N°. 58.
133° Jaargang.
1889.
Zaterdag
9 Maart.
Waarom Dordt met Rüb tail?
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.
Afzonderelijk nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel-
Middelburg 8 Maart»
LETTEREN EN KUNST.
Thermometer.
Middelburg 8 Maart, ra, 8 u. 43 gr.
m. 12 u 49 gr. av. 4 u, 51 gr. F.
Verwacht Z. wind.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, teKruiningen: F. v. d. Pbijx, te Zierikzee: A. C. de Mooij" en te TholenW. A. van
Nieuwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook het algemeen advertentie
bureau van Nijgh Van Ditmab te Rotterdam, en de firma B. van dee Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het
Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datibe Cie., John F. Jones, opvolger, voor België A. Geosjean Co.'te Brussel.
Advertentiën
moeten des namiddags te een uur
aan het bureau bezorgd zijn, willen
zij des avonds nog worden opgenomen
Ten behoeve der ongelukkige 40 wee>
zen en 10 weduwen van Belgische
loodsen, te Vlissingen, slachtoffers van de
schipbreuk bij Schouwenbank, verleenen wij
gaarne onze tusschenkomst ter overmaking
aan de commissie aldaar van alle bijdragen,
die men voor dit goede doel zou willen af
zonderen.
Wij hebben bovendien aan ons bureau een
bus geplaatst, waarin ieder gelegenheid heeft
zijne bijdrage, hoe gering ook, te storten
Van de ingekomen giften zullen wij achter
eenvolgens melding maken.
Ook op andere scholen in onze gemeente
heeft men voor dit doel eene inzameling van
giften gehouden, of zal deze plaats hebben.
Op de Leeibchool der rijkskweekschool
alhier, hoofd de heer A. de Haas, bracht
die inzameling 25.015 op.
Het belangrijkste uit de jongste brochure
van prof. Spruyt, gericht tot de heeren mrs
Van Ogtrop en lie Savornin Lohman, is wel
het antwoord dat laatstgenoemde op boven
staande vraag geeft, en de bedenking, dooi
den Amsterdamschen hoogleeraar daartegen
aangevoerd.
Wij leven nu eenmaal in een zeer moeilijke
periode van ons staatkundig leven. Wat de
toekomst verborgen houdt, valt moeilijk te
zeggen, zij kan even goed eene plotselinge
kentering ons brengen als een voortdurend
toenemende heerschappij van de beide mach
ten over ons land.
Daarom is het volstrekt niet overbodig
naar dergelijke betoogen te luisteren, al moge
menigeen de verzuchting slaken dat er soms
te veel op een en hetzelfde aanbeeld wordt
geslagen. Onze medestrijders voor onze
vrijheid, tegenover kerkelijke heerschappij,
dienen telkens en telkens herinnerd te wor
den aan het gevaar dat dreigt, opdat zij
niet versagen in hun manmoedig pogen
terwijl anderen, die nog twijfelen en geen
gevaar zien, dienen wakker geschud te worden.
De tegenpartij hult zich nog te vaak in
de vacht der onschuld en der vrijheids
gezindheid, om niet voortdurend trouw op
wacht te staau, en nu en dan een krachtig
halt of werda te doen hooren.
Tot hen, die als getrouwe schildwacht
steeds op post zijn en geen oogenblik hun
plicht uit het oog verliezen, behoort prof.
Spruyt. De kwestie, tusschen hem en het
Am8terdamsche raadslid mr Van Ogtrop, hoe
belangrijk ook op zich zelf', is echter slechts
bijzaak in vergelijking met het groote vraag
stuk van den dagde clericale beweging in
ons land en zijn strijd daartegen.
Dat hij een eerlijk strijder is, en niet de
katholieken aanvalt maar wel de ultramon-
taansche partij erkent mr Van Ogtrop zelf
zijdelings in zijn brochure, door te wijzen
op den grooten eerbied, waarmee prot. Spruyt
steeds over katholieke instellingen en be
moeiingen heeft gesproken. Zijn verzet is
niet gericht „tegen de katholieken of hun
geloof maar tegen iets anders, en wel tegen
een onverdraagzame politiek, onder wier on
heilbrengenden invloed onze katholieken het
allermeest de lijdende partij zijn."
