MIDDELBURGSCHECOURANT
Maandag 3 December 1888. N°. 286.
Middelburg 1 December.
Brieven uit de Hofstad.
2 EEN LANDBOUWPRAATJE.
Voldoend voedsel.
BITVOEG-SÉH,
van de
VAN
30 November 1888.
Terwijl ik dezen schrijf bemerkt men in de
residentie waarlijk niet veel, waaruit zou kunnen
worden opgemaakt, dat heden een zoo gedenk
waardige dag als de 30e November 1813 wordt
herdacht. Damas heeft eer van zijn werk
hoorde ik van morgen zeggen door iemand, die
een niet minder vurig Oranjeklant is dan Daman
bij elke gelegenheid uitroept te zijn alleen uiten
beiden zich op eenigszins verschillende wijzen,
daar hij, met wien ik daar straks van het Sche-
veningsche strand kwam teruggewandeld, zich
beklaagde (om niet te zeggen ergerde) over het
achterblijven van de Hofstad bij de viering van
het zoo bij uitstek nationale feest van Neêrland's
onafhankelijkheid. Het viel mij echter gelukkig
niet moeilijk den man tot kalmte te brengen in
zijn oordeel over den kleinzoon van den grooten
Van Hogendorp. Wie om de eene of andere reden
verbolgen is op zeker persoon is gemakkelijk te
overtuigen van diens kleinheid, van het tanen
van diens invloed. Van die vermakelijke zwakheid
bediende ik mij als middel om mijn feestgenoot
aan het verstand te brengen, dat de schuld toch
niet juist bij Damas moet gezocht worden, door
te beweren, dat het toch al te gek is om aan zijn
stukje »omtrek" alleen te wijten, dat Den Haag
heden geen feest viert. Zóo groot is de aanhang
van het Dagblad of van zijn hoofdredacteur
inderdaad niet. Integendeel is uit allerlei af
keurende oordeelvellingen, geschreven of gedrukt
en gesproken, bewezen, dat de Hagenaars eer
verontwaardigd zijn over hetgeen de nazaat van
Gijsbert Karei schreef naar aanleiding van den
30en November. Het achterwege blijven van
feestviering is veeleer aan een samenloop van
allerlei omstandigheden te wijten, zooals de onge
steldheid van den koning, de vrees van door het
jaargetijde gedwarsboomd te zullen worden, de
wel wat drukke opeenvolging van gedenkwaardige
en tot feestbetoon aanleiding gevende dagen en
het misschien wel op diezelfde overwegingen
gegronde aanvankelijk stilzitten in het gemeen
tebestuur.
Eerst ter elfder ure heeft de raad nog besloten
een crediet te verleenen voor versiering en illu
minatie en tengevolge van den in de raadszitting
uitgesproken wensch zouden deze worden aange
bracht op onzen eenig schoonen Scheveningschen
weg, die zich, vooral indien het zomer ware en
alles groen, uitmuntend daartoe leent, mits met
zeer kwistige hand en dus uit zeer ruime beurs
daaraan wordt gewerkt. Evenwel moest een be
sluit tot feestelijk vertoon vroeger zijn genomen,
wilde het met geestdrift bezielen en tot mede
doen opwekkende eenmaal weer tot rust ge
brachte en ingedommelde gemoederen worden
niet zoo licht opnieuw ontvlamd. En in elk ge
val is de plaats, waar het gemeentebestuur de
officieele feestlampen zal doen ontsteken, oorzaak
dat men binnen de, muren en poorten voorstel
lende, kettingen, die ten behoeve der Joodsche
residentie-bewoners aan de uiteinden der staten
van de nieuwe wijken zijn aangebrachtniets
gewaar wordt wat op eene feestelijkheid ge
lijkt. Alleen is het te zien, dat er op Scheve-
ningen iets te doen is, want daarheen gaan
trammen vol en rijtuigen en wandelaars in menigte.
Dit wegtrekken uit de stad maakt intusschen
de straten hier, die niet naar onze 8e wijk voe
ren, stiller dan op een gewonen dag.
