inwoners in en het getal afgevaardigden voor elk (nieuw) hoofdkiesdistrict. Is uwe commissie eenstemmig van meeningdat door de wijziging der bevolkingscijfers van de verschillende provinciën en van de onderscheidene kiesdistricren in deze provincie de verhouding van het totaal der leden tusschen de provinciën en van het getal leden in de 6 hoofdkiesdistricten dezer provincie niet meer in dezelfde evenredigheid staat als vroeger, zij is niet eenstemmig in hare beantwoording van de vraag of ter „voorziening" in deze „wanverhouding" een wijzi ging noodig is van de grenzen der kiesdistricten. Terwijl de meerderheid constateert dat in Zeeland over de ongelijke verhouding tot dusver geen enkele klacht is vernomen, geen enkel bezwaar ts ondervonden, wijst zij er tevens op dat verandering van het ledental en van het getal afgevaardigden per kiesdistrict nog volstrekt niet behoeven te leiden tot een andere ver deeling 'in kiesdistricten. Zij ontkent dat het logische verband van oorzaak en gevolg ten deze aanwezig zou zijn. De beide leden der minderheid, zijn van oordeel k dat deze zinsneden uit de nota van toelichting in verband moeten gebracht worden met de daarin verder uitge sproken meening dat het wenschelijk is dat de grenzen van de kiesdistiicten voor de Provinciale staten met die van de kiesdistricten voor de Tweede kamer zoo veel mogelijk samenvallen. Dia meening beamen zij ten volle. De gewijzigde grondwet hreft een nieuwe verdeeling van kiesdistricten voor de leden der Tweede kamer ten gevolge gehad. Was er vroeger zekere verhouding of verband tusschen de kiesdistricten voor de Prov. staten en die voor de Tweede kamer, thans is dat verband verbroken. Door zooveel mogelijk dezelfde districtsverdeeling thans voor de Prov. staten in te voeren brengt men weder verband. Nu eenmaal de nieuwe districtsindeeling voor de Tweede kamer kiesdistricten uit elkander heeft gerukt en deelen der provincie heeft gescheiden, welke vroeger een district uitmaakten, is het rationeel en wenschelijk ook de provinciale kiesdistricten daarmede in overeenstemming te brengen. Doordien bij de nieuwe vei deeling (waar een vast cijfer van bevolking per district grondslag moest zijn) weiaig met locale belangen en behoeften is rekening kunnen gehouden worden, dienen de banden en punten van aanraking tusschen de deelen der nieuwe districten zooveel mogelijk versterkt te worden en ook uit dien hoofde beveelt zich dus de voorgestelde ver- deeliug aan. Van de zijde der meerderheid werd hiertegen aange voerd dat in elk geval de verdeeling niet geheel dezelfde kan zijn, omdat men voor de Prov. staten gebonden is aan de grenzen der provincie; dat, waar erkend is dat bij de districtsverdeeling voor de Tweede kamer geen rekening is gehouden met de locale behoeften en belangen, omdat men da tr aan een vast cijfer gebonden was, men dezelfde gebrekkige verdeeling niet behoeft te volgen waar men niet door een cijfer gebonden is, en men die niet behoort te volgen, waar de natuur zelve eene andere verdeeling (de bestaande) als 't ware heeft aan de hand gedaan; eindelijk, dat de nieuwe iadee- ling voor de Tweede kamer (vervat in de additioneelo artikelen bij de grondwet) een voorloopige regeling is, en dat reeds dit voorloopig karakter ervan moet terughouden om nu de bestaande provinciale indeeling naar die voorloopige regeliDg te gaan vervormen. Een lid der minderheid geeft daarop als zijn gevoelen te kennen dat eenzelfde meerderheid in de Eerste als in de Tweede kamer wenschelijk is, opdat er goed geregeerd worde; de oniworpen nieuwe verdeeling