaats- en tijdgebrek dwingt ons het verslag hierbjj af te breken. Wjj vermelden alleen dat het O. M. tegen beklaagde eischte schuldigverklaring aan het door een geneesheer afgeven van eene valsche verklaring een gevangenisstraf van zes maanden. De verdediger drong op vrijspraak van zjjn cliënt aan. Morgen geven wjj het slot van het verslag. Aan het einde der zitting deed de rechtbank nog uitspraak in verschillende zaken, waarbjj zijn veroordeeld wegens het slaan van een ambtenaar: C. B., 29 j-, varensgezel, en C. S., 22 j., boe renknecht, beiden Ellewoutsdjjk, de laatste thans militair te 's Hage, ieder tot 3 m. gev. beleediging en mishandeling: D. J., 19 j., schippersknecht, Coljjnsplaat, tot 8 d. gev. en mishandeling: G. G., 16 j., arbeider, Coljjnsplaat, tot 14 d. gev.; A. H., 25 j., smids knecht, Nisse, tot 8 b. s. 6 d. h en J. O. 18 j., arbeider, 's Heer Arendskerke, tot 3 b. s. 3 d. h. Allen in de kosten. Ontslagen van rechtsvervolging is F. B., 11 j., zonder beroep, Heinkenszand, beklaagd van diefstal, terwijl is vrjjgespro- k e n W. C. O., 28 j., kruidenier, Yerseke, beklaagd van bedriegeljjke bankbreuk, en N. V., 19 j., en C. O., 14 j., beide Yerseke, be klaagd van beschadiging van eens anders goed. Kantong er echt te Goes. Heden, Vrijdag, zjjn veroordeeld wegens openbare dronkenschap C. B. v. d. B., Vlake, J. de H., Heinkenszand, M. G., Rilland-Bath, I. B. K., zonder bekende woonplaats, M. K. en A. de B., Hansweert, Th. v. d. P., Baarland, M. de M., Kruiningen, ieder tot 1 b. s. 1 d. h.D. H. Az., C. de K., Heinkenszand, ieder tot 2 b. s. 2 d. h.; J. Z., Heinkenszand, tot 2 maal 6 b. s. 3 d. h..voor iedere boete N. B., Yerseke, tot 3 d. h openbare dronkenschap en verwekken rumoer: J. G. Mz., Yerseke, tot 2 maal /I b. s. 1 d. h. het zonder recht loopen over eens anders met vruchten bezetten grond M. v. d. H., N. V., Yerseke, ieder tot ƒ1 b. s. 1 d. h. verwekken van rumoer N. V., C. O., Yer seke, Th. v. d. P., A. v. N., I. E. Pz., Baar land, ieder tot /I b. s. 1 d. h. bevisschen der Schelde zonder consentG. v. K., C. W.Krabbendjjke, J. M., A. J., J. S., M. D., J. W., Yerseke, F. v. d. V., Beren- drecht (België), ieder tot 1 b. s. 1. d. h. en het bevisschen van een in gebruik gegeven perceel in de O.-S. zonder vergunning van den rechthebbende, T. v. d. H., Yerseke tot 1 b. s. 1 d. h. Allen tevens in de kosten. Als eene bjjzonderheid meldt men ons uit Stavenisse, dat in het loopende jaar aldaar nog slechts 8 acten van overlijden, waarvan 4 voor »In hacheljjke oogenblikken", zei Eustace vastberaden, »moet éen het bevel voeren over de anderen. Spreek niet tegen, Meriem maar doe wat ik n zeg. Het leven der menschen te St Cloud hangt van ons af." Meriem voelde dat hjj gelijk had en stemde stilzwjjgend toe in den ruil en zoo trokken zjj door de zachte sneeuw. De sokken hielden echter hare voeten tameljjk warm en het zachte mos was voldoende voor Eustace. De sneeuw lag los, zooals vaak op de bergen het geval is, en de gleuf tusschen de pieken waar zij doorheen moesten, strekte zich nog eenige honderden voeten steil voor hen uit. Op sommige plaatsen bedekte het witte laken bedriegeljjk diepe kuilen en gaten, op anderen stietten zij met de voeten op scherpe punten, van rots of lei, die onder de gladde opper vlakte verborgen lagen. Zoolang de maan scheen ging echter alles nog goeddoch toen zjj in den nauwen spleet tusschen de twee- lingstoppen waren, kwamen er wolken uit het westen en begonnen er bij lange tusschenpoozen vlokken te vallen, die van lieverlede dichter en dichter werden en juist toen zjj den top bereikten, woei hun een ware sneeuwstorm tegen. Meriem was nu zeer vermoeid en, slecht beschut als zjj was in haar dunne kleeding, trok zjj haar haïk vaster om zich heen en worstelde dapper tegen den kouden wind, maar hare lippen waren blauw en hare tanden klapperden en Eustace begon te vree levenloos geboren, zjjn ingeschreven. Sinds 20 Maart kwam er aldaar geen geval van over laden voor. Donderdag avond is bjj de loskade van den spoorweg te Terneuzen in het kanaal verdronken een matroos van het daar liggend Engelsch stoomschip River Derwent. Hij had zich te water begeven om te zwemmen. In den nacht van Woensdag op Donder dag zjjn, naar men ons meldt, van een twaalf tal paarden der landbouwers A. Leenhouts Az. te IJzendjjke en J. F. Temmerman te Hoofd plaat de staartharen afgesneden. Den dader zoekt men tot nu toe te vergeefs. Heden middag te ruim vier uren werd aan de Loskade alhier het ljjkje opgevischt van een jongentje oud acht jaren. Het kind had te ongeveer twee uur de ouderljjke woning ver laten. De ouders dachten