Als ik niet te Scheveningen heden morgen
»den Prins" had zien landen, en daarna niet den
optocht door het versierde dorp had zien rond
trekken, zou ik, thans weer in mijne woning te
ruggekeerd, moeilijk kunnen gelooven, dat wij
30 November schrijven en denzelfden dag van
het roemrijke jaar 1813 herdenken. Hier en daar
Hoogst voldaan en met een hartelijken hand
druk, die van dank getuigde, ging Harmen naar
huis en deelde Griet zijne ervaring mee. De
moed en het zelfvertrouwen waren bij hen terug
gekeerd en als te voren werd de hand weer met
kracht en beleid aan den ploeg geslagen.
Maar gij, geachte lezerzijt nog niet voldaan,
dat begrijpen we en daarom willen we dan
ook trachten u het genoemde verschijnsel te ver
klaren. Vergun ons daartoe een omwegAls
we eenig vuur in de kachel doen, met brandbare
stoffen, dan, niet waar, worden we al heel gauw
warmte gewaar? Vanwaar komt die warmte?
Neen, u moet niet zeggen, »uit dat kooltje vuur
want dan zeggen wij direct»maar als dan de
kachel een uur, twee, drie uur zelfs, of den ge-
heelen dag brandt, komt dan al die warmte uit
dat onnoozele kooltje, waarmede we den gloed
veroorzaakte Dat kan immers niet, dat begrijpt
ii toch vanzelf wel. De warmte, waaraan we
ons koesteren, zat in de brandstof, in de steenkool,
de turf of wat u heelt aangebracht. 'tWaszonne-
waait een enkele vlag, maar zelfs aan de rijks
gebouwen is geen vlag uitgestoken.
Scheveningen houdt inderdaad onze eer op
daar heerseht werkelijk een feestelijke stemming
en daar zal het dan ook den ganschen dag en
niet het minst van avond druk en vroolijk zijn,
als het weer, dat op dit oogenblik regenachtig
wordt, maar weer opklaart.
Huezeer ik ook van vaderlandsche vreugde
ontboezemingen houd en gaarne deelneem aan
de viering van nationale gedenkdagenhoewel
ik den geest der Schevenmgers, die nu bij het
feestvieren zoo gunstig afsteekt bij de slaperig
heid van de Haagsche stedelingen, op prjjs stel
ik ga van avond toch niet naar Schevenin
gen. Daar straks werden bij mij gedachten
gewekt, toen ik daar aan het strand stond, die
mij tot een spoedigen terugkeer deden besluiten
en mij verder voor heden van Scheveningen ver
wijderd houden.
Welke die gedachten zijn, waaruit zij voort
sproten, kan ieder gemakkelijk raden. Wie kan
dezer dagen aan het Scheveningsche strand ver
wijlen zonder te denken aan hetgeen daar ruim
een week geleden voorviel Wie zal vooreerst
dat wijde watervlak kunnen overzien zonder zich
een beeld te scheppen van het droevig schouw
spel, dat daar nog kort geleden werd gadegesla
gen Is het niet een wreede ironie heden »den
Prins", den verlosser van Nederland uitdeFran-
sche overheersching, te doen landen op ongeveer
dezelfde plek, waar verleden week een aantal
Fransche onderdanen worstelden tegen golfslag en
wind en in dien ongelijken strijd ondergingen,
omdat hun smeekingen om hulp niet werden ver
hoord, omdat de reddende hand wel uit de verte
hen toewuifde maar hen niet heeft gevat? Is
het niet een bittere spot, dat straks vreugdevuren
zullen worden gebrand onmiddellijk naast de
lichten, die hun waarschuwende stralen schieten
over de plaats, waar het wrak van het veronge
lukte schip gezonken ligt Vreest men niet,