opent den weg om voortaan de kiezers ia dezelfde kiesdistricten recht streeks voor de Tweede kamer en indirect voor de Eerste kamer te doen kiezenbet spoedig verkrijgen van overeenstemmende meerderheid in beide kamers is een landsbelang, derhalve is ook het provinciaal belang gemoeid bij- en gebaat door de voorgestelde verdeeling. De meerderheid uwer commissie, met dat lid aanne mende dat de bedoeling van de voorgenomen herzie ning is om, spoediger dan volgens de vigeereude be palingen mogelijk of waarschijnlijk is, een andere meer derheid in de Eerste kamer te bekomen, wijst erop, dat het verlangen om dezelfde kiezers ia dezelfde dis tricten rechts;reeks voor de Tweede en indirect voor de Eerste kamer te doen kiezen een voortzetting is van den gedachtengang, welke ten grondslag heeft gelegen aan het tijdens de grondwetsherziening inge diend amendement om de leden der Eerste kamer te doen verkiezen door dezelfde kiezers als voor de leden der Tweede kamer zijn aangewezen, een amendement dat (28 Maart 1887) met 58 tegen 17 stemmen ver worpen is, terwijl onder de tegenstemmers al de poli tieke partijen vertegenwoordigd waren. Doch boven dien acht zij dat standpunt ten eenenmale verkeerd. Wijziging van de kiesdistiicten voor de Prov. staten mag alleen door het provinciaal belang worden gein- spireerd, althans gemotiveerd. Het provinciaal belang vordert het samenvallen van de grenzen der beide soorten van kiesdistricten niet; integendeel, het wordt er in hooge mate door benadeeld. De verkiezingen voor de Prov. staten zouden daardoor geheel worden beheerscht door het politiek belang, en bij de keuze van leden zouden de gewichtige belangen, welke de staten overigens te behartigen hebben, geheel op den achtergrond geraken. De eigenlijke aard der Prov. staten zou verloren gaan. Niet naar bekendheid met het gewest of eenig deel daarvan, niet naar kennis van de administratie van gemeente en polder, niet naar bekendheid met de bevolking en hare behoeften, niet naar de inzichten omtrent de bevordering der verkeersmiddelen (wegen, steigers en stoombooten) zou dan bij de kenze van eandidaten worden gevraagd de kiezer toch b. v, in Arnemuiden zal uit den aard der zaak zich slechts omtrent eene politieke keuze met kiezeis uit St. Philipsland, Tholen, Noord-Beveland en een deel van Zuid-Beveland kunnen verstaan. De gemetnschap van belang, welke thans ten band tus schen de kiezers vormt en hen bij hunne keuze van eandidaten medeleidt, wijkt voor het belang der politiek. Het andere lid der minderheid, erkennende dat als hoofdmotief bij een verdeeling der provincie in kies districten het provinciaal belang moet voorgaan, ont kent evenwel dat door een wijziging als de voorgenc- mene het provinciaal belang in die mate miskend of verwaarloosd zou worden, dat daarom de voorgenomen wijziging verwerpelijk zou zijn of achterwege zou moeten blijven. Tegenover de geschetste nadeelen isz. i. dit aan to voercD, dat het samenvallen der grenzen juist zal strekken om de nu nog zwakke relaties tusschen de deelen der nieuwe kiesdistricten voor de Tweede kamer te verlevendigen; en de dis tricten worden niet zoo groot of de eandidaten kunnen zeer wel persoonlijk bij de kiezers bekend zijn. De partij, welke thans regeeringsparttj is, heeft het middel aan de hand gedaan om de Prov. staten tot een zuiver gewestelijke vertegenwoordiging te maken doch het daartoe strekkend (bovenvermeld) voorstel is verwor pen; men kan nu, in de minderheid zijnde, zich niet beklagen over de gevolgen der eigen daad en moet de gevolgen der verwerping