N°. 25.
1326 Jaargang.
1889.
Woensdag
30 Januari.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën80 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood-, en andere familieberichten met de daarop
betrekking hebbende dankbetuigingenvan 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
BEKENDMAKINGEN.
KENNISGEVING.
Gemeente-belastingen.
Middelburg 29 Januari.
^FEUILLETON.
Waarheid, onwaarschijnlijker dan verdichting.
tilDlllllil lil.M lir (III RANT.
w
w
Thermometer. Agenten te VlissingenP. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. y. d. Peijl, te Zierikzee: A. G. de Mooij en te TliolenW. A. van Advertentiën
Middelburg 29 Jan. vm. 8 u. 38 gr. j NiEinvEinruijzEU.Yerder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen, en nemen ook bet algemeen advertentie- moeten des namiddags te een uur
m. 12 u 45 gr. av. 4 u. 43 gr. F. bureau van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, en de firma B. van der Kahp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het i aan het bureau bezorgd zijn, willen
Verwacht: Z.W. wind. j Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G.L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger, voor België A. Geosjeak Go. te Brussel. zij des avonds nog worden opgenomen
De Gedeputeerde staten van Zeeland,
gezien art. 73, 2e lid, van de wet regelende
het kiesrecht en de benoeming van afgevaar
digden ter Eerste en ter Tweede kamer der
staten-generaal, van 4 Juli 1850 (Stbl. no 37),
srewiizigd bij de wet van 6 November 1887
(Stbl. no 193)
noodigen de inwoners der provincie uit, zoo
ïij in de grondbelasting, de personeele belasting of
het patentrecht, op de kohieren tot den loopenden
dienst behoorendeelders zijn aangeslagen,
daarvan door toezending van de vereischte be
scheiden (aanslagbiljetten of uittreksels uit de
kohieren en eene berekening van hetgeen in
hoofdsom en in rijks-opcenten afzonderlijk
wordt betaald) vóór 1 April a. aan hen te
doen blijken.
Middelburg, 25 Januari 1889.
Gedeputeerde staten,
DE BRAUW, Voorzitter.
E. FOKKER, Griffier.
Kohier voor de plaatselijke directe belas
ting op de inkomsten over 1888.
De burgemeester en wethouders van Middel
burg brengen ter kennis van de ingezetenen,
dat het 2e suppletoir kohier van de plaatselijke
directe belasting op de inkomsten over het jaar
1888, door gedeputeerde staten van Zeeland den
25 Januari 1889 ia goedgekeurd, en ter invordering
aan den geeente-ontvanger uitgereikt, terwijl
het in afschrift, van den 30 Januari 1889 geduren
de vijf maanden, op de secretarie dezer gemeente
voor een ieder ter lezing zal worden nedergelegd
en aldaar in druk verkrijgbaar gesteld, tegen
betaling van 5 cent per exemplaar.
Middelburg, den 29en Januari 1889.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C IJ O R E R.
De secretaris,
A. DE VIJLDER VAN NOORDEN.
De Standaard vindt in het feit, dat het
regeeringsvoorstel tot wijziging van enkele
bepalingen in de onderwijswet van 1878 bij
den raad van state in onderzoek is, aanleiding
eens te bespreken, welke eischen bij dit ont
werp billijkerwijze aan de regeering kunnen
gesteld worden, en het is voor ons, liberalen,
goed eens te hooren wat de partij, waarvan
dit blad het orgaan is, thans wenscht.
Er zal, meent de Standaard, met drieërlei te
rekenen zijn. Ten eerste hiermede, dat het
oude, fatale art. 194 gebleven is wat het was.
Aan dat artikel is en blijven regeering en
staten-generaal dus gebonden. Ten tweede
dient gerekend te worden met den bestaan den
toestand van het lnger onderwijs zelf, daar de
liberalen het voordeel bezittten, dat zij dertig
jaren lang onbeperkte heerschappij op dit terrein
OF
Uit het Engelsch.
Van Mrs ALEXANDER.