dat misschien op hetzelfde oogenblik, waarop men
om de teertonnen zal dansen als vóór vijf en
zeventig jaren om den vrijheidsboom, een ver
minkt lijk zal aanspoelen van een dier ongeluk-
kigen, die nu nog steeds in het zand of aan het
wrak schijnen vastgewoeld? En zouden in elk
geval de schimmen van die omgekomenen niet
uit de golven oprijzen, daaruit als opgeroepen
door het gejuich aan het strand, als aangetrok
ken door den hellen gloed van brandend pek, die
als een satansvuur den ganschen omtrek kleuren
zal
Ik wil van dat alles geen getuige zijn. Indien
ik er heen ging zou het alleen wezen om te zien,
of daar ook zouden feestvieren die allen, die, toen
het erop aankwam op diezelfde plaats menschen-
levens te redden, daar niet op hun post waren of
te laat tot redding kwamen opdagen of in onbe-
kwamen toestand, om te zien, of zij hun blikken
zouden kunnen afwenden van de plek waar hun
plicht als mensch hen riep, in de vervulling
waarvan zij zooveel te kort kwamen, om te ver
nemen of in hunne oogen niet de romp en het
want van de Ango zich uit de baren zouden
oprichten en of uit masten en touwwerk niet
eenige mannen handenwringend hen zouden aan
grijnzen. Doch ik zou bang zijn andere dingen
te zien dan ik verwacht en dan zou ik mij nog
veel dieper moeten schamen over onze zoo hoog
geroemde kloeke en ervaren zeelui.
Hoezeer ik de blijken van vaderlandsliefde der
Scheveningsche bevolking waardeer, het doet mij
leed dat die deugd zich juist nu en op zulk een
wijze uit, want niet minder groote en plichtmatige
deugd dan vaderlandsliefde is menschenliefde en
daarvan had ik zoo gaarne meer bewijzen gezien
bij de Scheveningers, liever toch dan de vader
landsliefde, welke medebrengt dat een reddings
boot bij stormweder onttakeld ligt om met oranje
en rood, wit en blauw gesierd te worden,en dat de
geestrijke drank, die dienen moet tot opwekking
van de levensgeesten van drenkelingen en tot
dat doel bij de schuit gereed ligt, voor het ver
trek wordt gedronken op het welslagen van de
voorgenomen redding
Het aangevangen onderzoek zal misschien aan-
toonen,jdat redding onmogelijk was, al ware ieder
behoorlijk op zijn post en alles goed in orde ge
weest, doch die officieele waarheid is toch zeker
niet onomstootelijb wat zou gebeurd zijn, indien
allen en alles anders geweest ware, is bezwaarlijk
te bewijzen. Maar al ware het zoo, zulks kan thans
misschien met vrij groote waarschijnlijkheid wor-
warmte, misschien van millioenen jaren her. Ze
was, zooals dat heet, latent of gebonden, maar
werd vrij, d. i. voelbaar, toen de koolstof
der brandstof zich scheikundig kon verbinden
met de zuurstof van de lucht. Dat is fameus
geleerd, vindt ge niet, maar heusch, we kunnen
het niet anders zeggen. Overal waar deze ver
binding ban plaats hebben, wordt warmte vrij
maar soms gaat die verbinding zoo uiterst lang
zaam en wordt er dientengevolge zoo weinig
warmte vrij, dat deze niet voelbaar is, adres aan
het verrottingsproces, want hierbij heeft precies
hetzelfde plaats als bij verbranding in haard of
kachel. In onze lichamen en ook in die in onzer
landbouwdieren, is een zekere warmte, niet waar?,
die in normale omstandigheden altijd eender is.