aanvaarden. Op de hieronder volgende beschouwingen omtrent de voorgestelde kiestabel zelve is natuurlijk van greo- ten invloed geweest het verschillend siandpunt, ten dtze door de meerderheid en door de minderheid in genomen. Terwijl deze meent dat het belang van algemeenen aar I de samenstelling der Eerste kamer en de wen- schelijkht id dat de kiesdistricten voor de Tweede kamei en Provinciale staten zooveel mogelijk samenvallen op den voorgrond behoort te staan, zoodat overwegin gen, aan het provinciaal belang ontleend, daartegenover niet voldoend gewicht in de schaal kunnen leggeD, is gene van oordeel dat nn, als steeds te voren, met het provinciaal belang ten deze in .de eerste plaats be hoort te worden te rade gegaan. Voor de minder heid alzoo is het vraagstuk van hoogst eenvoudigen aard, daar de voorgenomen indeeling wegens het be ginsel en het beoogde doel haar volle goedkeuring wegdraagt, voor de meerderheid komt het er op aan haar bezwaren, behalve tegeD het ten grondslag liggend beginse', ook tegen de uitwerking en toepassing van het stelsel te ontwikkelen. Vandaar dat slechts enkele argumenten en beschou wingen der meerderheid tegenspraak uitlokten van de minderheid, die overigens haar standpunt daardoor niet aangetast of overwonnen achtte. De meerderheid uwer commissie dan wijst er met nadruk op, dat de tegenwoordige indeeling voor de Prov. staten volkomen in overeenstemming is met de geographische gesteldheid. Juister eu beter verdeeling is niet te maken. De eenige vraag, welke ten deze zou kunnen worden gesteld, is deze: of Noord-Beveland ook een afzonderlijk district zou behooren te worden? Naar de bevolking of wel naar de kiezers gerekend (6822 inwoners en 591 kiezers), zou dit eiland één afgevaardigde kunnen kiezen. Uwe commissie bepaalt zich tot deze vraag, zonder zich partij te stellen. Aan het verlangen, uitgedrukt in het adres der kiesveree- niging Burgerplicht te Terneuzen, meent zij dat niet behoort voldaan te worder, in zoover splitsing gevraagd wordt tusschen de gemeenten in bet kanton Hulst en die in het kanton Terneuzen. Zonder bepaalde nood zakelijkheid zouden dan 2 kleine districten (een van 22488 en een van 18006 inwoners) gevormd worden. Daarentegen acht de meerderheid het verzoek der adressante, om niet bij het zg. 4(le district ingelijfd te worden, volkomen gegrond. Toevoeging van de ge meenten TerneuzeD, Hoek, Philippine, Westdorpe, Zaam- slag, Sas van Gent en Axel (te zamen 18006 inwoners) zou vereenigen wat de natuur heeft gescheiden. Be trekkingen tusschen het 4de district en dat deel van het 5de zijn er nietrechterlijk vormen zij verschillende kantons, ook maatschappelijk zijn er geen aanrakings punten; het verkeer is zeer moeilijk. Zoo zijn bij de verkiezing, van Maart 1888 de stembussen uit dat deel van het 5de district over België naar Oostburg ver voerd. Reizigers uit Terneuzen met bestemming naar Breskcns nemen vaak de reis over Vlissingen. De polderbelangen en die bij de wegen en middelen van verkeer betrokken (men denke aan den stoombootdieDst van Vlissingen op Breskens en op Terneuzen) loopen voor de streek aan deze en voor die aan gene zijde van den Brakman zeer uiteen. Het is zonneklaar, dat de verkiezing in een aldus samengesteld district uit sluitend moet beheerscht worden door politieke over wegingen, daar aan gemeenschap van belangen niet te denken valt. Acht de meerderheid het nadeel dezer voorgenomen indeeling voor de provinciale belangen sterk iu 't oog springend, niet minder bezwaar is er naar hare meening tegen de inlijving van Tholen by het district