Schoorvoetend nam Glynn afscheid van Lam
bert. De arme vader zag er nog alt jd even ramp
zalig uit en scheen zich met sombere gelaten
heid aan zijn lot te onderwerpen. Hij hoorde
tenauwernood dat Glynn zijn vertrek aankon
digde en antwoordde alleen op zijn verzoek om
hein toch bericht te zenden zoodra hij iets
mocht vernemen. Werktuigelijk stak hij het
adres in zijn portefeuille en toch drukte hij
zijn hand bij het heengaan en zei aangedaan
hartelijk»God zegene u
Niet tevreden met de belofte van Lambert,
verzocht hij nog een onderhoud met Claude te
mogen hebben, die stroever en stijver was dan
ooit, doch beloofde hem bericht te zullen zenden.
Glynn had niet gemerkt, hoeveel invloed de
spanning der drie laatste weken op zijn gestel
had uitgeoefend, voor dat hij trachtte zijn
gewone werkzaamheden te hervatten. Het leven
scheen allo kleur en geur verloren te hebben;
er was niets meer, dat de moeite waard scheen
hebben uitgeoefend. Iets, wat te meer weegt,
zoo men in aanmerking neemt, dat een zoo
plotseling omzetten van bestaande toestanden
als men in België aandorst hij ons nooit in
den smaak zou vallen. En ten derde dient in
het oog te worden gebonden, dat de politieke
overmacht van het huidig kabinet nog uiterst
gering is. In de staten-generaal staat het
kabinet wel gezond, maar tamelijk zwak. Deze
drie omstandigheden nu de gebondenheid aan
art. 194, de gebondenheid aan den feitelijken
toestand van ons schoolwezen en de gebonden
heid aan een zwakke meerderheid in de staten-
generaal, ontnemen, meent de Standaard, aan
de regeering elke mogelijkheid om met een
doortastend voorstel te komen. Zulk een voor
stel zou öf ongrondwettig, öf onuitvoerbaar, öf
niet verhefbaar tot wet zijn.
Intusschen, zegt het blad, mag toch op drieër
lei worden aangedrongen, lo. De regeering
dient waarborgen te zoeken, dat niet langer
de helft der natie, die niet van de openbare
school gediend is, nog steeds gedwongen worde,
uit eigene beurs te betalen voor het school
onderwijs van gegoede liberalistische familiën.
(Billijke schoolgeldheffing.) 2o.De regeering dient
bij manier van restitutie ons een deel terug te
geven van wat wel tegen allen eisch van bil
lijkheid voor de school der liberalistische on-
vermogenden betalen, terwijl zij voor onze armen
geen cent opbrengen. (Rijksvergoeding voor
alle on- of minvermogenden, van wat richting
ook.) En 3o. de regeering dient een weg te
openen, waardoor de opleiding van onze onder
wijzers, vergeleken bij die der openbare onder
wijzers, niet aan den armen Lazarus bij den
rijken man doe denken.
Met veel minder zal, naar het oordeel van
De Standaard, de regeering niet toekunnen.
Voor minder dan dit minimum is de strijd aan
de stembus niet gestreden, en een kabinet dat
hier veel onder bleef, zou, zegt het blad, een
voudig den steun verliezen, dien het dusver
bij ons volk vond.
Na dezen eisch zien wij met te meer be
langstelling uit naar hetgeen de -regeering
voorstelt.
Bij het laatste onderhoud, dat de heer Wil
link Ketjen heeft gehad met den minister
Keuchenius, ging het, volgens de beschrijving
die de gewezen kapitein zelve daarvan geeft,
nog al kras toe.
Toen de heer Ketjen den minister een en
ander nogmaals had gezegd gaf de heer Keuche
nius ten antwoord
«Mgnheer Ketjen, u heht'mij nu al drie malen
woorden in den mond gelegd, die ik nooit heb
gebezigd."
Nu was de maat vol, schrijft de heer W. K.
Den minister strak aanziende en de twee voorste
vingers der rechterhand opheffende, voegde ik
hem toe «Alles wat ik zeg en gezegd heb is
waar, zoo waarlijk helpe mij God Almachtig
Kom aan, beweer nu het tegendeel en zweer
hetzelfde, Christen."
