N°. 58. 133° Jaargang. 1889. Zaterdag 9 Maart. Waarom Dordt met Rüb tail? Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2. Afzonderelijk nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50 iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel- Middelburg 8 Maart» LETTEREN EN KUNST. Thermometer. Middelburg 8 Maart, ra, 8 u. 43 gr. m. 12 u 49 gr. av. 4 u, 51 gr. F. Verwacht Z. wind. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, teKruiningen: F. v. d. Pbijx, te Zierikzee: A. C. de Mooij" en te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie bureau van Nijgh Van Ditmab te Rotterdam, en de firma B. van dee Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datibe Cie., John F. Jones, opvolger, voor België A. Geosjean Co.'te Brussel. Advertentiën moeten des namiddags te een uur aan het bureau bezorgd zijn, willen zij des avonds nog worden opgenomen Ten behoeve der ongelukkige 40 wee> zen en 10 weduwen van Belgische loodsen, te Vlissingen, slachtoffers van de schipbreuk bij Schouwenbank, verleenen wij gaarne onze tusschenkomst ter overmaking aan de commissie aldaar van alle bijdragen, die men voor dit goede doel zou willen af zonderen. Wij hebben bovendien aan ons bureau een bus geplaatst, waarin ieder gelegenheid heeft zijne bijdrage, hoe gering ook, te storten Van de ingekomen giften zullen wij achter eenvolgens melding maken. Ook op andere scholen in onze gemeente heeft men voor dit doel eene inzameling van giften gehouden, of zal deze plaats hebben. Op de Leeibchool der rijkskweekschool alhier, hoofd de heer A. de Haas, bracht die inzameling 25.015 op. Het belangrijkste uit de jongste brochure van prof. Spruyt, gericht tot de heeren mrs Van Ogtrop en lie Savornin Lohman, is wel het antwoord dat laatstgenoemde op boven staande vraag geeft, en de bedenking, dooi den Amsterdamschen hoogleeraar daartegen aangevoerd. Wij leven nu eenmaal in een zeer moeilijke periode van ons staatkundig leven. Wat de toekomst verborgen houdt, valt moeilijk te zeggen, zij kan even goed eene plotselinge kentering ons brengen als een voortdurend toenemende heerschappij van de beide mach ten over ons land. Daarom is het volstrekt niet overbodig naar dergelijke betoogen te luisteren, al moge menigeen de verzuchting slaken dat er soms te veel op een en hetzelfde aanbeeld wordt geslagen. Onze medestrijders voor onze vrijheid, tegenover kerkelijke heerschappij, dienen telkens en telkens herinnerd te wor den aan het gevaar dat dreigt, opdat zij niet versagen in hun manmoedig pogen terwijl anderen, die nog twijfelen en geen gevaar zien, dienen wakker geschud te worden. De tegenpartij hult zich nog te vaak in de vacht der onschuld en der vrijheids gezindheid, om niet voortdurend trouw op wacht te staau, en nu en dan een krachtig halt of werda te doen hooren. Tot hen, die als getrouwe schildwacht steeds op post zijn en geen oogenblik hun plicht uit het oog verliezen, behoort prof. Spruyt. De kwestie, tusschen hem en het Am8terdamsche raadslid mr Van Ogtrop, hoe belangrijk ook op zich zelf', is echter slechts bijzaak in vergelijking met het groote vraag stuk van den dagde clericale beweging in ons land en zijn strijd daartegen. Dat hij een eerlijk strijder is, en niet de katholieken aanvalt maar wel de ultramon- taansche partij erkent mr Van Ogtrop zelf zijdelings in zijn brochure, door te wijzen op den grooten eerbied, waarmee prot. Spruyt steeds over katholieke instellingen en be moeiingen heeft gesproken. Zijn verzet is niet gericht „tegen de katholieken of hun geloof maar tegen iets anders, en wel tegen een onverdraagzame politiek, onder wier on heilbrengenden