En de macht, die zulk een heilloozen in
vloed uitoefent, neemt jhr mr A. F. de
Savornin Lohman, de leider der anti-
revolutionnairen, in bescherming. Hij schaart
zich onder haar gelederen en hij doet dit
wij weten het omdat „die ultramon-
tanen wel gevaarlijk maar de liberalen nog
gevaarlijker zijn."
Wat hebben die liberalen dan zoo al ge
daan vraagt men zich telkens af. Waaro n
verdienen zij met smaad overladen te worden
als loon voor hetgeen zij ter wille der vrij
heid, der verdraagzaamheid, der welvaart
van Nederland deden
Wij weten, om het antwoord van jhr De
Sarvornin Lobman op dit alles te leeren
kennen en de tegenspraak waartoe dit ge-
reede aanleiding geeft, niet beter te doen
dan het woord te geven aan prof. Spruyt
en de lezing van dat woord allen, wien deze
regelen onder de oogen komen, ten zeerste
aan te bevelen.
Prot. Spruyt vond in de repliek van jhr
De Sarvornin Lohman op zijn eerste brochure
aanleiding tot de beschouwing die nu volgt
«Om den lezer al dadelijk een denkbeeld te
geven van de snoodheid der liberalen de
Standaard zou zeggen van de liberalisten
begint", - aldus schrijft prof. Spruyt »de
heer Lohman met een citaat uit Calvijn, waar
van ons ongelukkig alleen wordt medegedeeld
dat het «ergens", maar niet »»waar"" het staat."
»>Het zou wat fraais zijn"" zegt dan Calvijn,
tenzij de heer Lohman zich in dit citaat mocht
vergist hebben »dat ik den pans met zijn
trawanten en dienaren naar vermogen tegen
stond en inmiddels hen geworden liet, die nog
veel gevaarlijker vijanden Gods zijn en zijn
waarheid nog gevoeliger aanranden. Immers,
het pauselijk Rome heeft ten minste nog eenig
godsdienstig aanzien de paus laat de leer der
onsterfelijkheid onaangetastonderwijst de
vreeze Godsneemt nog eenig absoluut ver
schil tusschen goed en kwaad aaneert den
Christus nog in zijn goddelijke en menschelijke
natuuren ontzegt niet alle gezag aan de
heilige schrift. Zij daarentegen heffen elk prin
cipieel verschil tusschen aardsche en hemelsche
dingen op; ondermijnen het wezen zelf van den
godsdienstdelgen elk absoluut karakter van
den menschelijken geest als zoodanig uitwie
gen de consciëntiën in slaap, en doen de men
schelijke natuur haar adel verliezen op de
wegen der bestialiteit.""
«Nadat de argelooze lezer aldus voorbereid
is zich onder den liberaal een leidsman te
denken op de wegen der bestialiteit een
woord, waarbij de zachtzinnige Calvijn waar
schijnlijk denkt aan de zonden, waarom Sodom
en Gomorrha indertijd ten gronde gingen
volgt een voor den liberaal niet minder
welwillende vergelijking, waarvoor echter niet
Calvijn, maar zijn hedendaagsche geestverwant
aansprakelijk is. Het machtige Duitschland is
een groot gevaar voor Nederland, maar het zou,
als er oorlog kwam, een eerlijk vijand zijn, die
zijne plannen vooruit aankondigt. De ««edele
Fran9che natie"" daarentegen deed in 1795 heel
anders. Zij «kronkelde zich als een slang""
om ons lichaam, en stelde zich daarbij aan,
alsof zij met de vriendelijkste bedoelingen kwam.
Natuurlijk wordt Rome vergeleken met het
rondborstige Duitschland en de liberaal, straks
wegwijzer op den weg der bestialiteit, met de
««kronkelende slang."" En daarop volgt eene
philippica, waarin deze bestiale slangennatuur
der liberalen wordt afgeleid uit een reeks hun
ner gruweldaden.
Voor de volkssouvereiniteit en de democratie
hebben de liberalen zooal niet tranen ver
goten dan toch met woorden gestreden.""
Maar nooit hebben zij in de toepassing daarvan
iets willen weten. Aldus de heer Lohman.
