m 285.
131® Jaargang.
1888.
Zaterdag
1 December.
Middelburg 29 November.
Onderwijs,
Onderwijs.
Rechtszaken,
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.—.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels ƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
i
IUIDDËLBUR6SCHE COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peijl. te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Niettttenhüijzen.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmak te Rotterdam, en de firma B. van des
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
voor België A. Gkosjean Co. te Brussel.
Godsdienstig getwist en theologische haarklo
verijen Het parlement eene arena, waar de be
lijders van verschillende godsdienstige meeningen
elkaar bestokeneene catechiseerkamer, waar
niet de staatkunde, maar het dogma het. hopgste
woord heeftZiedaar, aldus luidt de be
schouwing van den schrijver der kameroverzichten
in de Nieuwe Rott. Crt. waartoe men in Neder
land gekomen is onder een minister van koloniën,
die meent zijn godsdienstig geloof en zijne theo
logische inzichten voortdurend met de staatkunde
in verband te moeten brengen, die zijne rol als
staatsman vergeet, om in de volksvertegenwoor
diging als Evangeliebelijder op te treden!
Eene redevoering van den heer Van Baar was
het, die den minister eene eerste aanleiding gaf
om het godsdienstig terrein te betreden. De heer
Van Baar had goedgevonden om zijn betoog, dat
Nederland als christelijke staat in Indië moet
optreden, te versterken door te herinneren, dat
de jeugdige keizer van Duitschland niet schroomt
ook als keizer van zijn christelijk bewustzijn ge
tuigenis af te leggen en te vragen, of waar de
keizer van zulk eene mogelijkheid dit doet, ons
armzalig volkje dit voorbeeld dan niet zou
mogen volgen. Den heer Zaaijer bad deze ge
ringschatting van ons volk de vraag op de lip
pen gelegd, of dit de toon was, die vooral in
deze dagen, waarin Nederland zijne onafhanke
lijkheid na de Fransche overbeerschingherdenkt,
in bet parlement mocht worden aangeslagen. De
minister van koloniën voegde zich aan de zijde
van den heer Zaaijermaar daarmede niet tevre
den, doelde hij, sprekende, op de Calvinistische
beweging der 17e eeuw, waarin de vaan van
bei Evangelie hoog gehouden was, en waar
door het Nederlandsche volk een voorbeeld
had gegeven niet alleen aan geheel Europa,
maar ook aan de geheele beschaafde wereld.
Die woorden waren het, die den heer
Schaepman in hooge mate hadden geërgerd. De
minister had daardoor, meende hij, eene schets
van het Nederlandsche volk gegeven, die zoude
maken, dat dit volk niet langer uit vijf vijfden
bestond, daar de katholieke Nederlanders er door
werden buitengesloten. Door niemand, zeide de
heer Schaepman, zouden de Nederlandsche katho
lieken zich hunne plaats onder bet Nederlandsche
volk laten ontnemen. Hij betreurde bet ten
zeerste, dat de minister van koloniën zich tot
zulk eene uiting bad laten vervoeren.
Maar daarbij bleef bet niet. De beer Donner
bad in zijn redevoering de verhouding van den
staat tot de protestantsche kerk in Indië ter
sprake gebracht. Hij had gezegd, dat in Indië de
zuiverste staatskerk gevonden wordt, die ooit
beeft bestaan. Yolgens art. 122 van bet regeerings-
reglement mag in de bestaande inrichting en het
bestuur der christelijke kerkgenootschappen geen
verandering worden gebracht dan met wederzijdsch
goedvinden van den koning en bet bestuur van
bet betrokken kerkgenootschap. Eigenlijk beeft
de koning en dus in het algemeen de regeering
alle macht in handen om de kerk in Indië te
organiseeren, gelijk zij wilwant de koning heeft
het recht het bedoelde bestuur te ontslaan en een
ander aan te stellen. De beer Donner had bij den
minister op wijziging van art. 122 van het regee-
ringsreglement aangedrongen, en daaraan vastge
knoopt eene beschouwing over de positie, waarin
de christelijk gereformeerde gemeente in Indië
tot het protestantsche kerkgenootschap aldaar
verkeert. Door den vorigen gouverneur-generaal
was nl. geweigerd aan de christelijk gerefor
meerde gemeente rechtspersoonlijkheid toe te
kennen, op grond dat zij in gebreke was gebleven
te bewijzen, dat zij zich uitdrukkelijk van het
protestantsche kerkgenootschap had afgescheiden
eene verklaring, die volgens den heer Donner niet
noodig was, omdat zij nooit tot dit kerkgenoot
schap had behoord.