invloed onze katholieken het allermeest de lijdende partij zijn." En de macht, die zulk een heilloozen in vloed uitoefent, neemt jhr mr A. F. de Savornin Lohman, de leider der anti- revolutionnairen, in bescherming. Hij schaart zich onder haar gelederen en hij doet dit wij weten het omdat „die ultramon- tanen wel gevaarlijk maar de liberalen nog gevaarlijker zijn." Wat hebben die liberalen dan zoo al ge daan vraagt men zich telkens af. Waaro n verdienen zij met smaad overladen te worden als loon voor hetgeen zij ter wille der vrij heid, der verdraagzaamheid, der welvaart van Nederland deden Wij weten, om het antwoord van jhr De Sarvornin Lobman op dit alles te leeren kennen en de tegenspraak waartoe dit ge- reede aanleiding geeft, niet beter te doen dan het woord te geven aan prof. Spruyt en de lezing van dat woord allen, wien deze regelen onder de oogen komen, ten zeerste aan te bevelen. Prot. Spruyt vond in de repliek van jhr De Sarvornin Lohman op zijn eerste brochure aanleiding tot de beschouwing die nu volgt «Om den lezer al dadelijk een denkbeeld te geven van de snoodheid der liberalen de Standaard zou zeggen van de liberalisten begint", - aldus schrijft prof. Spruyt »de heer Lohman met een citaat uit Calvijn, waar van ons ongelukkig alleen wordt medegedeeld dat het «ergens", maar niet »»waar"" het staat." »>Het zou wat fraais zijn"" zegt dan Calvijn, tenzij de heer Lohman zich in dit citaat mocht vergist hebben »dat ik den pans met zijn trawanten en dienaren naar vermogen tegen stond en inmiddels hen geworden liet, die nog veel gevaarlijker vijanden Gods zijn en zijn waarheid nog gevoeliger aanranden. Immers, het pauselijk Rome heeft ten minste nog eenig godsdienstig aanzien de paus laat de leer der onsterfelijkheid onaangetastonderwijst de vreeze Godsneemt nog eenig absoluut ver schil tusschen goed en kwaad aaneert den Christus nog in zijn goddelijke en menschelijke natuuren ontzegt niet alle gezag aan de heilige schrift. Zij daarentegen heffen elk prin cipieel verschil tusschen aardsche en hemelsche dingen op; ondermijnen het wezen zelf van den godsdienstdelgen elk absoluut karakter van den menschelijken geest als zoodanig uitwie gen de consciëntiën in slaap, en doen de men schelijke natuur haar adel verliezen op de wegen der bestialiteit."" «Nadat de argelooze lezer aldus voorbereid is zich onder den liberaal een leidsman te denken op de wegen der bestialiteit een woord, waarbij de zachtzinnige Calvijn waar schijnlijk denkt aan de zonden, waarom Sodom en Gomorrha indertijd ten gronde gingen volgt een voor den liberaal niet minder welwillende vergelijking, waarvoor echter niet Calvijn, maar zijn hedendaagsche geestverwant aansprakelijk is. Het machtige Duitschland is een groot gevaar voor Nederland, maar het zou, als er oorlog kwam, een eerlijk vijand zijn, die zijne plannen vooruit aankondigt. De ««edele Fran9che natie"" daarentegen deed in 1795 heel anders. Zij «kronkelde zich als een slang"" om ons lichaam, en stelde zich daarbij aan, alsof zij met de vriendelijkste bedoelingen kwam. Natuurlijk wordt Rome vergeleken met het rondborstige Duitschland en de liberaal, straks wegwijzer op den weg der bestialiteit, met de ««kronkelende slang."" En daarop volgt eene philippica, waarin deze bestiale slangennatuur der liberalen wordt afgeleid uit een reeks hun ner gruweldaden. Voor de volkssouvereiniteit en de democratie hebben de liberalen zooal niet tranen ver goten dan toch met woorden gestreden."" Maar nooit hebben zij in de toepassing daarvan iets willen weten. Aldus de heer Lohman. Toch had hij zich de minachting kunnen her inneren, waarmede Thorbecke