Ik legde in dat laatste woord een minach
tende beteekenis, grooter dan een Turk zou
kunnen doen, zelfs al voegde hij er «hond"
achter. »Uw voorganger" vervolgde ik
«was minder verachtelijk dan gij, hij bedreef
om op te hopen, of voor te werken, en op het
kantoor schrikte men van zijn vervallen uiterlijk.
Den tweeden dag nadat hij zijn plaats weer
had ingenomen was hij te zwak en te duizelig
om den brief te eindigen, dien hij aangevangen
had. Hij had geweldige hoofdpijn, zijn polsen
klopten gejaagd. Hij schelde en begon den klerk
uit te leggen dat hij ziek was en naar huis
moestdoch eer hij den volzin voltooid had
zoodra hij iets van het verdwenen meisje vernam
zakte hij bewusteloos voor de voeten van den
ontstelden jongeling ineen. Hij werd naar zijn
woning gebracht, die hij gedurende vele weken
niet verliet niet voor dat hij door een hevige
hersenkoorts aan den rand van het graf was
gebracht.
HOOFDSTUK VII.
Dwaallicht.
Er ging een nieuw jaar op over rechtvaar
digen en onrechtvaardigen, over gelukkigen
en ongelukkigen. Lady Gethin was zooeven
in de stad teruggekeerd, na een lang gerekt
Kerstmisbezoek bij bloedverwanten in een der
graafschappen in het midden van Engeland.
Zij was altijd blij als zij weer thuis was,
daar zij gaarne gastvrijheid uitoefendedaar
entegen was ze ook volstrekt niet bang om
een avond alleen te zijn, 't geen haar niet
al te vaak gebeurde. Het was de avond na
haar thuiskomst, haar smakelijk middagmaal
het onrecht met een zekere cynisme, dat ten
minste niet verborgen werd; maar gg, met de
dorheid in uw hart en de Christelijke liefde
op uw lippen, dekt u met het masker huiche
larij," enz. enz.
't Slot der rede luidde«Komaan, ik be
schuldig u, zooals men dat alleen doen mag bij
waarheid, roep nu de politie, en ik zal in haar
bijzijn herhalen wat ik nu zeg, doch ge durft
niet, en erkent zóo de kracht dier waarheid."
De minister wist niets anders te antwoor
den dan: ««Och, mijnheer Ketjen, ik heb nog
zooveel bezigheden en ons gesprek kan toch
geen resultaat meer hebben, laat mij dus
alleen."
«Op dat oogenblik kwam de kamerbewaar
der binnen met de koffie. De minister en ik
stonden tegenover elkaar, hij geelbleek en
ineengedrongen, ik ziedend van acht jaar op
gekropten toorn."
Deze voorstelling kenschetst den schrijver.
Wij zouden nu eens een relaas van den mi
nister moeten hooren om het juiste middeni
en daardoor de waarheid te vernemen.
Alles, wat de heer Ketjen schrijft, draagt de
sporen van den opgewonden toestand, waarin
hij, licht verklaarbaar, in de laatste jaren ver
keert. En dit dient men ook wel te bedenken
by de beoordeeling van het bovenstaande.
Het volgende officieele bericht bevatte de
Staatscourant van Maandagavond
Z. M. de koning heeft de laatste nachten
goed doorgebrachtvolgens verklaring van
professor Rosenstein en van de geneesheeren des
konings is de toestand der krachten van Z. M.
bevredigend. De geringe verschijnselen van hart
zwakte, die zich verleden week voordeden, zijn
gelukkig weder geweken. Indien zich geene
ongunstige verschijnselen voordoen, zal het
eerstvolgende bulletin in de Staatscourant van
5 Februari 1889 geplaatst worden.
Volgens een bericht aan het Utr. Dgbl. is de
toestand van Z. M. den koning niet zoo gunstig,
als men uit de berichten zou opmaken. Wel
lijdt Z. M. minder smarten, maar de genees
heeren voorkomen alle onhoudbare pijnen door
morphine-inspuitingen. Over het algemeen neemt
Z. M. bijna geen voedsel tot zich, hoe en op
welke wijze hierop ook wordt gewerkt. In den
regel ongevoelig voor eenigen indruk, welken
ook, is Z. M. geheel oor voor H: M. de koningin
en H. K. H. de prinses. Staatsstukken, die geen
uitstel kunnen lijden, worden dan ook Bteeds
door H. M. aan den hoogen lijder voorgelezen,
en dan, zij het ook somwijlen met eenige in
spanning, geteekend.
