N°. 104. 132e Jaargang. 1889. Y rijdag 3 Mei. en Middelburg 2 Mei. S C H T T E R IJ, Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen." Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager? Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. BEKENDMAKINGEN. SCHUTTERIJ. INSCHRIJVING. lllDDIllSIIKiSdlF (1)1111 M. Thermometer. Middelburg 2 Mei.' vm. 8 u. 54 gr. m. 12 u 03 gr. av. 4 u. 61 gr. F Verwacht Z. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. v. d. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te TholenW. A. van Advertentiën Nieuwenhtjijzen.Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uur bureau van Nijgh Van Ditmar te Botterdam, en de firma B. van dee Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan.Hoofdagenten voor het aan het bureau bezorgd zijn, willen Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger, voor België A. Grosjean Co. te Brussel, i zij des avonds nogworden opgenomen De burgemeester en wethouders van Mid delburg, gezien de circulaire van den commissaris des konings in Zeeland van den 2 April 11 (provinciaal blad no. 35) betrekkelijk de perso- neele belasting en het patentrecht voor het dienstjaar 1889/90, maken bekend: 1» dat met het primitief beschrijringswerk van de belasting op het personeel, vastgesteld bjj de wetten van den 29en Maart 1863 (Staats blad no. 43) en van den 24en April 1845 (Staats blad no. 15) in deze gemeente een aanvang zal worden gemaakt op Donderdag den 9 Mei a. s. en alzoo de aan de ingezetenen uit te reiken beschrjjvingsbiljetten met den achtsten dag daarna van wege den ontvangev der- directe belastingen zullen worden opgehaald; 2° dat door het gemeentebestuur om, ingeval eener herziening van het aangegeven bedrag der huurwaarde of van het aantal deuren, vensters en haardsteden, als tegenschatters van de zijde der belastingschuldigen te dienen zijn benoemdJ. P. AKKEBMAN, W. J. VAN BIEL, W. A. VAN DEB HABST en M. J. DE GBOOT. 3° dat, wat het patentrecht betreft, bepaald is, dat, met uitzondering van patentplichtigen vermeld onder no. 37 tot 40 van tabel XIV zjjnde de slijters, tappers, kroeghouders en koffiehuishouders, die niet in de gewone be- schrjjving zullen worden begrepen, maar aan wier huizen zoodra mogelijk na den ingang van het dienstjaar en zonder de gewone be- achrjjving af te wachten een declaratoir zal moeten worden bezorgd, hetwelk na verloop van drie dagen weder zal worden opgehaald, voor zooveel aangaat alle overige patentplich tigen bedoeld in de eerste vijftien tabellen dei- wet van den 21 Mei 1811 (Staatsblad no. 34) o aangiften of verklaringen ter verkrijging van patent zullen worden uitgegeven den 9 Mei tot en met den 16 Mei a. s. b. die verklaringen, behoorljjk ingevuld, zul len moeten zijn ingezonden op den 31 Mei a. c. het register van gemelde patentplichtigen zal worden gesloten op den 24 Juni a., terwijl ofschoon na dien tijd de aanneming van aan vragen om patent, de gewone algemeene be schrijving betreffende, niet zal worden geweigerd, in alle gevallen de mogelijke gevolgen, die uit een minder tijdige aangifte voortvloeien, altjjd voor rekening der nalatige patentplich tigen blijven. Tevens worden de patentplichtige slijters, tappers, kroeghouders, en koffiehuishouders on der mededeeling dat hunne patenten van af den 1 Juni te hunner beschikking op de ge meente-secretarie verkrijgbaar zijn, 'opmerkzaam gemaakt, dat het patent niet zal mogen wor den afgegeven en het daarbij uitgedrukt bedrijf niet zal mogen worden uitgeoefend dan nadat het verschuldigde over het voorafgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd. Eindelijk wordt ieder aandachtig gemaakt op de wjjziging welke eene der vrijstellingen van de vrouwelijke bedienden (art. 5 der wet van den 9 April 1839 (Stbl. no. 59) heeft onder gaan op die, welke in de twee eerste para grafen