Toch had hij zich de minachting kunnen her
inneren, waarmede Thorbecke ook een libe
raal op de leer der volkssouvereiniteit
neerzag. Wei is waar hebben vele Nederland-
»che liberalen zich in het zog der Fransche
revolutie laten medesleepen en ingenomenheid
betuigd met zulke dwaze leuzen als volkssou
vereiniteit. Maar mag men de partij daarvoor
aansprakelijk maken mag men het mij voor
de voeten werpen, die reeds in 1871 begonnen
ben daartegen te waarschuwen en sedert dien
tijd niet opgehouden heb dat te doen
«Hebben de ultramontaansche schrijvers
vraagt de heer Lohman op de protestanten
erger gesmaald dan uw eigen vrienden, in
spotprent en geschrifte, nog dagelijks al wat
gereformeerd is beschimpen?"" Alsof ik, alsof
de liberale partij verantwoordelijk was voor
wat de armoede van geest op dit gebied voort
brengt Alsof De Standaard, als het op smalen
en beschimpen aankomt, niet allen verreweg
de baas was, en bijv. naar aanleiding van den
aan dr Vos vereerden pelsjas op dit gebied het
ongelooflijke geleverd had
Vervolgens worden de grieven der ««gerefor-
meerden"" tegen zekere ««sluwe politiek"" op
het schuldboek der liberale partij gebracht,
alsof deze aansprakelijk was voor wat er onbil
lijks geweest moge zijn in de door Willem I
gemaakte regelingKortom de schrijver stort
zjjn hart uit in eene bladzijde, waaruit zooveel
verbittering, zoo onchristelijke ergdenkendheid
schijnt te spreken, dat het zeer pijnlijk is die
te lezen, en nog pijnlijker te bedenken, hoe zij
de gemoederen van duizenden onwetenden
moet vergiftigen.
Hij schrijft dan ook zelf, na gezegd te heb-
ben dat »«de slag door de verbonden partijen
op 6 Maart jl. geleverd de bevrijding
van een drukkend juk geweest is
««Doch laat mij nu aannemen dat ik over
drijf, en dat ten slotte de ultramontanen voor
ons toch altijd nog gevaarlijker zijn dan uwe
vrienden.""
Ja waarlijk, laten wij dat aannemen en laten
wij met dr Schaepman erkennen dat de klachten
over een ««drukkend juk"" of over ««liberale
tyrannie"" teekenachtige woorden zijn, in de
verkiezingsdrukte niet geheel ongeschikt, maar
in kalmer dagen toch ietwat al te belachelijk.
Laten wq aannemen dat de heer Lohman
schromelijk overdrijft, dat de liberalen lang zoo
slangachtig en bestiaal niet zijn als hij het in
een onbewaakt oogenblik voorstelde, en dat
de ultramontanen inderdaad op den duur veel
gevaarlijker zijn voor onze Calvinisten. Dan
hebben wij tevens het voordeel aan te nemen,
wat waar is.
Zelfs in dat geval, hij die kalme en juiste
opvatting van de zaak, verkiest de heer Lohman
Rome boven de liberalen. Hij koestert namelijk
de ongeloofelijke illusie, dat ««door zijn saam
gaan met den anti-revolutionnair de ultra-
montaan niets hoegenaamd sterker (wordt),
dan voor zoover zijn bondgenoot het goedvindt.''"''
Blijkbaar heeft hij nooit aan de twee Ajaxen
gedacht, noch aan de fabel van Lafontaine,
waarin de voordeelen geschetst worden, die de
zwakke bondgenoot uit zijn samengaan met den
sterkere hopen mag. Al de stoutigheden, dooi
de ultramontanen sedert 6 Maart 1888 bedreven,
zijn niet in staat geweest hem te doen inzien
dat alleen Rome bij het bondgenootschap wer
kelijk wint, terwijl Dordt een schijnbaar wel
varen koopt met het verlies van eer en invloed.