De toestand geeft echter nog geen onmid-
delijke zorg, hoewel alles mogelijk blijft.
In tegenspraak met dit bericht is het vol
gende dat men uit Apeldoorn aan het Hbld
schrijft
Zaterdag heeft dr Vinkhuizen aan den hoogen
lijder weder een bezoek gebracht en vervolgens
den nacht op het Loo doorgebracht. Zondag
middag is prof. Rosenstein uit Leiden overge
komen. Noch deze heide bezoeken, noch het
feit, dat H. M. de koningin Zondag niet ter
kerk is gegaan of haar dagelijkschen rijtoer
heeft gemaakt, verontrusten de bewoners van
was afgeloopen en zij zat in haar lievelings-
stoel bij een helder houtvuur in het kleinste
en gezelligste harer beide salons, dat alleen ver
licht werd door den gloed van het vuur en een
versluierde kautoorlamp, waarbij zij een roman
las. Zij had haar boek neergelegd en dacht
met een ongewoon zachte uitdrukking op haar
gelaat aan haar lievelingsneef Glynn. Zij had
zich zeer ongerust gemaakt gedurende zijn
zware ziekte, had hem herhaaldelijk bezocht
en zich overtuigd dat verpleegsters en dienst
boden haar plicht deden. Toen men voor zijn
leven vreesde was haar uiterlijk steeds kalm en
stroef gebleven, doch zij wist dat al het vrou
welijke in haar eenigszins mannelijk gemoed
zich oploste in moederlijke genegenheid voor
den neef van haar echtgenoot.
Toen hij langzamerhand begon te herstellen
vergezelde zij hem naar de badplaats aan de
Zuidkust en deed hem veel goed met haar ge
zelschap, want zij kon even weldadig stil, als
aangenaam onderhoudend zijn. In dit lange
samenzijn begon Glynn oprecht en dankbaar
gehecht te worden aan die oude dame, die zoo
recht door zee en vrij in hare opvattingen was,
wier openhartige vriendelijkheid nooit druk
kend was en wier onschuldige oprechtheid den
ergsten twijfelaar van haar degelijkheid moest
overtuigen.
Genegenheid bracht vertrouwelijkheid voort
en eer zij afscheid namen had Glynn haar de
wonderlgke geschiedenis zjjner liefde voor Elsie
Apeldoorn, daar het algemeen bekend is, dat
de toestand van Z. M. zoo gunstig is als men
te nauwernood had durven verwachten. Dat
de beide geneesheeren elkaar Zondag ontmoet
hebben, wordt hier dan ook toegeschreven aan
vroeger gemaakte afspraken, buiten eenig ver
band met den tegenwoordigen toestand des
konings.
In de zitting van de Eerste kamer, op gis
teren, drong bij de behandeling der begrooting
voor binnenlandsche za'ken de heer
Prins nog aan op samenvoeging van Nieuwer-
Amstel met Amsterdam.
De minister Mackay bleef de wenschelijkheid
betoogen om geen subsidiën meer aan kweek
scholen voor onderwijzeressen toe te kennen.
Hij verklaarde dat het niet toelaten op de
school van kinderen boven de 12 jaar een
zaak is die tot de bevoegdheid der gemeente
besturen behoort.
Verder verzekerde de minister de aangegeven
kieswetwijzigingen te zullen overwegen, en
verdedigde hij eene wijziging van het voorloopig
kiesreglement onafhankelijk van eene organieke
kieswetherziening.
Eene algemeene rijkskeuring op vleesch in
alle gemeenten is, volgens den minister, niet
gewenscht. De zaak der grensregeling tussc-hen
Amsterdam en Nieuwer-Amstel wordt over
wogen.