van art. 27 der wet van den 29 Maart 1833 (Stbl. no 4) bij art. 7 derzelfde wet van 1869 zijn gebracht, alsmede op de verplichting om bjj de bezwaarschriften, ingevolge art. 1 der wet van den 4 April 1870 (Stbl. no 60) over te leggen een duplicaat van het aanslag biljet tegen betaling van vijf cent, bjj den rjjks-ontvanger verkrjjgbaar gesteld. Middelburg, den 30 April 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCBOEEE. De secretaris, A. DE VULDER YAN NOORDEN. dit jaar hun 25e j'aar zijn ingetredenzich mede ter inschrjjving voor de schutterij moeten aan geven die personen, welke, htm 34e niet volein digd hebbende, ofschoon in andere gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrjjving in de gemeente zijn komen wonen, alsmede de vreemdelingen, die sedert de laatste inschrijving in de termen zjjn gevallen om, op grond van art. 2 der wet van den 11 April 1827, als ingezetenen te worden beschouwd, met welke gelijk staan de uit den dienst ontslagen mili tairen, voor zoo verre deze in de jaren der sohutterjj verkeeren, welke zich alzoo mede ter inschrjjving moeten aangeven b dat de van andere gemeenten ingekomen schutterplichtigen bjj behoorljjk bewjjs moeten aantoonen in welke betrekking zjj zich tot de schutterij bevinden c dat de verplichting enbevoegdheid tot den schut terlijken dienst, en mitsdien tot de inschrijving en het domicilie van inschrijving, benevens bij verzuim gestelde straffen zijn geregeld bjj de artikelen 1, 2, 7, 8 en 9 der voorschreven wet. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort, den 30 April 1889. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHOREB,. De secretaris A. DE VULDER YAN NOORDEN. De burgemeester en wethouders van Middel burg maken bekend lo dat de commissie uit het gemeentebestuur ingevolge art. 15 der wet van 11 April 1827 (Staatsblad no 17) belast met het onderzoek nopens de al of niet gegrondheid der redenen welke tot vrijstelling of uitsluiting van den dienst bjj de schutterij zjjn ingebracht, hare eerste gewone jaarljjksche zitting zal houden op Maandag den 27en Mei a. s., des voormiddags te 10 uren, ter beoordeeling in hoeverre de redenen, waarom in het voorgaande jaar voor waardelijke vrjjstelling is verleend, bjj voortdu ring geldende zijn 2o dat de belanghebbende personen, voor zoover zulks niet al reeds door hen is geschied, de schriftel jjke bewijzen omtrent de redenen, welke zjj voor hunne vrijstelling kunnen aanvoeren alsnog voor den 25en Mei ter gemeente-secretarie kunnen overleggen 3o dat zij, die mochten verzuimen op het bepaalde tijdstip voor de commissie van onder zoek te verschenen, zullen worden gerekend geene redenen van vrijstelling te hebben, en zooverre zij dienstplichtige nummers getrokken hebben en niet vallen in de termen van artikel 3 a, b, c, l, en m en van artikel 4 der wet bjj de schutterij, zullen worden ingelijfd, totdat zij in een volgend jaar hunne reclames op den aangewezen voet zullen doen gelden. Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort den 30 April 1889. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, S C H O B E R. De Secretaris A. DE VULDER VAN NOORDEN. De burgemeester en wethouders van Mid delburg, gelet op Z. M. besluit van 21 Maart 1828 (Staatsblad no 6), in verband met de wet van 11 April 1827; maken bekend: dat, ter voldoening aan art. 5 van genoemd besluit van den 15 Mei aanstaande tot den 31 daaraanvolgende, dageljjks, (uitgezonderd Zon en feestdagen), van des morgens 10 tot des namiddags 2 uren, ter gemeente-secretarie zul len gereed liggen de registers van inschrjjving voor de schutterjj, welke registers op den 1 Juni daaraanvolgende moeten worden gesloten: weshalve alle ingezetenen dezer gemeente, zonder onderscheid, gehuwd of ongehuwd, welke op den 1 Januari dezes j'aars hun 25e jaar zijn ingetreden en hun 34e jaar nog niet hébben