In dit een en ander vond de minister aanlei
ding uit te weiden over het wezen der kerk,
stelde een kerkgenootschap zonder belijdenis als
een onding voor, en beweerde, uitsluitend op
grond dat het woord hervormd in het Fransch
niet anders vertaald kan worden dan door réformée
gelijk de heer Van der Kaay opmerkte dat
deNederlandschehervonnde kerk eene voortzetting
was van de christelijk gereformeerde, de zooge
naamde afgescheidene kerk.
Die zonderlinge houding van eenen minister,
optredende als rechter in zaken, die bij hem iet
thuis behoorden, waarover hij geen zeggen had,
tot welker beslissing bij geene l/evoegdheid bezat,
ontlokte den beer Van der Kaay een krachtig
woord van protest. Als een lid dezer vergadering
zoo gesproken had zeide de afgevaardigde uit
Leiden zou bij ongetwijfeld tot de orde zijn
geroependat de voorzitter den minister, als lid
der regeering, grootere vrijheid van spreken ge
laten had, betreurde hij echter in geenen deele»
Het geheele Nederlandsche volk had thans de
gelegenheid gehad den minister van koloniën in
zijne ware gedaante te leeren kennen. Wat die
minister gedaan had, was tot nogtoe ongehoord
in Nederland. Openlijk had hij partij getrokken
in de kerkelijke geschillen van den dag. Zou
het onder die omstandigheden nog mogelijk zij*
aan dien minister vertrouwen te schenken
Maar de heer Keuchenius had nog meer gedaan.
Andermaal was hij, toen hij den heer Van Baar
over diens geringschattende uitdrukking ten op
zichte van het Nederlandsche volk onderhield,
teruggekomen op de Heilige Alliantie van 1815,
een van die punten, waarbij, zooals de beer Van
Houten in eene vorige vergadering opmerkte, de
eigenaardige metbode van denken van dezen
minister bijzonder op den voorgrond treedt. Aan
eene werkelijke aberratie moet hier bijna gedacht
worden. Dat Heilige Verbond van 1815 tot op
dezen dag nog geldend voor den koning en bet
volk van Nederland
En de minister was buitendien nogmaals terug
gekomen op het onderwerp, dat reeds bij be alge-
meene beraadslagingen over de Indische begrooting
was behandeld, de verhouding van den Neder-
landscben staat tegenover den Islam. De Islam
had de minister beweerd kent geen scheiding
tusschen kerk en staat, kan zich geen staat
denken vreemd aan allen godsdienst. De eisch,
dat God en godsdienst buiten het staatkundig
leven zullen blijven, is buitendien teneenenmale
onmogelijk. Die eiscb zon zijn bet grootste
onrechtwant hij zou er toe leiden, dat wij Hem
verloochenden, die ons nooit verloochentEene
volkomen verloochening dus van art. 119 van het
regeeringsreglement, merkte de heer Van der
Kaay op, dat wil, dat ieder zijne godsdienstige
gevoelens met volkomen vrijheid belijdt.
Stappen wij van deze treurige episode in Neder
lands allerjongste parlementaire geschiedenis af.
Noch de zwakke verdediging van den minister
door den heer Lohman, noch de verschooning, die
de minister in zijne tweede rede vroeg aan hen,
die meenden, dat hij hen in hun godsdienstig en
zedelijk gevoel gekrenkt had, konden hetgeen hij
gezegd had, goed maken. En mocht de minister
in zijn antwoord al goedvinden, op het groote
punt van overeenkomst te wijzendat de grond
waarheden der oude-Nederlandsche gereformeerde
kerk ook beleden worden door de Roomscb-
katholieke kerkhet is zeer te betwijfelen of de
beer Schaepman daarin eene voldoende compen
satie zal gevonden hebben voor het leed, dat
's ministers eerste redevoering hem scheen te
hebben aangedaan.