ook een libe raal op de leer der volkssouvereiniteit neerzag. Wei is waar hebben vele Nederland- »che liberalen zich in het zog der Fransche revolutie laten medesleepen en ingenomenheid betuigd met zulke dwaze leuzen als volkssou vereiniteit. Maar mag men de partij daarvoor aansprakelijk maken mag men het mij voor de voeten werpen, die reeds in 1871 begonnen ben daartegen te waarschuwen en sedert dien tijd niet opgehouden heb dat te doen «Hebben de ultramontaansche schrijvers vraagt de heer Lohman op de protestanten erger gesmaald dan uw eigen vrienden, in spotprent en geschrifte, nog dagelijks al wat gereformeerd is beschimpen?"" Alsof ik, alsof de liberale partij verantwoordelijk was voor wat de armoede van geest op dit gebied voort brengt Alsof De Standaard, als het op smalen en beschimpen aankomt, niet allen verreweg de baas was, en bijv. naar aanleiding van den aan dr Vos vereerden pelsjas op dit gebied het ongelooflijke geleverd had Vervolgens worden de grieven der ««gerefor- meerden"" tegen zekere ««sluwe politiek"" op het schuldboek der liberale partij gebracht, alsof deze aansprakelijk was voor wat er onbil lijks geweest moge zijn in de door Willem I gemaakte regelingKortom de schrijver stort zjjn hart uit in eene bladzijde, waaruit zooveel verbittering, zoo onchristelijke ergdenkendheid schijnt te spreken, dat het zeer pijnlijk is die te lezen, en nog pijnlijker te bedenken, hoe zij de gemoederen van duizenden onwetenden moet vergiftigen. Hij schrijft dan ook zelf, na gezegd te heb- ben dat »«de slag door de verbonden partijen op 6 Maart jl. geleverd de bevrijding van een drukkend juk geweest is ««Doch laat mij nu aannemen dat ik over drijf, en dat ten slotte de ultramontanen voor ons toch altijd nog gevaarlijker zijn dan uwe vrienden."" Ja waarlijk, laten wij dat aannemen en laten wij met dr Schaepman erkennen dat de klachten over een ««drukkend juk"" of over ««liberale tyrannie"" teekenachtige woorden zijn, in de verkiezingsdrukte niet geheel ongeschikt, maar in kalmer dagen toch ietwat al te belachelijk. Laten wq aannemen dat de heer Lohman schromelijk overdrijft, dat de liberalen lang zoo slangachtig en bestiaal niet zijn als hij het in een onbewaakt oogenblik voorstelde, en dat de ultramontanen inderdaad op den duur veel gevaarlijker zijn voor onze Calvinisten. Dan hebben wij tevens het voordeel aan te nemen, wat waar is. Zelfs in dat geval, hij die kalme en juiste opvatting van de zaak, verkiest de heer Lohman Rome boven de liberalen. Hij koestert namelijk de ongeloofelijke illusie, dat ««door zijn saam gaan met den anti-revolutionnair de ultra- montaan niets hoegenaamd sterker (wordt), dan voor zoover zijn bondgenoot het goedvindt.''"'' Blijkbaar heeft hij nooit aan de twee Ajaxen gedacht, noch aan de fabel van Lafontaine, waarin de voordeelen geschetst worden, die de zwakke bondgenoot uit zijn samengaan met den sterkere hopen mag. Al de stoutigheden, dooi de ultramontanen sedert 6 Maart 1888 bedreven, zijn niet in staat geweest hem te doen inzien dat alleen Rome bij het bondgenootschap wer kelijk wint, terwijl Dordt een schijnbaar wel varen koopt met het verlies van eer en invloed. Hij heeft volstrekt niet bemerkt, hoezeer de ultramontanen er op rekenen dat de bondge- nooten hun de vrije hand moeten laten, omdat een mannelijk protest het aantal anti-revolu- tionnaire afgevaardigden tot vier of vijf zou doen dalen. Hebben de leiders der anti-revo- lutionnairen er eenig bezwaar tegen gemaakt, toen de heer Vermeulen duidelijk te verstaan gaf dat de boeken, die op den Index staan, uit de bibliotheken onzer hoogere burgerscholen geweerd moeten