volbracht, (hoedanigen zjjn alle manneljjke ingezetenen, geboren in het jaar 1864, wor den opgeroepen en aangemaand om zich op voorschreven plaats en uur, vóór den 1 Juni aanstaande, voorzien van hunne geboorteakte, ter inschrijving aan te melden, terwjjl ter voorkoming van alle misvatting, welke zoude kunnen ontstaan met betrekking tot de ver plichtingen die bjj voornoemde wet op de schutterijen worden voorgeschreven, aan be langhebbende ingezetenen dezer gemeente wórdt Onder het oog gebracht Cf dat, behalve zjj, die op den 1 Januari van Naar aanleiding van onze beschouwing over de o. i. misplaatste bemoeizucht van sommige liberalen op politiek gebied met kerke- 1 jj k e aangelegenheden schrijftde Goesche Crt. ►Wanneer iemand om tot eene kerkelijke ge meente te worden toegelaten, uitgenoodigd wordt om zjjne maatschappelijke positie te laten varen, dan acht de Midd. Crt. dit volkomen rationeel, 't Staat bjj haar geljjk met de voorwaarden, verbonden aan het lidmaatschap eener kies vereeniging 1 Dien spot aan de eene, en deze zonderlinge opvatting der persoonljjke vrjjheid aan de andere zijde geheel voor hare rekening latende, raden wij de Midd. Crt., die van de bjjzonderheden van het geval in quaestie niet op de hoogte is, aan te gelooven, dat als het feit zoo onbe- teekenend was geweest, ook wjj ervan zouden gezwegen hebben." Na dit staaltje van sophisme, waaruit spreekt öf opzet om iemands redeneering geheel verkeerd voor te stellen öf gebrek aan juist begrip van hetgeen wjj schreven, zien wjj af van iedere poging om nog nader aan de redactie ons gevoelen duideljjk te maken. Als het haar wezenljjk niet te doen is geweest om opzettelijk onze meening in een valsch licht te stellen, laat haar dan hetgeen wjj schreven ook onder de oogen van hare lezers brengen wjj schromen hun oordeel in dezen niet. Alleen eene opmerking tot slot. Wjj konden de feiten slechts beoordeelen naar de voorstelling, die het blad daarvan gaf en de tegenspraak die anderen daarop lieten volgen. Als die niet zoo onbeteekenend waren had men de geheele waarheid moeten zeggenmaar zooals nu de verhalen luidden, vooral na de op de eerste lezing ervan nader gegeven rectificaties, bleef er ten slotte van al die feiten, waarvan men zoo hoog opgaf, bitter weinig belangrijks over. In een rede Maandagavond, in eene verga dering van de vrijzinnige kiezersvereeniging Burgerplicht te Charlois, door dr. R. P. Mees B.Az., lid van de Tweede kamer, gehouden bracht hij in herinnering, dat dr. Kuijper zelf zich in 1885 tegen subsidie aan de bijzondere school verklaarde. Hjj schreef in de Standaard van dat jaar: ►Juist het feit, mannen broedersdat ge gedwongen waart, zelf uwe scholen op te richten, in stand te houden, er onderwijzers voor u te kweeken en er geld voor te offeren, dat juist heeft uwe kracht ontwikkeld; terwjjl de liberalisten, die niets hadden te doen dan van de staatsruif te plukken, aan kracht verloren. Niets zoozeer als de practische schoolstrijd heeft uw nationale kracht geprikkeld en ontwikkeld. Juist door dien strijd wierdt ge sterk. Wierdt ge wat ge zjjt. Neemt ge dus nu dien prikkel weer weg, zoodat ge niets meer hebt in te richten, in stand te houden, noch te offeren, dan zinkt ge in uw oude, loome nietsdoen terug, verliest uw pit en uwe veerkracht en staat in tien jaar tjjds weer vergeten in een hoek, als ge vroeger stondt." Aldus de heer Kuijper van 1885. Yier jaren later dringt hij zelf op subsidie aan en verwijt der vrjjzinnige partij, dat zij niet sinds lang daartoe hare medewerking verleende wjjsheid Zou het niet veel aangenamer zjjn, indien wij den hoon hooghartig lieten rusten en veel verstandigerindien wjj de dwaling manmoedig bestreden Maar dan ook worde het valsche woord door het wederwoord beje gend en de drogreden door de deugdelijke be wijsvoering ontmaskerd. Men straffe niet, men