N\ 294 131® Jaargang. 1888 Woensdag 12 December. Middelburg 11 December» Bedenkelijke teekenen. Dit blad verschijnt dagelijks, inet uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën; 20 Cent per reg Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels ƒ1.50; iedere regel meer /0.20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBURGSCHE COURANT. \y Agenten te Vlis ringen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen; F. van dee, Peijl. te Zierikzee; A. C. de Mooij en te Tholen; W. A. van Nietjwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmae te Botterdam, en de firma B. van deb Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe Cie., John F. Jones, opvolger voor België A. Gbosjean Co. te Brussel. Alle verslagen in bladen, van welke richting ook, komen hierin overeen dat Zondag te Amsterdam een zeer ergerlijk sehandaal heeft plaats gehad, een feit waarvan de indruk niet gemakkelijk zal worden uitgewischt en waarbij niet de eer en het belang van een stad alleen maar die van ons gansche land zijn betrokken, te meer omdat het voorviel in de hoofdplaats van Nederland. Allen, die het destijds ten sterkste afkeurden, dat een man als Meng in Rotterdam op erger lijke wijze werd mishandeld die hun stem verhieven tegen de grove bejegening, in dezelfde stad den leider der socialisten aangedaan, zullen ook thans zeker protesteereu tegen het onrecht, jegens de katholieken in het Maison Strouc/cen gepleegd. En wij zullen dit met nog meer kracht doen omdat het feit, daar voorgevallen, in veel sterker mate afkeuring verdient dan de beide andere. Wat toch is het geval De heer Meng wist indertijd niet den juisten toon aan te slaanhij wekte onnoodig ergernis door opmerkingen en uitlatingen, welke een man, die ernstig zijn meening voorstaat, niet passen. Hij verbitterde en griefde velen, voor wie hun meening toch een ernstige zaak is hij deed te kort aan zijn eigen waardigheid en aan de zaak die hij voorstond. Er was in zijne redeneringen veel, dat griefde, ja beleedigend kon genoemd worden en geen wonder dat, hoe onverdedigbaar op zich zelf, ten slotte eene uitbarsting volgde die zith tegen hem keerde. Zulke redenaars missen allen tact en bederven daardoor hun eigen zaak. Hetzelfde is het geval met de socialistische leiders, die door hun heftige en opruiende taal met eigen hand het stroo aanbrengen, waar door ten slotte een vuur ontbrandt, dat hen zeiven zengt of hun erger letsel veroorzaakt. Maar in Amsterdam was niets van dat alles gebeurd. Een groot aantal katholieken was daar ver- eenigd om hun eigen zaak te bespreken hadden daartoe een lokaal afgehuurd zij hin- derden niemand en het gold een kwestie, die zij in volle vrijheid konden en mochten be spreken. Op dat vrije recht, waarop wij in Neder land juist zooveel prijs stellen, is op schande lijke wijze inbreuk gemaakt. En omtrent de personen door wie dit is geschied bestaat geen twijfelook daaromtrent heerseht onder de verschillende bladen een stemmigheid. De mannen, die juist altijd den mond vol hebben van vrijheid van spreken, van ver korting hunner rechten op dit punt, wanneer daarvoor maar de geringste schijn bestond, hebben nu anderen op onverantwoordelijke wijze belet van dat recht gebruik te maken. Terwijl het bij andere voorvallen, bij ver schillende opstootjes, of bij ernstiger zaken, o. a de verfoeilijke aanslagen op de heeren Stork en Jolles gepleegd, moeilijk, zoo niet onmogelijk is na te gaan in hoever de invloed der socialisten rechtstreeks of zijdelings zich daarbij heeft doen gelden, spreken bij het in Maison Stroucïcen gebeurde de feiten zóo dui delijk, dat aan ontkennen niet te denken valt. Er waren daarbij zelfs socialistische leiders tegenwoordig, die ja, eerst nog wilden weggaan maar op het algemeen geroep van te blijven, terugkeerden, niet om de macht van hun invloed te gebruiken ten einde de menigte tot kalmte te vermanen en zich naast pastoor Brouwers te scharen als protest tegen de ongehoorde houding, die was aangenomenneen louter