Om onzen lezers een duidelijk overzicht te geveu
van het ongehoorde feit, dat gisteren in onze
Tweede kamer plaats had, wisten wij niet beter
te doen dan dit overzicht op te nemen van de
hand van iemand die, der zake kundig en, als
lid der kamer, volkomen op de hoogte van het
voorgevallene.
Het Handelsblad schrijft over het gebeurde o. a.
»Nadat de heer Van Baar echter was begonnen
te spreken over de kracht van den christelijken
godsdienst, werden door den minister van koloniën
alle sluizen opengezet. Wij zagen niet meer voor
ons den eersten raadsman des konings in bet
beheer der koloniën, die zijne begrooting in het
parlement verdedigt, maar den fanatieken prediker,
die zijne godsdienstige leerstellingen meestal
groote gemeenplaatsen in den grootsten harts
tocht onder de menigte werpt. Wij dachten toen
of de benaming christen hadjidoor den heer
Rutgers gegeven, nog wel zoo bijzonder misplaatst
was geweest.
Of kan het van de plaats waar de minister
stond, de daad van een verstandig man genoemd
worden, eene analyse te geven van den considerans
van de Heilige Alliantie, en daarop eene geheele
theologische rede te baseeren
En bet Vaderland zegt
Met den beer Schaepman kan men de beschou
wingen van den heer Keuchenius blijven eerbie
digen, al zijn ze dikwijls zoo buitensporig, dat het
gezond verstand daarbij stilstaat. Zoo het bekende
stokpaardje van den minister betreflende bet
bindende van de beginselen der Heilige Alliantie,
waarover weder in den breede werd uitgeweid, j
Zoo ook bet betoog, dat de Gbr. gereformeerde
kerk de voortzetting is der oude hervormde kerk,
omdat in den Franscben tekst der grondwet van
1815 gesproken wordt van VEglise réjormée. Zulke
meeningen staan ieder vrij, en ook de veroordee
ling van de Nederlandsche hervormde kerk, die
mede 's heeren Van der Kaay's ergernis opwekte,
is uitvloeisel eener overtuiging, die geen balsmis
daad is. Maar van de regeeringstafel zijn zulke
beschouwingen en dat nog al naar aanleiding
van een hoofdstuk der begrooting, ongepast,
impolitiek, in strijd met ons staatsrecht. Het
opmerkelijkst was, hoe de minister in zijn tweede
rede den Calvinistischen stempel van zijn betoog
poogde uit te wisschen door zich telkens te be
roepen op de algemeene geloofwaardigheid, die
aan alle christelijke kerken gemeen zijn, ja door
zelfs de revolutie te prijzen, die ons van de
staatskerk had verlost.
Wij ontvangen een uitvoerig stuk van den heer
F. Hombach uit Hulst, waarin de landbouwers
worden opgewekt tot deelneming aan de vee
tentoonstelling, die van 11 tot 22 Juli 1889 te
Parijs zal gehouden worden. Daaruit blijkt dat
er verschillende prijzen zijn uitgeloofd voor stieren
van 1 tot 2, van 2 tot 4 en van vrouwelijke fok-
dieren van 2 tot 3 jaar. Die prijzen zijn van
100 tot 600 francs, benevens gouden, zilveren en
bronzen medailles. Bovendien kan de jury nog
beschikken over verschillende kunstvoorwerpen
en eere-prijzen.
De aangifte voor vee moet vóór 27 December,
en die van landbouwvoortbrengselen vóór 15
December 1888 plaats hebben bij den secretaris
te Loosduinen, den heer P. F. L. Waldeck, of aan
den heer Fernand Hombach te Hulst, lid der
commissie, aan wien meer speciaal de zorgen
voor ZeelanBzjjn toevertrouwd, en die zich bereid
verklaart voor het geven van alle verdere in
lichtingen.