onderrichte en bovenal men handele". Naar aanleiding van dit profest merkt de redactie van het Weekblad van het recht op dat zjj met het stellen der kwestie eenvoudig ten doel had een disenssie daarover uit te lokken; zjj heeft geen advies uitgebracht maar alleen een vraag gesteld. Onlangs leverde het Weekblad van hét recht een beschouwing onder den titel van Beteuge ling van de woelingen der sociaal-democratie; waarin duidelijk werd gezinspeeld op scherpe en bijzondere maatregelen tegen de woelingen der socialisten. Daartegen komt de bekende en bekwame rechtsgeleerde mr Levy in hetzelfde blad op. Op hem heeft het artikel van het genoemde orgaan een pijnlijken indruk gemaakt, omdat tusschen de regels viel te lezen een neiging tot het beantwoorden in bevestigenden zin der vraag: of men niet aanstalten behoort te ma ken tot een onderzoek, in hoeverre het gemeene recht behoort te worden verscherpt. De onder stelling is alzoo, dat de gemeene wet de moed willige aanranding van het huwelijk, de familie, het privaateigendom, keeren zou. »Ik vraag zonder omwegen, schrijft mr Levy, met welk recht?" Het Weekblad van het recht schreef: »Critiek mag alles onderzoeken. Wjj verlangen zelfs geen uitzondering voor »»'t kritiekste"". ►Maar iets anders is de meest onbeperkte vrij heid van onderzoek en van mededeeling dei- uitkomsten van dat onderzoek, zelfs in popu- lairen vorm, iets anders de openlijke, steeds in heftigheid toenemende, moedwillige aanranding der grondslagen, waarop onze staat en onze maatschappij nog steeds berusten, eene aanran ding, die meest gepaard gaat met de opzetting tot en bet voeden van feilen en woesten klas senhaat." »Nu zal ik" merkte mr Levy daartegen op »de laatste zijn om de gegrondheid dezer akte van beschuldiging tegen de sociaal-demo cratische woordvoerders en pers te ontkennen. En de eerste om te verklaren, dat zij door bun dolzinnig optreden afbreuk doen aan bet grein waarheid, dat hunne leer behelst. Maar dat strafbaarstelling van moedwillige -aanranding iets anders zou zjjn dan het aan banden leggen der vrjjheid van onderzoek zie, dat vermag ik niet in te zien. Evenmin is het mij mogelijk te bevroeden, waar tusschen geoorloofde critiek en strafbare gedaebtenuiting de grenslijn liggen u." Dat bet huweljjk, de familie, bet privaatei gendom grondslagen zjjn onzer maatschappij en dit voorloopig nog wel bljjven zullen, is ook de meening van mr Levy. Men bedriegt zich echter, wanneer men meent, dat. zij voor heilig en onaantastbaar kunnen worden verklaard wanneer men gelooft, dat zjj de eenige absoluut denkbare voorwaarden zijn eener beschaafde samenlevingwanneer men waant een onderzoek gefnuikt of eene propa ganda aan banden gelegd te hebben, nadat men strafrechtelijk tussehenbeiden getreden zou zjjn. ►Hoe tallooze malen is het niet gebleken schrijft hjj, »dat ideeën lachen om uwe ver volging en spotten met uwe kerkers. Maak uwe wetten gelijk gjj wilt zooveel waarljjk zedelijke waardjj er ligt in eene beweging, onverschillig welke, ook in die der sociaalde mocratie, zooveel zal verwezenljjkt worden. Aldus wil het de wereldorde, wier hoogste uiting de rechtsgemeenschap voor allen is. Niet bemoeieljjking, maar bespreking, niet te rechtstelling, maar overtuiging baat hier. ►Wat droevig testimonium paupetatis reiken wij toch aan onze maatschappelijke instellin gen uit, nu wij telkens een phrasenheld, die ze heet te verguizen, bij den kraag pakken en in de gevangenis stoppen- Is zulk «eereher stel" nu het kort begrip onzer staatkundige Het Hbld oppert een gewichtig bezwaar tegen de wijze, waarop bjj de Staten-Generaal is aanhangig gemaakt de opheffing van het besluit van 2 April, waarbij onze koning ver klaard werd huiten staat te zijn .te regeeren. Beeds gisteren bracht het blad daartegen zjjn bedenkingen in, en thans schrijft het »Als men den tekst