N°. 104.
132e Jaargang.
1889.
Y rijdag
3 Mei.
en
Middelburg 2 Mei.
S C H T T E R IJ,
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen."
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager?
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
BEKENDMAKINGEN.
SCHUTTERIJ.
INSCHRIJVING.
lllDDIllSIIKiSdlF (1)1111 M.
Thermometer.
Middelburg 2 Mei.' vm. 8 u. 54 gr.
m. 12 u 03 gr. av. 4 u. 61 gr. F
Verwacht Z. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van Advertentiën
Nieuwenhtjijzen.Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uur
bureau van Nijgh Van Ditmar te Botterdam, en de firma B. van dee Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan.Hoofdagenten voor het aan het bureau bezorgd zijn, willen
Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger, voor België A. Grosjean Co. te Brussel, i zij des avonds nogworden opgenomen
De burgemeester en wethouders van Mid
delburg, gezien de circulaire van den commissaris
des konings in Zeeland van den 2 April 11
(provinciaal blad no. 35) betrekkelijk de perso-
neele belasting en het patentrecht voor het
dienstjaar 1889/90, maken bekend:
1» dat met het primitief beschrijringswerk
van de belasting op het personeel, vastgesteld
bjj de wetten van den 29en Maart 1863 (Staats
blad no. 43) en van den 24en April 1845 (Staats
blad no. 15) in deze gemeente een aanvang
zal worden gemaakt op Donderdag den 9 Mei
a. s. en alzoo de aan de ingezetenen uit te
reiken beschrjjvingsbiljetten met den achtsten
dag daarna van wege den ontvangev der-
directe belastingen zullen worden opgehaald;
2° dat door het gemeentebestuur om, ingeval
eener herziening van het aangegeven bedrag
der huurwaarde of van het aantal deuren,
vensters en haardsteden, als tegenschatters
van de zijde der belastingschuldigen te dienen
zijn benoemdJ. P. AKKEBMAN, W. J. VAN
BIEL, W. A. VAN DEB HABST en M. J.
DE GBOOT.
3° dat, wat het patentrecht betreft, bepaald
is, dat, met uitzondering van patentplichtigen
vermeld onder no. 37 tot 40 van tabel XIV
zjjnde de slijters, tappers, kroeghouders en
koffiehuishouders, die niet in de gewone be-
schrjjving zullen worden begrepen, maar aan
wier huizen zoodra mogelijk na den ingang
van het dienstjaar en zonder de gewone be-
achrjjving af te wachten een declaratoir zal
moeten worden bezorgd, hetwelk na verloop
van drie dagen weder zal worden opgehaald,
voor zooveel aangaat alle overige patentplich
tigen bedoeld in de eerste vijftien tabellen dei-
wet van den 21 Mei 1811 (Staatsblad no. 34)
o aangiften of verklaringen ter verkrijging
van patent zullen worden uitgegeven den 9
Mei tot en met den 16 Mei a. s.
b. die verklaringen, behoorljjk ingevuld, zul
len moeten zijn ingezonden op den 31 Mei a.
c. het register van gemelde patentplichtigen
zal worden gesloten op den 24 Juni a., terwijl
ofschoon na dien tijd de aanneming van aan
vragen om patent, de gewone algemeene be
schrijving betreffende, niet zal worden geweigerd,
in alle gevallen de mogelijke gevolgen, die
uit een minder tijdige aangifte voortvloeien,
altjjd voor rekening der nalatige patentplich
tigen blijven.
Tevens worden de patentplichtige slijters,
tappers, kroeghouders, en koffiehuishouders on
der mededeeling dat hunne patenten van af
den 1 Juni te hunner beschikking op de ge
meente-secretarie verkrijgbaar zijn, 'opmerkzaam
gemaakt, dat het patent niet zal mogen wor
den afgegeven en het daarbij uitgedrukt bedrijf
niet zal mogen worden uitgeoefend dan nadat
het verschuldigde over het voorafgaande jaar
ten volle zal zijn aangezuiverd.
Eindelijk wordt ieder aandachtig gemaakt
op de wjjziging welke eene der vrijstellingen
van de vrouwelijke bedienden (art. 5 der wet
van den 9 April 1839 (Stbl. no. 59) heeft onder
gaan op die, welke in de twee eerste para
grafen van art. 27 der wet van den 29 Maart
1833 (Stbl. no 4) bij art. 7 derzelfde wet van
1869 zijn gebracht, alsmede op de verplichting
om bjj de bezwaarschriften, ingevolge art. 1
der wet van den 4 April 1870 (Stbl. no 60)
over te leggen een duplicaat van het aanslag
biljet tegen betaling van vijf cent, bjj den
rjjks-ontvanger verkrjjgbaar gesteld.