worden Waren zij vergeten dat naast de slechtste ook de beste boeken op dien Index voorkomen Zeker niet, maar zij zwegen. Was dat uit politieke berekening of' niet Hebben zij eenige ontevredenheid be tuigd over de beweging ter eere van 's pausen wereldlijke macht, die ten duidelijkste gericht was tegen een bevriende mogendheid? Hebben zij toen gezegd Wat gaat ons de paus en zijn wereldlijk rijk aan Wel verre van dat te doen, sprak de Standaard zeer vriendelijk van «statemoof", aan den paus gepleegd, en kreeg voor zijn goed gedrag een pluimpje van de Tijd. - De ultramontanen verklaren als de eenvou digste zaak ter wereld dat de persoonlijke dienstplicht niet mag ingevoerd worden, omdat hij strijdt met de «katholieke beginselen". De anti-revolutionnairen bepalen zich tot de flauwe verklaring dat zij er toch voor zijn, iets wat zij met het oog op het program moeilijk kunnen laten, en de Protestantsche Noordbrabanter komt zelfs met den troostgrond dat »»de legerwet nog niet zoo spoedig in openbare behandeling zal komen" Drukte ik mij dan te sterk uit, toen ik in Maart 1888 sprak van het land der Geuzen den pantoffel kussende van den paus Inderdaad is het zoover gekomen dat de vraag of Nederland zich weerbaar zal mogen maken afhangt van de kwestie, wat de «katholieke beginselen"ten aanzien van den dienstplicht eischen Zonder beslissing over den persoonlij ken dienstplicht geen betere militie wetzonder eendracht van ultramontanen en anti-revoluti- onnairen ten aanzien van die kwestie geen be slissing over den persoonlijken dienstplicht. Laten nu de ««katholieke beginselen"", over wier juiste opvatting alleen de paus als gezag hebbende kan oordeelen, niet toe wat het anti- revolutionnair program ondubbelzinnig vordert, dan is samenwerking tusschen de bondgenooten bij deze gewichtige aangelegenheid onmogelijk. Dan moet de militiewet onveranderd blijven, al zou het vaderland te gronde gaan. Want van samenwerking tusschen anti-revolutionnairen en liberalen, geestverwanten ten aanzien der legerwet, mag, volgens den heer Lohman, geen sprnke zijn. Toch wordt de ultramontaan volgens den goedgeloovigen heer Lohman ««niets hoege naamd sterker dan voor zoo ver zijn bondgenoot het goed vindtHoe hartelijk zal de leeuw, die thans zoo vreedzaam naast het lam ligt en maar een enkele maal de tanden laat zien om zulke droombeelden lacben De liberalen daarentegen zijn zoo gevaarlijk, als de ultramontanen onscliadeljjk zijn, meent, de beer Lobman. Waarom ««Wat gij en uwe vrienden wilt, dat bebben wij lang reeds bemerkt, zegt hij tot mij ««wat gij kunt, zoolang uwe beide tegenstanders verdeeld zijn, uitnemend gevoeld. Gij kunt on beiden, beurt om beurt, doodslaan, zonder dat wij een vin kunnen verroeren" Men ziet dat het ««drukkend juk"" bier reeds een ««doodslag" is geworden. Die malle beeldspraak speelt zonderlinge parten aan men schen met een levendige fantasie, die in een denkbeeldige wereld leven. Wat zal men al niet doen om een doodslag te voorkomen, waar van men het slachtoffer zijn zon? Geen wonder dat de heer Lohman tot mij de gemoedelijke vraag richt »»Is het in deze omstandigheden dan voor ons niet beter oordeel nu eens onpartijdig om maar een beetje macht in eigen handen te houden Iets is altijd toch nog beter dan niets" Ziehier dan de treurige bekentenis, waartoe de invloedrijke volgeling komen moet van Groen van Prinsterer, die het: ««Geen staatsman> maar Evangeliebelijder"" in zijn vaandel voerde en in zijne daden toonde. Ter wille van ««een beetje macht"" de beginselen op zij gezet, tegenover ultramontaanschen overmoed deemoe dig gezwegen, de belangen van het va derland