Hij heeft volstrekt niet bemerkt, hoezeer de
ultramontanen er op rekenen dat de bondge-
nooten hun de vrije hand moeten laten, omdat
een mannelijk protest het aantal anti-revolu-
tionnaire afgevaardigden tot vier of vijf zou
doen dalen. Hebben de leiders der anti-revo-
lutionnairen er eenig bezwaar tegen gemaakt,
toen de heer Vermeulen duidelijk te verstaan
gaf dat de boeken, die op den Index staan,
uit de bibliotheken onzer hoogere burgerscholen
geweerd moeten worden Waren zij vergeten
dat naast de slechtste ook de beste boeken op
dien Index voorkomen Zeker niet, maar
zij zwegen. Was dat uit politieke berekening of'
niet Hebben zij eenige ontevredenheid be
tuigd over de beweging ter eere van 's pausen
wereldlijke macht, die ten duidelijkste gericht
was tegen een bevriende mogendheid? Hebben
zij toen gezegd Wat gaat ons de paus en zijn
wereldlijk rijk aan Wel verre van dat te
doen, sprak de Standaard zeer vriendelijk van
«statemoof", aan den paus gepleegd, en kreeg
voor zijn goed gedrag een pluimpje van de Tijd.
- De ultramontanen verklaren als de eenvou
digste zaak ter wereld dat de persoonlijke
dienstplicht niet mag ingevoerd worden, omdat
hij strijdt met de «katholieke beginselen". De
anti-revolutionnairen bepalen zich tot de flauwe
verklaring dat zij er toch voor zijn, iets wat
zij met het oog op het program moeilijk kunnen
laten, en de Protestantsche Noordbrabanter komt
zelfs met den troostgrond dat »»de legerwet
nog niet zoo spoedig in openbare behandeling
zal komen" Drukte ik mij dan te sterk uit,
toen ik in Maart 1888 sprak van het land der
Geuzen den pantoffel kussende van den paus
Inderdaad is het zoover gekomen dat de vraag
of Nederland zich weerbaar zal mogen maken
afhangt van de kwestie, wat de «katholieke
beginselen"ten aanzien van den dienstplicht
eischen Zonder beslissing over den persoonlij
ken dienstplicht geen betere militie wetzonder
eendracht van ultramontanen en anti-revoluti-
onnairen ten aanzien van die kwestie geen be
slissing over den persoonlijken dienstplicht.
Laten nu de ««katholieke beginselen"", over
wier juiste opvatting alleen de paus als gezag
hebbende kan oordeelen, niet toe wat het anti-
revolutionnair program ondubbelzinnig vordert,
dan is samenwerking tusschen de bondgenooten
bij deze gewichtige aangelegenheid onmogelijk.
Dan moet de militiewet onveranderd blijven, al
zou het vaderland te gronde gaan. Want van
samenwerking tusschen anti-revolutionnairen
en liberalen, geestverwanten ten aanzien der
legerwet, mag, volgens den heer Lohman, geen
sprnke zijn.
Toch wordt de ultramontaan volgens den
goedgeloovigen heer Lohman ««niets hoege
naamd sterker dan voor zoo ver zijn bondgenoot
het goed vindtHoe hartelijk zal de leeuw,
die thans zoo vreedzaam naast het lam ligt
en maar een enkele maal de tanden laat zien
om zulke droombeelden lacben
De liberalen daarentegen zijn zoo gevaarlijk,
als de ultramontanen onscliadeljjk zijn, meent,
de beer Lobman. Waarom
««Wat gij en uwe vrienden wilt, dat bebben
wij lang reeds bemerkt, zegt hij tot mij
««wat gij kunt, zoolang uwe beide tegenstanders
verdeeld zijn, uitnemend gevoeld. Gij kunt on
beiden, beurt om beurt, doodslaan, zonder dat
wij een vin kunnen verroeren"
Men ziet dat het ««drukkend juk"" bier
reeds een ««doodslag" is geworden. Die malle
beeldspraak speelt zonderlinge parten aan men
schen met een levendige fantasie, die in een
denkbeeldige wereld leven. Wat zal men al
niet doen om een doodslag te voorkomen, waar
van men het slachtoffer zijn zon? Geen wonder
dat de heer Lohman tot mij de gemoedelijke
vraag richt
»»Is het in deze omstandigheden dan voor ons
niet beter oordeel nu eens onpartijdig om
maar een beetje macht in eigen handen te
houden Iets is altijd toch nog beter dan
niets"
Ziehier dan de treurige bekentenis, waartoe
de invloedrijke volgeling komen moet van Groen
van Prinsterer, die het: ««Geen staatsman>
maar Evangeliebelijder"" in zijn vaandel voerde
en in zijne daden toonde. Ter wille van ««een
beetje macht"" de beginselen op zij gezet,
tegenover ultramontaanschen overmoed deemoe
dig gezwegen, de belangen van het va
derland verwaarloosd. En dat geschiedt
door lieden, die meenen uit te munten in
christenzin en vroomheid, en die anders dan
de tollenaar uit de gelijkenis anderen be
schuldigend wegwijzers te zijn op de paden dei-
bestialiteit, zich zeiven op de borst slaan en
zeggenO God, ik dank u dat ik niet ben
gelijk deze
Misschien heb ik er verkeerd aan gedaaD, maai
in versmaden v*n het succe9 heb ik altijd het kenmerk
der vroomheid gezocht, en nog heden ten dage kan ik
de vroomheid niet anders begrijpen dan als een vol
strekte tegenstelling vormende met alles wat zweemt
naar mondaniteit"".