Middelburg, den 30 April 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCBOEEE.
De secretaris,
A. DE VULDER YAN NOORDEN.
dit jaar hun 25e j'aar zijn ingetredenzich mede
ter inschrjjving voor de schutterij moeten aan
geven die personen, welke, htm 34e niet volein
digd hebbende, ofschoon in andere gemeenten
ingeschreven, sedert de laatste inschrjjving in
de gemeente zijn komen wonen, alsmede de
vreemdelingen, die sedert de laatste inschrijving
in de termen zjjn gevallen om, op grond van
art. 2 der wet van den 11 April 1827, als
ingezetenen te worden beschouwd, met welke
gelijk staan de uit den dienst ontslagen mili
tairen, voor zoo verre deze in de jaren der
sohutterjj verkeeren, welke zich alzoo mede ter
inschrjjving moeten aangeven
b dat de van andere gemeenten ingekomen
schutterplichtigen bjj behoorljjk bewjjs moeten
aantoonen in welke betrekking zjj zich tot de
schutterij bevinden
c dat de verplichting enbevoegdheid tot den schut
terlijken dienst, en mitsdien tot de inschrijving
en het domicilie van inschrijving, benevens bij
verzuim gestelde straffen zijn geregeld bjj de
artikelen 1, 2, 7, 8 en 9 der voorschreven wet.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort, den 30 April 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOREB,.
De secretaris
A. DE VULDER YAN NOORDEN.
De burgemeester en wethouders van Middel
burg maken bekend
lo dat de commissie uit het gemeentebestuur
ingevolge art. 15 der wet van 11 April 1827
(Staatsblad no 17) belast met het onderzoek
nopens de al of niet gegrondheid der redenen
welke tot vrijstelling of uitsluiting van den
dienst bjj de schutterij zjjn ingebracht, hare
eerste gewone jaarljjksche zitting zal houden
op Maandag den 27en Mei a. s., des voormiddags
te 10 uren, ter beoordeeling in hoeverre de
redenen, waarom in het voorgaande jaar voor
waardelijke vrjjstelling is verleend, bjj voortdu
ring geldende zijn
2o dat de belanghebbende personen, voor
zoover zulks niet al reeds door hen is geschied, de
schriftel jjke bewijzen omtrent de redenen, welke zjj
voor hunne vrijstelling kunnen aanvoeren alsnog
voor den 25en Mei ter gemeente-secretarie
kunnen overleggen
3o dat zij, die mochten verzuimen op het
bepaalde tijdstip voor de commissie van onder
zoek te verschenen, zullen worden gerekend
geene redenen van vrijstelling te hebben, en
zooverre zij dienstplichtige nummers getrokken
hebben en niet vallen in de termen van
artikel 3 a, b, c, l, en m en van artikel 4
der wet bjj de schutterij, zullen worden ingelijfd,
totdat zij in een volgend jaar hunne reclames
op den aangewezen voet zullen doen gelden.
Hiervan is afkondiging geschied waar het
behoort den 30 April 1889.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S C H O B E R.
De Secretaris
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
De burgemeester en wethouders van Mid
delburg, gelet op Z. M. besluit van 21 Maart
1828 (Staatsblad no 6), in verband met de wet
van 11 April 1827; maken bekend:
dat, ter voldoening aan art. 5 van genoemd
besluit van den 15 Mei aanstaande tot den 31
daaraanvolgende, dageljjks, (uitgezonderd Zon
en feestdagen), van des morgens 10 tot des
namiddags 2 uren, ter gemeente-secretarie zul
len gereed liggen de registers van inschrjjving
voor de schutterjj, welke registers op den 1
Juni daaraanvolgende moeten worden gesloten:
weshalve alle ingezetenen dezer gemeente,
zonder onderscheid, gehuwd of ongehuwd,
welke op den 1 Januari dezes j'aars hun 25e
jaar zijn ingetreden en hun 34e jaar nog niet
hébben volbracht, (hoedanigen zjjn alle manneljjke
ingezetenen, geboren in het jaar 1864, wor
den opgeroepen en aangemaand om zich op
voorschreven plaats en uur, vóór den 1 Juni
aanstaande, voorzien van hunne geboorteakte,
ter inschrijving aan te melden, terwjjl ter
voorkoming van alle misvatting, welke zoude
kunnen ontstaan met betrekking tot de ver
plichtingen die bjj voornoemde wet op de
schutterijen worden voorgeschreven, aan be
langhebbende ingezetenen dezer gemeente wórdt
Onder het oog gebracht
Cf dat, behalve zjj, die op den 1 Januari van
Naar aanleiding van onze beschouwing over
de o. i. misplaatste bemoeizucht van sommige
liberalen op politiek gebied met kerke-
1 jj k e aangelegenheden schrijftde Goesche Crt.