als bewijs dat men den drang tot blijven niet durfde weerstaan. De leiders schijnen het nu reeds zoo ver gebracht te hebben dat het volk hun de haas is gewordentrouwens een natuurlijk gevolg van dergelijke volksbewegingen, zooals in de geschiedenis der Fransche en andere revolutiën vele zijn aan te wijzen. Eerst volgt de groote hoop blindelings maar daarna begint hij zelf zijn gezag te doen gelden op een wijze, die de rollen doet omkeeren en de leiders van voor heen, uit zucht tot zelfbehoud, dwingt tot vol gen en het volk naar de oogen te zien, willen zij zeiven niet het onderspit delven. Wat daarvan de resultaten zijn, is Zondag gebleken; en hoever zulk eene volksoverheer- sehing voeren kan leert de geschiedenis dage lijks. Nooit zijn de gevolgen daarvan te voorzien de minste kleinigheid geeft aanleiding tot de ernstigste tooneelen. Daarom is voor ons het begin van het te Amsterdam gebeurde het voornaamste- Evenals Zaterdags te voren de heer Heldt door dezelfde helden telkens in de rede werd ge vallen en onheusch bejegend, heeft men Zondag inbrenk gemaakt op een recht, dat boog ge houden moet worden. En hiermee begon men dadelijk, nadat pastoor Brouwers had voorgesteld een adres te zenden aan den koning, een mededeeling die begroet werd met gesis en den uitroep „Wij willen van geen koning weten." Uit den mond van die volksmenigte, die aanhangers van Domela Nieuwenhuis, verbaast ons zulk een uitroep niet. Zij doen gelijk deze zij volgen het voorbeeld van hun leider na. Het wordt onder hen als een eer beschouwd tot zulke banaliteiten en kinderachtigheden af te dalen en dit nemen wij hun minder kwalijk dan aan een ontwikkeld man als den afgevaardigde van Schoterland. Zij zijn niet wijzer, maar hij moest verstandiger wezen. Wij hadden verwacht dat hij over het ver leden het zwijgen zou hebben bewaard en vooral dat hij zich niet meer verheffen zou op een feit dat hem in de oogen van ieder verstandig en weldenkend man, zelfs al behoort die nu niet tot zijne bepaalde tegenstanders, niet tot eer strekte. Wij durven dit te meer zeggen, omdat wij de gansche geschiedenis, en de ver volging van den heer Domela Nieuwenhuis niet het minst, steeds hebben afgekeurden de feiten ons in 't gelijk stellen, met onze bewering dat de agitatie daarna zou toene men en de martelaarskroon, die den leider der socialisten nu op het hoofd is gezet, hem nog belangwekkender zou maken ia de oogen der menigte. En hij zelf meent ook dat die kroon hem goed staatzijn jongste polemiek, in onze Tweede kamer, met den heer Borgesius bewijst dit. Uit een door hem daarbij gebezigde uitdruk king toch spreekt nederige hoogmoed. In die vrij onvruchtbare en tijdvermorsende polemiek kwam de heer Borgesius op tegen de belee- diging, door den afgevaardigde van Schoterland den heer Van Houten aangedaan door de bewe ring dat liet lid der kamer voor Groningen politieken moed miste, den moed om des noods op zijn post te sterven. Van zulk eeu moed was bij den heer Domela Nieuwenhuis ook nooit iets geblekenwel van vermetelen moed om duizenden op te ruien. Hierop vatte de leider der socialisten vlam. Het verwonderde hem, zoo riep hij den heer Borgesius toe, dat „iemand, die nooit heeft getoond op zijne beginselen te kunnen toepas sen de uitdrukking qu'il a payé de sapersonne den treurigen moed heeft mij gemis aan moed voor de voeten te werpen. Zoodanig man veroordeelt zichzelf. Het past mij niet om mij er op te verheffen, want toen ik mijne gevangenisstraf onderging heb ik niets gedaan dan mijn plicht, maar het is sterk en getuigt vau eene soort van moed, dien ik niet benijd, dat iemand, die nooit iets voor zijn beginsel heeft geleden, mij zoodanig verwijt durft toe voegen in deze kamer." Dit lezende zou men meenen, dat indertijd een verheven daad door hem was gepleegd j •Th hij het slachtoffer is geworden van een pogiDg, in het belang des volks gedaan, die uitblonk door grootheid en moed. Wij weten wel beter. Maar wanneer aldus de leider zich na zooveel tijd nog durft verheffen