Aldus spreekt dr A. Pierson in het hoofdstuk
zijner Oudere Tijdgenooten, waar hij zoo levendig
den vriendenkring beschrijft, die vijftig jaren
geleden in het Wapen van Amsterdam vergaderde
en waarvan Groen van Prinsterer de voorzitter
was. Wat die vriendenkring van vromen, wier
rijk niet van deze wereld was, wel zeggen zou
van de naneven, die ter wille van «een beetje
macht"" dingen doen, wier verkeerdheid zij zelf
erkennen moeten
Moge de anti-revolutionaire partij deze woor
den van den heer Pierson ter harte nemen
Reeds al te lang liet zij zich leiden door een
man, die, ter wille van wereldsche doeleinden,
haar hoogste belangen in de waagschaal stelt.
Als men, om te kunnen heerschen, zich door
geen gemoedsbezwaar laat weerhouden om de
huig naar den wind te hangen, dan offert men
aan een onwezenlijken schijn datgene op, wat
eigenlijk alleen waarde heeft.
Ik durf niet hopen dat de heer De Savornin
Lohman spoedig erkennen zal, hoever hij zich
op dien doolweg heeft laten medesleepen. Zijn
gemoed is blijkbaar zoo verbitterd, dat de voor
een helder oordeel zoo onontbeerlijke zielsrust
nog lang ontbreken zal. Maar ik heb groot
vertrouwen in de nuchterheid en den waarheids
zin van ons volk, dat geen langen tijd noodig
zal hebben om te bemerken dat het zich in het
voorjaar van 1888 door schrikbeelden op een
weg heeft laten brengen, die ten verderve voert.
De mannen, wier kortzichtig staatsbeleid te
weeg bracht, dat Rome na 6 Maart 1888 een
zoo hoogen toon aanslaat, kunnen er op rekenen
dat zij het vertrouwen hunner protestantsche
medeburgers verbeurd hebben."
Wij vestigen de aandacht onzer lezers op
het in het bijvoegsel tot dit nommer opgeno
men belangrijk rapport der commissie uit de
Provinciale staten, belast met het uitbrengen
van een verslag over de ingekomen stukken
betrekkelijk een nieuwe verdeeling der provin
cie in kiesdistricten voor de provinciale ver
tegenwoordiging.
Aan het slot van dit uitvoerig rapport is
in het kort de uitkomst geresumeerd van
de beschouwingen en besprekingen der corn-
Het bericht, hedenmorgen van Het Loo om
trent den toestand van den koning ontvangen,
luidt
De dag van gisteren is kalm doorgebracht,
de nacht bleef rustig.
Heden ochtend was Z. M. zeer kalm. De
voedselopneming blijft slecht.
Aan het Paleis te 's Gravenhage was het
volgend bulletin neergelegd
De toestand des konings blijft over hot geheel
onveranderd. De laatste dagen waren rustiger
De groote meerderheid der Prov. sttaen van
Utrecht nam de conclussie van de meerderheid
der rapporteurs aan, strekkende om zich met
de nieuw voorgestelde kiestabel te vereenigen,
behoudens de vorming van een afzonderlijk
district uit Amerongen, Leersum, Reenen en
Venendaal, welke plaatsen de regeering van
Eede bij Wijk voegt. Ook wil men voor do
verdeeling van Utrecht, m plaats van Wijk,
aanwijzing eener grensomschrijving.