►Wanneer iemand om tot eene kerkelijke ge
meente te worden toegelaten, uitgenoodigd wordt
om zjjne maatschappelijke positie te laten varen,
dan acht de Midd. Crt. dit volkomen rationeel,
't Staat bjj haar geljjk met de voorwaarden,
verbonden aan het lidmaatschap eener
kies vereeniging 1
Dien spot aan de eene, en deze zonderlinge
opvatting der persoonljjke vrjjheid aan de andere
zijde geheel voor hare rekening latende, raden
wij de Midd. Crt., die van de bjjzonderheden
van het geval in quaestie niet op de hoogte
is, aan te gelooven, dat als het feit zoo onbe-
teekenend was geweest, ook wjj ervan zouden
gezwegen hebben."
Na dit staaltje van sophisme, waaruit
spreekt öf opzet om iemands redeneering geheel
verkeerd voor te stellen öf gebrek aan juist
begrip van hetgeen wjj schreven, zien wjj af
van iedere poging om nog nader aan de redactie
ons gevoelen duideljjk te maken.
Als het haar wezenljjk niet te doen is geweest
om opzettelijk onze meening in een valsch licht
te stellen, laat haar dan hetgeen wjj schreven
ook onder de oogen van hare lezers brengen
wjj schromen hun oordeel in dezen niet.
Alleen eene opmerking tot slot.
Wjj konden de feiten slechts beoordeelen
naar de voorstelling, die het blad daarvan gaf
en de tegenspraak die anderen daarop lieten
volgen. Als die niet zoo onbeteekenend waren
had men de geheele waarheid moeten
zeggenmaar zooals nu de verhalen luidden,
vooral na de op de eerste lezing ervan nader
gegeven rectificaties, bleef er ten slotte van al
die feiten, waarvan men zoo hoog opgaf, bitter
weinig belangrijks over.
In een rede Maandagavond, in eene verga
dering van de vrijzinnige kiezersvereeniging
Burgerplicht te Charlois, door dr. R. P. Mees
B.Az., lid van de Tweede kamer, gehouden
bracht hij in herinnering, dat dr. Kuijper zelf
zich in 1885 tegen subsidie aan de bijzondere
school verklaarde. Hjj schreef in de Standaard
van dat jaar:
►Juist het feit, mannen broedersdat ge
gedwongen waart, zelf uwe scholen op te richten,
in stand te houden, er onderwijzers voor u te
kweeken en er geld voor te offeren, dat juist
heeft uwe kracht ontwikkeld; terwjjl de
liberalisten, die niets hadden te doen dan van
de staatsruif te plukken, aan kracht verloren.
Niets zoozeer als de practische schoolstrijd heeft
uw nationale kracht geprikkeld en ontwikkeld.
Juist door dien strijd wierdt ge sterk. Wierdt
ge wat ge zjjt. Neemt ge dus nu dien prikkel
weer weg, zoodat ge niets meer hebt in te
richten, in stand te houden, noch te offeren,
dan zinkt ge in uw oude, loome nietsdoen terug,
verliest uw pit en uwe veerkracht en staat in
tien jaar tjjds weer vergeten in een hoek, als
ge vroeger stondt."
Aldus de heer Kuijper van 1885. Yier jaren
later dringt hij zelf op subsidie aan en verwijt
der vrjjzinnige partij, dat zij niet sinds lang
daartoe hare medewerking verleende
wjjsheid Zou het niet veel aangenamer zjjn,
indien wij den hoon hooghartig lieten rusten
en veel verstandigerindien wjj de dwaling
manmoedig bestreden Maar dan ook worde
het valsche woord door het wederwoord beje
gend en de drogreden door de deugdelijke be
wijsvoering ontmaskerd. Men straffe niet, men
onderrichte en bovenal men handele".