Men schrijft ons uit Biervliet
Sedert het verzoek tot de calamiteusverklaring
van den Thomaespolder tot de staten van ons ge
west gericht werd, is de toestand zeer verergerd.
Ziender oogen neemt de afschuiving toe en nadert
de zeewering. Als leeken kunnen wij niet beoor-
deelen of oogenblikkelijk gevaar dreigt, doch de
toestand wettigt wel eenige bezorgdheid, waar
alom openlijk gezegd wordt dat zonder voorzie
ning de vloeiing des polders binnen een jaar een
voldongen zaak zal zijn. De polder telt 3 scboone
hofsteden en is in, 1845 ingedijkt.
Van een andere zijde ontvingen wij ook de
volgende noodkreet
Zijn er in de laatste dagen verscheidene menschen
op Neêrlands kusten door de onstuimige zee
verzwolgen, ook de bewoners van den Thomaes
polder staat dat lot binnenkort te wachten. Eer
er hulp in den vorm van calamiteus-verklaring
zal zijn opgedaagd, zal de zee haar prooi, die
men indertijd aan haar ontwoekerde, hebben
ftgroverd. Met verbazende snelheid nadert de
diepte den oever, zoodat alleen dadelijke
voorziening een catastrophe kan voorkomen.
De calamiteus-verklaring zal in de aanstaande
zomervergadering van de provinciale staten geen
twistappel, zooals de Sophiapolder van Noord-
Beveland, behoeven te zijn. Het fait accompli,
waarvoor men zal staan, zal een bewijs te meer
zijn voor de ons dikwijls door onze voortvarende
zuiderbroeders verweten traagheid; alles moet hier
Op zijn elf-en-dertigst gaan.
De werken ter verdediging van den Angelina-
polder zijn onderhands aanbesteed aan den beer
P. Monjé te Breskens en zullen binnenkort aan
vangen teneinde door spoedige hulp grootere
onheilen te voorkomen. Hier heeft men echter
uitsluitend met Belgische grondeigenaren
te doen.
Nu men bezig is nieuwe muntbiljetten van tien
gulden» te maken, zou, als het nog niet te laat
is, van de volgende opmerking van een onzer
lezers gebruik kunnen gemaakt worden.
Onze iawibiljetten bevatten tweemaal bet num
mer en de serieletters en dat aan de kanten, de
mwnibiljetten slechts eenmaal en wel in bet midden.
Dit heeft tengevolge dat bij het vouwen in vieren
de genoemde onderscheidingsteekens bij de bank-
biljetten ongeschonden bljjven en bij de mzmibiljetten
wel eens onleesbaar worden. Ik heb althans wel
eens een muntbiljet in handen gehad, waarvan
een cijfer verdwenen was. Hoe ouder zij worden,
hoe grooter natuurlijk dit gevaar wordt. Nu laat
men de muntbiljetten in de laatste jaren wel
niet heel oud worden (de nu gangbare bestaan
nog niet heel lang), maar door het voorbeeld der'
5anfcbiljetten te volgen, voorkomt men in elk
geval bet genoemde ongerief.
Na langdurige discussiën is gisteren in de
Tweede kamer door den minister van de begroo
ting voor koloniën teruggenomen de post van
12.000 voor twee docenten in de oude talen
te Batavia.
Z. M. beeft benoemd tot ontvangers der bela»-
tingen te Amersfoort F. W. J. H. Teugbergen,
thans te Leidente Raalte .W.B. de Bruijn, thans
te Harmeien.
De mail, loopende tot 26 October, brengt uit
Atjeh weinig nieuws. Er zijn eenige schoten
gelost op onze posten. De gezondheidstoestand
laat te wenscben over en ook de berri-berri is
ongunstig.
De voordracht voor onderwijzer aan de school
te Rilland bestaat uit de heeren J. V. Koeveringea
te Rilland, en P. Markusse te St. Pbilipsland.