Die warmte ontstaat dus ook op dezelfde wijze,
d. i. uit de scheikundige verbinding van koolstof
en zuurstof. De eerste Wordt geleverd door ons
voedsel, de tweede brengen we met eiken
ademtocht in de longen. In het lichaam
nu heeft de scheikundige verbinding dier twee
plaats, waarna de latente warmte, in de koolstof,
vrij wordt. En dat het voedsel is, dat ons de
warmte geeft, kunnen we bij eenig nadenken
wel nagaan. Als we op een kouden dag Ct
den uitgemaakt, maar op het oogenblik zelf toen
hulp moest geboden worden kon daarvan toch
niets met zekerheid worden voorspelden al waren
alle kansen tegen, dit neemt niets weg van het
onverantwoordelijke om niet alles gereed te hebben
zóo, dat het bij betere kansen, die wellicht enkele
uren vroeger of later zouden bestaan hebben, aan
het doel zou hebben beantwoord. Dit laatste kan
thans niet van de levende en de doode reddings
middelen te Scheveningen worden gezegd.
Maakt dat alles in orde, gij Scheveningers, en
viert dan vroolijk feest aan uw strandDan zal
het anders zijn dan nu, een blij geboortefeest op
een somber kerkhof!
Wij zijn tot de ontdekking gekomen dat hetgeen
een onzers lezer ons omtrent de muntbiljetten van
tien gulden schreef, op een misverstand berust.
De nommers komen op die biljetten wel drie
maal voor, nl. eens in het midden en tweemaal
aan de kanten bovenaan.
Bij Prov. blad no 102 deelen gedeputeerde staten
onzer provincie mede dat de uitkeering van het
rijk, vervangende die van het 4/5 der personeele
belasting bedraagt voor Middelburg ƒ14519.56
voor de 3 eerste en ƒ14519.57 voor het 4e kwar
taal. Yoor Ylissingen zijn die cijfers f 5903.14 J
en ƒ5903.14; voor Goes 4476.95* en ƒ4476.96*,
voor Zierikzee ƒ4198.73 en 4198.74 en voor Ter-
neuzen 2270.83^- en ƒ2270.88.
Aan de Tweede kamer is een ontwerp van wet
aangeboden tot bekrachtiging eener provinciale
heffing in Zeeland. In de memorie van toelich
ting wordt gezegd, dat de tolheffing op de bij de
provincie Zeeland in onderhoud zijnde wegen tot
dusver geschiedde volgens de betrekkelijke kon.
besluiten, die evenwel slechts tot 1 Sept. 1889
van kracht zijn. Daarom is door de staten van
Zeeland de bedoelde tolheffing als belastinghef
fing geregeld. Het ontwerp strekt om van de
regeling dier belastingheffing bekrachtiging te
verkrijgen.
Nog is der kamer aangeboden een wetsontwerp
tot bekrachtiging van den onderhandschen ver
koop van een stuk grond te Ylissingen aan de
gemeente.
De gemeente verzocht den aankoop van den
grond voor den bouw eener school voor onver-
mogenden en minvermogenden. Zij kon voor dien
bouw geene andere geschikte plek vinden. Daarom
is toegestaan in den onderhandschen verkoop van
het stuk grond, dat geheel door staatsgrond is
ingesloten.
In zijn opwekking tot deelneming aan de
landbouw-tentoonstelling, het volgend jaar te
Parijs te houden, eene opwekking waarvan wij
gisteren in 'tkort melding maakten zegt de
heer F. Hombach te Hulst ten slotte
De Fransche regeering en de commissiecor
respondeert niet met vreemde inzenders en geene
inzending uit Nederland wordt aangenomen,
anders dan door tusschenkomst der op verzoek
van de Fransche regeering in ons land opge
richte commissie.
De inzenders kunnen in Frankrijk van een
verlaagd spoorwegtarief genieten, en de vereeni-
ging zal zooveel mogeljjk in de transportkosten
naar Parijs te gemoet komen; de kosten van
verzorging en voeding komen voor rekening van
de inzenders. De kosten voor plaatsruimte tot
het tentoonstellen van landbouw-voortbrengselen
voor landbouwers-producenten bedragen 7.50
per M*. Yoor dit bedrag wordt door de Nederl.
hoofdcommissie het noodig decoratief in het ten
toonstellingsgebouw aangebrachtde inzendingen,
zoo die niet al te zwaar zijn, gratis vervoerd en
voor de noodige bewaking te Parijs zorg gedra
gen, alhoewel de commissie zich voor beschadi
ging of verlies niet aansprakelijk stelt. Yoor
inzending van kleine voorwerpen zullen eenvou
dige tafels worden opgesteld en draagt de com
missie zorg voor de uitpakking.