Naar aanleiding van dit profest merkt de
redactie van het Weekblad van het recht op dat
zjj met het stellen der kwestie eenvoudig ten
doel had een disenssie daarover uit te lokken;
zjj heeft geen advies uitgebracht maar alleen
een vraag gesteld.
Onlangs leverde het Weekblad van hét recht
een beschouwing onder den titel van Beteuge
ling van de woelingen der sociaal-democratie;
waarin duidelijk werd gezinspeeld op scherpe
en bijzondere maatregelen tegen de woelingen
der socialisten.
Daartegen komt de bekende en bekwame
rechtsgeleerde mr Levy in hetzelfde blad op.
Op hem heeft het artikel van het genoemde
orgaan een pijnlijken indruk gemaakt, omdat
tusschen de regels viel te lezen een neiging
tot het beantwoorden in bevestigenden zin der
vraag: of men niet aanstalten behoort te ma
ken tot een onderzoek, in hoeverre het gemeene
recht behoort te worden verscherpt. De onder
stelling is alzoo, dat de gemeene wet de moed
willige aanranding van het huwelijk, de familie,
het privaateigendom, keeren zou. »Ik vraag
zonder omwegen, schrijft mr Levy, met welk
recht?" Het Weekblad van het recht schreef:
»Critiek mag alles onderzoeken. Wjj verlangen
zelfs geen uitzondering voor »»'t kritiekste"".
►Maar iets anders is de meest onbeperkte vrij
heid van onderzoek en van mededeeling dei-
uitkomsten van dat onderzoek, zelfs in popu-
lairen vorm, iets anders de openlijke, steeds in
heftigheid toenemende, moedwillige aanranding
der grondslagen, waarop onze staat en onze
maatschappij nog steeds berusten, eene aanran
ding, die meest gepaard gaat met de opzetting
tot en bet voeden van feilen en woesten klas
senhaat."
»Nu zal ik" merkte mr Levy daartegen
op »de laatste zijn om de gegrondheid dezer
akte van beschuldiging tegen de sociaal-demo
cratische woordvoerders en pers te ontkennen.
En de eerste om te verklaren, dat zij door bun
dolzinnig optreden afbreuk doen aan bet grein
waarheid, dat hunne leer behelst. Maar dat
strafbaarstelling van moedwillige -aanranding
iets anders zou zjjn dan het aan banden leggen
der vrjjheid van onderzoek zie, dat vermag
ik niet in te zien. Evenmin is het mij mogelijk
te bevroeden, waar tusschen geoorloofde critiek
en strafbare gedaebtenuiting de grenslijn liggen
u."
Dat bet huweljjk, de familie, bet privaatei
gendom grondslagen zjjn onzer maatschappij
en dit voorloopig nog wel bljjven zullen, is
ook de meening van mr Levy.
Men bedriegt zich echter, wanneer men meent,
dat. zij voor heilig en onaantastbaar kunnen
worden verklaard wanneer men gelooft, dat zjj
de eenige absoluut denkbare voorwaarden zijn
eener beschaafde samenlevingwanneer men
waant een onderzoek gefnuikt of eene propa
ganda aan banden gelegd te hebben, nadat men
strafrechtelijk tussehenbeiden getreden zou zjjn.
►Hoe tallooze malen is het niet gebleken
schrijft hjj, »dat ideeën lachen om uwe ver
volging en spotten met uwe kerkers. Maak
uwe wetten gelijk gjj wilt zooveel waarljjk
zedelijke waardjj er ligt in eene beweging,
onverschillig welke, ook in die der sociaalde
mocratie, zooveel zal verwezenljjkt worden.
Aldus wil het de wereldorde, wier hoogste
uiting de rechtsgemeenschap voor allen is.
Niet bemoeieljjking, maar bespreking, niet te
rechtstelling, maar overtuiging baat hier.
►Wat droevig testimonium paupetatis reiken
wij toch aan onze maatschappelijke instellin
gen uit, nu wij telkens een phrasenheld, die
ze heet te verguizen, bij den kraag pakken en
in de gevangenis stoppen- Is zulk «eereher
stel" nu het kort begrip onzer staatkundige
Het Hbld oppert een gewichtig bezwaar
tegen de wijze, waarop bjj de Staten-Generaal
is aanhangig gemaakt de opheffing van het
besluit van 2 April, waarbij onze koning ver
klaard werd huiten staat te zijn .te regeeren.