op eene daad van klein geestigheid jegens den koning verricht, is 't dan wonder dat het volk, zelfs bij het hooren van dien naam, tot zulke buitensporigheid overslaat als Zondag is gepleegd Er wordt te veel gespeculeerd op de slechte eigenschappen van het volker wordt te veel gedaan om het gevoelloos te maken voor het goede, dat er nog in de wereld te vinden is de grofste, niet de fijnste .snaren worden te veel aan bet trillen gebracht, om dat onont wikkelde volk nog in bedwang te kunnen houden. Tot schande van zijn leiders en tot schade voor zich zelf slaat het dus de baud aan zijn eigen rechten. Of het het verderfelijke van zijne daad zal inzien na het te Amsterdam gebeurde Of het zal terugkeeren van dien slechten weg Dit zal veel afhangen van het licht, dat die leiders op het voorgevallene zullen laten vallen; en van de kwestie of zij nu nog, nadat het reeds zoover is gekomen, de macht bezitten om het volk tot rede en tot kalmte te brengen. Wij vreezen echter dat het reeds te laat is. Maar als dan de z. g. mannen der vrijheid straks met krachtiger hand worden aangegre pen; als soms - wat wij hopen dat niet gebeuren zal, maar daarom nog niet zoo on mogelijk is, een ander deel van het volk uit verontwaardiging over de gepleegde hei ligschennis tegenover een der prerogatieven van het Nederiandsche volk, hun met gelijke munt betaalt, laten zij zich dan niet meer beklagen en beroepen op hun zucht tot vrijheid, want zij hebben het teu duidelijkste bewezen dat zij daaronder niet anders verstaan dan tuchteloosheid en wanorde. En daartegen een krachtig protest te doen hooren was het hoofddoel van deze regelen. Zeer vele leden in alle afdeelingen der Eerste kamer meenden het feit der late indiening dei- Indische begrooting niet onopgemerkt te mogen laten voorbijgaan. Men achtte zich verplicht erop te wijzen, dat die late indiening een ongunstigen invloed heeft op de tijdige behandeling van het begrootingswerk in de staten-generaal. Algemeen trok de minder gunstige materieele en economische toestand van Ned.-Indië de aan dacht een toestand voor een deel aan oorzaken te wijten waaraan zoowel deze voor weinige maanden opgetreden minister van koloniën als zijn voorgangers vreemd zijn. Men vroeg het oordeel der regeering of de inlandsche bevolking te zwaar is belast. In de verschillende afdeelingen maakte het staatkundig beleid van den minister van koloniën een onderwerp van gedachtenwisseling uit. Of schoon men zijn kunde, ijver en werkzaamheid waardeerde, betreurde men, dat daartegenover eigenschappen staan, die men in eenen staatsman niet goedkeuren kon en dat te minder, wanneer deze staat aan het hoofd van het departement van koloniën. Hetgeen vooral niet vrij van be denking werd geacht, is, dat de minister zijn individueele godsdienstige denkbeelden al te zeer op den voorgrond plaatst en voor zijn theologi sche opvatting partij kiest tegenover andere, die staatsrechtelijk evenzeer recht van bestaan hebben en door andere Nederlanders, insgelijks te goeder- trouw en met warmte, worden beleden. Terwijl eenige leden, en daarin ligt de slotsom dezer beschouwingen, te kennen gaven in hun vertrouwen in den minister vooral geschokt te zijn wegens zijne rede van 21 November jl. ver klaarde de groote meerderheid zich haar oordeel over 1s ministers beleid alsnog voor te behouden. Tegenover zeer enkele stemmen, die in begin sel tegen de vaststelling der Indische begrooting bij de wet waren gekant, deden anderen met nadruk uitkomen, dat hetgeen in de laatste twin tig jaren goeds en heilzaams voor Indië is ge schied, voor het grootste gedeelte tot stand kwam door tusschenkomst of op aandrang der wetge vende macht. Overigens verklaarde men zich algemeen be reid de aangekondigde voorstellen tot wijziging der Comptabiliteitswet en van het reg. reglement in nauwgezette overweging te nemen, maar van de regeering werd dan ook "de toezegging ver langd, dat zij geene maatregelen zal nemen, die op de in uitzicht gestelde wijziging vooruitloopen. In