Het Vad. meldde dat de heer Louis Bouw
meester ernstig ziek was. Dit wordt door het
D. v. N. tegengesprokenhij lijdt slechts aan
heeschheid. Erger is zijn broer Frits er aan
toe. Bij eene opvoering van het Gebed der
schipbreukelingen te Gent werd hij door een
degenstoot zoo ernstig aan de hand gewond,
dat hij, hoewel hij zijn rol verder afspeelde, na
afloop van het bedrijf door de pijn in onmacht
viel. De vrees bestaat dat de gewonde hand
gedeeltelijk verlamd zal blijven.
Het eerstvolgende werk van Emile Zola
zal handelen over de spoorwegen en de justitie.
Reeds heeft de groote naturalistische schrijver
aangevangen met zijn voorbereidende studiën.
Hij is te Havre geweest, na aan elk station
zich opgehouden te hebben, zich met de be
ambten onderhoudend en het materieel onder
zoekend. Zoodra de dagen wat langer worden
zal men Zola naast den machinist en den
conducteur op de locomotief kunnen zien van
den trein van Parijs naar Rouaan. Het eigen
lijke onderwerp van den nieuwen roman zal
zijn een moord in een spoorwegcoupé.
Voor de wenschelijkheid van algemeene
Zondagsrust heeft thans ook Schorers Familien-
blatt, het ook bij ons te lande gunstig bekende
weekblad van onzen landgenoot J. H. Schorer te
Berlijn, den strijd aangebonden. Het blad, dat
er prijs op stelt zijn objectiviteit zorgvuldig te
bewaren, heeft aan verschillende bekende per
sonen van allerlei politieke en godsdienstige
richting het verzoek gericht haar hun meening
over de wenschelijkheid van Zondagsrust mee
te deelen. In zijn laatste nommer neemt het
een zestal autographische antwoorden op. O. m.
vindt men er een paar regels bij van Windt-
horst, den leider van het centrum in den
Duitscnen rijksdag.
Ook aan den roem van Columbus wordt
afbreuk gedaan. In Amerika, waar men het
derde eeuwfeest der ontdekking van dit wereld
deel wilde vieren, is daartegen een beweging
ontstaan op grond dat deze de ontdekker niet
was. Hij zou slechts gebruik hebben gemaakt
van de wetenschap, door hem bij de Noren en
IJslanders opgedaan. Dat Noordsche volken
reeds in oude tijden het westeljjk halfrond
bezocht hadden, wist men trouwens.
Minder bekend is het, wat de heer van der
Hark, redaeteur van Ons Noorden, thans in
herinnering brengt, dat nl. volgens Friesche
kronieken eenige Friesche edellieden reeds in
de elfde eeuw, tijdens graaf Dirk III, naar
Amerika zouden zijn verzeild en daar Chili
zouden hebben bevolkt. De dochter van een
vorst uit dat land zou aan de Spanjaarden
hebben verklaard, dat zij «uit Friesch (of
Friso's) bloed is gesproten". De huizen en
wapenen waren er met arenden beschilderd,
wat ook in Friesland zeer gebruikelijk zou
geweest zijn. Ook wordt de naam Chile ver
klaard uit het Friesch als kil of koud zijn
Zoo vindt men vermeld in de Oudheden en
Geslachten van Friesland, in 1723 te Leiden
uitgegeven.
Genoemde heer v. d. Hark komt tot de
conclusie dat Christophorus Columbus de eerste
Europeaan was, die den Amerikaanschen grond
betrad, om daarna weer in Europa terug te
keeren en van zijn bevindingen kond te doen,
terwijl misschien geen van zijn voorgangers na
zijn tocht naar het verre westen de Europeesche
zon aanschouwde, ofwel, wat ook niet onmogelijk -
is, dat Columbus van zijn tocht van 1492 profijt
wist te trekken, de ontdekking, die in dit ge
val vóór hem reeds door anderen gedaan was,
in practijk wist te brengen, die ontdekking uit
een doffe sluimering wekte, dat ontkiemde,
maar vergeten plantje opkweekte, verzorgde en
zoo deed opgroeien tot een krachtigen, reus-
achtigen, breed gekruinden hoorn, die voor
Europa ruime en rijke vruchten ging opbrengen.
Dit was toch het nooit te ontkennen werk
van Christophorus Columbus, en d it werk dient,
met lauweren omvlochten, met diamanten om
lijst, in dankbare herinnering te worden ge-