van de mededeelingen, dooi den minister Maekay Dinsdag in de vereenigde vergadering voorgelezen, nauwkeurig leest, schijnt men daaruit te moeten opmaken dat het voorstel tot intrekking van 's konings ongeschiktverkla- ring uitgaat van den ministerraad, en niet van den Raad van state. Men leest daarin nl. «Wjj hebben mitsdien de eer, als daartoe gemachtigd door den Raad van state, krachtens art 45, 20 van de grondwet, waarnemend het koninklijk gezag, voor te stellen, dat door de Staten-Generaal in vereenigde vergadering bjj besluit worde verklaard dat bet in art. 38 der grondwet omschreven geval beeft opgehouden te bestaan."" »Niet de Raad van State, waarnemende bet kon. gezag, heeft dus bet voorstel gedaan, maar wij, d. i. de ministers. »Zooals men weet, behoort een dergelijk voor stel, volgens art. 48 der Grondwet, uit te gaan öf van een regent öf van 20 leden der Staten- Generaal. Desnoods kan men aannemen, dat de Raad van State, als tijdelijk met bet kon. gezag bekleed zoolang een regent ontbreekt, de plaats van dien regent vervult en aldus mede is begrepen onder degenen van wie volgens art. 48 bet voorstel mag uitgaan. »Maar van de ministers De eenige grond, die voor de bevoegdheid van deze kan worden aangehaald, is wellicht de rechtsregel: dat een rechtstoestand kan worden opgeheven op dezelfde wjjze als waarop zij is tot stand gekomen. Zoo eindigt een overeenkomst op geljjke wjjze als zij is geboren, door den wil der partjjen. De Grondwet draagt in artt. 38 en 39 aan den ministerraad op, de eerste stappen te doen ingeval de koning buiten staat geraakt de regeering waar te nemen, en, na den Raad van State te hebben gehoord, de vereenigde vergadering der Staten-Generaal bjjeen te roe pen. Heeft de ministerraad nu aldus gerede neerd wat op ons initiatief is besloten, mag ook op ons initiatief voor het vervolg worden ingetrokken ►Het verschil tusschen heide gevallen is echter, dat voor het uitlokken van het besluit tot ongeschiktverklaring de Raad van State enkel als adviseerend lichaam wordt gehoord en de ministerraad zelfstandig optreedt. Thans echter heeft de ministerraad zich door den Raad laten machtigen en dus niet geheel zelfstandig het voorstel gedaan. ►In het eerste geval heeft bovendien de ministerraad geen «voorstel"" aan de Staten- generaalte doen, maar alleen aan deze «van het voorhanden verslag verslag te doen."" Het zijn de Staten-generaal van wie het «besluit"" uitgaathet voorstel is dan ook op 3 April door den voorzitter der vereenigde vergadering gedaan. Thans heeft de ministerraad zich niet bepaald tot een verslag van de ingetreden verandering, teneinde een vooi-Btel uit de Staten-generaal zelve uit te lokken, maar hij ismeteen eigen «voorstel"" gekomen, dat op geen enkele bepaling der grondwet steunt. ►De genoemde rechtsregel geldt bovendien in dit geval niet, omdat art. 48 uitdrukkelijk heeft aangewezen van wie het «voorstel"" be hoort uit te gaan «van den regent of van ten minste 20 leden der Staten-generaal."" De ministerraad is daarbjj niet genoemd en dus onbevoegd. ►Wij komen op deze zaak terug om de gevolgen. Immers voor de geldigheid der wetten en be sluiten vooral die van internationalen aard die worden afgekondigd, nadat Z. M. de koning de regeertaak zal hebben hervat, is het van groot belang, dat er geen zweem van twijfel besta of in alle opzichten aan de grondwettige voorschriften is voldaan. Er moet geen aan leiding worden gegeven tot het opwerpen der beweriDg bij strafvervolgingen bjjv. dat eenige wet of eenig besluit is afgekondigd door den koning, die, niet op de wjjze bij de grondwet bepaald, weder tot de uitoefening van zijn gezag is gekomen. ►Daarom is bet wel raadzaam, dat alsnog van een 20-tal, en liever nog van een grooter getal leden der Staten-generaal een formeel voorstel uitga, ter voldoening aan art. 48 en dat de