Niet genoeg kan er bij onze ontwikkelde land
bouwers op aangedrongen worden, in het strijd
perk te treden met andere landen, voor de
voortbrenging van het beste melk- en vet vee,
en voor de zuiverheid en vorm onzer graan
soorten.
Behalve het voordeel, dat zulk eene ten
toonstelling voor ons vaderland oplevert
door de buitenlandsche kooplieden tot zich
behoeft ook niet eens een koude dag te zijn
eens niet eten, zijn we dan wel, wat we noemen
slekker" Zijn we niet veeleer rillerig, koud,
onpleizierig Maar keer nu 't blaadje eens om
en ga eens na, hoe ge u gevoelt, als ge flink
hebt gedineerd of nok, als ge een krachtig ontbijt
hebt gebruiktOpgeruimd en vroolijk niet waar,
dank zij de warmte, die in u vrij is geworden
en die u weldadig aandoet. Wel zeker, 't is niet
alleen die warmte, die u tevreden met u zelf doet
zijn, maar toch zij helpt mee, om uw levenslust
te verhoogen en u energieker te maken. Wat in
ons lichaam te dien opzichte plaats heeft, gebeurt
ook bij onze landbouwdieren. »Maar als die
dieren dan nu eens te weinig voêr krijgen, hoe
staat het dan met de warmte bij hen," hoor ik
u vragen. Ons antwoord is»Goed."
De warmte moet er zijn, coüte que coüte. Kan
zij niet uit het voedsel komen, omdat men dit
in onvoldoende mate geeft, dan moet het lichaam
haar geven, m. a. w. de ingeademde zuurstof ver
bindt zich met het lichaam zelve, met het vet dat
opgehoopt ligt en zich tusachen de weefsels be
vindt. Die verbinding is verbranding en heeft
dus een vermagering van het lichaam ten gevolge.
Herinnert de uitdrukkingTeren op zijn (haar)
te lokken op binnenlandsche markten en
zoo doende eene grootere verkoopswaarde
in het leven te roepen, heeft de vorige ten
toonstelling ons ook geleerd, voor welke verba
zende hooge prijzen ons Hollandsch vee te Parijs
werd aangekocht.
Mocht het geldelijke voordeel, en de vader
landsliefde om Holland waardig vertegenwoor
digd te zien op de wereldtentoonstelling, een
prikkel voor velen zijn, om ook het bewijs in
den vreemde te leveren, dat Holland vooral op
gebied van den veestapel gerekend mag worden
onder de beste produceerende landen.
In de Vrijdagmiddag in het koffiehuis de Prins
van Oranje te Goes gehouden vergadering van de
Vereeniging tot weezenverpleging voor Zuid- en
Noord-Beveland, die bijgewoond werd door 11
leden, bracht de waarnemende voorzitter, de heer
Z. D. v. d. Bilt La Motthe, een warm woord van
hulde aan de nagedachtenis van den onlangs
ontslapen voorzitter, den heer W. J. van Gorkom.
De rekening over 1887 sloot met een voordeelig
saldo van 193.85.
Als bestuursleden werden herkozen mevrouw
Yan der Mandere, geb. De Laat de Kanter, en
de heer mr L. A. Bybau.
De vergadering vereenigde zich met het woord
van dank. door den voorzitter gebracht aan allen
die hebben bijgedragen aan het welslagen dei-
gehouden verloting, welke een zuivere bate van
2721.27 4 voor de vereeniging opbracht.
De heer P. Huet bracht, met luide instemming
der aanwezigen, een woord van dank aan den
heer La Motthe, die zooveel, ja bijna alles voor
die verloting deed. Volgens dien spreker was de
heer La Motthe daarvan de ziel geweest.