het tekort op deze begrooting lag, meende men, eene aanmaning voor de regeering om voor zichtig te zijn en geen ingrijpende maatregelen tot vermindering der middelen te nemen. De financieele politiek van den minister achtte men. beter dan die van zijn voorganger. Intusschen vreesde men, dat de minister niet genoegzaam doordrongen is van het hooge belang om te blij ven streven naar eene verbeterde verhouding tusschen de uitgaven en inkomsten in Indië. Men achtte de handhaving van ons gezag op Atjeh noodzakelijk. Uiteenloopend waren de ge voelens over het opium en de beste wijze om het gebruik daarvan te bestrijden. Volgens sommige leden is het bestaande stelsel het slechtste. Deze leden wachtten alleen afdoende verbetering van de invoering eener regie. Wederom andere leden herinnerden tot eer van het Nederl. gouvernement, dat alle opvolgende ministers van koloniën en alle gouverneurs-gene raal er op uit zijn geweest om het verbruik van het opium tegen te gaan. Hierover was men het intusschen eens, dat met kracht de smokkelhandel dient te worden bestreden. Den 7en dezer werd, zooals gewoonlijk, het jaar- lijksch contract tot het vervoer van schapen van Maagdenburg naar Londen gesloten het vervoer werd aan den Noord-Duitschen Lloyd opgedragen. Verscheidene jaren had dit van Vlissingen en Rotterdam plaats; het wordt door de exporteurs zeer betreurd dat dit, als gevolg der beperkende bepalingen onzer regeering op den doorvoer gesteld, niet wederom via Nederland kon plaats hebben. Stoomvaart- en spoorwegmaatschappijen missen daardoor eenige tonnen gouds en de Staat dui zenden guldens aan loodsgelden. D.) Mahdi AU, de vorst van Hyderabad (Engelsch Indië), heeft, na zijn terugkomst van een bezoek aan Engeland, aan zijn landgenooten eenige op merkingen ten beste gegeven, waaraan het vol gende is ontleend »Indien de uitkomsten van een vrijen regee- ringsvorm en socialen vooruitgang niet naar teekenen van grooten rijkdom en het schouwspel van machtige legers, maar naar het algemeene geluk van het aldus bestierde volk moeten afge meten worden, dan voorwaar moet ik aarzelen met te erkennen, dat Europa ons eene les zou kunnen geven. Want, wel verre van een ruim verbreid geluk, vindt men in een enkele Lon- densche wijk de kenteekenen van een meer nijpende armoede en een jammerlijker ellende, dan in ge heel Decean, ja, ik durf het veilig te beweren, in gansch Indië zouden aan te treffen zijn". Deze merkwaardige getuigenis kan als pendant dienen van de verklaring, door den minister Keu- chenius afgelegd, dat zonder christendom een volk geen welvaart en geen geluk kan vinden. Bij kon. besl. is op zijn verzoek eervol ontslag verleend aan W. de Rapper als burgemeester van Westkapelle. Bij ministerieele beschikking is eervol ontheven de rijksopziener op de spoorwegdiensten M. Buyze, te Middelburg, van het dagelijksch toezicht op den dienst der spoorwegen BredaRoosendaal—Vlis singen, EsschenRoosendaalZwaluwe en Neu- zen-grenzen in de richtingen van Gent en Mechelen, en opgedragen aan J. S. A. Noordendorp, te Breda, het dagelijksch toezicht op den dienst der spoor wegen VlissingenBredaBoxtel en Neuzen Belgische grenzen in de richtingen van Mechelen en Gent. In de Maandagavond te Yerseke gehouden ge meenteraadsvergadering waren ingekomen kennis gevingen van de vier in de vorige zitting gekozen leden van het algemeen armbestuur dat zij hunne benoeming aannemen. De rekening over 1887 van dat bestuur werd met alg. st. goedgekeurd in ontv. op 12746.52J, in uitg. op 9800.05, goed slot 2946.47U Naar aanleiding van de reeds in de vorige ver gadering medegedeelde afkeuring der gemeente- begrooting voor 1889 door ged. st. stelden jburg. en weth. de volgende wijzigingen voorlo den post van 100 voor onderhond van straten te verhoogen tot f 800 2o dien voor aanleg van nieuwe straten eveneens te verhoogen van f 1700 tot 2500, en 3o het door deze verhoogingen en net gemis der in de afgekeurde begrooting veï«

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1