Goes. De 8 adressen, met tal van hand- teekeningen voorzien, tegen zoodanige inlijving bij u ingekomen, bewijzen dat de inwoners van dat kiesdis trict er zeer groot bezwaar inzien. En niet ten onrechte naar het oordeel der meerderheid, welke in herinnering wenscht te brengen dat een der overwegingen van de gelijkluidende adressen deze is„dat, indien hun thans bestaand eigen kiesdistrict mocht vervallen en worden ingedeeld als bij de kiestabel voor de Tweede kamer der Staten Generaal, afvaardiging van leden uit hun eigen midden ter Statenvergadering zeer wisselvallig en hoogst onzeker zou worden". Uwe commissie hetft niet kunnen nagaan of alle ondertetkenaars werkelijk kiezers zijü, zooals deadressen aangeven; zij meent echter de verzekering te kunnen geven dat niet alle onderteekenaars voorstanders van dezelfde politieke richting zijn, wat ook wel reeds biy kt uit het aantal (684 op 1371 kiezers). Moest inderdaad tot vergrooting worden overgegaan van de kiesdis tricten voor de Prov. Staten (iu tegenstelling met het geen geschied is ten aanzien van de kiesdistricten voor de Tweede kamer, welke kleiner zijn geworden), zoo zou, naar het gevoelen der meerderheid, eene veree- niging van Tholen met Zierikzee veel meer voor de hand liggen; er zijn meer relaties tusschen Tholen en Zierikzee (de hoofdplaats van het rechterlijk arrondis- ment) dan tnsschen Tholen en Goes. De minderheid wees hiertegenover op de verbetering der verkeersmiddelen, waardoor men tegenwoordig gemakkeiyk uit Tholen over Bergen op Zoom naar Goes kan komen. Ten overvloede wyst de meerderheid uwer commissie nog op de zonderlinge samenstelling van de districten Goes en Hontenisse. Een deel van Zuid-Beveland wordt gevoegd bij het 5de distiict, zoodat de kiezers voor de Prov. Staten uit 's Heerenhoek (dat zich tot bij het Sloe uitstrekt) zich zullen te verstaan hebben met de kiezers uit Clicge (dat tot bij Kieldrecht reikt). De kiezers uit Arnemuiden (dat tot onder de rook van Middelburg loopt) hebben zich te beraden met hun collega's nit Noord-Beveland, een deel van Zuid-Beve land, Tholen en St. Philipsland. Het is duidelijk dat dergelijk beraad over alles kan loopen, behalve over die zaken en belangen, welke tot dusver bij verkiezin gen voor de Prov. Staten, zoo niet steeds als het hoofd moment, dan toch doorgaans als van zeer groot ge wicht worden beschouwd. Onderdeelen der provincie, welke sedert tal van jaren op allerlei gebied met elkaar relaties hebben, worden thans bij andere eilanden of stukken van districten gevoegd, met welke geen commerciëele, administratieve of justitiëele betrekkin gen tot dusver bestaan, met welke het verkeer be zwaarlijk is. Tegenover deze beschouwing werd door de minder heid aangevoerd dat staatkundige relaties reeds bestaan tusschen de deelen der districten naar de voorgenomen indeeling, dat juist een voordeel der nieuwe regeling zal zijn dat die relaties worden versterkten dat de mogelijkheid volstrekt niet uitgesloten wordt, dat aan op zichzelf staande deelen van de nieuwe districten naar zekere evenredigheid invloed wordt toegekend bij de keuze van statenleden, als voorbeeld waarvan ge wezen werd op Noord-Beveland, waaruit nagenoeg steeds 2 vertegenwoordigers gekozen zijn tegenover 6 uit het zooveel grootere deel van het district Goes. Een lid der minderheid, eindelijk, sprak den wensch uit dat de grondwettige bepaling, welke de verkiezing van de leden der Eerste kamer opdraagt aan de Pro- vineiale staten, moge gewijzigd worden. De andere ledeD, zonder zich over de wenschelykheid van die wijziging