Ten slotte werd door den heer J. Welleman
een woord van dankbare hulde gebracht aan de
nagedachtenis van den heer dr R. A. Soetbrood
Piccardt, die zoo menigmaal tot het einde zijns
levens blijk gaf van zijn goed hart voor de ver
eeniging in 't bijzonder en van armen en onge-
lukkigen in 't algemeen.
Ook hiermee betuigde de vergadering hare in
stemming.
In het, staande de vergadering uitgebracht,
jaarverslag over 1887 werd met ingenomenheid
en dankbaarheid melding gemaakt van twee
giften, een van 200.48^ van het Goesehe onder
wijzersgezelschap, als opbrengst van een gegeven
soiree, en eene van 200, der vereeniging ver
maakt door wijlen mevrouw Paardekooper Over
man, geb. De Marees van Swinderen.
De vereeniging kon het ook in dat jaar niet
verder brengen dan tot de verzorging van 10
weezennog ee^f 4 of 5 tal wacht met smart
op aanneming.
In dat jaar bedroeg het aantal leden 210,
waaronder 22 corporatiën, tegen 211 en 21 in
1886. Het aantal begunstigers bedroeg in 1887
48 tegen 46 in het vorig jaar.
Het bestuur meent dat de werkkring der ver
eeniging zich nog altijd verder kon uitstrekken,
als er wat meer medewerking en hulp werd ver
leend. Op de hulp van kerkelijke en burgerlijke
armbesturen werd te vergeefs een beroep gedaan.
De oude klacht dus.
In de Yrijdag avond door de Tweede kamer-
gehouden zitting deelde de voorzitter mede, dat
hij van Z. M. den koning op een door den minister
van binnenlandsche zaken aan Z. M. verzonden
telegram, kennis gevende van de betuiging van
hulde door de kamer dien ochtend betoond, heeft
ontvangen per telegraaf de volgende regelen
»Wij verzoeken U.H.W.Geb. voor zichzelf en voor
de leden der Tweede kamer der staten-generaal
de betuiging te willen aannemen van onze diep
gevoelde erkentelijkheid voor de gevoelens van
gehechtheid en trouw, aan onzen persoon en ons
Huis betoond bij gelegenheid van den 30en Nov^
bij den 75en verjaardag van de aanvaarding der
regeering over ons vaderland, door mijn steeds
hartelijk geliefden grootvader.
get. Willem."
Onder eerbiedige waardeering van 's konings
woorden stelde de president voor, die op te nemen
in het verslag der handelingen, wat met hand
geklap werd beantwoord.
In dezelfde zitting is het debat over de Indi
sche begrooting voortgezet.
De heer Domela Nieuwenhuis wist niet beter
te doen dan een blaam te werpen op het Indi
sche leger. Hij begon met te protesteeren tegen
vet", hier niet aan? Maar is het vet, de brand
stof dus, opgebruikt, dan is het leven gebluscht.
En het vet, dat in genoemden toestand in het
lichaam gebruikt wordt, is oorzaak van de ab
normaliteit der melk, van hare buitengewone
vetheid, 'tls dus vet ontleend aan het lichaam,
maar niet aan het voedsel. Zulk vet doet het
vee achteruit gaan en wat misschien eerst een
reden was van blijdschap, zal later blijken de
oorzaak te zijn van ernstige ongesteldheden, van
snellen achteruitgang, van den dood des betrok
ken diers. Daarom landbouwersvoert niet met
handen, maar met manden. Zegt niet»veel
voêren kost geld", want weinig voeren kost nog veel
meer. De zuinigheid kan u geducht parten spe
len. En nu, mijnheer de redacteuraan u ons
excuus, dat we den inhoud van ons opstel niet
zaakrjjker maakten. Aanvankelijk meenden we
meer over de voeding te zeggen, dan we deden.
De zucht om begrepen te worden, deed ons op
zijwegen komen, maar u wil ons immers latei-
wel weer permitteeren om op den hoofdweg
voort te gaan
Kudelstraat, 28 Nov. 1888. G. Duos.