vereenigde vergadering over dat voor stel beslisse. Dan is alle moeiljjkheid uit den weg geruimd en in allen deele aan de grond wet voldaan." Ook bet Vaderland beeft in zijn kamerover zicht in denzelfden geest bedenkingen geopperd. Op uitnoodiging van de commissie van rap porteurs uit de vereenigde vergadering der Staten-generaal over het voorstel betreffende de wederopdracht der regeering aan Z. M. den koning, heeft de minister van binnenlandscbe zaken met de commissie eene langdurige con ferentie gehouden. Het ^wetsontwerp op de gedwongen winkel nering, dat de regeering bjj de Tweede kamer zal indienen, zal, zegt Het Vad., de Kamer eerstdaags bereiken. Het is met bet advies van den raad van state bij bet departement van justitie terug ontvangen. Hetzelfde olad verneemt, dat op de voordracht voor een directeur der Nederlaudsche bank, in de plaats van den heer Beels, die eervol ont slag heeft verzocht, als éérst voorgedragene voorkomt mr. N. P. van den Berg, thans presi dent der Jarascbe bank te Batavia. Yolgens bericht in een paar Hollandsobe bladen is het nieuwe uitleveringsverdrag tus schen Nederland en de Yereenigde Staten tot stand gekomen. De senaat keurde bet tractaat goed. Volgens de Zwolsche courant is alle in- en doorvoer in Frankrijk van vee, uit ons land komende, tot nader order verboden. LI. Vrijdag 26 April had te Amsterdam de algemeene vergadering der leden van de Ver~ eeniging tot bevordering der Homoeopathie in Nederland plaats. Nadat door den voorzitter, dr. N. A. J. Voorhoeve, homoeopatisch genees heer te 's Gravenhage was medegedeeld, dat verscheidene jonge artsen en medische studen ten zich tot het hoofdbestuur gewend hadden, om in staat gesteld te worden, de homoeopathie in het buitenland te leeren kennen, werd door hem over de wenschelijkheid gesproken, zich tot de regeering te wenden, met het doel om ook in ons land aan een der universiteiten eene gelegenheid te verkrjjgen, waar de homoeopa» thische geneeswijze bestudeerd zou kunnen worden. Waar toch in het buitenland deze geneeswijze niet alleen door vele artsen uitge oefend, maar zelfs door de meeste regeeringen officieel erkend, en (met name in Oostenrijk, Frankrjjk, Engeland en in de Vereenigde Staten van N.-Amerika) op talrijke universiteiten ge doceerd wordt, bestaat er in ons land niet alleen nergens een leerstoel voor de homoeopa thie, maar wordt deze geneeswjjze zelfs niet ofïiciëel erkend. En dit toch is een eerste ver» eischte, want alleen dan kan op voldoende wijze te gemoet gekomen worden aan het zoo veelvuldig geuite verlangen der talrjjke voor standers dezer geneeswijze in ons land; riètl homoeopatisch te laten behandeleïb Ook op dit punt dient er rechtsgelijkheid te zjjn. Ten slotte werd de rekening over het afge» loopen jaar overgelegd; en ontspon zich een langdurige bespreking óveif de noodzakeljjkheid van de oprichting van een populair geschreven homoeopathisch tjjdBchrift. In den loop van 1887 kwam een plan gevormd door diakenen der Waalsche gemeente te Leiden tot rijpheid, om kranken, wier toestand niet toelaat te hunnen huize ver pleegd te worden, in eene inrichting te ver zorgen. De oprichting had tevens eene philantropische zijde, die zich zelfs zoover zou uitstrekken, dat men tegen zeer lage verplegingskosten of kos teloos patiënten zou opnemen. Om dit alles naar de eischen des tjjds in te richten werd een aanzienlijk bedrag, afkomstig van de diaconale goederen der Waalsche ge meente te Leiden, beschikbaar gesteld en het Hdpital Wallon gesticht, dat oorspronkeljjk eene inrichting zou zjjn voor patiënten behoorende tot de Waalsche gemeenten, maar al spoedig een cosmopolitisch karakter aannam en eene stichting bleek te worden, waar elke lijder, onverschillig van welke nationaliteit of kerk genootschap kon opgenomen worden;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1