Beeds gisteren bracht het blad daartegen
zjjn bedenkingen in, en thans schrijft het
»Als men den tekst van de mededeelingen, dooi
den minister Maekay Dinsdag in de vereenigde
vergadering voorgelezen, nauwkeurig leest, schijnt
men daaruit te moeten opmaken dat het voorstel
tot intrekking van 's konings ongeschiktverkla-
ring uitgaat van den ministerraad, en niet van
den Raad van state. Men leest daarin nl.
«Wjj hebben mitsdien de eer, als daartoe
gemachtigd door den Raad van state, krachtens
art 45, 20 van de grondwet, waarnemend het
koninklijk gezag, voor te stellen, dat door de
Staten-Generaal in vereenigde vergadering bjj
besluit worde verklaard dat bet in art. 38 der
grondwet omschreven geval beeft opgehouden
te bestaan.""
»Niet de Raad van State, waarnemende bet kon.
gezag, heeft dus bet voorstel gedaan, maar wij,
d. i. de ministers.
»Zooals men weet, behoort een dergelijk voor
stel, volgens art. 48 der Grondwet, uit te gaan
öf van een regent öf van 20 leden der Staten-
Generaal. Desnoods kan men aannemen, dat
de Raad van State, als tijdelijk met bet kon.
gezag bekleed zoolang een regent ontbreekt,
de plaats van dien regent vervult en aldus
mede is begrepen onder degenen van wie
volgens art. 48 bet voorstel mag uitgaan.
»Maar van de ministers De eenige grond,
die voor de bevoegdheid van deze kan worden
aangehaald, is wellicht de rechtsregel: dat
een rechtstoestand kan worden opgeheven op
dezelfde wjjze als waarop zij is tot stand gekomen.
Zoo eindigt een overeenkomst op geljjke wjjze
als zij is geboren, door den wil der partjjen.
De Grondwet draagt in artt. 38 en 39 aan den
ministerraad op, de eerste stappen te doen
ingeval de koning buiten staat geraakt de
regeering waar te nemen, en, na den Raad
van State te hebben gehoord, de vereenigde
vergadering der Staten-Generaal bjjeen te roe
pen. Heeft de ministerraad nu aldus gerede
neerd wat op ons initiatief is besloten, mag
ook op ons initiatief voor het vervolg worden
ingetrokken
►Het verschil tusschen heide gevallen is echter,
dat voor het uitlokken van het besluit tot
ongeschiktverklaring de Raad van State enkel
als adviseerend lichaam wordt gehoord en de
ministerraad zelfstandig optreedt. Thans echter
heeft de ministerraad zich door den Raad
laten machtigen en dus niet geheel zelfstandig
het voorstel gedaan.
►In het eerste geval heeft bovendien de
ministerraad geen «voorstel"" aan de Staten-
generaalte doen, maar alleen aan deze «van
het voorhanden verslag verslag te doen."" Het
zijn de Staten-generaal van wie het «besluit""
uitgaathet voorstel is dan ook op 3 April
door den voorzitter der vereenigde vergadering
gedaan. Thans heeft de ministerraad zich niet
bepaald tot een verslag van de ingetreden
verandering, teneinde een vooi-Btel uit de
Staten-generaal zelve uit te lokken, maar hij
ismeteen eigen «voorstel"" gekomen, dat op
geen enkele bepaling der grondwet steunt.
►De genoemde rechtsregel geldt bovendien
in dit geval niet, omdat art. 48 uitdrukkelijk
heeft aangewezen van wie het «voorstel"" be
hoort uit te gaan «van den regent of van ten
minste 20 leden der Staten-generaal."" De
ministerraad is daarbjj niet genoemd en dus
onbevoegd.
►Wij komen op deze zaak terug om de gevolgen.
Immers voor de geldigheid der wetten en be
sluiten vooral die van internationalen aard
die worden afgekondigd, nadat Z. M. de koning
de regeertaak zal hebben hervat, is het van
groot belang, dat er geen zweem van twijfel
besta of in alle opzichten aan de grondwettige
voorschriften is voldaan. Er moet geen aan
leiding worden gegeven tot het opwerpen der
beweriDg bij strafvervolgingen bjjv. dat
eenige wet of eenig besluit is afgekondigd
door den koning, die, niet op de wjjze bij de
grondwet bepaald, weder tot de uitoefening
van zijn gezag is gekomen.