uit te laten, meenen hier te kunnen vol staan met de opmerking, dat dit vraagpunt buiten debat behoort te blijven, daar het niet op den weg der staten ligt, zich daarover thans nit te spreken. De beschouwingen en* besprekingen van uwe com missieleden leidden in korte woorden tot de volgende uitkomst le Vermeerdering van het getal leden der staten wordt van weiaig belang goachtde noodzakelijkheid van vermeerdering wordt niet ingezien en blijkt niet uit de in de nota verstrekte inlichting 2e De minderheid acht die vermeerdering evenwel wenschelijk. 3e de gewijzigde verhouding der bevolkingscijfers van de 6 bestaande hoofdkiesdistricten kan tot een wijziging leiden van het aantal afgevaardigden in 3 van die 6 distrieten; 4e wijziging van de kiesdistricten zelve wordt daar door echter niet noodzakelijk 5e naar het gevoelen van een lid der minderheid is in 's lands en daarom ook in 't provinciaal belang wijziging dier districten noodzakelijk, opdat hnn gren- zen voortaan zooveel mogelijk samenvallen met die van de kiesdistricten voor de Tweede kamer; Het andere lid der minderheid acht door de voorge nomen wyziging het provinciaal belang niet in die mate miskend of verwaarloosd, dat daarom het doen samen vallen, zooveel mogelpk, van de grenzen der kiesdis tricten voor de Staten met die voor de Tweede kamer verwerpelijk zou zyn of achterwege zou moeten blijven. 6e de meerderheid is van oordeel dat met het pro vinciaal belang in de eerste plaats moet rekening gehouden worden bij de verdeeling der provincie in kiesdistricten voor de Provinciale staten, en dat het provinciaal belang, wel verre van gebaat, zeer zou worden geschaad door de voorgenomen indeeling, daar die veel minder waarborgen voor een goede keuze aanbiedt door de tegenwoordige indeeling, welke als door de natuur is aangegeven 7e het verzoek van Burgerplicht te Terneuzen om tot splitsing van' het 5e district in 2 hootd kies dis tricten (de kantons Terneuzen en Hulst) te adviseeren, meent uwe commissie niet te moeten ondersteuneu 8e de meerderheid acht de bezwaren tegen vereeni- ging van het kanton Terneuzen met het 4e district volkomen gegrond, en ondersteunt derhalve het dien aangaande door Burgerplicht gedaan verzoek, evenals de bezwaarschriften uit Tholen en St. Philipsland, gericht tegen vereeniging met Noord-Beveand, een deel van Zuid-Beveland en een deel van Walcheren. Ten slotte meent uwe commissie niet onopgemerkt te mogen laten dat do regeering de voorbereiding tot dusver geheel buiten de Gedeputeerde staten om heeft behandeld. Vergelijking van den nu gevolgden weg met dien welke vroeger is gevolgd blijkens het in den aanhef van dit verslag voorkomend overzicht, doet zien dat in 1851 en 1852 meer dan thans prijs is ge steld op het oordeel van de Gedeputeerde collegiën. Ook heeft het de aandacht getrokken dat de Staten gehoord worden niet over een voorloopig ontwerp van wet in zijn geheel, maar alleen over de tabel iu den staathet is thans onbekend, hoe de overgaag eventueel van den bestaan den naar den nieuwen toe stand zal plaats hebben. In de wet van 5 November 1852 (Stbl. no. 197) voorzagen de artt. 4 en 5 hierin. De commissie uit de Staten, belast met het uitbrengen van een verslag over de ingeko men stukken betrekkelijk een nieuwe verdee ling der proviucie in kiesdistricten voor d6 provinciale vertegenwoordiging. C. J. FOKKER, Voorzitter. D. A. DRONKERS. J. J. POMPE VAN MEERDERVOORT. L. J. M. VAN WAESBERGHE JANSSENS. H. G. HAMMACHER, Rapporteur. Gedrukt bij D. G. Kröber Jr. te Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 6