Nadat de heer Kappeyne nog was opgekomen
tegen eene wijziging van het voorloopig kies
reglement bij de gewone wet werd het hoofdstuk
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Ten slotte zijn nog de begrooting voor
financiën en hoofdstuk onvoorziene
uitgaven eveneens zonder stemming aan
genomen.
Bij kon. besl. is aan J. D. Pasteur, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als notaris
te Deutichem en C. M. L. Kouw benoemd tot
amanuensis aan het scheik. laboratorium bij
's rijks werf te Amsterdam.
Verder is aan den tijdel. gepens. Ie luit.
A. J. C. de Roo, bij vernieuwing een tijdelijk
pensioen, ten bedrage van ƒ300 'sjaars, voor
den tijd van 5 jaar toegelegd.
De Duitsehe Reichsanzeiger bevat een besluit,
door de regeering van Osnabrück genomen,
waarbij het verbod tot invoer van rundvee nit
Gelderland wordt opgeheven.
De Amsterdamsche rechtbank heeft ter ver
vulling van eene opengevallen rechtersplaats
in dat college, opgemaakt de navolgende al-
phabetische lijst van aanbevelingmr J. J.
A. L. Beuns, rechter-plaatsvervanger in die
rechtbankmr B. Simons, substituut-griffier bij
die rechtbank; en mr A. J. J. baron van Styrum,
rechter in de rechtbank te Zierikzee.
In 1868 werd door «inwoners van Atjeh"
een verzoekschrift gericht aan den sultan van
Turkije, dat naar men weet de oorzaak
werd van de oorlogsverklaring van Atjeh, daar
't onzen regeerders den schrik om het hart deed
Lambert verteld en hoe die hem overmeesterd
had ondanks zijn gezond verstand, zijn voor
zichtigheid en zijn wereldwijsheid ondanks
alles wat een man van zijn leeftijd en erva
ring moest leiden. Hij ging zelfs zoo ver van
te bekennen dat hij betreurde het voorstel van
Lambert om zijn dochter te huwen van de hand
gewezen te hebben.
Lady Gethin stelde veel belang in het ver
haal der ontvoering, ofschoon zij niet aarzelde
te verklaren, tot zijn groote teleurstelling en
verontwaardiging, dat zij vast geloofde aan de
vrijwillige schaking der jonge dame, die zeker
haar vader reeds lang had medegedeeld, waar
zij zich bevond maar dat deze het wijzer
vond om dat voor zich te houden.
Verder verklaarde zij, ofschoon zij Glynn
niet wilde laken over zijn zwakheid, dat hij blij
mocht zijn dat hij op die wijze ontkomen was
en meende dat hij dit spoedig zelf ook
zou inzien, wanneer hij geheel hersteld en tot
zijn gewone bezigheden teruggekeerd was.
Die gesprekken in hare gedachten nagaande,
vergat mevrouw Gethin haar hoek geheel, tótdat
eensklaps het voorwerp harer overpeinzingen
aangediend werd.
«Waarom zgt gg niet komen eten vroeg
zij, hem haar hand toestekende.
«Omdat ik vroeger dan gewoonlijk bij een
neef van mij in een der voorsteden gegeten heb,
waar ik als peet bjj zijn eerstgeborene heb
gefungeerd."
slaan. De strekking van dat stuk is reeds
vermeld in de in 1881 openbaar gemaakte
«officieele bescheiden betreffende het ontstaan
van den oorlog in Atjeh in 1873."
Thans heeft de regeering, op verzoek der
Tweede kamer, aan deze een vertaling van dat
verzoekschrift overgelegd.
Waarom, vraagt de Haagsche Crt., wordt die
vertaling niet algemeen bekend gemaakt De
redenen van hooge politiek, die zich vroeger
tegen deze openbaarheid heetten te verzetten,
zullen nu, na zestien jaren, toch wel zijn gezakt.
De Nedtrlandsclie vereeniging voor gemeente
belangen heeft aan de Tweede kamer een adres
gericht ter zake van de ontwerpen van wet
tot regeling van de pensioenen 1° der burger
lijke ambtenaren en 2" van hunne weduwen en
weezen.