Te Rotterdam staan op de voordrachten voor
onderwijzer de heeren J. Risseeuw te 's Graven-
zande en J. Blankert te Nieuwdorplaatstge
noemde als no. 1
Arrondissementsrechtbank te Middelburg.
De rechtbank deed beden, in tegenwoordigheid
van een zeer talrijk publiek, uitspraak in de be
kende, en door ons de vorige week zeei uitvoerig
meegedeelde zaak tegen Pieter de Koeijer, 43 jaar
oud, arbeider, wonende te Yerseke, beklaagd van
moord met voorbedachten rade, gepleegd op de
vrouw van C. Meijaard.
De rechtbank veroordeelde hem ter zake van
doodslag, gevolgd van diefstal, waarbij de schul
dige bet weg te nemen goed onder zijn bereik
beeft gebracht door middel van braak en gepleegd
met bet oogmerk om de uitvoering van den diefstal
gemakkelijk te maken, tot eene gevangenisstraf
van 20 jaren, benevens ontzetting voor den tijd
van 22 jaren van de vaderlijke macht en bet
recht om te zijn voogd of toeziende voogd, cu
rator of toeziende curator over eigen en anderer
kinderen.
Zooals men weet eiscbte bet openbaar ministe
rie levenslange gevangenisstraf.
Ter completeering van ons verslag dienen wij
hierbij nog te melden dat ter behandeling van
deze zaak de rechtbank was samengesteld uit de
heeren mrs. J. van der Lek de Clercq, president,
S. Gratama Hzn. en Pb. J. van der Beke Callenfels,
rechters, jhr. J. F. Schuurbeque Boeije, ambtenaar
van bet openbaar ministerie, en jbr. W. H. Snouck
Hurgronje griffier.
Zooals wij vroeger meldden werd de veroor
deelde verdedigd door den beer mr. M. J. de
Witt Hamer,
Verder deed. de rechtbank uitspraak in de,
eveneens door ons uitvoerig medegedeelde zaak
tegen C. M. G., 42 j., houthandelaar te Middel
burg, appellant van een vonnis van den kanton
rechter te Middelburg, waarbij bij tot 1 boete
was veroordeeld ter zake dat in den namiddag
van 23 Maart 1888 bevonden werd, dat de faeca-
liën van drie secreten, behoorende bij perceel Q
no 33 te Middelburg en bij beklaagde in gebruik,
uitloopen in een kanaaltje, welk kanaaltje zich
ontlast lil S?0- sloots loopende langs den Looijers-
singel te Middelburg, en zulks zonder vergunning
van burgemeester en wethouders te Middelburg.
De rechtbank bevestigde bet vonnis van den
kantonrechter.
Meineed.
Voor dezelfde rechtbank werd verder behandeld
de zaak tegen J. G. den B. van den B., 24jaar,
onderwijzer, wonende te Bergen op Zoom, geboren
te Krabbendjjke.
Deze is beklaagd dat hij op 21 September 1888
ter openbare terechtzitting der arrondissements
rechtbank te Middelburg als getuige, onder eede
geboord in de strafzaak tegen Pieter de Zeeuw,
opzettelijk eene valscbe verklaring heeft afgelegd
door in strijd met de waarheid het navolgende
te verklaren: »Op 22 Juli j 1., des avonds circa 9
uren, zag ik dat Picavet en De Zeeuw ruzie had
den en tegen elkaar aanliepen en ik boorde met
een stok slaan, doch ik weet niet wie geslagen
heeft, wel heb ik gezien, dat alleen De Zeeuw-
een stokje bad. Ik heb echter geen van beiden
zien slaan".
In deze zaak waren van wege bet O. M. acht
getuigen gedagvaard, terwijl van de zijde der ver
dediging, die door den heer mr A. C. A. Jacobse
Boudewijnse gevoerd werd, vijf getuigen a décharge
werden voorgebracht.
In de eerste plaats werd bekl. gevraagd of
bij erkende de bedoelde verklaring afgelegd te-
hebben en of' hij bjj die verklaring bleef volhar-