verwaarloosd. En dat geschiedt door lieden, die meenen uit te munten in christenzin en vroomheid, en die anders dan de tollenaar uit de gelijkenis anderen be schuldigend wegwijzers te zijn op de paden dei- bestialiteit, zich zeiven op de borst slaan en zeggenO God, ik dank u dat ik niet ben gelijk deze Misschien heb ik er verkeerd aan gedaaD, maai in versmaden v*n het succe9 heb ik altijd het kenmerk der vroomheid gezocht, en nog heden ten dage kan ik de vroomheid niet anders begrijpen dan als een vol strekte tegenstelling vormende met alles wat zweemt naar mondaniteit"". Aldus spreekt dr A. Pierson in het hoofdstuk zijner Oudere Tijdgenooten, waar hij zoo levendig den vriendenkring beschrijft, die vijftig jaren geleden in het Wapen van Amsterdam vergaderde en waarvan Groen van Prinsterer de voorzitter was. Wat die vriendenkring van vromen, wier rijk niet van deze wereld was, wel zeggen zou van de naneven, die ter wille van «een beetje macht"" dingen doen, wier verkeerdheid zij zelf erkennen moeten Moge de anti-revolutionaire partij deze woor den van den heer Pierson ter harte nemen Reeds al te lang liet zij zich leiden door een man, die, ter wille van wereldsche doeleinden, haar hoogste belangen in de waagschaal stelt. Als men, om te kunnen heerschen, zich door geen gemoedsbezwaar laat weerhouden om de huig naar den wind te hangen, dan offert men aan een onwezenlijken schijn datgene op, wat eigenlijk alleen waarde heeft. Ik durf niet hopen dat de heer De Savornin Lohman spoedig erkennen zal, hoever hij zich op dien doolweg heeft laten medesleepen. Zijn gemoed is blijkbaar zoo verbitterd, dat de voor een helder oordeel zoo onontbeerlijke zielsrust nog lang ontbreken zal. Maar ik heb groot vertrouwen in de nuchterheid en den waarheids zin van ons volk, dat geen langen tijd noodig zal hebben om te bemerken dat het zich in het voorjaar van 1888 door schrikbeelden op een weg heeft laten brengen, die ten verderve voert. De mannen, wier kortzichtig staatsbeleid te weeg bracht, dat Rome na 6 Maart 1888 een zoo hoogen toon aanslaat, kunnen er op rekenen dat zij het vertrouwen hunner protestantsche medeburgers verbeurd hebben." Wij vestigen de aandacht onzer lezers op het in het bijvoegsel tot dit nommer opgeno men belangrijk rapport der commissie uit de Provinciale staten, belast met het uitbrengen van een verslag over de ingekomen stukken betrekkelijk een nieuwe verdeeling der provin cie in kiesdistricten voor de provinciale ver tegenwoordiging. Aan het slot van dit uitvoerig rapport is in het kort de uitkomst geresumeerd van de beschouwingen en besprekingen der corn- Het bericht, hedenmorgen van Het Loo om trent den toestand van den koning ontvangen, luidt De dag van gisteren is kalm doorgebracht, de nacht bleef rustig. Heden ochtend was Z. M. zeer kalm. De voedselopneming blijft slecht. Aan het Paleis te 's Gravenhage was het volgend bulletin neergelegd De toestand des konings blijft over hot geheel onveranderd. De laatste dagen waren rustiger De groote meerderheid der Prov. sttaen van Utrecht nam de conclussie van de meerderheid der rapporteurs aan, strekkende om zich met de nieuw voorgestelde kiestabel te vereenigen, behoudens de vorming van een afzonderlijk district uit Amerongen, Leersum, Reenen en Venendaal, welke plaatsen de regeering van Eede bij Wijk voegt. Ook wil men voor do verdeeling van Utrecht, m plaats van Wijk, aanwijzing eener grensomschrijving. Het Vad. meldde dat de heer Louis Bouw meester ernstig ziek was. Dit wordt door het D. v. N. tegengesprokenhij lijdt slechts aan heeschheid. Erger is zijn broer Frits er aan toe. Bij eene opvoering van