►Daarom is bet wel raadzaam, dat alsnog
van een 20-tal, en liever nog van een grooter
getal leden der Staten-generaal een formeel
voorstel uitga, ter voldoening aan art. 48 en
dat de vereenigde vergadering over dat voor
stel beslisse. Dan is alle moeiljjkheid uit den
weg geruimd en in allen deele aan de grond
wet voldaan."
Ook bet Vaderland beeft in zijn kamerover
zicht in denzelfden geest bedenkingen geopperd.
Op uitnoodiging van de commissie van rap
porteurs uit de vereenigde vergadering der
Staten-generaal over het voorstel betreffende
de wederopdracht der regeering aan Z. M. den
koning, heeft de minister van binnenlandscbe
zaken met de commissie eene langdurige con
ferentie gehouden.
Het ^wetsontwerp op de gedwongen winkel
nering, dat de regeering bjj de Tweede kamer
zal indienen, zal, zegt Het Vad., de Kamer
eerstdaags bereiken. Het is met bet advies van
den raad van state bij bet departement van
justitie terug ontvangen.
Hetzelfde olad verneemt, dat op de voordracht
voor een directeur der Nederlaudsche bank, in
de plaats van den heer Beels, die eervol ont
slag heeft verzocht, als éérst voorgedragene
voorkomt mr. N. P. van den Berg, thans presi
dent der Jarascbe bank te Batavia.
Yolgens bericht in een paar Hollandsobe
bladen is het nieuwe uitleveringsverdrag tus
schen Nederland en de Yereenigde Staten tot
stand gekomen. De senaat keurde bet tractaat
goed.
Volgens de Zwolsche courant is alle in- en
doorvoer in Frankrijk van vee, uit ons land
komende, tot nader order verboden.
LI. Vrijdag 26 April had te Amsterdam de
algemeene vergadering der leden van de Ver~
eeniging tot bevordering der Homoeopathie in
Nederland plaats. Nadat door den voorzitter,
dr. N. A. J. Voorhoeve, homoeopatisch genees
heer te 's Gravenhage was medegedeeld, dat
verscheidene jonge artsen en medische studen
ten zich tot het hoofdbestuur gewend hadden,
om in staat gesteld te worden, de homoeopathie
in het buitenland te leeren kennen, werd door
hem over de wenschelijkheid gesproken, zich
tot de regeering te wenden, met het doel om
ook in ons land aan een der universiteiten eene
gelegenheid te verkrjjgen, waar de homoeopa»
thische geneeswijze bestudeerd zou kunnen
worden. Waar toch in het buitenland deze
geneeswijze niet alleen door vele artsen uitge
oefend, maar zelfs door de meeste regeeringen
officieel erkend, en (met name in Oostenrijk,
Frankrjjk, Engeland en in de Vereenigde Staten
van N.-Amerika) op talrijke universiteiten ge
doceerd wordt, bestaat er in ons land niet
alleen nergens een leerstoel voor de homoeopa
thie, maar wordt deze geneeswjjze zelfs niet
ofïiciëel erkend. En dit toch is een eerste ver»
eischte, want alleen dan kan op voldoende
wijze te gemoet gekomen worden aan het zoo
veelvuldig geuite verlangen der talrjjke voor
standers dezer geneeswijze in ons land; riètl
homoeopatisch te laten behandeleïb Ook op
dit punt dient er rechtsgelijkheid te zjjn.
Ten slotte werd de rekening over het afge»
loopen jaar overgelegd; en ontspon zich een
langdurige bespreking óveif de noodzakeljjkheid
van de oprichting van een populair geschreven
homoeopathisch tjjdBchrift.
In den loop van 1887 kwam een plan
gevormd door diakenen der Waalsche gemeente
te Leiden tot rijpheid, om kranken, wier
toestand niet toelaat te hunnen huize ver
pleegd te worden, in eene inrichting te ver
zorgen.
De oprichting had tevens eene philantropische
zijde, die zich zelfs zoover zou uitstrekken, dat
men tegen zeer lage verplegingskosten of kos
teloos patiënten zou opnemen.
Om dit alles naar de eischen des tjjds in te
richten werd een aanzienlijk bedrag, afkomstig
van de diaconale goederen der Waalsche ge
meente te Leiden, beschikbaar gesteld en het
Hdpital Wallon gesticht, dat oorspronkeljjk eene
inrichting zou zjjn voor patiënten behoorende
tot de Waalsche gemeenten, maar al spoedig
een cosmopolitisch karakter aannam en eene
stichting bleek te worden, waar elke lijder,
onverschillig van welke nationaliteit of kerk
genootschap kon opgenomen worden;