niet anders of de kleine was naar school. Lissabon.. Portugal wenscht zjjn rechten in Oost-Afrika uitdrukkeljjk te handhaven. Parijs. Bjj een huiszoeking in de woning van Boulanger is de geheele correspondentie der nationale partjj ontdekt. De commissaris van politie in het tweede arrondissement verbood een vergadering der patriotten-liga. Vergadering van heden (Vrijdag) middag te 2 uren. Voorzitter de heer Tutein Nolthenius. Afwezig de heer Van der Beke Callenfels. Na het lezen der [notulen en mededeeling van eenige ingekomen stukken, wordt aan mej. S. C. van Zwjjndrecht, op haar verzoek eervol ontslag verleend als kweekelinge bjj het onder- wjjs in do nuttige handwerken aan school B. Daarna wordt benoemd als ambtenaar van den burgerlijken stand de heer Tutein Nolthe nius en als onderwjjzeres aan school F mej. M. H. Dronkers te Middelburg met elf stemmen. Mej. Van Dishoeck verkreeg er drie. Achtereenvolgens worden goedgekeurd een staat van ontheffing wegens hoofdelijken om slag over 1888 ten bedrage van 580.63"de rekening van de Zeemans en Visschersbeurs over 1888, in ontvang en uitgaaf op 97,277.95"; de rekening van het burgerljjk armbestuur over hetzelfde jaar in ontvang op ƒ7009.05" en in uitgaaf op ƒ6928.82". Ook wordt de rekening der dd. schutterjj voorloopig goedgekeurd. Aan regenten over het Gasthuis en aan die over het Burgerweeshuis wordt machtiging verleend tot af- en overschrijving op hunne begrootingen over 1888. Goedgevonden wordt, op voorstel van burg. en weth., om aan de regeering een adres te richten om verlenging der overeenkomsten voor de doortrekking van den Noordzee-boule- vard en in orde brengen der rotonde. Ook wordt besloten tot overname van voor militair gebruik onbruikbare kazernemeubelen. Op voorstel van burg. en weth. verklaart de raad zich voor aanvulling van het raadsbesluit van 26 Febr. jl., waarbjj twee onderwjjzers begrepen zjjn onder de gunstige bepalingen, bjj raadsbesluit van 19 Juli 1882 gemaakt. Naar aanleiding van eene vraag van gedepu teerde staten met betrekking tot het raadsbe sluit van 3 Mei jl. tot onderhandsche verpach ting van grond wordt goedgevonden aan het gedeputeerd college eenige ophelderingen te geven. Aan J. Walraven en C. Theune wordt eene ver mindering van pacht toegekend, respectiereljjk van ƒ15 en ƒ60, omdat eendeel van aan hen ver pachten grond tot andere doeleinden is bestemd. Aan burg. en weth. wordt een crediet ver leend van 302 tot regnlariseering van uit gaven tot viering van het koningsfeest. Goedgevonden wordt tot afschrjjving van een som van 4500 van het kapitaal ad ƒ18.000 op het grootboek der werkeljjke schuld. Op voorstel van het dag. bestuur wordt P. A. Jongepier aangesteld als tjjdeljjk opzichter bjj de gemeentewerken op eene belooning van 60 's maands. Eindeljjk wordt besloten tot beschikking over den post voor onvoorziene uitgaven op de be grooting voor 1889 en daarna de vergadering gesloten. Op de spoorljjn AmsterdamEnkhuizen beproefde een reiziger, of de noodrem wel goed werkte. Hjj zag zjjne pogingen met een gunsti- gen uitslag bekroondde trein stond spoedig stil. Doch nu werd tegen hem proces-verbaal opgemaakt, en hij ter plaatse uit den trein verwjjderd. Te Wolvega waren eenige jongens aan het baden in een zeer diepen kolk. Zjj hielden zich aan den kant, maar een, die bang was om te water te gaan, werd door een zijner zen dat zjj het niet zou kunnen volhouden, totdat zjj aan de warmere zjjde naar Bouïra konden afdalen. Eindeljjk toen de storm haar nog harder in het gelaat sloeg, viel zjj uitgeput op de zachte sneeuw neer en zei op matten toon, als een kind, dat de oogen niet meer kan openhouden »Laat mij hier, Eustace, ik kan niet verder. Ga zonder mjj, terwille van Vernon en Iris Op de sneeuw te bljjven rusten, staat geljjk met doodvriezen en Le Marchant huiverde bjj die gedachte. Als Meriem ineenzakte was zij verloren. Dan moesten zjj samen sterven. HOOFDSTUK XXXIV. In de beschaafde wereld. Madame Vadministratrice had dien avond een gezelschap aan haren disch, dat haar bjjna Parijs deed vergeten. Zjj was dan ook bjjzon- der opgewekt en niet zonder reden. Aan haar rechterhand zat een groot-dignitaris van haar kerk, die een herderljjke rondreis door zjjn uitgebreid kerspel deed. Links zat die uitne mende ster der Engelsche balie, de advocaat Thomas Whitmarsh, met het grootste gemak, vloeiend, doch met tallooze fouten, Fransch te praten. De officier der genie, behangen met medailles, zat naast de vrouw van den nabu- rigen commandant die dame welke uit mede leden door haar man genomen was en de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 2