het Gebed der schipbreukelingen te Gent werd hij door een degenstoot zoo ernstig aan de hand gewond, dat hij, hoewel hij zijn rol verder afspeelde, na afloop van het bedrijf door de pijn in onmacht viel. De vrees bestaat dat de gewonde hand gedeeltelijk verlamd zal blijven. Het eerstvolgende werk van Emile Zola zal handelen over de spoorwegen en de justitie. Reeds heeft de groote naturalistische schrijver aangevangen met zijn voorbereidende studiën. Hij is te Havre geweest, na aan elk station zich opgehouden te hebben, zich met de be ambten onderhoudend en het materieel onder zoekend. Zoodra de dagen wat langer worden zal men Zola naast den machinist en den conducteur op de locomotief kunnen zien van den trein van Parijs naar Rouaan. Het eigen lijke onderwerp van den nieuwen roman zal zijn een moord in een spoorwegcoupé. Voor de wenschelijkheid van algemeene Zondagsrust heeft thans ook Schorers Familien- blatt, het ook bij ons te lande gunstig bekende weekblad van onzen landgenoot J. H. Schorer te Berlijn, den strijd aangebonden. Het blad, dat er prijs op stelt zijn objectiviteit zorgvuldig te bewaren, heeft aan verschillende bekende per sonen van allerlei politieke en godsdienstige richting het verzoek gericht haar hun meening over de wenschelijkheid van Zondagsrust mee te deelen. In zijn laatste nommer neemt het een zestal autographische antwoorden op. O. m. vindt men er een paar regels bij van Windt- horst, den leider van het centrum in den Duitscnen rijksdag. Ook aan den roem van Columbus wordt afbreuk gedaan. In Amerika, waar men het derde eeuwfeest der ontdekking van dit wereld deel wilde vieren, is daartegen een beweging ontstaan op grond dat deze de ontdekker niet was. Hij zou slechts gebruik hebben gemaakt van de wetenschap, door hem bij de Noren en IJslanders opgedaan. Dat Noordsche volken reeds in oude tijden het westeljjk halfrond bezocht hadden, wist men trouwens. Minder bekend is het, wat de heer van der Hark, redaeteur van Ons Noorden, thans in herinnering brengt, dat nl. volgens Friesche kronieken eenige Friesche edellieden reeds in de elfde eeuw, tijdens graaf Dirk III, naar Amerika zouden zijn verzeild en daar Chili zouden hebben bevolkt. De dochter van een vorst uit dat land zou aan de Spanjaarden hebben verklaard, dat zij «uit Friesch (of Friso's) bloed is gesproten". De huizen en wapenen waren er met arenden beschilderd, wat ook in Friesland zeer gebruikelijk zou geweest zijn. Ook wordt de naam Chile ver klaard uit het Friesch als kil of koud zijn Zoo vindt men vermeld in de Oudheden en Geslachten van Friesland, in 1723 te Leiden uitgegeven. Genoemde heer v. d. Hark komt tot de conclusie dat Christophorus Columbus de eerste Europeaan was, die den Amerikaanschen grond betrad, om daarna weer in Europa terug te keeren en van zijn bevindingen kond te doen, terwijl misschien geen van zijn voorgangers na zijn tocht naar het verre westen de Europeesche zon aanschouwde, ofwel, wat ook niet onmogelijk - is, dat Columbus van zijn tocht van 1492 profijt wist te trekken, de ontdekking, die in dit ge val vóór hem reeds door anderen gedaan was, in practijk wist te brengen, die ontdekking uit een doffe sluimering wekte, dat ontkiemde, maar vergeten plantje opkweekte, verzorgde en zoo deed opgroeien tot een krachtigen, reus- achtigen, breed gekruinden hoorn, die voor Europa ruime en rijke vruchten ging opbrengen. Dit was toch het nooit te ontkennen werk van Christophorus Columbus, en d it werk dient, met lauweren omvlochten, met diamanten om lijst, in dankbare herinnering te worden ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1889 | | pagina 1