Tot haar leedwezen ziet de vereeniging de
burgemeesters, gemeente-secretarissen en ont
vangers uitgesloten. Het komt aan de vereeni
ging voor, dat deze uitsluiting althans mag
heeten niet billijk te zijn. In haar adres zet
zij dit uitvoerig uiteen.
De onderstelde lasten wegens pensioenen van
burgemeesters en ontvangers en hunne weduwen
en weezen, naar de in het ontwerp van wet
gestelde grondslagen, bepalen zich tot een jaar-
lijksch bedrag, dat, met eene stijging van
gemiddeld 1431 per jaar, 40 jaren na de
instelling 57.241 en 20 jaren daarna als maxi
mum 114.482 zal hebben bereikt. De veree
niging koestert de hoop, dat de kamer bereid
zal wezen dien- last op de schouders van den
staat te leggen. .Oordeelt echter de kamer, dat
met dat bedrag de staatskas in de toekomst
te zeer bezwaard zal worden, dan geeft de ver
eeniging het denkbeeld in overweging om een
fonds op te richten uit gelijke jaarlijksche
bijdragen van staat en gemeente van zooveel
ten honderd van de jaarwedden, als boven de
5 ten honderd korting noodig is om, na aftrek
van de inmiddels uit te betalen pensioenen,
een kapitaal te vormen, toereikende om uit de
renten ervan, plus korting en bijdragen, het
bedrag der blijvende pensioenen te kwijten en
het fonds onder beheer te stellen van directeur
en commissarissen, in art. 19 van het tweede
wetsontwerp genoemd.
Van bevoegde zijde ontvangt de Arnh. Ct
de volgende beschouwing
In het voorloopig verslag der Eerste kamer
der staten-generaal werd de vraag gedaan, of
het getal gevangenissen niet koij verminderd
worden.
Met het oog op het besluit, dat de rijks
werkinrichting te Veenhuizen met 1 Januari
1889 uitsluitend zal zijn voor mannen, de vol
gende vraag
Is de keuze, om de vrouwen van Veenhuizen
no. 1, welk getal zeer gedaald is (200), naai'
Leiden over te brengen, gelukkig
Beslist neen. Een zoo hecht en in alle op
zichten geschikt gebouw, waar 600 man kan
ingesloten worden, met nachtelijke afzondering)
nu in te richten voor 200 vrouwen Hiermede
gaan groote kosten gepaard, en daarmede wordt
eene inrichting geheel verknoeid. Al is het
«Een zeer aartsvaderlijke daad. Wie ia
die neef, ken ik hem niet
«Ik geloof het niethij is een neef van
moeders zijde, en predikant te Clapham."
«Zoo, en hoe gaat het n, Hugo Gij ziet
er heter en sterker uit."
«Dat ben ik ookIk geloof dat ik weer
de oude word en werktuigelijk weer in het
gareel begin te loopen."
Mevrouw Gethin zag hem ernstig aan. Hij
scheen langer dan vroeger, smaller en magerder.
Zijn donker gelaat was bleek, zijne oogen waren
ingezonken maar zijn geheele houding was toch
minder slap dan toen zij hem het laatst gezien
had.
«Zijt gij het kanaal overgestoken
«Ja, ik ben kort voor Kerstmis even naar
Parijs geweest. Dat trekt my altyd aan, als
een magneet."
«Gy moest weerstand aan dien magneet
bieden. Hoe was het in de schoone stad
«Schoon als altyddoch er dreigt onheil
aan de lucht. Ik ben echter geen profeetik
doolde als een geest door de oude straten en
trof Lambert aan."
«Zoo waariykIk wenschte Hugo dat gy
het verkeer met dien man wildet afbreken gy
kunt hem toch niet helpen."
«Dat is waarmaar ik heb zulk diep
medeiyden met hem en hij schynt altijd zoo
blij te zyn als hg mg ziet. Ik geloof dat dit
j vreeselgke ongeluk zgn verstand gekrenkt heeffcj